DE ZEEUW
TWEEDE BLAD.
ORANGE
HET ADRES
A. WIL KING
I
Voor den Zondag.
Fa J. A. L. G. WITTE S
LANGS DEN AFGROND.
1*1 AM I r L f I T l 1 I i
Zoeklichtjes.
Uit de Provincie.
troebele Slnaasappelllmonade
FEUILLETON
I
VAN
ZATERDAG 26 MEI 1928. No. 201.
PINKSTERFEEST.
Hiji zal ui een anderen Troos
ter geven. Joh. 14; 16.
Wip mogen weer Pinksterenl vieren.
Voor wie God vreest, wordt op dit
feest een bron van vertroosting ontslo
ten.
Immers predikt ons Pinksteretal, dat
Gods Heilige Geest woont in de Ge
meente; dat Hij ook werkt in de wereld;
en dat Hij ten slotte over alle demoni
sche machten zal triumfeeren.
Hoe machtig heeft die Heilige Geest
zich niet geopenbaard in Christus' Kerk.
Op den doorluchten Pinksterdag kwam
Hij wonen wm de Gemeente des Zoons,
om nimmer meer van haar te wijken!.
Stroomen van hieuw geestelijk leven
deed hiji telkens weer ovetr dorre akkers
vloeien.
En Hij jpoik was het, die zegenend in
werkte op het leven der wereld.
Hoe dikwerf scheen het, alsof de geest
uit de diepte volkomen zou triumfeeren.
Maar na donkere dagen) brak dan toch
weer het licht des Geestes door.
Op tijden van inzinking en geestelijke
dofheid, van zcmdeverwording en verne
dering liet Hij volgen heerlijke Reveils,
geestelijke opwekkingen; dagen!, waarin
Zijn kracht in de Gemeente en ook in het
volkerenleven weer alom' werd aan
schouwd.
Daarom vertwijfelen wij nul niet en
nooit.
Te midden van afval eni ongeloof, van
zonde en ongerechtigheid, houidt Christus'
Gemeente stand.
Omdat de Trooster bij haar blijft.
En diezelfde Geest werkt door da Get-
meente in op de wereld.
Hij deelt ook gaven van algemeens ge
nade uit onder de volken1.
Hiji wekt liefde voor recht en gemeen
schap1. Hiji laait niet toe, dat Satan reeds
het leven hier op aarde ten volle maakt
tot een 'hel.
Ook nu is de Heüige Geest niet van ons
geweken.
Er is nog een levende Gemlaentej!
En in da wereld is nog niet alles
donkerheid. Lichtstralen van Gods genade
verhelderen nog ©nis levenspad. 1
Maar wel is het noodig, dat het Pink
sterfeest ons bezieling schenkt in den
strijd, dien wij in dezetol tijd hebben te
voeren. l
Een strijd, niet tegen „vleesch en
bloed", maar tegen de machten dezer
eeuw, tegen den vorst der duisternis, to
gen den geest, die niet is uit God.
Een strijld om', kon het zijn, de volken
te onttrekken aan1 de invloeden van den
Eooze en ze te stellen onder de zegenrijke
inwerking van' den Geest uit den Hooge.
In ons is tot dien strijd geen kracht.
Hoe dikwerf bedroeven ook wij dien
Geest niet!
Hoeveel doodigheid en --ingezonkenheid
des geestelijken levens is er niet menig
maal! Hoeveel reden geven wijl aan die
wereld, om de oprechtheid van ons be
doelen te verdenken.
Hoe dikwijls is daar geen harmonie
tusschen onze belijdenis en ons handelen.
Daar is in ons leven zoo vaak een
dualisme, dat een oneer is voor Christus'
na;am N
WIJNHANDEL DOES - TEL. 264
fl.— per flesch.
(Vrjj naar het Engelsch.)
84.)
„Wip willen het tegendeel hopen. Juist
hars medewerking kan de zaak het spoe
digst tot een gewenscht resultaat brengen.
D^e vraag is, of het kind niet het een
of ander herkenningsteefcen had, alleen
aan de moeder bekend."
„Dat is waar ook", riep Sir George op
springende, „daar heb ik in 't geheel niet
aan gedacht. Het kind! had een moeder
vlekje op een van de armen-even 'boven
de pols. Ja, zeker. Lady Penrith zal er
alios van weten. Gijl hebt1 gelijk, wij moe
ten haar de zaatk mededeelen, maar; voor
zichtig voorzichtig."
Een oogenblik later begaven de bei
de heeTen zich naar de bibliotheek, waar
zij Lady Penrith vonden, verdiept in de
lezmg van een pas uitgekomen boek.
Mot haar gewone vriendelijkheid begroette
zij Mr Smith, als een oude bekende,
611 hem uit te blijven eten.
„Ik maak gaarne gebruik van uw Aan-
Reeds in de eerste Christengemeente
besefte men levendig, dat alle dualisme
geoordeeld was. Zie het maar aan de
groote offervaardigheid, aan dat afstand
doen van sociale voorrechten.
Verootmoedigen .wij ons dan voor het
aangezicht Gods,!
Stijge het gebed uit onze ziel op, dat
kracht ,uit den Hooge rijkelijk over ons
geestelijk-moeden, word© uitgestort.
Dan, door den Geest bezield en geleid,
zullen ook wij spreken van de groote
werken Gods. Dan zal er kracht uitgaan
van ons woord, zullen wij aantrekken
door onze daad.
Welk een machtigen invloed is er in de
wereld niet uitgegaan van de kleine
groep, daar op het Pinksterfeest in Je
ruzalem vergaderd!!
Er is thans in breede kringen' weer een
verlangen naar religie.
Het materialisme bevredigt niet.
Maar al moge er in de „entgötterie
Welt" een verlangen leven naar iets hoo-
gers dan het stoffelijke en zinnelijke, al
moge er bij velen teleurstelling zijn over
de resultaten _yan onze meer technische
dan ideëele „cultuur", daarmede is
op zich zelf nog slechts weinig gewonnen.
Alleen bij het Kruis wordt de vrede
gesmaakt.
Alleen de Pinkstergeest leidt in d©
waarheid, waarnaar zonder Hem vruchte
loos wordt gezocht.
Bidden wij: dan tot oiazen God of h'et
Hem behagen mocht, den wind des Gees
tes weer krachtig te doen blazen in de
Gemeente, opdat allen zich aangorden
tot kloeke daderi!
KOM, HEILIGE GEEST.
Kom, Heilige Geest, daal op ons neer,
Bezoek de ziel der uwen weer,
Vervul met Uw genadekracht
De harten door U voortgebracht.
Gij, die de Trooster wordt genoemd,
Des Allcriioogsten gaaf geroemd,
De levensbron, de vlammengloed,
De liefde en zalving van 't gemoed.
Gij, zevenvoudig gavenpand,
De vinger van Gods rechterhand',
Des Vaders trouw beloofde goodl,
Die dei uwen talen spreken] doet.
Ontsteek uw licht in ons verstand,
Stort in ons hart der liefde brand,
Versterk door uwe kracht altijd
Het zwakke lichaam in 'den strijld.
Jaag Satan ver op onze bel,
En schenk ons uwen zoeten vree;
Geef, dat wij, aan uw leiding trouw,
Vermijden wat ons schaden zou.
Maak ons in 't licht, dat Gijl ons zendt,
Den Vader en den Zoon bekend';
Doe ons gelooven 'tallen tijd
In -U, die Geest .van Beiden zijt.
i 1
Lof zij den Vader en den' 'Zoon,
Die opgestaan is 'uit de doön,
En aan den Trooster, met Hen één,
Door aller eeuwen eeuwen heen.
(Oud Kerklied.)
BRIEVEN UIT HET LAND VAN
CADZAND.
XI.
Belgische praatjesmaker in actie.
Wat de beste remedie was, maar
niet mag. Hoe men in ons landje
denkt over het Belg worden. De
taak van 't Vaderland. Het gevaar
in den blinde weg buitenlanders te
naturaliseeren.
Enkele dagen geleden werd in de bla
den vermeld:
Uit Temeuzen wordt bericht: Alhier
schutte langs de groote Westsluis het
pleizierjacht „Mercator", komende van
Antwerpen, met een gezelschap Belgen,
dat, te oordeelen naar het aantal heeren
in priesterkleeding, die aan boord wa
ren, onder geestelijke leiding stond. Dit
gezelschap heeft op sluisdeuren en den
schutkolkmuur briefjes geplakt, waarop
te lezen stond: „nous voulons notre Es-
caut, w\j- eischen onze Schelde. J. N."
Door de zorgen van den rijkshaven-mees-
ter zijn die driefjes verwijderd. Telefo
nisch werd mededeeling gedaan aan de
rijkspolitie te Sas van Gent, om herhaling
bod", antwoordde de rechtsgeleerde, d'och'
eerst heb ik nog eenige zaken met Sir
George te behandelen, waarbijl uwe tegen
woordigheid zeer .gewenscht is."
Lady Penrith zag hem verbaasd aan.
Sir George zeide niets, maar speelde met
een vouwbeen. Mr Smith kuchtte verlegen.
Geen van beiden scheen te weten boe de
zaak aan te vatten.
„Is het over de ontdekking te Wheal
Anthony?" vraagde Lady Penrith, van
den een naar den ander ziende.
„Neen, Lady Penrith, heit betreft een
andere ontdekking. En daarop bracht de
advocaat haar zoo omzichtig mogelijk op
de hoogte, van betgeen er gebeurd was.
De arme vrouw werd doodsbleek. „Laa.t
mij de kleertjes zien," riep zij hartstoch
telijk. „Zou ik het kindergoed niet ken
nen, dat ik steek voor steek zelf genaaid
heb?"
„Doe uw best om bedaard te blijven,
Mylady," zeide Mr Smith, terwijl hiji het
pakje losmaakte. Maar voordat hiji er aan
dacht, had zij heit hem uit de banden!
gerukt, en was er mee naar bet venster
gesneld. Eén blik op de kleertjes was
voldoende. Ademloos liet ziji zich in een
stoel vallen, en kuste hartstochtelijk het
kleine jurkje.
„Mijn lieveling! Mijti lieveling!!" riep
zij, terwijl de tranen baar la!ng3 de wan-
van het bedrijf op Nederlandsch gebied
te voorkomen.
Nu zullen we dit flauwe gedoe niet
hooger aanslaan dan het verdient. De
beste remedie was, de kwajongens ook
als zoodanig te behandelen en ze een pak
.op de broek te geven, maar misschien
kwamen daar internationale verwikkelin
gen uit voort, en dus heeft de rijkshaven
meester maar verstandig gehandeld en
de vodjes verwijderd.
Maar al slaan we het niet hooger aan
dan het verdient, het altijd weer laten
passeeren heeft ook zijn schaduwzijde.
De heeren mochten eens gaan denken,
dat in Holland alles mag.
Het is daarom, dat ik er in dezen brief
een en ander over wensch te schrijven.
En dan kan ik wel beginnen met op te
merken, dat de inwoners van Zeeuwsch-
Vlaanderen zich over heel de annexi-
onistische beweging niet druk maken. Vlak
na den grooten oorlog, toen het zoo lang
zamerhand doordrong tot de mensc.hen,
dat er toch wel eenig gevaar bestond,
heeft men zich als een man uitgesproken
dat men Nederlander was en bleef. En
daarbij is het gebleven. De Z.-Vlamingen
vinden het te bespottelijk, om er over
te praten dat hun landje een deel van
België zou worden. Men mag wel graag
een uitstapje maken naar Brugge of Gent,
of naar de kust, maar iu het algemeen
gesproken, bestaat er niet de minste sym
pathie tusschen de Zeeuwsch-VIamingen
en de Belgen.
Trouwens, het kan ook haast niet. In
aanleg, in levensopvatting, in ontwikke
ling, is er zoo'n hemelsbreed verschil
tusschen den- echten Cadzandenaar en den
Belg, dat de kloof niet te overbruggen is.
Dat is trouwens maar goed ook. Wanneer
er bij de Cadzandenaars ook maar een
klein beetje sympathie voor de Zuidelijke
buren was, dan waren er dingen genoeg
om die sympathie te doen toenemen, en
omgekeerd, indien wij niet zulke ras
echte Nederlanders waren „Den Vaderlant
getrouwe", dan waren er dingen genoeg,
die ons van Nederland zouden doen ver
vreemden. Want, Nederland heeft ons niet
verwend, een aansluiting met België, zou
ons in heel wat opzichten vooruit helpen.
We hadden dan kans binnen enkele maan
den een spoorverbinding te krijgen van
Gent, Brugge naar Breskens, een electri-
sche lijn langs de kust, herleving der vlas
industrie, toekomst voor Breskens als in
voerhaven voor West-Vlaand eren. En toch
we wenschen het niet, of liever we wen-
schen het wel, maiar we willen het niet
verkrijgen ten. koste van ons Nederlander
schap.
Maar laat het Vaderland dan ook zijn
kinderen daar in dien verren uithoek over
de Schelde niet vergeten, maar alle krach
ten inspannen om die streek met zijn
rijken grond, tot grooten bloei te brengen.
En Iaat verder Den Haag ook toezien,
dat de Belgische invloed zich niet uitbrei
de; van zekere zijde is er de laatste jaren
veel gewerkt om Belgen te naturaliseeren
om zoo het kiezerscorps te vergrooten,
zoo wordt natuurlijk de Belgische invloed
versterkt, daar die genaturaliseerde,
nieuwbakken Nederlanders met hun sym
pathieën nog maar al te zeer naar het
Zuiden uitgaan.
Het was dan ook zeer wenschelijk, wan
neer aanvragen om te worden genaturali
seerd, in Den Haag binnenkwamen, eerst
een ernstig onderzoek werd ingesteld, wat
de Aanvrager daartoe bewogen heeft. Er is
b.v. in ons landje van Cadzand een plaats
waar door zekere partij tooneelavonden
worden georganiseerd en de opbrengst be
steed wordt om Nederlanders te bakken.
En dat is in de toekomst een groot ge
vaar. Nederland, let op uw saeck!
voor Manufacturen
Dames- en Klnderconfectle
Tapijten Gordijnen
Bedden Ledikanten en
aanverwante artikelen Is
GOES
HULST
gen stroomden. „Eindelijk! ja eindelijk!"
„En gijl weet zeker, dat het gevonden
kind deze kleertjes gedragen' heeft?"
vraagde zij: weer opstaande, en het jurkje
in de hoogte houdende.
„Dat weten wij zeker, Mylady," ant
woordde Mr Smith. „Maar h'et is nog geen
afdoend bewijs, dat
„Ja, dat is het wel," viel zij hem driftig
in de rede. „Ik heb hem gezien. Ik ken
hem. 0! hiji is zoo braaf, en1 zoo knapi, en
zoo goed. Ik .gevoelde mij opi Ket eerste
gezicht tot hem aangetrokken. O, George,
laat heim spoedig spoedig thuis ko
men."
„Liefste, windui .niet zool op," zeide
Sir George, die tot nu toe gezwegen
had. „Wij moeten in deze zaak niet met
overhaasting te werk gaan. Wijl moeten'
voorzichtig handelen. Men kan het kind
verwisseld hebben."
„Neen, dat heeft men niet," hernam zijl.
„Hij is bet evenbeeld van hetgeen gijizelf
op dien leeftijd waart. Neen, ik kan mij
niet vergissen." 1
„Had uw kind het een of'ander bizon
der teefcen, waaraan gijl het zoudt kunnen
herkennen?" vraagde de rechtsgeleerde
op bedaarden, zakelijken 'toon. „De ont
dekking, dat een kind deze kleederen
heeft gedragen, is nog niet het bewjjlS',
dat het uw kind geweest is."
UIT HET ZEEUWSCHE VERLEDEN.
Door A. M. Wessels.
XXVII.
Goesche Epigraphie.
II.
Over de Oude Vischmarkt komende,
treden wij de Lombardstraat in, welke
haar naam ontleende aan de Bank van
Leening of Lombard, die daar eertijds
gevestigd was. Later verhuisde de Bank
naar een andere straat, doch de eenmaal
aangenomen naam bleef tot op den dag
van heden.
Op den Opril van de Markt, waren de
woningen ook niet zonder namen. Het
•hoekhuis „de Vljjt" droeg vroeger den ty-
pischen naam „de Gaper". De gevelsteen
een mannelijk gelaat, met wijd geopenden
mond, is in het archief bewaard.
Jammer, dat Goes niet een fraai en
ruim Museum bezit, waar alles, wat de ge
schiedenis van deze stad betreft, volko
men tot zijn recht kan komen.
Eenige huizen verder had men het huis
„In de Assiebak", thans bewoond door
den boekhandelaar van Riet. Wel een
zonderlinge 'naam.
Ook trof men op den Opril op een
der huizen nog een grooten steen aan,
met dit gedicht:
„Als men 't jaar 1554 had geschreven,
Den tweeden Juli (vat wel 't verstand)
Was de liefde Gods van ons allen ver
dreven
De een benijde de ander aan allen kant
Dies zijn wij geplaagd met een vrees
lijken brand."
Deze steen was daar geplaatst naar
aanleiding van den grooten brand in 1554.
Een felle Noord-Oosten-wind droeg het
vuur verder en verspreidde een alles ver
teerenden vuurregen over de stede Ter
Goes. De meeste huizen, met stroo en
riet gedekt, stonden weldra in lichte laaie.
Drie vierde van de stad werd in de asch
gelegd en wat met groote moeite en taaie
.volharding aan de wateren ontwoekerd
was, ging thans in een vuurgloed ten
onder.
De oorzaak van deze voor Goes zoo
rampvolle brand is niet in de archiefstuk
ken na te gaan. Op den Opril werd de
brand gestuit en de gevelsteen ingemet
seld in het pand, dat het eerst de vuur
zee ontkwam.
Van den Opril komen wij door de „Gou
den Muilstraat", genoemd naar het huis,
dat er stond: „In den gouden Muil." op
de Vlasmarkt, die haar naam ontleent
aan den vlashandel, die uitsluitend op
dit plein uitgeoefend werd.
Hier vond men vroeger fraaie gevel-
steenen, waarvan er nog een paar te
zien zijn.
In den gevel van het huis van dhr
Kole (slagerij) ziet men een fuik, ter aan
duiding van het huis, dat den naam „In
het Visschertje" droeg.
Het hoekhuis van de familie Geense,
bevat een steen, die zinspeelt op ©en
'der drie schutterijen, die men hier oud
tijds had. Zij stelt een schutter voor, die
zijn boog spant, met dit bijschrift:
„Dit huis is God bekwaem.
In de St. Bastiaan
Is zijn Naam."
Verder had men op dit plein nog het
huis „De Vlasblom".
De Wijngaardstraat ingaande welke
naam vermoedelijk ontleend is aan een
huis „In den Wijngaard" komen wij bij
de voormalige Chr. School, waar vroeger
de bierbrouwerij de Gans stond. Een eind
je verder had men een kleine herberg
(tegenover het huis van weth. Mr J. W.
Goedbloed) die den naam droeg „In het
Vierendeel". De kleine gevelsteen, of
schoon zeer verweerd, is nog te zien,
terwijl de letters als men het weet
nog tamelijk goed te lezen zijn.
Ongeveer 150 Meter verder had men
een der stadspoorten de Koepoort
welke nu reeds lang afgebroken is.
In de Zusterstraat genoemd naar
het voormalige klooster van de zwarte
zusters had men het huis „De Klom
pendans". Dit huis, thans eigendom van
dhr I. Fokke zal vermoedelijk, afgaande
op den typischen naam wel een herberg
geweest zjjn.
De Singelstraat doorloopende komen we
op "de Kreukelmarkt. Deze heeft haar
naam ontleend aan den handel in ali-
„O, 'gij wetgeleerden!" zeide zij! met een
glimlach, altijd traag in het gelooven, zoo-
al niet hart van harte. Maar ik kan ui
geruststellen. Mijn kind had een moe
dervlekje op den linkerarm, even boven
de pols. Zajit gij nu voldaan?"
„Volkomen, en, 'ik hoop, dat d'e Jonge
man, die Paul Vivian genoemd' wordt, zal
blijken uw zoon te wezen."
„Daaraan twijfel ik niet," antwoordde
zij. „Maar laait hem onmiddellijk hier
komen George. Wijl moeten 'koe spoedig
mogelijk zekerheid hebben."
„Gij moet nog een weinig geduld oefe
nen, Mylady. Hij is op het ©ogenblik
niet te Benwharft en zijn a,dres je Lon
den is mijl niet bekend."
„Maar dat is gemakkelijk te krijgen,"
antwoordde zij snel. „Mary Vivian weet
natuurlijk waar hij te vinden is."
„Diat is waar, lieve," zeide Sir George.
„Ik zal morgen onmiddellijk zelf naar
haar toegaan, en zorgen, dat het geheim
zoo spoedig mogelijk opgehelderd wordt."
Het gevolg hiervan was, dat Malry be
last werd met de bezorging van een,
brief voor Paul. -In haar angst en bezorgd
heid over David vergat ziji dien, echter
geheel en al, en biet duurde een ganscha
week voordat het schrijden van'Sir Geor
ge zglu bestemming bereikte.
Sommige memschen kijken graag naar 't
verleden. Zij zweren bij de vaderen van wie ze
zoo heel veel goeds weten te vertellen in
tegenstelling met „de jongeren" van wie ze
weinig goeds verwachten.
Nu denk ik er niet aan over „de vaderen"
iets kwaads te zeggen al vergeet ik niet
dat deze term nogal onbepaald is en dat ook
die vaderen zondige mensohenkinderen waren.
Maar ik kan het tooh ook niet toejuichen
wanneer over het opgroeiend geslacht nooit
anders dan met een bedenkelijk hoofdschud
den wordt gesproken.
Ik geef toe, er zijn wel eens weinig moed
gevende verschijnselen. Maar er is toch ook
nog veel dat hoopvol stemt.
Toen ik op Hemelvaartsdag vanuit de verte
de bondsvergaderingen van de Christelijke
jongelingsschap volgde en duizenden jonge
lingen eenstemmig hoorde uitspreken dat ze
wenschen vast te houden aan de onverander
lijke waarheid van het Woord Gods, werd
'tmü warm om het hart.
Zeker, ook hier zal 'tniet alles goud zijn
wat er blinkt. Maar 't blinkende goud was
er dan toch.
Er is veel wat in onze dagen tot bezorgd
heid kan stemmen. Maar met dank mag 't
erkend, de „hoop der toekomst" geeft nog
hoop voor de toekomst.
OPMERKER
kruiken of kreukels, die s_pecïaal op dit
plein verhandeld werden.
Hier heeft men ook het Schuttershof,
dat vroeger, blijkens den steen „Van On-
geneugten Vrij" heette.
In dit gebouw was de Schutterij geves
tigd, wier patroon was St. Joris. Hun
schild was een rooid kruiis op een wit
veld. Het devies was vastgelegd in ge
noemde spreuk.
Een vreemde uitdrukking vooirzeker. Zij
ontleende haar oorsprong aan Gravin
Jacoha van Beieren. Zij moet bij een Op-
schote, waar zij tof Schutterskoningitii
werd verklaard, gezegd hebben, diait zijl
zich hier in Ter Goes met de poorters
en poorteressen gelukkig gevoelde, nu zij
hier op het Slot Oostende „van die om-
geneugten vrij" was, die ?dji elders in
haar bewogen Jeven zooveel hieieft onder
vonden.
(Slot volgt.)
Goes. Tentoonstelling van Ar
me ens ch handwerk. Overal, waar
mej. de Witte uit Utrecht verteld heeft
van de ontzaglijke ellende, waarin het
Armeensche volk verkeert, is er eenige
deelneming gekomen in die harten van
vele Christenen. Gaarne wordt bijlgedra
gen, om te trachten iets van dien nood
te lenigen. In vele plaatsen zijn corres
pondenten aangesteld, om1 geregeld de
bijdragen te innen voor de verpleging
der zieken in Armenië-
Nu heelt het geeuwsche comité Phila
delphia het initiatief genomen te Goes
op 29 en 30 Mei a.s. een tentoonstelling
le houden van Armeettsch hand- en weeft
werk, uitsluitend vervaardigd door de Ar
meensche vluchtelingen (het weefwerk
door blinde kinderen).
Gaarne vestigen wij! op die tentoonstel
ling vooraf de aandacht onzer lezeressen.
Ongetwijfeld zullen er velen komen kijken
en koopen. Men zie de advertentie in
dit nr.
Wo If aarts dijk. Donderdag hield de ver-
eehiging weegbrug „De Hoop" haar jaar
vergadering. Uit het verslag van den
penningmeester bleek, dat de stichtings-
kosten met levering en plaatsing der
weegbrug en het bouwen van het ge
bouwtje de som van f2017.11 bedroe
gen. Aan weegloon was ontvangen
f295.13; uitgegeven aandeelem! 76. Aan
dividend werd uitgekeerd aan aandeel
houders 6 pet. Als weger werd herbe-
noemd H. van Leerdam en als reserve-
weger D. Meeuwse. Het weegloon voor
19281929 werd vastgesteld. Als be»
bestuurslid werd met groote meerderheid
van stemmen herkozen! dhr A- WejjjnsL
Het reservefonds is groot f314.77.
Ellewoutsdijk. In de Donderdag ge
houden vergadering van Ingelanden van
het Waterschap Ellewoutsdijk werd goed-
HOOFDSTUK XL.
H e, r e e n i g d.
Het was tegen het vallen1 van den
avond, toen Paul Vivian stilhield voor
het hooge hek van het park Farndale.
De zachte schemering van een schoot-"
men Aprildag kleurde de heuvels met een
warmen gloed. De stilte werd slechts nu
en dan verbroken door het g,ehlaat van
een schaap in een naburige schaapskooi,
of door het geblaf van een waakhond'
op bet een ;of andere boerenerf.
Na da drukte en het 'geraas van del
Londemsche straten deed "de kalmte van
dit stille avonduur hem onuitsprekelijk
goed. Onwillekeurig dacht hiji terug aan
het vexleden, toen hiji "des avonds door
de velden van Plenwharf dwaalde, of aan
den tijid die dichterbij lag, toen hij! met zijn
pleegvader op de bank voor bun kleine
hut te Cedar Clreek placht te zitten.
Hij kon ternauwernood een zucht onder
drukken, toen hiji het fraaie park kinnen-
trad. Dit was nu de derde maal, dat hij
zich naar dit statige buitenverblijf begaf.
De eerste keer had 'kapitein Perkins 'hem
gezonden, de tweede maal was hij er
uit eigen beweging heengegaan, en thans
gaf hij gehoor aan een. oproeping vain Sir
George.
(Wordt rarvolgd.J