DE ZEEUW TWEEDE BLAD. ORANGE HET ADRES A. WIL KING I Voor den Zondag. Fa J. A. L. G. WITTE S LANGS DEN AFGROND. 1*1 AM I r L f I T l 1 I i Zoeklichtjes. Uit de Provincie. troebele Slnaasappelllmonade FEUILLETON I VAN ZATERDAG 26 MEI 1928. No. 201. PINKSTERFEEST. Hiji zal ui een anderen Troos ter geven. Joh. 14; 16. Wip mogen weer Pinksterenl vieren. Voor wie God vreest, wordt op dit feest een bron van vertroosting ontslo ten. Immers predikt ons Pinksteretal, dat Gods Heilige Geest woont in de Ge meente; dat Hij ook werkt in de wereld; en dat Hij ten slotte over alle demoni sche machten zal triumfeeren. Hoe machtig heeft die Heilige Geest zich niet geopenbaard in Christus' Kerk. Op den doorluchten Pinksterdag kwam Hij wonen wm de Gemeente des Zoons, om nimmer meer van haar te wijken!. Stroomen van hieuw geestelijk leven deed hiji telkens weer ovetr dorre akkers vloeien. En Hij jpoik was het, die zegenend in werkte op het leven der wereld. Hoe dikwerf scheen het, alsof de geest uit de diepte volkomen zou triumfeeren. Maar na donkere dagen) brak dan toch weer het licht des Geestes door. Op tijden van inzinking en geestelijke dofheid, van zcmdeverwording en verne dering liet Hij volgen heerlijke Reveils, geestelijke opwekkingen; dagen!, waarin Zijn kracht in de Gemeente en ook in het volkerenleven weer alom' werd aan schouwd. Daarom vertwijfelen wij nul niet en nooit. Te midden van afval eni ongeloof, van zonde en ongerechtigheid, houidt Christus' Gemeente stand. Omdat de Trooster bij haar blijft. En diezelfde Geest werkt door da Get- meente in op de wereld. Hij deelt ook gaven van algemeens ge nade uit onder de volken1. Hiji wekt liefde voor recht en gemeen schap1. Hiji laait niet toe, dat Satan reeds het leven hier op aarde ten volle maakt tot een 'hel. Ook nu is de Heüige Geest niet van ons geweken. Er is nog een levende Gemlaentej! En in da wereld is nog niet alles donkerheid. Lichtstralen van Gods genade verhelderen nog ©nis levenspad. 1 Maar wel is het noodig, dat het Pink sterfeest ons bezieling schenkt in den strijd, dien wij in dezetol tijd hebben te voeren. l Een strijd, niet tegen „vleesch en bloed", maar tegen de machten dezer eeuw, tegen den vorst der duisternis, to gen den geest, die niet is uit God. Een strijld om', kon het zijn, de volken te onttrekken aan1 de invloeden van den Eooze en ze te stellen onder de zegenrijke inwerking van' den Geest uit den Hooge. In ons is tot dien strijd geen kracht. Hoe dikwerf bedroeven ook wij dien Geest niet! Hoeveel doodigheid en --ingezonkenheid des geestelijken levens is er niet menig maal! Hoeveel reden geven wijl aan die wereld, om de oprechtheid van ons be doelen te verdenken. Hoe dikwijls is daar geen harmonie tusschen onze belijdenis en ons handelen. Daar is in ons leven zoo vaak een dualisme, dat een oneer is voor Christus' na;am N WIJNHANDEL DOES - TEL. 264 fl.— per flesch. (Vrjj naar het Engelsch.) 84.) „Wip willen het tegendeel hopen. Juist hars medewerking kan de zaak het spoe digst tot een gewenscht resultaat brengen. D^e vraag is, of het kind niet het een of ander herkenningsteefcen had, alleen aan de moeder bekend." „Dat is waar ook", riep Sir George op springende, „daar heb ik in 't geheel niet aan gedacht. Het kind! had een moeder vlekje op een van de armen-even 'boven de pols. Ja, zeker. Lady Penrith zal er alios van weten. Gijl hebt1 gelijk, wij moe ten haar de zaatk mededeelen, maar; voor zichtig voorzichtig." Een oogenblik later begaven de bei de heeTen zich naar de bibliotheek, waar zij Lady Penrith vonden, verdiept in de lezmg van een pas uitgekomen boek. Mot haar gewone vriendelijkheid begroette zij Mr Smith, als een oude bekende, 611 hem uit te blijven eten. „Ik maak gaarne gebruik van uw Aan- Reeds in de eerste Christengemeente besefte men levendig, dat alle dualisme geoordeeld was. Zie het maar aan de groote offervaardigheid, aan dat afstand doen van sociale voorrechten. Verootmoedigen .wij ons dan voor het aangezicht Gods,! Stijge het gebed uit onze ziel op, dat kracht ,uit den Hooge rijkelijk over ons geestelijk-moeden, word© uitgestort. Dan, door den Geest bezield en geleid, zullen ook wij spreken van de groote werken Gods. Dan zal er kracht uitgaan van ons woord, zullen wij aantrekken door onze daad. Welk een machtigen invloed is er in de wereld niet uitgegaan van de kleine groep, daar op het Pinksterfeest in Je ruzalem vergaderd!! Er is thans in breede kringen' weer een verlangen naar religie. Het materialisme bevredigt niet. Maar al moge er in de „entgötterie Welt" een verlangen leven naar iets hoo- gers dan het stoffelijke en zinnelijke, al moge er bij velen teleurstelling zijn over de resultaten _yan onze meer technische dan ideëele „cultuur", daarmede is op zich zelf nog slechts weinig gewonnen. Alleen bij het Kruis wordt de vrede gesmaakt. Alleen de Pinkstergeest leidt in d© waarheid, waarnaar zonder Hem vruchte loos wordt gezocht. Bidden wij: dan tot oiazen God of h'et Hem behagen mocht, den wind des Gees tes weer krachtig te doen blazen in de Gemeente, opdat allen zich aangorden tot kloeke daderi! KOM, HEILIGE GEEST. Kom, Heilige Geest, daal op ons neer, Bezoek de ziel der uwen weer, Vervul met Uw genadekracht De harten door U voortgebracht. Gij, die de Trooster wordt genoemd, Des Allcriioogsten gaaf geroemd, De levensbron, de vlammengloed, De liefde en zalving van 't gemoed. Gij, zevenvoudig gavenpand, De vinger van Gods rechterhand', Des Vaders trouw beloofde goodl, Die dei uwen talen spreken] doet. Ontsteek uw licht in ons verstand, Stort in ons hart der liefde brand, Versterk door uwe kracht altijd Het zwakke lichaam in 'den strijld. Jaag Satan ver op onze bel, En schenk ons uwen zoeten vree; Geef, dat wij, aan uw leiding trouw, Vermijden wat ons schaden zou. Maak ons in 't licht, dat Gijl ons zendt, Den Vader en den Zoon bekend'; Doe ons gelooven 'tallen tijd In -U, die Geest .van Beiden zijt. i 1 Lof zij den Vader en den' 'Zoon, Die opgestaan is 'uit de doön, En aan den Trooster, met Hen één, Door aller eeuwen eeuwen heen. (Oud Kerklied.) BRIEVEN UIT HET LAND VAN CADZAND. XI. Belgische praatjesmaker in actie. Wat de beste remedie was, maar niet mag. Hoe men in ons landje denkt over het Belg worden. De taak van 't Vaderland. Het gevaar in den blinde weg buitenlanders te naturaliseeren. Enkele dagen geleden werd in de bla den vermeld: Uit Temeuzen wordt bericht: Alhier schutte langs de groote Westsluis het pleizierjacht „Mercator", komende van Antwerpen, met een gezelschap Belgen, dat, te oordeelen naar het aantal heeren in priesterkleeding, die aan boord wa ren, onder geestelijke leiding stond. Dit gezelschap heeft op sluisdeuren en den schutkolkmuur briefjes geplakt, waarop te lezen stond: „nous voulons notre Es- caut, w\j- eischen onze Schelde. J. N." Door de zorgen van den rijkshaven-mees- ter zijn die driefjes verwijderd. Telefo nisch werd mededeeling gedaan aan de rijkspolitie te Sas van Gent, om herhaling bod", antwoordde de rechtsgeleerde, d'och' eerst heb ik nog eenige zaken met Sir George te behandelen, waarbijl uwe tegen woordigheid zeer .gewenscht is." Lady Penrith zag hem verbaasd aan. Sir George zeide niets, maar speelde met een vouwbeen. Mr Smith kuchtte verlegen. Geen van beiden scheen te weten boe de zaak aan te vatten. „Is het over de ontdekking te Wheal Anthony?" vraagde Lady Penrith, van den een naar den ander ziende. „Neen, Lady Penrith, heit betreft een andere ontdekking. En daarop bracht de advocaat haar zoo omzichtig mogelijk op de hoogte, van betgeen er gebeurd was. De arme vrouw werd doodsbleek. „Laa.t mij de kleertjes zien," riep zij hartstoch telijk. „Zou ik het kindergoed niet ken nen, dat ik steek voor steek zelf genaaid heb?" „Doe uw best om bedaard te blijven, Mylady," zeide Mr Smith, terwijl hiji het pakje losmaakte. Maar voordat hiji er aan dacht, had zij heit hem uit de banden! gerukt, en was er mee naar bet venster gesneld. Eén blik op de kleertjes was voldoende. Ademloos liet ziji zich in een stoel vallen, en kuste hartstochtelijk het kleine jurkje. „Mijn lieveling! Mijti lieveling!!" riep zij, terwijl de tranen baar la!ng3 de wan- van het bedrijf op Nederlandsch gebied te voorkomen. Nu zullen we dit flauwe gedoe niet hooger aanslaan dan het verdient. De beste remedie was, de kwajongens ook als zoodanig te behandelen en ze een pak .op de broek te geven, maar misschien kwamen daar internationale verwikkelin gen uit voort, en dus heeft de rijkshaven meester maar verstandig gehandeld en de vodjes verwijderd. Maar al slaan we het niet hooger aan dan het verdient, het altijd weer laten passeeren heeft ook zijn schaduwzijde. De heeren mochten eens gaan denken, dat in Holland alles mag. Het is daarom, dat ik er in dezen brief een en ander over wensch te schrijven. En dan kan ik wel beginnen met op te merken, dat de inwoners van Zeeuwsch- Vlaanderen zich over heel de annexi- onistische beweging niet druk maken. Vlak na den grooten oorlog, toen het zoo lang zamerhand doordrong tot de mensc.hen, dat er toch wel eenig gevaar bestond, heeft men zich als een man uitgesproken dat men Nederlander was en bleef. En daarbij is het gebleven. De Z.-Vlamingen vinden het te bespottelijk, om er over te praten dat hun landje een deel van België zou worden. Men mag wel graag een uitstapje maken naar Brugge of Gent, of naar de kust, maar iu het algemeen gesproken, bestaat er niet de minste sym pathie tusschen de Zeeuwsch-VIamingen en de Belgen. Trouwens, het kan ook haast niet. In aanleg, in levensopvatting, in ontwikke ling, is er zoo'n hemelsbreed verschil tusschen den- echten Cadzandenaar en den Belg, dat de kloof niet te overbruggen is. Dat is trouwens maar goed ook. Wanneer er bij de Cadzandenaars ook maar een klein beetje sympathie voor de Zuidelijke buren was, dan waren er dingen genoeg om die sympathie te doen toenemen, en omgekeerd, indien wij niet zulke ras echte Nederlanders waren „Den Vaderlant getrouwe", dan waren er dingen genoeg, die ons van Nederland zouden doen ver vreemden. Want, Nederland heeft ons niet verwend, een aansluiting met België, zou ons in heel wat opzichten vooruit helpen. We hadden dan kans binnen enkele maan den een spoorverbinding te krijgen van Gent, Brugge naar Breskens, een electri- sche lijn langs de kust, herleving der vlas industrie, toekomst voor Breskens als in voerhaven voor West-Vlaand eren. En toch we wenschen het niet, of liever we wen- schen het wel, maiar we willen het niet verkrijgen ten. koste van ons Nederlander schap. Maar laat het Vaderland dan ook zijn kinderen daar in dien verren uithoek over de Schelde niet vergeten, maar alle krach ten inspannen om die streek met zijn rijken grond, tot grooten bloei te brengen. En Iaat verder Den Haag ook toezien, dat de Belgische invloed zich niet uitbrei de; van zekere zijde is er de laatste jaren veel gewerkt om Belgen te naturaliseeren om zoo het kiezerscorps te vergrooten, zoo wordt natuurlijk de Belgische invloed versterkt, daar die genaturaliseerde, nieuwbakken Nederlanders met hun sym pathieën nog maar al te zeer naar het Zuiden uitgaan. Het was dan ook zeer wenschelijk, wan neer aanvragen om te worden genaturali seerd, in Den Haag binnenkwamen, eerst een ernstig onderzoek werd ingesteld, wat de Aanvrager daartoe bewogen heeft. Er is b.v. in ons landje van Cadzand een plaats waar door zekere partij tooneelavonden worden georganiseerd en de opbrengst be steed wordt om Nederlanders te bakken. En dat is in de toekomst een groot ge vaar. Nederland, let op uw saeck! voor Manufacturen Dames- en Klnderconfectle Tapijten Gordijnen Bedden Ledikanten en aanverwante artikelen Is GOES HULST gen stroomden. „Eindelijk! ja eindelijk!" „En gijl weet zeker, dat het gevonden kind deze kleertjes gedragen' heeft?" vraagde zij: weer opstaande, en het jurkje in de hoogte houdende. „Dat weten wij zeker, Mylady," ant woordde Mr Smith. „Maar h'et is nog geen afdoend bewijs, dat „Ja, dat is het wel," viel zij hem driftig in de rede. „Ik heb hem gezien. Ik ken hem. 0! hiji is zoo braaf, en1 zoo knapi, en zoo goed. Ik .gevoelde mij opi Ket eerste gezicht tot hem aangetrokken. O, George, laat heim spoedig spoedig thuis ko men." „Liefste, windui .niet zool op," zeide Sir George, die tot nu toe gezwegen had. „Wij moeten in deze zaak niet met overhaasting te werk gaan. Wijl moeten' voorzichtig handelen. Men kan het kind verwisseld hebben." „Neen, dat heeft men niet," hernam zijl. „Hij is bet evenbeeld van hetgeen gijizelf op dien leeftijd waart. Neen, ik kan mij niet vergissen." 1 „Had uw kind het een of'ander bizon der teefcen, waaraan gijl het zoudt kunnen herkennen?" vraagde de rechtsgeleerde op bedaarden, zakelijken 'toon. „De ont dekking, dat een kind deze kleederen heeft gedragen, is nog niet het bewjjlS', dat het uw kind geweest is." UIT HET ZEEUWSCHE VERLEDEN. Door A. M. Wessels. XXVII. Goesche Epigraphie. II. Over de Oude Vischmarkt komende, treden wij de Lombardstraat in, welke haar naam ontleende aan de Bank van Leening of Lombard, die daar eertijds gevestigd was. Later verhuisde de Bank naar een andere straat, doch de eenmaal aangenomen naam bleef tot op den dag van heden. Op den Opril van de Markt, waren de woningen ook niet zonder namen. Het •hoekhuis „de Vljjt" droeg vroeger den ty- pischen naam „de Gaper". De gevelsteen een mannelijk gelaat, met wijd geopenden mond, is in het archief bewaard. Jammer, dat Goes niet een fraai en ruim Museum bezit, waar alles, wat de ge schiedenis van deze stad betreft, volko men tot zijn recht kan komen. Eenige huizen verder had men het huis „In de Assiebak", thans bewoond door den boekhandelaar van Riet. Wel een zonderlinge 'naam. Ook trof men op den Opril op een der huizen nog een grooten steen aan, met dit gedicht: „Als men 't jaar 1554 had geschreven, Den tweeden Juli (vat wel 't verstand) Was de liefde Gods van ons allen ver dreven De een benijde de ander aan allen kant Dies zijn wij geplaagd met een vrees lijken brand." Deze steen was daar geplaatst naar aanleiding van den grooten brand in 1554. Een felle Noord-Oosten-wind droeg het vuur verder en verspreidde een alles ver teerenden vuurregen over de stede Ter Goes. De meeste huizen, met stroo en riet gedekt, stonden weldra in lichte laaie. Drie vierde van de stad werd in de asch gelegd en wat met groote moeite en taaie .volharding aan de wateren ontwoekerd was, ging thans in een vuurgloed ten onder. De oorzaak van deze voor Goes zoo rampvolle brand is niet in de archiefstuk ken na te gaan. Op den Opril werd de brand gestuit en de gevelsteen ingemet seld in het pand, dat het eerst de vuur zee ontkwam. Van den Opril komen wij door de „Gou den Muilstraat", genoemd naar het huis, dat er stond: „In den gouden Muil." op de Vlasmarkt, die haar naam ontleent aan den vlashandel, die uitsluitend op dit plein uitgeoefend werd. Hier vond men vroeger fraaie gevel- steenen, waarvan er nog een paar te zien zijn. In den gevel van het huis van dhr Kole (slagerij) ziet men een fuik, ter aan duiding van het huis, dat den naam „In het Visschertje" droeg. Het hoekhuis van de familie Geense, bevat een steen, die zinspeelt op ©en 'der drie schutterijen, die men hier oud tijds had. Zij stelt een schutter voor, die zijn boog spant, met dit bijschrift: „Dit huis is God bekwaem. In de St. Bastiaan Is zijn Naam." Verder had men op dit plein nog het huis „De Vlasblom". De Wijngaardstraat ingaande welke naam vermoedelijk ontleend is aan een huis „In den Wijngaard" komen wij bij de voormalige Chr. School, waar vroeger de bierbrouwerij de Gans stond. Een eind je verder had men een kleine herberg (tegenover het huis van weth. Mr J. W. Goedbloed) die den naam droeg „In het Vierendeel". De kleine gevelsteen, of schoon zeer verweerd, is nog te zien, terwijl de letters als men het weet nog tamelijk goed te lezen zijn. Ongeveer 150 Meter verder had men een der stadspoorten de Koepoort welke nu reeds lang afgebroken is. In de Zusterstraat genoemd naar het voormalige klooster van de zwarte zusters had men het huis „De Klom pendans". Dit huis, thans eigendom van dhr I. Fokke zal vermoedelijk, afgaande op den typischen naam wel een herberg geweest zjjn. De Singelstraat doorloopende komen we op "de Kreukelmarkt. Deze heeft haar naam ontleend aan den handel in ali- „O, 'gij wetgeleerden!" zeide zij! met een glimlach, altijd traag in het gelooven, zoo- al niet hart van harte. Maar ik kan ui geruststellen. Mijn kind had een moe dervlekje op den linkerarm, even boven de pols. Zajit gij nu voldaan?" „Volkomen, en, 'ik hoop, dat d'e Jonge man, die Paul Vivian genoemd' wordt, zal blijken uw zoon te wezen." „Daaraan twijfel ik niet," antwoordde zij. „Maar laait hem onmiddellijk hier komen George. Wijl moeten 'koe spoedig mogelijk zekerheid hebben." „Gij moet nog een weinig geduld oefe nen, Mylady. Hij is op het ©ogenblik niet te Benwharft en zijn a,dres je Lon den is mijl niet bekend." „Maar dat is gemakkelijk te krijgen," antwoordde zij snel. „Mary Vivian weet natuurlijk waar hij te vinden is." „Diat is waar, lieve," zeide Sir George. „Ik zal morgen onmiddellijk zelf naar haar toegaan, en zorgen, dat het geheim zoo spoedig mogelijk opgehelderd wordt." Het gevolg hiervan was, dat Malry be last werd met de bezorging van een, brief voor Paul. -In haar angst en bezorgd heid over David vergat ziji dien, echter geheel en al, en biet duurde een ganscha week voordat het schrijden van'Sir Geor ge zglu bestemming bereikte. Sommige memschen kijken graag naar 't verleden. Zij zweren bij de vaderen van wie ze zoo heel veel goeds weten te vertellen in tegenstelling met „de jongeren" van wie ze weinig goeds verwachten. Nu denk ik er niet aan over „de vaderen" iets kwaads te zeggen al vergeet ik niet dat deze term nogal onbepaald is en dat ook die vaderen zondige mensohenkinderen waren. Maar ik kan het tooh ook niet toejuichen wanneer over het opgroeiend geslacht nooit anders dan met een bedenkelijk hoofdschud den wordt gesproken. Ik geef toe, er zijn wel eens weinig moed gevende verschijnselen. Maar er is toch ook nog veel dat hoopvol stemt. Toen ik op Hemelvaartsdag vanuit de verte de bondsvergaderingen van de Christelijke jongelingsschap volgde en duizenden jonge lingen eenstemmig hoorde uitspreken dat ze wenschen vast te houden aan de onverander lijke waarheid van het Woord Gods, werd 'tmü warm om het hart. Zeker, ook hier zal 'tniet alles goud zijn wat er blinkt. Maar 't blinkende goud was er dan toch. Er is veel wat in onze dagen tot bezorgd heid kan stemmen. Maar met dank mag 't erkend, de „hoop der toekomst" geeft nog hoop voor de toekomst. OPMERKER kruiken of kreukels, die s_pecïaal op dit plein verhandeld werden. Hier heeft men ook het Schuttershof, dat vroeger, blijkens den steen „Van On- geneugten Vrij" heette. In dit gebouw was de Schutterij geves tigd, wier patroon was St. Joris. Hun schild was een rooid kruiis op een wit veld. Het devies was vastgelegd in ge noemde spreuk. Een vreemde uitdrukking vooirzeker. Zij ontleende haar oorsprong aan Gravin Jacoha van Beieren. Zij moet bij een Op- schote, waar zij tof Schutterskoningitii werd verklaard, gezegd hebben, diait zijl zich hier in Ter Goes met de poorters en poorteressen gelukkig gevoelde, nu zij hier op het Slot Oostende „van die om- geneugten vrij" was, die ?dji elders in haar bewogen Jeven zooveel hieieft onder vonden. (Slot volgt.) Goes. Tentoonstelling van Ar me ens ch handwerk. Overal, waar mej. de Witte uit Utrecht verteld heeft van de ontzaglijke ellende, waarin het Armeensche volk verkeert, is er eenige deelneming gekomen in die harten van vele Christenen. Gaarne wordt bijlgedra gen, om te trachten iets van dien nood te lenigen. In vele plaatsen zijn corres pondenten aangesteld, om1 geregeld de bijdragen te innen voor de verpleging der zieken in Armenië- Nu heelt het geeuwsche comité Phila delphia het initiatief genomen te Goes op 29 en 30 Mei a.s. een tentoonstelling le houden van Armeettsch hand- en weeft werk, uitsluitend vervaardigd door de Ar meensche vluchtelingen (het weefwerk door blinde kinderen). Gaarne vestigen wij! op die tentoonstel ling vooraf de aandacht onzer lezeressen. Ongetwijfeld zullen er velen komen kijken en koopen. Men zie de advertentie in dit nr. Wo If aarts dijk. Donderdag hield de ver- eehiging weegbrug „De Hoop" haar jaar vergadering. Uit het verslag van den penningmeester bleek, dat de stichtings- kosten met levering en plaatsing der weegbrug en het bouwen van het ge bouwtje de som van f2017.11 bedroe gen. Aan weegloon was ontvangen f295.13; uitgegeven aandeelem! 76. Aan dividend werd uitgekeerd aan aandeel houders 6 pet. Als weger werd herbe- noemd H. van Leerdam en als reserve- weger D. Meeuwse. Het weegloon voor 19281929 werd vastgesteld. Als be» bestuurslid werd met groote meerderheid van stemmen herkozen! dhr A- WejjjnsL Het reservefonds is groot f314.77. Ellewoutsdijk. In de Donderdag ge houden vergadering van Ingelanden van het Waterschap Ellewoutsdijk werd goed- HOOFDSTUK XL. H e, r e e n i g d. Het was tegen het vallen1 van den avond, toen Paul Vivian stilhield voor het hooge hek van het park Farndale. De zachte schemering van een schoot-" men Aprildag kleurde de heuvels met een warmen gloed. De stilte werd slechts nu en dan verbroken door het g,ehlaat van een schaap in een naburige schaapskooi, of door het geblaf van een waakhond' op bet een ;of andere boerenerf. Na da drukte en het 'geraas van del Londemsche straten deed "de kalmte van dit stille avonduur hem onuitsprekelijk goed. Onwillekeurig dacht hiji terug aan het vexleden, toen hiji "des avonds door de velden van Plenwharf dwaalde, of aan den tijid die dichterbij lag, toen hij! met zijn pleegvader op de bank voor bun kleine hut te Cedar Clreek placht te zitten. Hij kon ternauwernood een zucht onder drukken, toen hiji het fraaie park kinnen- trad. Dit was nu de derde maal, dat hij zich naar dit statige buitenverblijf begaf. De eerste keer had 'kapitein Perkins 'hem gezonden, de tweede maal was hij er uit eigen beweging heengegaan, en thans gaf hij gehoor aan een. oproeping vain Sir George. (Wordt rarvolgd.J

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1928 | | pagina 5