DEZEEUW
tweede blad.
Staten-Generaal.
LANGS DEN AFGROND.
sl
van
FEUILLETON
De nieuwste plannen ln zake de elee-
trlficatie der Bevelanden.
ii. .(Slot.)
g s
-sli*
DONDERDAG 22 MAART 1928, Na. 148.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Woensdag.
De doodstraf in indië.
Voortgegaan wordt met de behandeling
van de motie-Kleerekoper tot afschaffing
van de doodstraf in Indië.
De heer L i n g b e e k (H. G. S.) acht de
afschaffing van de doodstraf in strijd met
Gods bestel en vooral in Indië gevaarlijk
voor de handhaving der orde.
De heer DroogleverFortuyn(V.
B.), hoewel geen principieel tegenstander
van de afschaffing, ziet in de motie cri-
tiefc op de Indische regeering, die de af
schaffing niet wil.
De heer Cramer (S. D.) pleit voor
de motie, die niet in strijd is met het
rechtsbewustzijn van den Inlander.
De heer Vi-sscher (A. R.) betoogt,
dat de beer Kleerekoper de zaak te een
voudig heeft opgevat. De staatsmacht heeft
de beschikking over leven en dood, ook al
ontbreekt de doodstraf in ons strafrecht.
Is het ook niet veel ontroerender, als
iemand wordt veroordeeld tot levenslange
gevangenisstraf, tot het langzaam sterven
van een zedelijken dood, dan wanneer hij
op pijnlooze wijze van het leven wordt
beroofd? Is dat laatste niet barmhartiger?
De vraag, of in Indië de doodstraf dient te
worden gehandhaafd, is een vraag van
vergelijkende rechtswetenschap. Men moet
in de Koloniën rekening houden met den
graad van ontwikkeling, de rechtsgewoon
ten en het sociale type der bevolking. Spr.
zal tegen de motie stemmen.
Mej. Kat'z (C. H.) 'zegt dat de Over
heid het redht heeft om met den dood te
straffen. Zij meent, dat de beoordeeling
van de vraag of de doodstraf moet toege
past worden, behoort te blijven bij de In
dische regeering met het oog op de Indi
sche toestanden, waarbij dwang uit Ne
derland moet zijn uitgesloten.
Dhr Van Rijckevors-sel (R. K.)
vindt de kwestie van de doodstraf niet
principieel, doch ontkent, dat er thans
aanleiding zou zijn tot afschaffing over te
gaan.
De heer Beumer (A.-R.) herinnert
eraan, dat dit de vierde maal is binnen 12
maanden, dat de doodstraf hier ter spra
ke komt. Mocht de Kamer zoo onvoorzich
tig zijn deze motie aan te nemen, dan zal
men spoedig vertellen, dat de Kamer de
doodstraf heeft afgeschaft. Niet alleen in
bet binnenland, ook buitenslands zal daar
over gesproken worden, want de indie
ning der motie houdt verba d met een
actie der internationale sociaal-democra
tie, hetgeen haar voor spr. dus niet aan
lokkelijk maakt.
Spr. heeft zijn principieele opvatting
omtrent de doodstraf verleden jaar op 30
Maart verdedigd en die opvatting is sinds
dien ongewijzigd gebleven. Hij meent nog
altijd dat bet de plicht der overheid is do
doodstraf in het strafstelsel op te nemen.
Velen zijn dat niet met spr. eens, maar zij
achten toch de overheid gerechtigd dit te
doen en dat is in dit debat voldoende.
Spr. bestrijdt de opvatting, dat de dood
straf wetenschappelijk veroordeeld is; de
crimineele anthropologic staat in het ge
heel niet op dat standpunt. Men zegt dan,
dat de mensch niet het recht heeft zijn
medemensch te dooden, maar dit argu
ment is verkeerd gebruikt, want het gaat
hier niet om een handeling van een
mensch tegenover zijn medemensch, maar
om een handeling van de overheid. De
mensch heeft evenmin het recht zijn
medemensch in de gevangenis te zetten,
maar de overheid heeft dat recht wel.
Spr. ontkent voorts, dat de Kamer aan
den Minister moet opdragen met de Indi
sche Regeering over afschaffing van de
doodstraf te gaan praten, daar zoowel de
Minister als de Indische Regeering zich
tegen afschaffing hebben uitgesproken
37.)
(Vrij naar het Engelsch.)
HOOFDSTUK XX.
„Dat is een buitengewoon jong
mensch", zeide Sir George, nadat Paul
vertrokken was.
„Jai, dat is hij", antwoordde zijn vrouw,
die aan het venster stond en het rijtuig
nakeek. „Hij is op en top een gentle
man".
„Ik weet zelf niet hoe ik er toe kwam
om hem uit te noodigen met ons te
ontbijten", zeide Sir George. „Ik denk,
dat ik benieuwd was te zien hoe hij
zich gedragen zou."
„Dat was niet heel vriendelijk van u",
hernam zij met een glimlach. „Ik geloof,
dat hij het heel benauwend vond, maar
hij heeft het er werkelijk goed afge
bracht."
„Ja, de knaap heeft een goede opvoe
ding gehad, dat is duidelijk te zien. Wilt
gij wel gelooven, dat hij mij geheel en
al heeft ingepakt?"
„Ik voel mij ook bijzonder tot hem aan
getrokken", zeide zij langzaam, en daarop
slaakte zij een diepen zucht, terwijl hare
oogen die afgetrokken droomerige uit-
Bovendien i» het than* allermin*t het ge
schikte oogenblik, gezien de crimineele
statistiek, gezien vooral de communisti
sche onlusten.
De heer Zandt (S.G.P.) betoogt, dat
de overheid niet alleen het recht, maar
ook den plicht heeft de doodstraf toe te
passen. Spr. zal dan ook tegen de motie
stemmen. Het gaat er hier om den mensch
souverein te maken, heer over dood en le
ven en God's souvereiniteit niet te erken
nen. Als de Regeering thans in Indië geen
droppel bloed zou willen vergieten, zouden
er straks stroomen bloed vloeien.
De heer v. d. He ij de (S.D.) betoogt,
dat de opvattingen van hen die de over
heid den plicht opleggen de doodstraf
toe te passen, stammen uit een beschou
wingswijze die wetenschappelijk en wijs-
geerig veroordeeld is.
De heer Lang man (C.H.) bestrijdt
dit betoog. De zaak, waarom het hier
gaat, kan niet simplistisch worden opge
lost, maar moet bezien worden in het
licht der wetenschap, waarbij' voor spr.
het Chr.-Historische beginsel geldt, dat
de overheid de roeping heeft te straffen,
daar straf vergelding moet zijn. Men moet
daarbij voorzichtig zijn.
De heer J o e k e s (V.D.) steunt de
motie.
De heer Kleerekoper (S.D.A.P.)
wenscht zich niet te hegeven in de theo
logische beschouwingen der tegenstan
ders, maar merkt op, dat het eenigszins
komiek aandoet wanneer men van pro-
testantsche zijde schriftuurlijk en gerefor
meerd door elkaar haalt, zonder bijv.
te denken aan Thomas van Aquino, die
van pet Oude Testament meer wist, dan
verscheidene leden, die daarover hebben
gesprokén. Het eenige stukje theologie,
dat spr. wil laten meespreken is dit,
dat het Noachitische gebod: wie eens
menschen bloed vergiet, diens bloed zal
vergoten worden, geldt voor een iegen-
lij'k, dus ook voor hen, die vrijwillig
naar Indië gaan om menschen dood te
slaan, die hun vaderland verdedigen, doch
die met eeresabels en ridderorden be
hangen worden.
De heer Heemskerk (A.R.): Is dat
niet een oproerige krabbel? (Vroolijkheid.)
Dc heer Kleerekoper (S.D.A.P.) be
grijpt niet het bezwaar, dat Nederland
geen invloed mag uitoefenen op de In
dische Regeering. Wie is verant
woordelijk voor de invoering van de
doodstraf in Indië? Nederland. En wie
is verantwoordelijk voor de handhaving?
Nederland. Van wie anders dan van Ne
derland moet dan het onderzoek uitgaan
naar de wenschelijkheid van de afschaf
fing?
De Min. van Koloniën, dhr Konings
berger dupliceert. Hij is ervan over
tuigd, dat aanneming van deze motie
voor het initiatief van de Inlandsche be
volking en van hare vertegenwoordigers
van ondergeschikte beteekenis zal zijn.
Spr. kent het Oostersche gemoed vol
doende om te kunnen beweren, dat door
de aanneming verwarring zou ontstaan,
omdat daarin een gemis aan lijn bij de
Regeering zou worden gezien. Voor dit
oogenblik en onder deze omstandigheden
moet spr. aanneming der motie beslist
ontraden.
Besloten wordt over deze motie te
stemmen heden (Donderdag) bij den aan
vang der vergadering.
De vergadering wordt te 4.55 verdaagd
tot Donderdag 1 uur.
Nu ga' ik nog iets anders aanhalen uit
den brief van Prof. Feldmann:
„Het door P.N.E.M. aangeboden ta
rief is tot een omzet van ongeveer 1
millioen K.W.U. jaarlijks alleszins re
delijk, maar wordt door de kosten van
de toevoerleiding eveneens te hoog."
Naar aanleiding hiervan een tweetal
opmerkingen. Eerst zij vastgelegd, dat het
tarief der Brabantsche maatschappij, dat
blijkbaar dus, al blijven de Provinciale
Staten er onkundig van, wel aan Prof.
Feldmann is medegedeeld, tot een omzet
van L millioen K.W.U. jaarlijks alleszins
redelijk, het zij dan dat de Raad van Be
stuur allerlei niet duidelijk omschreven
drukking aannamen, welke Sir George
maar al te goed kende.
„Onze Philip zou nu juist zoo oud zijn
geweest", sprak zij, na eenigen tijd gezwe
gen te hebben.
„Ik dacht wel, dat hij u daaraan herin
nerd zou hebben, liefste. Maar wat baat
het, u steeds in het verleden te verdie
pen?"
„Ik doe het niet dikwijls meer", zeide
zij, „maar het bezoek van dit jonge
mensch heeft mij bijzonder getroffen. Hij
deed mij aan u denken, zooals gij waart,
toen ik u voor het eerste ontmoette."
„Maar lieve, hoe kunt gij u zoo iets
verbeelden?"
„Neen, neen, het is geene verbeelding",
hield zij vol. „Het viel mij dadelijk op,
toen ik h m zag. 'tls natuurlijk een toe
vallige gelijkenis, maar eene gelijkenis
die oude en pijnlijke herinneringen heeft
wakker geroepen."
„Hoe eerder gij die dan vergeet des te
beter", zeide hij vriendelijk. „Laat mij
liever wat muziek hooren."
„Indien gij het verlangt", sprak zij op
vragenden toon. En toen hij haar bevesti
gend toeknikte, begaf zij zich naar de
piano en speelde een ha'.f uur lang de
stukken, die haar echtgenoot het liefst
hoorde.
Daarna begaf zij zich naar hare kamer.
Daar verdiepte zij zich in haar eigen ge
dachten en trachtte voor de duizendste
bedenkingen heeft waarbij dl* Raad ech
ter vermijdt om cijfers te noemen. En bo
ven de 1 millioen K.W.U.? Prof. Feldmann
bedoelt niet te zeggen, dat daar boven
het tarief ongunstig wordt. Hij spreekt
over die hoeveelheid omdat in alle bereke
ningen, die in de stukken voorkomen,
nergens verder wordt gegaan dan tot on
geveer 1 millioen K.W.U. per jaar. Elke
aanwijzing ontbreekt hoe de toestand zal
zijn bij grootere afname. Ongetwijfeld zal
men goed doen de, trouwens vrij eenvou
dige, berekeningen over de kosten bij
grootere jaarlijksche hoeveelheden eerst
nog eens te maken en te publiceeren
voordat de voorstellen in verdere behan
deling komen. Dat zal heel wat licht
kunnen geven. Maar verder. De profes
sor zegt, dat de kosten der toevoerlei
ding het tarief te hoog maken. Dat kan
ik vooralsnog niet inzien. Bij eene af
name van 900.000 K.W.U. worden de
stroomkosten, z-ooals ik hiervoor reeds
aangaf, naar de berekening van den Direc
teur men zie blz. 28 bij aanvoer
uit Brabant f 71.725. Uitdrukkelijk zegt
hij de „totale" kosten, wat dus wil zeg
gen met inbegrip van de huur
van den toevoerkabel. Men lette
wel op: de huur van den zoo gevreesden
25000-volt-kabel, want voor 900.000
K.W.U. met eene maximale belasting van
i 605 K.W. kan de 10.000-yolt-kabel niet
meer dienen. Daar tegenover bedragen
de kosten der eigen opwekking f75.000,
dus nog 'altijd eenige duizende .guldens,
meer. Ik- herhaal nogmaals: Er moeten
nauwkeurige berekeningen komen, die za
kelijk aantoonen waarin het voordeel
van de eigen centrale, die wel klein zal
zijn maar niettemin moeite genoeg zal
veroorzaken, bestaat. Vooralsnog is aati
ernstigen twijfel onderhevig of er wel
voordeel is; vooralsnog moet worden ge
vreesd, dat die centrale slechts een stok
paardje is, dat door een machthebbende
bereden wordt en dat te/ wille van die
rijpartij de Brabantsche aanbieding op
zijde wordt gezet.
Nog een andere zin uit don brief van
professor Feldmann behoeft eenige op
heldering. Hij schrijft:
„Waar het oostelijk gedeelte van
Zuid-Beveland door de bestaande gas-
contracten aanvankelijk niet voor
stroomlevering in aanmerking komt,
vervalt ook dit deel, dat het meest
aangewezen zou zijn voor de stroom
levering uit Noord-Brabant, terwijl men
toch een kostbare leiding van 25.000
volt naar Walcheren moest doortrekken,
waarvan de belasting voor het grootste
deel zoo ongunstig mogelijk, namelijk
nabij het einde gelegen is."
Wat praat men toch al maar door over
eene „Mabegkwestie". Die is er kort en
goed niet. Niets zal aan de P.Z.E.M.
beletten om het oostelijk deel van Zuid-
Beveland van meet af aan van stroom
te voorzien, vooral niet als geschiedt wat
Gedeputeerde Staten willen: rechtstreek-
sche levering door het provinciaal bedrijf
aan den verbruiker. Wel hebben eenige
gemeenten verbintenissen aangegaan, die
hare vrijheid van handelen thans be
perken, maar alleen z ij zijn daardoor
gebonden, ieder ander is volkomen vrij
gebleven. Hoogstens zou men, om aan
alle gezeur een einde te maken, kunnen
overwegen om eene eenmalige vergoeding
aan te bieden aan den exploitant der gas
fabrieken; welke vergoeding niet zoo hoog
zou behoeven te zijn dat zij op de totaal-
kosten invloed van groote beteekenis kan
hebben.
Eene tweede vraag moge ik stellen naar
aanleiding van wat Professor Feldmann
hier schrijft.
In Walcheren zullen alleen voorzien
worden de plattelandsgemeenten. In geen
enkele daarvan is industrie. Te zamen
hebben zij hoogstens 20.000 inwoners. Op
welken grond is het nu aannemelijk dat
'zij de meeste stroom zullen afnemen; da.t
dus, zooals professor zegt, het zwaarte
punt der belasting aan het einde van den
toevoerkabel zal liggen? Dat zwaartepunt
zal veel meer in de nabijheid van Goes
liggen. Niet zoozeer nog omdat die stad
zoo groote hoeveelheden zal afnemen,
maar omdat nabij Goes de leidingen naar
Wolph aartsdijkNooTd-Beveland en naar
„de zak van Zuid-Beveland" zullen moe
ten aftakken.
maal licht te doen vallen op het don
kerste tijdperk van haar leven. Maar zoo
als altijd bleven ook thans Jwüra pogin
gen vruchteloos. De herinnering schoot
te kort, en wat duister was bleef duister.
Het verhaal, dat wij den lezer nu gaan
doen is zoo vreemd en onwaarschijnlijk,
dat h6t hem haast ongeloofelijk moot
voorftomen. Maar de werkelijkheid is dik
wijls vreemder dan de verdichting. En
dit is ook hier het geval.
Katharina, of Katie Wilsden was pas
negentien jaar oud, toen zij baar vrooliïk
gezellig tehuis te Londen verliet om Lady
Fenrith en meesteres van Ferndale te
worden. Het eerste jaar van haar huwelijk
vlood voorbij als een gelukkige droom.
Haar liefde voor haalr echtgenoot weid
steeds inniger, terwijl hij zijn bevallige
jonge vrouw als op de handen droeg.
Toen werd hun een kind gebaren, maar
daarna kwam er een donkere wolk aan
den helderen hemel van hun gelukkig be
staan. Lady Penrith kon na de geboorte
van het kind niet op krachten komen,
en die lichamelijke zwakte werd oorzaak
van diepe neerslachtigheid.
In den beginne telden de doktoren deze
ongesteldheid niet veel, zij zeiden, dat
zulk een gedruktheid meer voorkomt bij
jonge vrouwen, wanneer zij uit het drukke
stadsleven in de stilte van een landgoed,
overgeplaatst werden. Zij twijfelden eir
niet aan, of Lady Penrith zou binnen een
Opgemerkt moet borenditm worden, dat
de r-oorgestelde centrale aan hetzelfde
euvel zal lijden. Ook die zal niet worden
gebouwd zoo dicht mogelijk bij het
zwaartepunt der belasting, maar te Mid
delburg. Wel zegt men, dat omtrent de
plaats nog geene beslissing is genomen,
maar aan de gestelde eischen voldoet al
leen het terrein naast de Meelfabriek te
Middelburg.
Thans nog eene laatste aanhaling uit
den brief van professor Feldmann:
„De Middengroep in twee deelen te
verdeelen, lijkt mij hoogst ongewenscht,
omdat daarmee de jpoedige ontwikke
ling van het bedrijf zou worden ver
traagd.".
Waarom is nu ln eens niet meer
naar dit advies van den adviseur geluis
terd? Toch worde het onthouden en daar
mede worde gerekend bij de nadere be
oordeeling van het plan voor eene eigen
centrale voor Walcheren en de Bevelan
den, door hen ,die tot de beslissing zijn
geroepen. Wat toch is het geval? Volgens
het voorstel zal die centrale van Wal
cheren alleen het plattelandsdeel verzor
gen. Verder zal zij Noord-Beveland van
stroom voorzien. En hoe zal de voorzie
ning van Zuid-Beveland zijn? Op blz. 4
schrijven Gedeputeerde Staten:
„Het zal de aandacht trekken, dat in
het door den Raad van Bestuur voorge
nomen plan het gedeelte van Zuid-Beve
land ten Oosten van het Kanaal niet is
opgenomen."
Hier zijn Gedeputeerde Staten in dwa-
ling over wat de Raad van Bestuur zij
zeiven dus eigenlijk als eerste plan
voorstellen. Die Raad van Bestuur stelt
voor vooreerst, behalve Oost-Zuld-Beve-
land, ook niet in het plan op te nemen,
Niéuw-dorp, Borssele, 's Ileerenhoek, Hein-
kenszand, Nisse, Ovezand, Driewegen, El-
lewoutsaijk, Oudelan-de, Baarland, Ho-ede-
kenskerke, 's Gravenpolder, 's Heer Abts-
kerke, Kattendijke, Wemeldinge en Söhoro.
Met inbegrip van He vijE ten oosten van
het Kanaal gelegen gemeenten, zullen dus
20V2 van de 25 gemeenten vooreerst niet
aan stroom jvorden geholpen. Wanneer
dan wel? Eeriig ander uitzicht daarop
wordt in de stukken niet gegeven dan ,dat
bij goed toezien de rentabiliteitsbere-ke»-
ning over het 6e jaar met een zuivere
winst van f 42.300.betrekking blijkt
te hebben op een volledig geëlectrifriec-rd
Zuid-Beveland.
Hoe het zij, een voorstel tot electrifi-
catie van Zuid-Beveland kan het nu ge-
bodene bezwaarlijk heeten. Het is de
moeite waard om tegenover dit voorstel
te plaatsen, wat staat geschreven op
blz. 8:
„dat door de langdurige voorbereiding
het platteland, verstoken als het groo-
tendeols is van electriciteit, een middel
om klein-industrie en landbouw tot
grooteren bloei brengen, reeds veel te
lang onthouden is".
alsook op blz. 2:
„is het besef levendig geworden dat de
electriciteit hoe langer hoe meer een
onmisbare factor wordt in onze samen
leving, een factor die in hooge mate
bijdraagt tot ontwikkeling van welvaart
en levensgenot. De vraag naar hare toe
passing wordt als het ware bij den dag
dringender."
Hoe schoon is het wat hier geschre
ven staat! Maar waarom is dan het voor
stel zoo geheel anders? Dit voorstel iis|
niet, zaoals Gedeputeerde Staten het om
schrijven op blz. 6:
„een uit de omstandigheden noodwen
dig voortgevloeid, afgerond voorstel
d'at binnen korten tijd voor de Midden
groep tot de verlangde voorziening kan
en moet leiden zonder groote offers
uit de Provinciale kas."
Dat het uit de omstandigheden nood
wendig is voortgevloeid is niet bewezen,
want aangetoond is allerminst, dajt het
beginselbesluit tot het ^betrekken voor
Zuid-Beveland van stroom uit Brabant
onuitvoerbaar is. Het contract was im
mers klaar.
Dat het een afgerond voorstel is, kan
bezwaarlijk juist worden genoemd, zoo
lang geheel onzeker blijft wanneer en on
der welke voorwaarden in 20V2 van de
paar maanden weer geheel da oude zijn.
Maar de eene week na de andere ging
voorbij, en zij werd niet beter. De licha
melijke krachten keerden wel terug, maar
haar zielstoestand wekte hoe langer hoe
meer bezorgdheid. Sir George ging met
haar naar Londen, waar zij een maand
te midden van haar vrienden doorbracht,
nam haar mede naar Parijs, deed in
één woord al het mogolijke om haar op
te heffen uit den toestand van diepe me
lancholie, waarin zij vervallen was. Doch
op den duur mocht niets baten.
Omstreeks dien tijd moest Sir George
voor zaken een reis naar Spanje doen.
Zijn vrouw was toen juist vroolijker
en opgewekter dan in langen tijd het ge
val was geweest, hij vleide ziefi dus
met de hoop haar bij zjjja thuiskomst
geheel hersteld te zullen terugvinden.
Doch nauwelijks was hij vertrokken of de
melancholie keerde tienmaal erger terug.
Thans was het de gedachte, dat haar
kind iets zou kunnen overkomen, die
haar nacht noch dag met rust liet. In
haar verbeelding zag zij overal booswich
ten, die haar zoontje wilden stelen. Zij
hielden zich schuil in den omtrek van
het huis, en wachtten slechts op een
goede gelegenheid om hun boos opzet
te volvoeren. Het was te vergeefs, dat de
kindermeid en de huishoudster en haar
eigen zuster, die bij haar logeerde, haar
trachtten gerust te stellen. Zij wilde het
2-6 gemeenten op Zuid-BeTelanü ooit «!ee-
triciteit zal komen.
Om dezelfde reden is alsnog geheel
onzeker,dat bij dit voorstel het binnen
korten tijd voor de (geheele) Middengroep
tot de verlangde voorziening zal en moet
komen.
Is dan ten minste waar dat volgens dit
voorstel die voorziening er komen zal
zonder groote offers uit de Provinciale
kas? Zijn de gegeven berekeningen om
trent inkomsten en uitgaven juist? Er
is reden om daaraan te twijfelen.
Op blz. 19 wordt eene raming gegeven
van de kosten der werken van eersten
aanleg (dus de centrale en de netton enz.
in Walcheren, in Noord-Beveland, en in
een beperkt deel van Zuid-Beveland). Het
valt op, dat niets is geraamd voor huis-
aansluitingen en schakelklokken, die te
zamen stellig een f 100.000 zullen vor
deren. Ook kan uit deze raming worden
gelezen da.t men niet voornemens is het
elders wel gebruikte middel toe te pas
sen om de electriciteitsvoorziening spoe
dig algemeen ingeburgerd te krijgen, n.l.
-het geven van gratis lichtpunten, maar
dit daargelaten, als men op bladzijde 20
de rentabiliteitsberekening bekijkt, ziet
men, dat de uitgaven voor de centrale
in het vijfde jaar f 10.000.hooger
zijn dan in het 4e jaar. Deze sprong in
andere jaren -stijgen de uitgaven maar
mot één of twee duizend gulden -kan
alleen worden verklaard door aan te ne
men, dat het alsnog geheime deel van het
plan van den Raad van Bestuur is om in
't5e jaar de centrale te vergrooten in ver
band met de voorziening van het dusver
nog niet voorzien gedeelte van Zuid Be
veland. Dit klopt ook met wat ik reeds
vroeger zeide, dat de inkomstenbereke-
ning over het 6e jaar onderstelt stroom
levering aan een gebied m'et 75.000 in
woners, d.w.z. geheel het platteland van
Walcheren en de beide Bevelanden ook
in hun geheel.
Maar uan moeten in het 5e, misschien
gedeeltelijk reeds in het 4e jaar ook
da hoogspannings- en de laagspannings}-
netten met alle toebehoor van gebouwen,
stations en inrichtingen zooals die
post in de ramingen omschreven wordt
aangelegd- worden. Neemt men de raming
voor zich die op blz. 19 wordt gegeven
voor -de kosten van de werken van eer
sten aanleg en daarnevens de raming,
die op blz. 17 wordt gegeven van het
geheel afgebouwde werk, dan zal men
zien, -dat de kosten van den verderen aan
leg bedragen voor het;
c
a>
CO
O
■a a
co 3
p'
rö b0
C£>03
•H
ëll
LO
CO
O
00
S'|
li***
Hoeveel moet nu over deze bedragen
aan rente en afschrijving worden gera
kend? Op blz. 25 neemt de directeur in
eene daargemaakte berekening aan 5.63
pet. Dat maakt over f 795.000, f 441.758.50,
Slaaf men nu de retabiliteitsrekening op
blz. 20 weder op dan ziet men dat de
uitgaven voor de netten (distributie) zijn
geraamd voor het 4e jaar op f 120-000
en voor het 6e jaar op f 167.950. Ver
meerdering f 47.950. Daarvan zijn dan
echter alleen voor rente en aflossing der
in het 4e5e jaar gemaakte werken noo-
dig f44.758.50. Blijft over f3.199.50,
waaruit betaald .zouden moeten worden
het onderhoud der nieuwe werken en
het personeel dat meer no-odig is. Stellig
toch zullen er eenige monteurs meer aan-
kind geen oogenblik uit het oog verliet-
zen.
Den vierden morgen na het vertrek
van Sir George waren moeder en kind
beiden verdwenen. Den gansehen dag
werd het goed en den geheelon omtrek
doorzocht. Er werd gedrecht in den vij
ver en in de rivier. Naar alle kanten
werden boden uitgezonden, maar alles
te vergeefs. Er was geen spoor van Lady
Penrith te ontdekken.
Men verwittigde Sir George onmiddel
lijk van het gebeurde. Hij keerde in allerijl
terug, maar wist ook geen licht in deze
duistere zaak te brengen. De weken wer
den maanden en steeds bleef die.toestand
van onzekerheid voortduren, totdat men
eindelijk de hoop opgaf de arme moedor
en haar kind ooit levend terug te zullea
vinden.
Maar ziet, op zekeren morgen, toen Sir,
Georgé zijn vrouw reeds lang als dood be
weende, werd hem 'n brief gebracht, waar
van 't adres met haarband geschreven was.
Dioodelijk ontsteld scheurde hij met beven
de hand het couvert los, las eenige regels,
en snelde het huis uit naar den stal.
Het volgende oogenblik reed hij zoo
snol als de paarden maar loopen wilden
naar hot station, en een uur later za,t hij
in den sneltrein naar het Noorden, die
hem legen middernacht te Nevr-Castle
bracht. (Wordt vervolgd.)