DEZEEUW tweede blad. Staten-Generaal. LANGS DEN AFGROND. sl van FEUILLETON De nieuwste plannen ln zake de elee- trlficatie der Bevelanden. ii. .(Slot.) g s -sli* DONDERDAG 22 MAART 1928, Na. 148. TWEEDE KAMER. Vergadering van Woensdag. De doodstraf in indië. Voortgegaan wordt met de behandeling van de motie-Kleerekoper tot afschaffing van de doodstraf in Indië. De heer L i n g b e e k (H. G. S.) acht de afschaffing van de doodstraf in strijd met Gods bestel en vooral in Indië gevaarlijk voor de handhaving der orde. De heer DroogleverFortuyn(V. B.), hoewel geen principieel tegenstander van de afschaffing, ziet in de motie cri- tiefc op de Indische regeering, die de af schaffing niet wil. De heer Cramer (S. D.) pleit voor de motie, die niet in strijd is met het rechtsbewustzijn van den Inlander. De heer Vi-sscher (A. R.) betoogt, dat de beer Kleerekoper de zaak te een voudig heeft opgevat. De staatsmacht heeft de beschikking over leven en dood, ook al ontbreekt de doodstraf in ons strafrecht. Is het ook niet veel ontroerender, als iemand wordt veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf, tot het langzaam sterven van een zedelijken dood, dan wanneer hij op pijnlooze wijze van het leven wordt beroofd? Is dat laatste niet barmhartiger? De vraag, of in Indië de doodstraf dient te worden gehandhaafd, is een vraag van vergelijkende rechtswetenschap. Men moet in de Koloniën rekening houden met den graad van ontwikkeling, de rechtsgewoon ten en het sociale type der bevolking. Spr. zal tegen de motie stemmen. Mej. Kat'z (C. H.) 'zegt dat de Over heid het redht heeft om met den dood te straffen. Zij meent, dat de beoordeeling van de vraag of de doodstraf moet toege past worden, behoort te blijven bij de In dische regeering met het oog op de Indi sche toestanden, waarbij dwang uit Ne derland moet zijn uitgesloten. Dhr Van Rijckevors-sel (R. K.) vindt de kwestie van de doodstraf niet principieel, doch ontkent, dat er thans aanleiding zou zijn tot afschaffing over te gaan. De heer Beumer (A.-R.) herinnert eraan, dat dit de vierde maal is binnen 12 maanden, dat de doodstraf hier ter spra ke komt. Mocht de Kamer zoo onvoorzich tig zijn deze motie aan te nemen, dan zal men spoedig vertellen, dat de Kamer de doodstraf heeft afgeschaft. Niet alleen in bet binnenland, ook buitenslands zal daar over gesproken worden, want de indie ning der motie houdt verba d met een actie der internationale sociaal-democra tie, hetgeen haar voor spr. dus niet aan lokkelijk maakt. Spr. heeft zijn principieele opvatting omtrent de doodstraf verleden jaar op 30 Maart verdedigd en die opvatting is sinds dien ongewijzigd gebleven. Hij meent nog altijd dat bet de plicht der overheid is do doodstraf in het strafstelsel op te nemen. Velen zijn dat niet met spr. eens, maar zij achten toch de overheid gerechtigd dit te doen en dat is in dit debat voldoende. Spr. bestrijdt de opvatting, dat de dood straf wetenschappelijk veroordeeld is; de crimineele anthropologic staat in het ge heel niet op dat standpunt. Men zegt dan, dat de mensch niet het recht heeft zijn medemensch te dooden, maar dit argu ment is verkeerd gebruikt, want het gaat hier niet om een handeling van een mensch tegenover zijn medemensch, maar om een handeling van de overheid. De mensch heeft evenmin het recht zijn medemensch in de gevangenis te zetten, maar de overheid heeft dat recht wel. Spr. ontkent voorts, dat de Kamer aan den Minister moet opdragen met de Indi sche Regeering over afschaffing van de doodstraf te gaan praten, daar zoowel de Minister als de Indische Regeering zich tegen afschaffing hebben uitgesproken 37.) (Vrij naar het Engelsch.) HOOFDSTUK XX. „Dat is een buitengewoon jong mensch", zeide Sir George, nadat Paul vertrokken was. „Jai, dat is hij", antwoordde zijn vrouw, die aan het venster stond en het rijtuig nakeek. „Hij is op en top een gentle man". „Ik weet zelf niet hoe ik er toe kwam om hem uit te noodigen met ons te ontbijten", zeide Sir George. „Ik denk, dat ik benieuwd was te zien hoe hij zich gedragen zou." „Dat was niet heel vriendelijk van u", hernam zij met een glimlach. „Ik geloof, dat hij het heel benauwend vond, maar hij heeft het er werkelijk goed afge bracht." „Ja, de knaap heeft een goede opvoe ding gehad, dat is duidelijk te zien. Wilt gij wel gelooven, dat hij mij geheel en al heeft ingepakt?" „Ik voel mij ook bijzonder tot hem aan getrokken", zeide zij langzaam, en daarop slaakte zij een diepen zucht, terwijl hare oogen die afgetrokken droomerige uit- Bovendien i» het than* allermin*t het ge schikte oogenblik, gezien de crimineele statistiek, gezien vooral de communisti sche onlusten. De heer Zandt (S.G.P.) betoogt, dat de overheid niet alleen het recht, maar ook den plicht heeft de doodstraf toe te passen. Spr. zal dan ook tegen de motie stemmen. Het gaat er hier om den mensch souverein te maken, heer over dood en le ven en God's souvereiniteit niet te erken nen. Als de Regeering thans in Indië geen droppel bloed zou willen vergieten, zouden er straks stroomen bloed vloeien. De heer v. d. He ij de (S.D.) betoogt, dat de opvattingen van hen die de over heid den plicht opleggen de doodstraf toe te passen, stammen uit een beschou wingswijze die wetenschappelijk en wijs- geerig veroordeeld is. De heer Lang man (C.H.) bestrijdt dit betoog. De zaak, waarom het hier gaat, kan niet simplistisch worden opge lost, maar moet bezien worden in het licht der wetenschap, waarbij' voor spr. het Chr.-Historische beginsel geldt, dat de overheid de roeping heeft te straffen, daar straf vergelding moet zijn. Men moet daarbij voorzichtig zijn. De heer J o e k e s (V.D.) steunt de motie. De heer Kleerekoper (S.D.A.P.) wenscht zich niet te hegeven in de theo logische beschouwingen der tegenstan ders, maar merkt op, dat het eenigszins komiek aandoet wanneer men van pro- testantsche zijde schriftuurlijk en gerefor meerd door elkaar haalt, zonder bijv. te denken aan Thomas van Aquino, die van pet Oude Testament meer wist, dan verscheidene leden, die daarover hebben gesprokén. Het eenige stukje theologie, dat spr. wil laten meespreken is dit, dat het Noachitische gebod: wie eens menschen bloed vergiet, diens bloed zal vergoten worden, geldt voor een iegen- lij'k, dus ook voor hen, die vrijwillig naar Indië gaan om menschen dood te slaan, die hun vaderland verdedigen, doch die met eeresabels en ridderorden be hangen worden. De heer Heemskerk (A.R.): Is dat niet een oproerige krabbel? (Vroolijkheid.) Dc heer Kleerekoper (S.D.A.P.) be grijpt niet het bezwaar, dat Nederland geen invloed mag uitoefenen op de In dische Regeering. Wie is verant woordelijk voor de invoering van de doodstraf in Indië? Nederland. En wie is verantwoordelijk voor de handhaving? Nederland. Van wie anders dan van Ne derland moet dan het onderzoek uitgaan naar de wenschelijkheid van de afschaf fing? De Min. van Koloniën, dhr Konings berger dupliceert. Hij is ervan over tuigd, dat aanneming van deze motie voor het initiatief van de Inlandsche be volking en van hare vertegenwoordigers van ondergeschikte beteekenis zal zijn. Spr. kent het Oostersche gemoed vol doende om te kunnen beweren, dat door de aanneming verwarring zou ontstaan, omdat daarin een gemis aan lijn bij de Regeering zou worden gezien. Voor dit oogenblik en onder deze omstandigheden moet spr. aanneming der motie beslist ontraden. Besloten wordt over deze motie te stemmen heden (Donderdag) bij den aan vang der vergadering. De vergadering wordt te 4.55 verdaagd tot Donderdag 1 uur. Nu ga' ik nog iets anders aanhalen uit den brief van Prof. Feldmann: „Het door P.N.E.M. aangeboden ta rief is tot een omzet van ongeveer 1 millioen K.W.U. jaarlijks alleszins re delijk, maar wordt door de kosten van de toevoerleiding eveneens te hoog." Naar aanleiding hiervan een tweetal opmerkingen. Eerst zij vastgelegd, dat het tarief der Brabantsche maatschappij, dat blijkbaar dus, al blijven de Provinciale Staten er onkundig van, wel aan Prof. Feldmann is medegedeeld, tot een omzet van L millioen K.W.U. jaarlijks alleszins redelijk, het zij dan dat de Raad van Be stuur allerlei niet duidelijk omschreven drukking aannamen, welke Sir George maar al te goed kende. „Onze Philip zou nu juist zoo oud zijn geweest", sprak zij, na eenigen tijd gezwe gen te hebben. „Ik dacht wel, dat hij u daaraan herin nerd zou hebben, liefste. Maar wat baat het, u steeds in het verleden te verdie pen?" „Ik doe het niet dikwijls meer", zeide zij, „maar het bezoek van dit jonge mensch heeft mij bijzonder getroffen. Hij deed mij aan u denken, zooals gij waart, toen ik u voor het eerste ontmoette." „Maar lieve, hoe kunt gij u zoo iets verbeelden?" „Neen, neen, het is geene verbeelding", hield zij vol. „Het viel mij dadelijk op, toen ik h m zag. 'tls natuurlijk een toe vallige gelijkenis, maar eene gelijkenis die oude en pijnlijke herinneringen heeft wakker geroepen." „Hoe eerder gij die dan vergeet des te beter", zeide hij vriendelijk. „Laat mij liever wat muziek hooren." „Indien gij het verlangt", sprak zij op vragenden toon. En toen hij haar bevesti gend toeknikte, begaf zij zich naar de piano en speelde een ha'.f uur lang de stukken, die haar echtgenoot het liefst hoorde. Daarna begaf zij zich naar hare kamer. Daar verdiepte zij zich in haar eigen ge dachten en trachtte voor de duizendste bedenkingen heeft waarbij dl* Raad ech ter vermijdt om cijfers te noemen. En bo ven de 1 millioen K.W.U.? Prof. Feldmann bedoelt niet te zeggen, dat daar boven het tarief ongunstig wordt. Hij spreekt over die hoeveelheid omdat in alle bereke ningen, die in de stukken voorkomen, nergens verder wordt gegaan dan tot on geveer 1 millioen K.W.U. per jaar. Elke aanwijzing ontbreekt hoe de toestand zal zijn bij grootere afname. Ongetwijfeld zal men goed doen de, trouwens vrij eenvou dige, berekeningen over de kosten bij grootere jaarlijksche hoeveelheden eerst nog eens te maken en te publiceeren voordat de voorstellen in verdere behan deling komen. Dat zal heel wat licht kunnen geven. Maar verder. De profes sor zegt, dat de kosten der toevoerlei ding het tarief te hoog maken. Dat kan ik vooralsnog niet inzien. Bij eene af name van 900.000 K.W.U. worden de stroomkosten, z-ooals ik hiervoor reeds aangaf, naar de berekening van den Direc teur men zie blz. 28 bij aanvoer uit Brabant f 71.725. Uitdrukkelijk zegt hij de „totale" kosten, wat dus wil zeg gen met inbegrip van de huur van den toevoerkabel. Men lette wel op: de huur van den zoo gevreesden 25000-volt-kabel, want voor 900.000 K.W.U. met eene maximale belasting van i 605 K.W. kan de 10.000-yolt-kabel niet meer dienen. Daar tegenover bedragen de kosten der eigen opwekking f75.000, dus nog 'altijd eenige duizende .guldens, meer. Ik- herhaal nogmaals: Er moeten nauwkeurige berekeningen komen, die za kelijk aantoonen waarin het voordeel van de eigen centrale, die wel klein zal zijn maar niettemin moeite genoeg zal veroorzaken, bestaat. Vooralsnog is aati ernstigen twijfel onderhevig of er wel voordeel is; vooralsnog moet worden ge vreesd, dat die centrale slechts een stok paardje is, dat door een machthebbende bereden wordt en dat te/ wille van die rijpartij de Brabantsche aanbieding op zijde wordt gezet. Nog een andere zin uit don brief van professor Feldmann behoeft eenige op heldering. Hij schrijft: „Waar het oostelijk gedeelte van Zuid-Beveland door de bestaande gas- contracten aanvankelijk niet voor stroomlevering in aanmerking komt, vervalt ook dit deel, dat het meest aangewezen zou zijn voor de stroom levering uit Noord-Brabant, terwijl men toch een kostbare leiding van 25.000 volt naar Walcheren moest doortrekken, waarvan de belasting voor het grootste deel zoo ongunstig mogelijk, namelijk nabij het einde gelegen is." Wat praat men toch al maar door over eene „Mabegkwestie". Die is er kort en goed niet. Niets zal aan de P.Z.E.M. beletten om het oostelijk deel van Zuid- Beveland van meet af aan van stroom te voorzien, vooral niet als geschiedt wat Gedeputeerde Staten willen: rechtstreek- sche levering door het provinciaal bedrijf aan den verbruiker. Wel hebben eenige gemeenten verbintenissen aangegaan, die hare vrijheid van handelen thans be perken, maar alleen z ij zijn daardoor gebonden, ieder ander is volkomen vrij gebleven. Hoogstens zou men, om aan alle gezeur een einde te maken, kunnen overwegen om eene eenmalige vergoeding aan te bieden aan den exploitant der gas fabrieken; welke vergoeding niet zoo hoog zou behoeven te zijn dat zij op de totaal- kosten invloed van groote beteekenis kan hebben. Eene tweede vraag moge ik stellen naar aanleiding van wat Professor Feldmann hier schrijft. In Walcheren zullen alleen voorzien worden de plattelandsgemeenten. In geen enkele daarvan is industrie. Te zamen hebben zij hoogstens 20.000 inwoners. Op welken grond is het nu aannemelijk dat 'zij de meeste stroom zullen afnemen; da.t dus, zooals professor zegt, het zwaarte punt der belasting aan het einde van den toevoerkabel zal liggen? Dat zwaartepunt zal veel meer in de nabijheid van Goes liggen. Niet zoozeer nog omdat die stad zoo groote hoeveelheden zal afnemen, maar omdat nabij Goes de leidingen naar Wolph aartsdijkNooTd-Beveland en naar „de zak van Zuid-Beveland" zullen moe ten aftakken. maal licht te doen vallen op het don kerste tijdperk van haar leven. Maar zoo als altijd bleven ook thans Jwüra pogin gen vruchteloos. De herinnering schoot te kort, en wat duister was bleef duister. Het verhaal, dat wij den lezer nu gaan doen is zoo vreemd en onwaarschijnlijk, dat h6t hem haast ongeloofelijk moot voorftomen. Maar de werkelijkheid is dik wijls vreemder dan de verdichting. En dit is ook hier het geval. Katharina, of Katie Wilsden was pas negentien jaar oud, toen zij baar vrooliïk gezellig tehuis te Londen verliet om Lady Fenrith en meesteres van Ferndale te worden. Het eerste jaar van haar huwelijk vlood voorbij als een gelukkige droom. Haar liefde voor haalr echtgenoot weid steeds inniger, terwijl hij zijn bevallige jonge vrouw als op de handen droeg. Toen werd hun een kind gebaren, maar daarna kwam er een donkere wolk aan den helderen hemel van hun gelukkig be staan. Lady Penrith kon na de geboorte van het kind niet op krachten komen, en die lichamelijke zwakte werd oorzaak van diepe neerslachtigheid. In den beginne telden de doktoren deze ongesteldheid niet veel, zij zeiden, dat zulk een gedruktheid meer voorkomt bij jonge vrouwen, wanneer zij uit het drukke stadsleven in de stilte van een landgoed, overgeplaatst werden. Zij twijfelden eir niet aan, of Lady Penrith zou binnen een Opgemerkt moet borenditm worden, dat de r-oorgestelde centrale aan hetzelfde euvel zal lijden. Ook die zal niet worden gebouwd zoo dicht mogelijk bij het zwaartepunt der belasting, maar te Mid delburg. Wel zegt men, dat omtrent de plaats nog geene beslissing is genomen, maar aan de gestelde eischen voldoet al leen het terrein naast de Meelfabriek te Middelburg. Thans nog eene laatste aanhaling uit den brief van professor Feldmann: „De Middengroep in twee deelen te verdeelen, lijkt mij hoogst ongewenscht, omdat daarmee de jpoedige ontwikke ling van het bedrijf zou worden ver traagd.". Waarom is nu ln eens niet meer naar dit advies van den adviseur geluis terd? Toch worde het onthouden en daar mede worde gerekend bij de nadere be oordeeling van het plan voor eene eigen centrale voor Walcheren en de Bevelan den, door hen ,die tot de beslissing zijn geroepen. Wat toch is het geval? Volgens het voorstel zal die centrale van Wal cheren alleen het plattelandsdeel verzor gen. Verder zal zij Noord-Beveland van stroom voorzien. En hoe zal de voorzie ning van Zuid-Beveland zijn? Op blz. 4 schrijven Gedeputeerde Staten: „Het zal de aandacht trekken, dat in het door den Raad van Bestuur voorge nomen plan het gedeelte van Zuid-Beve land ten Oosten van het Kanaal niet is opgenomen." Hier zijn Gedeputeerde Staten in dwa- ling over wat de Raad van Bestuur zij zeiven dus eigenlijk als eerste plan voorstellen. Die Raad van Bestuur stelt voor vooreerst, behalve Oost-Zuld-Beve- land, ook niet in het plan op te nemen, Niéuw-dorp, Borssele, 's Ileerenhoek, Hein- kenszand, Nisse, Ovezand, Driewegen, El- lewoutsaijk, Oudelan-de, Baarland, Ho-ede- kenskerke, 's Gravenpolder, 's Heer Abts- kerke, Kattendijke, Wemeldinge en Söhoro. Met inbegrip van He vijE ten oosten van het Kanaal gelegen gemeenten, zullen dus 20V2 van de 25 gemeenten vooreerst niet aan stroom jvorden geholpen. Wanneer dan wel? Eeriig ander uitzicht daarop wordt in de stukken niet gegeven dan ,dat bij goed toezien de rentabiliteitsbere-ke»- ning over het 6e jaar met een zuivere winst van f 42.300.betrekking blijkt te hebben op een volledig geëlectrifriec-rd Zuid-Beveland. Hoe het zij, een voorstel tot electrifi- catie van Zuid-Beveland kan het nu ge- bodene bezwaarlijk heeten. Het is de moeite waard om tegenover dit voorstel te plaatsen, wat staat geschreven op blz. 8: „dat door de langdurige voorbereiding het platteland, verstoken als het groo- tendeols is van electriciteit, een middel om klein-industrie en landbouw tot grooteren bloei brengen, reeds veel te lang onthouden is". alsook op blz. 2: „is het besef levendig geworden dat de electriciteit hoe langer hoe meer een onmisbare factor wordt in onze samen leving, een factor die in hooge mate bijdraagt tot ontwikkeling van welvaart en levensgenot. De vraag naar hare toe passing wordt als het ware bij den dag dringender." Hoe schoon is het wat hier geschre ven staat! Maar waarom is dan het voor stel zoo geheel anders? Dit voorstel iis| niet, zaoals Gedeputeerde Staten het om schrijven op blz. 6: „een uit de omstandigheden noodwen dig voortgevloeid, afgerond voorstel d'at binnen korten tijd voor de Midden groep tot de verlangde voorziening kan en moet leiden zonder groote offers uit de Provinciale kas." Dat het uit de omstandigheden nood wendig is voortgevloeid is niet bewezen, want aangetoond is allerminst, dajt het beginselbesluit tot het ^betrekken voor Zuid-Beveland van stroom uit Brabant onuitvoerbaar is. Het contract was im mers klaar. Dat het een afgerond voorstel is, kan bezwaarlijk juist worden genoemd, zoo lang geheel onzeker blijft wanneer en on der welke voorwaarden in 20V2 van de paar maanden weer geheel da oude zijn. Maar de eene week na de andere ging voorbij, en zij werd niet beter. De licha melijke krachten keerden wel terug, maar haar zielstoestand wekte hoe langer hoe meer bezorgdheid. Sir George ging met haar naar Londen, waar zij een maand te midden van haar vrienden doorbracht, nam haar mede naar Parijs, deed in één woord al het mogolijke om haar op te heffen uit den toestand van diepe me lancholie, waarin zij vervallen was. Doch op den duur mocht niets baten. Omstreeks dien tijd moest Sir George voor zaken een reis naar Spanje doen. Zijn vrouw was toen juist vroolijker en opgewekter dan in langen tijd het ge val was geweest, hij vleide ziefi dus met de hoop haar bij zjjja thuiskomst geheel hersteld te zullen terugvinden. Doch nauwelijks was hij vertrokken of de melancholie keerde tienmaal erger terug. Thans was het de gedachte, dat haar kind iets zou kunnen overkomen, die haar nacht noch dag met rust liet. In haar verbeelding zag zij overal booswich ten, die haar zoontje wilden stelen. Zij hielden zich schuil in den omtrek van het huis, en wachtten slechts op een goede gelegenheid om hun boos opzet te volvoeren. Het was te vergeefs, dat de kindermeid en de huishoudster en haar eigen zuster, die bij haar logeerde, haar trachtten gerust te stellen. Zij wilde het 2-6 gemeenten op Zuid-BeTelanü ooit «!ee- triciteit zal komen. Om dezelfde reden is alsnog geheel onzeker,dat bij dit voorstel het binnen korten tijd voor de (geheele) Middengroep tot de verlangde voorziening zal en moet komen. Is dan ten minste waar dat volgens dit voorstel die voorziening er komen zal zonder groote offers uit de Provinciale kas? Zijn de gegeven berekeningen om trent inkomsten en uitgaven juist? Er is reden om daaraan te twijfelen. Op blz. 19 wordt eene raming gegeven van de kosten der werken van eersten aanleg (dus de centrale en de netton enz. in Walcheren, in Noord-Beveland, en in een beperkt deel van Zuid-Beveland). Het valt op, dat niets is geraamd voor huis- aansluitingen en schakelklokken, die te zamen stellig een f 100.000 zullen vor deren. Ook kan uit deze raming worden gelezen da.t men niet voornemens is het elders wel gebruikte middel toe te pas sen om de electriciteitsvoorziening spoe dig algemeen ingeburgerd te krijgen, n.l. -het geven van gratis lichtpunten, maar dit daargelaten, als men op bladzijde 20 de rentabiliteitsberekening bekijkt, ziet men, dat de uitgaven voor de centrale in het vijfde jaar f 10.000.hooger zijn dan in het 4e jaar. Deze sprong in andere jaren -stijgen de uitgaven maar mot één of twee duizend gulden -kan alleen worden verklaard door aan te ne men, dat het alsnog geheime deel van het plan van den Raad van Bestuur is om in 't5e jaar de centrale te vergrooten in ver band met de voorziening van het dusver nog niet voorzien gedeelte van Zuid Be veland. Dit klopt ook met wat ik reeds vroeger zeide, dat de inkomstenbereke- ning over het 6e jaar onderstelt stroom levering aan een gebied m'et 75.000 in woners, d.w.z. geheel het platteland van Walcheren en de beide Bevelanden ook in hun geheel. Maar uan moeten in het 5e, misschien gedeeltelijk reeds in het 4e jaar ook da hoogspannings- en de laagspannings}- netten met alle toebehoor van gebouwen, stations en inrichtingen zooals die post in de ramingen omschreven wordt aangelegd- worden. Neemt men de raming voor zich die op blz. 19 wordt gegeven voor -de kosten van de werken van eer sten aanleg en daarnevens de raming, die op blz. 17 wordt gegeven van het geheel afgebouwde werk, dan zal men zien, -dat de kosten van den verderen aan leg bedragen voor het; c a> CO O ■a a co 3 p' rö b0 C£>03 •H ëll LO CO O 00 S'| li*** Hoeveel moet nu over deze bedragen aan rente en afschrijving worden gera kend? Op blz. 25 neemt de directeur in eene daargemaakte berekening aan 5.63 pet. Dat maakt over f 795.000, f 441.758.50, Slaaf men nu de retabiliteitsrekening op blz. 20 weder op dan ziet men dat de uitgaven voor de netten (distributie) zijn geraamd voor het 4e jaar op f 120-000 en voor het 6e jaar op f 167.950. Ver meerdering f 47.950. Daarvan zijn dan echter alleen voor rente en aflossing der in het 4e5e jaar gemaakte werken noo- dig f44.758.50. Blijft over f3.199.50, waaruit betaald .zouden moeten worden het onderhoud der nieuwe werken en het personeel dat meer no-odig is. Stellig toch zullen er eenige monteurs meer aan- kind geen oogenblik uit het oog verliet- zen. Den vierden morgen na het vertrek van Sir George waren moeder en kind beiden verdwenen. Den gansehen dag werd het goed en den geheelon omtrek doorzocht. Er werd gedrecht in den vij ver en in de rivier. Naar alle kanten werden boden uitgezonden, maar alles te vergeefs. Er was geen spoor van Lady Penrith te ontdekken. Men verwittigde Sir George onmiddel lijk van het gebeurde. Hij keerde in allerijl terug, maar wist ook geen licht in deze duistere zaak te brengen. De weken wer den maanden en steeds bleef die.toestand van onzekerheid voortduren, totdat men eindelijk de hoop opgaf de arme moedor en haar kind ooit levend terug te zullea vinden. Maar ziet, op zekeren morgen, toen Sir, Georgé zijn vrouw reeds lang als dood be weende, werd hem 'n brief gebracht, waar van 't adres met haarband geschreven was. Dioodelijk ontsteld scheurde hij met beven de hand het couvert los, las eenige regels, en snelde het huis uit naar den stal. Het volgende oogenblik reed hij zoo snol als de paarden maar loopen wilden naar hot station, en een uur later za,t hij in den sneltrein naar het Noorden, die hem legen middernacht te Nevr-Castle bracht. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1928 | | pagina 5