DE ZEEOW Helta's Brillen 1 TWEEDE BLAD. Voor den Zondag. J Fa J. A. a L. G. WITTE J LANGS DEN AFGROND. HET ADRES A. WIL KING S WIJNHANDEL - GOES - TEL 284 J t SAMOS PRIMA f 1-10 FEUILLETON DRAAGT MIDDELBURG, VLISSINGEN, BELLAMYPARK 38 VAN ZM'ERDAG 10 MAART 1928. No. 138. DOCH JEZUS ZWEEG STIL. Doch Jezus zweeg stil. Mattheus 26: 63. De Heiland heeft voor een drievoudige vierschaar terecht gestaan. Eerst is Hij onderzocht en gevonnisd door den Joodschen Raad. Toen 'heeft men Hem geleid in het rechthuis van den Ro- meinschen stadhouder. Eindelijk is Hij verschenen voor dem Idumeër Herodes Antipas, en tusschen deze drie rechters heerscht in de wijze, waarop ze Jezus be jegend hebben, volkomen overeenstem ming. Voor alle drie wordt Hij gehoond en ge slagen. Bij geen van drieën vindt Hij recht of mededoogen. Allen zijn 'het over Zijn dood roerend met elkaar eens, enin deze eenstemmigheid ontmoeten alle vol keren der aarde elkaar bij het kruis van Christus. Echter hebben niet alleen de drie rech ters voor wie de Man van Smarten geleid is, tegenover Hem eenzelfde gedragslijn ge volgd en zich aan dezelfde gruwelen schul dig gemaakt, doch ook Jezus heeft tegen over hen eenzelfde houding aangenomen, en hun overeenstemming met eenzelfde daad beantwoord. Hij 'heeft tegenover alle drie gezwegen. Voor den Joodschen Raad zwijgt Hij, wan neer de valsche getuigen tegen Hem op treden, en Hem beschuldigen van tempel schennis. Voor Pilatus zwijgt Hij, wanneer deze acht geeft op de aantijgingen der over- priesters, dat Hij een volksberoerder ils. Voor Herodes zwijgt Hij, wanneer deze Hem als een goochelaar beschouwt en van Hem een teeken begeert. "Waarom heeft Christus tot driemaal toe gezwegen? 0, de diepten van dit zwijgen zijn niet in enkele woorden te peilen, want er ligt in dit moment uit Jezus' lijdensgang zoo veel opgesloten. Het is een teeken van Zijn majesteit. Het is ook een teeken van Zijn volstrekte en vrijwillige overgave aan den lijdenswil des Vaders. Doch Zijn zwijgen is bovenal een stuk van Zijn lijden en Middelaarswerk, en, als Hij Zijn rechters geen antwoord geeft, doet Hij dat als onze Borg en in onze plaats. Voor Zichzelf behoefde Hij niet te zwij gen. V Wanneer Hij alleen voor Zichzelven ge oordeeld was, zou Hij Zijn mond wel open gedaan hebben. Op elke aanklacht kon Hij, de Recht vaardige, vele antwoorden geven. Waarlijk, het is geen persoonlijke on macht of verlegenheid, die Zijn mond snoeren, maar Hij geeft geen antwoord voor ons. Voor ons? Ja, want terwijl men tegen Jezus zoeken moest naar beschuldigingen, en er slechts valsche vond, zijn er tegen ons zoovele aanklachten zonder eenig zoe ken of de geringste moeite in te brengen. W;j hebben het kwaad bedreven, waar van de Heiland werd beticht. Wij zijn op roermakers en heiligschenners, die tegen den Heere onzen God rebelleeren. Wanneer de aanklager der broederen zijn pijlen op ons richt, kan Hij duizend zaken tegen ons inbrengen, en 'hebben wij te zwijgen. Wanneer de wet ons beschuldigt, Wan neer onze consciëntie ons aanklaagt, wan- o In Luxe Rietverpakking (Vrij naar het Engelsch.) 29) o— „Aha," riep hij uit, „die kunnen mij te pas komen, \andaag behoef ik den hon gerdood nog niet te sterven. Dat is zeker." Een poos daarna stak hij een tweede lucifer aan, maar daar waren er zoo wei nig, dat hij er slechts een spaarzaam ge bruik van durfde maken. Op eenigen af stand zag hij een houweel, een hamer en eenige boren liggen. „Zij zijn hier aan 't werk geweest, dat is duidelijk," overlegde hij bij zich zelf. „Als ik nu maar wist welken kant ik op moest gaan, om er uit te komen." Hij streek weer een lucifer aan, en kroop op handen en voeten verder, naar alle kanten uitziende. „Men kan hier wel een maand lang rondkruipen, en dan is men nog even ver," prevelde hij. „De mijn is hier zoo uitge werkt, dat het wel een 'honigraat lijkt. Ik moet voorzichtig zijn, of ik val door het een o£ ander gat woor in 't water, en dan zou het einde nog orgor zijn dan het be gin.'9 voor Manufaoturen Dames* en Klnderoonfeotle Tapijten Gordijnen Bedden Ledikanten en aanverwante artikelen Is GOES HULST neer de Heere met ons zou gaan in het ge richt, moeten wij zwijgen en past het ons met Job uit te roepen: „Waarlijk, ik weet dat het zoo is, want 'hoe zou de mensch rechtvaardig zijn bij God? Zoo Hij lust heeft, om met hem te twisten, niet één uit duizend zal hij Hem beantwoorden". Niet één uit duizend Wij moeten voor het gericht zwijgen. Maar Jezus behoefde dat niet, doch Hij, Die spreken kon, daar Hij de Recht vaardige is, heeft voor ons gezwegen. Zijn mond, die van onschuld kon getui gen, is voor ons verstomd. Hij, Die in machtige teekenen Zijn heerlijkheid kon openbaren, heeft voor ons niets geant woord. Hij vertegenwoordigt voor het gericht schuldigen en in zichzelf verlorenen. Hij heeft ons vonnis zwijgend aanvaard. Hij heeft voor den wereldlijken rechter allo vernedering en smaad, die op ons moest komen, geduld, en in het gericht Gods heeft Hij onze schuld en straf gedragen. Welk een diepten van liefdel Welk een wereld van ontferming! Welk een schatten van heil! want door dien lijdensarbeid van onzen Heiland kun nen wij, die zwijgen moesten, weer spre ken. Klaagt satan ons aan, wij richten on zen blik op den Slangenvertreder. Be schuldigt ons Gods wet, wij weten ons vei lig in Hem, Die de wet volbracht. Treedt de Heere met ons in het gericht, wij mogen pleiten op de vergeving, die onze Borg voor ons aanbracht, en in plaats van te verstemmen en te zwijgen, roemen we in en door Hem, Die voor ons heeft gezwegen: „Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God js het, Die rechtvaardig maakt. Wie ia het, die verdoemt? Christus is het, Die ge storven is; ja, wat meer is, Die ook opge wekt is, Die ook ter rechterhand Gods ic, Die ook voor ons bidt." VOOR KLEINGELOOVIGEN. Als Christus de Heer het oog naar ons wendt, Onz' helper wil zijn in smart en ellend. Laat alles dan vallen, laat alles vergaan, Wij kunnen niet zinken, want Hij greep ons aan. Als 't leed u vervolgt, uw vreugde verdrijft, U tranen ontperst; niets standhoudt, niets blijft, Naar Hem u gekeerd, die het oor aan u leent, Tot Hem dan gebeden, bij Hem dan ge weend. Voor menschen verheeld, uw diepgaande smart, Naar boven het oog, naar boven het hart: Daar, daar woont de wijsheid, de lief de, de trouw, Daar troost de genade voor pijnlijk be rouw. Zoo treedt voor den troon van Jezus, uw Heer, Met heilig ontzag en knielt voor Hem neer! Hij droeg hier beneden ons mensch'lijk bestaan, En ons neemt de Vader tot kinderen aan. DE „MISSING LINK". Onder den missing link of, om het op zijn Hollandsch te zeggen, den ontbreken- den schakel verstaat men in de weten schappelijke wereld, dat de rechtopgaande menschaap, die dan den overgang zou ge vormd hebben tusschen aap en mensch, onder de fossiele overblijfselen nog altoos niet is gevonden. Hij ging voort met het aansteken van lucifers, en het onderzoeken van zijn on- deraardsche verblijfplaats, maar hoe meer hij zocht, hoe meer hij in verwarring ge raakte, in alle richtingen schenen tunnels en gangen en zijgangen te zijn. Men kon hier werkelijk in het oneindige zoeken en dwalen zonder den rechten weg te vinden. Al rondtastende had hij een tweeden jas gevonden, waarin zich insge lijks 't dagelijksch rantsoen van den mijn werker, zorgvuldig in papier gepakt, be vond, maar hoe nauwkeurig hij ook alle zakken onderzocht, een tweede doos met lucifers was niet te vinden. „Er moeten hier of daar kaarsen zijn," dacht 'hij. „Mijnwerkers hebben 'altijd een voorraad bij zich, en 't is niet te denken, dat zij die mee genomen hebben, terwijl zij hunne jassen in den steek lieten. Als ik die maar vinden kon, dan was ik gered." Maar te vergeefs liet hij zijn blikken naar alle zijden gaan, bij kon geen kaar sen vinden. „Er is niets aan te doen," zuchtte hij, „ik zal in het duister dienen te blijven, tot dat men mij vindt. Hij had nog twee luci fers over, maar bij besloot die te sparen, totdat hij wat gerust zou hebben. Hij was dood moede geworden van al zijn zoeken, en hees en vree? kruipen. De «ene j&g ms Nu «preekt het wel van «elf, «egt „Be Heraut", dat de evolutionnisten, die aan deze afstamming van den mensch van een aap gelooven, zoodra er weer nieuwe fos sielen ontdekt worden, met grooten ijver naar dezen „onbekenden schakel" zoeken en, zoodra ze ook maar iets vinden, dat daarop lijkt, dit met niet minder groote blijdschap verkondigen. Hoe voorzichtig men echter met deze ontdekkingen moet zijn, leert opnieuw het geen in de „Nieuwe Rotterdammer Cou rant" van 22 Febr., Ochtendblad, onder de "Wetenschappelijke berichten wordt mede gedeeld en dat we hier overnemen: „Ergens in Nebraska (V. St.) was in 1922 een fossiele tand gevonden, die werd toegeschreven aan een (toen onbekenden) menschaap, die den fraaien naam ontving van Hespero-pithecus. Sommigen meen den al, dat de vermaarde „missing link" er nu dan toch was. En in ieder geval was de aanwezigheid van een fossielen mensch aap in Nebraska iets belangrijks. De herkenning van den tand als dien van een fossielen menschaap was geschied door Prof. Henry Pairfield Osborn, die ter eere van den vinder van den aapmensch zelfs sprak van „Hespero-pithecus Harold. Cookii". Maar een nader onderzoek op de vind plaats bracht meer dergelijke tanden aan het licht, die thans herkend zijn als te heb ben behoord in de kaken van een (even eens fossiele) varkenssoort, Prosthenno- pes". Vergissen is menschelijk, maar dat men de tanden van een varkenssoort voor tan den van een praehistorischen menschaap houdt, is toch wel een heel dwaze ver gissing. Zulk een vergissing bewijst alleen, hoe zelfs mannen van wetenschap zich maar al te vaak laten leiden door voorop gezette ideeën. Nu zullen we volstrekt niet beweren, dat al wat men vooral in den jongsten tijd op dit gebied meent gevonden te hebben, op een even dwaze vergissing berust. De mogelijkheid, dat er vroeger aapsoorten bestaan hebben, die nog meer dan de te genwoordige oérangoetans en chimpanze's het menschentype naderden, behoeft niet ontkend te worden. Evenmin als dat onder deze overblijfselen uit een vroeger tijdperk schedels of andere deelen van menschen voorkomen kunnen, die, indien we ons zoo mogen uitdrukken, het apentype meer naderen. Ook onder het thans levende menschengeslacht is er verschil genoeg. Maar eenig bewijs, dat de mensch uit den aap zich ontwikkeld heeft, ligt daarin nooit. En de vergissingen, die nu niet al leen in dit geval, dat de „Nieuwe Rotter dammer Courant" meedeelt, maar telkens door de heeren evolutionnisten gemaakt worden, leeren ons wel op onze hoede te zijn, wanneer zij een triomfantelijk Eure ka: ik heb het gevonden, aanheffen. naar Dokters recept. LANGE DELFT 34 Vakkundig Prima kwaliteit Laagste prijs Onze Namen. Ongeveer een jaar geleden schraal om- dergeteekende in dit blad een artikeltje over onze namen. Wjj zagen toen, dat de menschen vroe ger maar één naam hadden, den tegen- woordigen voornaam. Elke voornaam heeft een beteekenis, hetzij hjj van Germa&nschen, van Latjjn- sc-hen (door de Romeinsche overhear- sching) of Bij'belschen (door het ingevoer de Christendom) oorsprong was. Latei werden ook de namen van heilig ver klaarde personen, van martelaars ol van bekende evangeliepredikers aangenomen. Tal van voorbeelden gaven wij als toe lichting. Daar vele personen denzelfdeo naam peluw gebruikende, en de andere over zich heen werpende strekte hij zich uit op den harden grond, en verzonk in gedachten. „Ik zou wel eens willen weten welk een dag het is," zeide hij bij zich zelf. „Het schijnt mij een eeuw geleden, sedert het water in de miin kwam. Laat me eens zien. 't Zal Vrijdagmiddag ongeveer vier uur geweest zijn, toen dit gebeurde, mij dunkt het moet nu ongeveer Zaterdagmiddag omstreeks dienzelfden tijd wezen. Mis schien is het wel Zondagmorgen. Hoe vreemd, te denken, dat de menschen nu in den helderen zonneschijn naar de kapel gaan, terwijl ik hier in het duister gevan gen zit. Allen denken natuurlijk dat ik dood ben. Wat een grappig idee. Ik zou wel eens willen hooren, wat zij van mij zeggen, want ik zal wel 'het onderwerp van aller gesprekken uitmaken, tenzij er nog andere mijnwerkers in deze oude mijn op gesloten zijn. Maar neen, dat geloof ik niet, geen van de anderen waren in de diepte, dus hadden zij tijd genoeg om zich te red den, en ik denk, dat ik hier geheel alleen ben. Nu, als het Zondagmorgen is, dan zal ik niet langer dan twintig uren behoeven te wachten, maar is het Zaterdagmiddag pas, dan hangen er mij nog vier en veer tig boven het hoofd. Verhongeren zal ik gelukkig niet» ©a misschim mi die tüd mij hadden, weid spoedig een anderen aam, den achternaam, als onderscheiding, er bijgevoegd. De eenvoudigste en de meest voorko mende was de voornaam van den vadei met achtervoeging van zoon, dis ven basterde tot s e n ol s e (Willemse, enz.). Opmerkelijk, dat op Walcheren de volgen de op die wijze gevormde achternamen niet meer voorkomen; Izaakse, Tobiasse en Salomonse. Ook hebben wij opgemerkt, dat de bij namen, die bepaalde eigenschappen aan gaven, familienamen werden. De Lange, enz. Eerst was het b.v. Adriaan Jacobse, alias de Korte (alias: anders gezegd). Later verviel het woordje alias. Verder werden tal van beroepsnamen de familie namen. De Rakker, enz. Soms verviel 'twoordje de (Schout, Meger, e.a.). D© nog op Walcheren voorkomende naam Wagenaar beteekent wagenbestuurder of koetsier. Dan zijn er nog tal van namen, die beginnen met het woordje van. Deze namen wijzen op een vroegere afkomst, 'tzij een stad, een dorp of een bepaalde streek of plaats (van Keulen, van Leer- sem e.a.) Ook de woorden van d e of van der hebben dezelfde beteekenis (Van de Pufte, Van der Linde). Later werd van der vaak samengetrokken tot ver (Vermeulen, Verhage). Toen op 1 Jan. 1812 tijdens de Fran sche overheersching de "Burgerlijke Stand werd ingevoerd, moest ieder een bepaal den naam houden. Zeer waarschijnlijk meenden velen, dat deze wet maar kort van duiur zou zijn en met het vertrek der' Franschen ook wel zou vervallen. Zonderlinge namen zijn toen in de wereld' gekomen en die er reeds waren konden later niet meer veranderd worden. Eenige dergelijke namen zijn: Niemandsverdriet, Nooitgedacht, Vroeg in de wei, Naaktge boren, Suikerbuik, Mijnliefste, Meliefste, Liefheid, Rechtdoorzee, Lachniet, Leef- Iang, Evenblij, Heetebriji, e.a. Door de geloofsvervolging kwamen vele personen uit Vlaanderen, Frankrijk of Duitschland naar ons land, ook naar Wal cheren, vandaar dat vele namen van Vlaamsche, Fransche of Duitsche aifkomst zijn. Van verschillende familienamen hebben wij in het vorig artikel de afkomst of de beteekenis afzonderlijk verklaard, zooals Koppejan, Kleinepier, Rezuyen, Lange- beke, Dellebeke, Borne, Faasse, Kooman, Ostó, Ovaa, Schietekatte, Godenschalk, Ce- vaal, Meijer (met de vele samenstellingen) Allaart, Kodde, enz. Door verdere studie en onderzoek heb ben wij de afleiding of de beteekenis van de volgende namen, die meest alle in Walcheren voorkomen, kunnen opspo ren. De Kroo. Deze naam js een verbas tering van den Franschen naam du Croix in 't Nederlandsch Van 't Kruis. Achter eenvolgens zag ik in oude lidmatenboeken deze overgangen: du Croix, de Croix, de Croi, de Croo, de Kroo. De Roo. Deze is een dergelijke ver bastering van de Roi (de Koning). Co z ijn. Een verhollandschte naam van Cousin of neef. T a v e n i e r. Deze naam moet echter zijn tavernier. Het is iemand, die een taverne of herberg (tapperij) houdt. In Ritthem kwam vroeger ook de naam Jan Tapper voor. Kersten beteekent Kristen. In de Nederlandsche taal komt een dergelijke omzetting (Metathesis) van den letter r vaak voor (gortgrut, drietiendertien). Coppoolse. Óp Walcheren kwam vroeger de naam Coppelo voor. Op oen steen te Nieuw- en St. Joosland als her denking van de eerste steenlegging van een molen, lezen .we ook dien naam. Van Coppelo komt het woord Ooppeloos- zoon of Coppeloosse. Door verspringing van de letter 1 veranderde deze naam in Coppoolse. Volkers komt van Volkertszoon. Vol- kerd of Volkhard beteekent: Die sterk is door het volk. Kuson, ook Huisson. Husen was vroeger een algemeen voorkomende naam. In Zeeuwsch-Vl&anderen komt nog de naam Huissen voor. Husenszoon werd samengetrokken tot Huszoon en dit werd Huson. Gilde Gjjs Brandt. Evenals de namen Boone en Faasse ontstaan zijn uit B.nifac'us, eerst gebruikt als voor naam, later als achternaam, zoo zijn op in het donker niet zoo lang vallen." Aldus redeneerde hij met zich zelf, ter wijl de uren voorbij kropen. De duisternis en de eenzaamheid benauwden hem vree- selijk en de pijn in zijn hoofd en in al zijn leden was bijna ondragelijk. Maar hij was van natuur moedig, sterk en dapper en geen klacht kwam over zijn lippen. Zijn redding was bovendien zoo wonder baar geweest, en zijn dankbaarheid zoo groot, dat het niet in hem op kwam om te murmur eer en. Integendeel kwamen hem gedurig de regels van het gezangvers voor den geest: "Wie maar den goeden God laat zorgen, En op Hem hoopt in 't bangst gevaar, Is hij Hem veilig en geborgen, Dien redt Hij goddelijk, wonderbaar. Na eenigen tijd, hij wist zelf niet hoe lang, viel hij in slaap. Maar hij sliep niet lang, en toen 'hij ontwaakte benauwde de duisternis hem zoo ontzettend, dat hij geen weerstand kon bieden aan de verzoeking om een der twee lucifers, die nog in zijn bezit waren te ontsteken. Hij had een ge voel alsof hij krankzinnig zoude worden, wanneer hij nog langer in 't donker bleef. In de duisterpis meende hij allerlei af schuwelijke dingen te zien en te voelen, hetgeen hem een vreeselijke schrik aan jaagde. Overeind wittende stak hij dus een detelfde wflae ontstaan da namen 9110c en Brandt uit den naam Hildebiand. Het Zeeuwsche dialect spreekt óf de h aan 't begin van een woord niet uit, óf ver scherpt de h tot g. Dit laatste is ge beurd met 't woord Hilde, dat uitgespro ken en geschreven wordt als Gilde. Voor Hildebrand werd als afkorting gebruikt Gilde en ook Brandt. Beide namen ko men op 't platteland van Walcheren voor. Op gelijke wijize is uit Gysbrand de naam Gijs ontstaan, die vooral in W. Zeeuwsch- Vlaanderen voorkomt. f Looise Louisse. Deze twee namen hebben gelijke beteekenis, n.l. zoon van Louis. Op Walcheren treft men vaak. den naam Looise aan, op Zuid-Beveland Louisse. Bosselaar. Een hosselaar is iemand die bosseleert. Bosseleeren is gedreven figuren maken in gouden en zilveren voorwerpen. Bosse beteekent verhooging, bult. t i i 11 Provoost. Dit woord komt van 't Fransche woord Prévot en beteekent over ste of opziener van órde en tucht in een legerplaats. In het soldatenleven kent men ook het woord provoost met de betee kenis van tuchtmaatregel. Kempe. Tot goed begrip van dezen naam eerst een stukje geschiedenis van de rechtspleging in de 13de en 14de eeuw ten tijde van de Hollandsche graven. Als een beschuldigde van een zware misdaad, zooals doodslag, zijn onschuld tegenover den baljuw volhield en het bewijs zijner schuld niet te leveren was, dan had de baljuw het recht hem tot een tweege vecht uit te dagen. Ook de beschuldigde kon den baljuw uitdagen. Men dacht, dat God den verdachte, als hjj onschuldig was, zou beschermen. Dit rechtsgebruik was dus een soort god'sbordeel. Daar de graaf een belangrijk deel van de boete kreeg, als de baljuw den strijd won, werd bepaald, dat niet de baljuw, maar een daartoe door den graaf aange steld persoon zou vechten. Deze persoon kreeg den naam van k e m p e (kempen kampen strijden). Wij spreken b.v. nog van kemphaan. De kempe moest zich door schermmees ters voor zijn beroep bekwaam maken. Moest de kempe tegen een edelman vech ten, dan waren de \yapens zwaard en beukelaar (rond- of ovaalvormig schild). Was de tegenstander geen edelman, zoo waren de wapens ook minderwaardig, n.l. knuppel en schild. Later waren er ge woonlijk twee kempen: één voor de ede len, de welgeboren kempe en één voor cnedelen, de huyskempe. Onder de vele voorrechten, die de bur gers eener s'tad van den graai voor be taling kregen, was ook dit, dat zij niet voor een gerechtelijken tweekamp konden opgeroepen worden. Om te weten te ko men of een beschuldigde de dader was, ging men in lateren tijd hem op de pijnbank leggen, om hem zoodoende tot bekentenis te brengen (zie het martel werktuig op het stadhuis te Veere)Dit gruwzame folterwerktuig werd bij de groote onwenteling op het einde der 18e eeuw afgeschaft. De persoonlijke tweekamp als duel leef de nog lang onder do gewoonten van het volk, vooral onder de hoogere standen voort. De wet heeft echter het duelleeren verboden. -,„.(De verklaring van den naam Kempe ontleen ik voornamelijk aan een artikel van dhr J. D. O- de Vries te Vlissingen. B- J. d e M e fj. Ritthem, Maart 1928- 1573. WILLEMS VERBOND MET GOD. G o d w a s 't, met wien de Vorst 't verbond der redding sloot, "Wanneer bij Vorstenhulp en steun van aardscbe Machten, Op Hein alleen gerust, kloekmoedig dorst verachten, En met Profetenkracht in één ontzagche- lijk woord, „Ik heb met den alleroppersten Potentaat der Potentaten een vast verbond gemaakt" De lafheid schaamrood hield, de vrees in 'thart versmoord. BILDERDIJK. (Overgenomen in 1852 door Groen van Prinsterer in Vaderlandsche zangen.) der twee lucifers aan en hield die boven 't hoofd, terwijl hij de oogen snel langs de Wanden van zijn kerker liet gaan. „Halleluja!" riep bij u^t. 't Was bet eer ste woord dat bem voor den geest kwam, en bij had geen beter kunnen gebruiken, want geen drie schreden van zich af zag hij aan den muur een bundei kaarsen han gen. Zijn licht was uitgegaan, voordat bij ze bereiken kon, maar hij wist ze in het donker te vinden. Toen hem dit gelukt was ging hij weer zitten en haaide diep adem. Hij bedac'ht zich nu dat hij nog slechts één lucifer over had, en wanneer die niet wilde ontbranden, dan zou zijn vondst hem van geen nut wezen en de duisternis nog vreeselijker zijn dan voorheen. Gedurende eenigen tijd deed hij geen poging om licht te maken. Roerloos bleef hij zitten, terwijl het angstzweet hem op bet voorhoofd pa relde. Hij gevoelde zich ziek en uitgeput. Deze laatste opwinding was te veel voor zijn overspannen krachten. Wanneer het hem, met de kaarsen in de hand, niet mocht gelukken dien éénen lucifer te doen ontvlammen, dan zou hij de duisternis niet langer kunnen verdragen. Hij vreesde dat hij dan krankzinnig zou worden. Na verloop van eenigen tijd begon bet gevoel van onmacht en zwakte te wijken. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1928 | | pagina 5