DE ZEEOW
Helta's Brillen
1
TWEEDE BLAD.
Voor den Zondag.
J Fa J. A. a L. G. WITTE J
LANGS DEN AFGROND.
HET ADRES
A. WIL KING
S WIJNHANDEL - GOES - TEL 284 J
t SAMOS PRIMA f 1-10
FEUILLETON
DRAAGT
MIDDELBURG,
VLISSINGEN,
BELLAMYPARK 38
VAN
ZM'ERDAG 10 MAART 1928. No. 138.
DOCH JEZUS ZWEEG STIL.
Doch Jezus zweeg stil.
Mattheus 26: 63.
De Heiland heeft voor een drievoudige
vierschaar terecht gestaan.
Eerst is Hij onderzocht en gevonnisd
door den Joodschen Raad. Toen 'heeft men
Hem geleid in het rechthuis van den Ro-
meinschen stadhouder. Eindelijk is Hij
verschenen voor dem Idumeër Herodes
Antipas, en tusschen deze drie rechters
heerscht in de wijze, waarop ze Jezus be
jegend hebben, volkomen overeenstem
ming.
Voor alle drie wordt Hij gehoond en ge
slagen. Bij geen van drieën vindt Hij recht
of mededoogen. Allen zijn 'het over Zijn
dood roerend met elkaar eens, enin
deze eenstemmigheid ontmoeten alle vol
keren der aarde elkaar bij het kruis van
Christus.
Echter hebben niet alleen de drie rech
ters voor wie de Man van Smarten geleid
is, tegenover Hem eenzelfde gedragslijn ge
volgd en zich aan dezelfde gruwelen schul
dig gemaakt, doch ook Jezus heeft tegen
over hen eenzelfde houding aangenomen,
en hun overeenstemming met eenzelfde
daad beantwoord.
Hij 'heeft tegenover alle drie gezwegen.
Voor den Joodschen Raad zwijgt Hij, wan
neer de valsche getuigen tegen Hem op
treden, en Hem beschuldigen van tempel
schennis.
Voor Pilatus zwijgt Hij, wanneer deze
acht geeft op de aantijgingen der over-
priesters, dat Hij een volksberoerder ils.
Voor Herodes zwijgt Hij, wanneer deze
Hem als een goochelaar beschouwt en van
Hem een teeken begeert.
"Waarom heeft Christus tot driemaal toe
gezwegen?
0, de diepten van dit zwijgen zijn niet
in enkele woorden te peilen, want er ligt
in dit moment uit Jezus' lijdensgang zoo
veel opgesloten.
Het is een teeken van Zijn majesteit.
Het is ook een teeken van Zijn volstrekte
en vrijwillige overgave aan den lijdenswil
des Vaders.
Doch Zijn zwijgen is bovenal een stuk
van Zijn lijden en Middelaarswerk, en,
als Hij Zijn rechters geen antwoord geeft,
doet Hij dat als onze Borg en in onze
plaats.
Voor Zichzelf behoefde Hij niet te zwij
gen. V
Wanneer Hij alleen voor Zichzelven ge
oordeeld was, zou Hij Zijn mond wel open
gedaan hebben.
Op elke aanklacht kon Hij, de Recht
vaardige, vele antwoorden geven.
Waarlijk, het is geen persoonlijke on
macht of verlegenheid, die Zijn mond
snoeren, maar Hij geeft geen antwoord
voor ons.
Voor ons? Ja, want terwijl men tegen
Jezus zoeken moest naar beschuldigingen,
en er slechts valsche vond, zijn er tegen
ons zoovele aanklachten zonder eenig zoe
ken of de geringste moeite in te brengen.
W;j hebben het kwaad bedreven, waar
van de Heiland werd beticht. Wij zijn op
roermakers en heiligschenners, die tegen
den Heere onzen God rebelleeren.
Wanneer de aanklager der broederen
zijn pijlen op ons richt, kan Hij duizend
zaken tegen ons inbrengen, en 'hebben wij
te zwijgen.
Wanneer de wet ons beschuldigt, Wan
neer onze consciëntie ons aanklaagt, wan-
o In Luxe Rietverpakking
(Vrij naar het Engelsch.)
29) o—
„Aha," riep hij uit, „die kunnen mij te
pas komen, \andaag behoef ik den hon
gerdood nog niet te sterven. Dat is zeker."
Een poos daarna stak hij een tweede
lucifer aan, maar daar waren er zoo wei
nig, dat hij er slechts een spaarzaam ge
bruik van durfde maken. Op eenigen af
stand zag hij een houweel, een hamer en
eenige boren liggen.
„Zij zijn hier aan 't werk geweest, dat is
duidelijk," overlegde hij bij zich zelf. „Als
ik nu maar wist welken kant ik op moest
gaan, om er uit te komen."
Hij streek weer een lucifer aan, en
kroop op handen en voeten verder, naar
alle kanten uitziende.
„Men kan hier wel een maand lang
rondkruipen, en dan is men nog even ver,"
prevelde hij. „De mijn is hier zoo uitge
werkt, dat het wel een 'honigraat lijkt. Ik
moet voorzichtig zijn, of ik val door het
een o£ ander gat woor in 't water, en dan
zou het einde nog orgor zijn dan het be
gin.'9
voor Manufaoturen
Dames* en Klnderoonfeotle
Tapijten Gordijnen
Bedden Ledikanten en
aanverwante artikelen Is
GOES HULST
neer de Heere met ons zou gaan in het ge
richt, moeten wij zwijgen en past het ons
met Job uit te roepen: „Waarlijk, ik weet
dat het zoo is, want 'hoe zou de mensch
rechtvaardig zijn bij God? Zoo Hij lust
heeft, om met hem te twisten, niet één uit
duizend zal hij Hem beantwoorden".
Niet één uit duizend
Wij moeten voor het gericht zwijgen.
Maar Jezus behoefde dat niet, doch
Hij, Die spreken kon, daar Hij de Recht
vaardige is, heeft voor ons gezwegen.
Zijn mond, die van onschuld kon getui
gen, is voor ons verstomd. Hij, Die in
machtige teekenen Zijn heerlijkheid kon
openbaren, heeft voor ons niets geant
woord.
Hij vertegenwoordigt voor het gericht
schuldigen en in zichzelf verlorenen. Hij
heeft ons vonnis zwijgend aanvaard. Hij
heeft voor den wereldlijken rechter allo
vernedering en smaad, die op ons moest
komen, geduld, en in het gericht Gods
heeft Hij onze schuld en straf gedragen.
Welk een diepten van liefdel
Welk een wereld van ontferming!
Welk een schatten van heil! want door
dien lijdensarbeid van onzen Heiland kun
nen wij, die zwijgen moesten, weer spre
ken.
Klaagt satan ons aan, wij richten on
zen blik op den Slangenvertreder. Be
schuldigt ons Gods wet, wij weten ons vei
lig in Hem, Die de wet volbracht.
Treedt de Heere met ons in het gericht,
wij mogen pleiten op de vergeving, die
onze Borg voor ons aanbracht, en in
plaats van te verstemmen en te zwijgen,
roemen we in en door Hem, Die voor ons
heeft gezwegen: „Wie zal beschuldiging
inbrengen tegen de uitverkorenen Gods?
God js het, Die rechtvaardig maakt. Wie ia
het, die verdoemt? Christus is het, Die ge
storven is; ja, wat meer is, Die ook opge
wekt is, Die ook ter rechterhand Gods ic,
Die ook voor ons bidt."
VOOR KLEINGELOOVIGEN.
Als Christus de Heer het oog naar ons
wendt,
Onz' helper wil zijn in smart en ellend.
Laat alles dan vallen, laat alles vergaan,
Wij kunnen niet zinken, want Hij greep
ons aan.
Als 't leed u vervolgt, uw vreugde verdrijft,
U tranen ontperst; niets standhoudt, niets
blijft,
Naar Hem u gekeerd, die het oor aan u
leent,
Tot Hem dan gebeden, bij Hem dan ge
weend.
Voor menschen verheeld, uw diepgaande
smart,
Naar boven het oog, naar boven het hart:
Daar, daar woont de wijsheid, de lief de, de
trouw,
Daar troost de genade voor pijnlijk be
rouw.
Zoo treedt voor den troon van Jezus, uw
Heer,
Met heilig ontzag en knielt voor Hem neer!
Hij droeg hier beneden ons mensch'lijk
bestaan,
En ons neemt de Vader tot kinderen aan.
DE „MISSING LINK".
Onder den missing link of, om het op
zijn Hollandsch te zeggen, den ontbreken-
den schakel verstaat men in de weten
schappelijke wereld, dat de rechtopgaande
menschaap, die dan den overgang zou ge
vormd hebben tusschen aap en mensch,
onder de fossiele overblijfselen nog altoos
niet is gevonden.
Hij ging voort met het aansteken van
lucifers, en het onderzoeken van zijn on-
deraardsche verblijfplaats, maar hoe meer
hij zocht, hoe meer hij in verwarring ge
raakte, in alle richtingen schenen tunnels
en gangen en zijgangen te zijn.
Men kon hier werkelijk in het oneindige
zoeken en dwalen zonder den rechten weg
te vinden. Al rondtastende had hij een
tweeden jas gevonden, waarin zich insge
lijks 't dagelijksch rantsoen van den mijn
werker, zorgvuldig in papier gepakt, be
vond, maar hoe nauwkeurig hij ook alle
zakken onderzocht, een tweede doos met
lucifers was niet te vinden.
„Er moeten hier of daar kaarsen zijn,"
dacht 'hij. „Mijnwerkers hebben 'altijd een
voorraad bij zich, en 't is niet te denken,
dat zij die mee genomen hebben, terwijl zij
hunne jassen in den steek lieten. Als ik
die maar vinden kon, dan was ik gered."
Maar te vergeefs liet hij zijn blikken
naar alle zijden gaan, bij kon geen kaar
sen vinden.
„Er is niets aan te doen," zuchtte hij,
„ik zal in het duister dienen te blijven, tot
dat men mij vindt. Hij had nog twee luci
fers over, maar bij besloot die te sparen,
totdat hij wat gerust zou hebben. Hij was
dood moede geworden van al zijn zoeken,
en hees en vree? kruipen. De «ene j&g ms
Nu «preekt het wel van «elf, «egt „Be
Heraut", dat de evolutionnisten, die aan
deze afstamming van den mensch van een
aap gelooven, zoodra er weer nieuwe fos
sielen ontdekt worden, met grooten ijver
naar dezen „onbekenden schakel" zoeken
en, zoodra ze ook maar iets vinden, dat
daarop lijkt, dit met niet minder groote
blijdschap verkondigen.
Hoe voorzichtig men echter met deze
ontdekkingen moet zijn, leert opnieuw het
geen in de „Nieuwe Rotterdammer Cou
rant" van 22 Febr., Ochtendblad, onder de
"Wetenschappelijke berichten wordt mede
gedeeld en dat we hier overnemen:
„Ergens in Nebraska (V. St.) was in
1922 een fossiele tand gevonden, die werd
toegeschreven aan een (toen onbekenden)
menschaap, die den fraaien naam ontving
van Hespero-pithecus. Sommigen meen
den al, dat de vermaarde „missing link"
er nu dan toch was. En in ieder geval was
de aanwezigheid van een fossielen mensch
aap in Nebraska iets belangrijks. De
herkenning van den tand als dien van een
fossielen menschaap was geschied door
Prof. Henry Pairfield Osborn, die ter eere
van den vinder van den aapmensch zelfs
sprak van „Hespero-pithecus Harold.
Cookii".
Maar een nader onderzoek op de vind
plaats bracht meer dergelijke tanden aan
het licht, die thans herkend zijn als te heb
ben behoord in de kaken van een (even
eens fossiele) varkenssoort, Prosthenno-
pes".
Vergissen is menschelijk, maar dat men
de tanden van een varkenssoort voor tan
den van een praehistorischen menschaap
houdt, is toch wel een heel dwaze ver
gissing. Zulk een vergissing bewijst alleen,
hoe zelfs mannen van wetenschap zich
maar al te vaak laten leiden door voorop
gezette ideeën.
Nu zullen we volstrekt niet beweren,
dat al wat men vooral in den jongsten tijd
op dit gebied meent gevonden te hebben,
op een even dwaze vergissing berust. De
mogelijkheid, dat er vroeger aapsoorten
bestaan hebben, die nog meer dan de te
genwoordige oérangoetans en chimpanze's
het menschentype naderden, behoeft niet
ontkend te worden. Evenmin als dat onder
deze overblijfselen uit een vroeger tijdperk
schedels of andere deelen van menschen
voorkomen kunnen, die, indien we ons
zoo mogen uitdrukken, het apentype meer
naderen. Ook onder het thans levende
menschengeslacht is er verschil genoeg.
Maar eenig bewijs, dat de mensch uit den
aap zich ontwikkeld heeft, ligt daarin
nooit. En de vergissingen, die nu niet al
leen in dit geval, dat de „Nieuwe Rotter
dammer Courant" meedeelt, maar telkens
door de heeren evolutionnisten gemaakt
worden, leeren ons wel op onze hoede te
zijn, wanneer zij een triomfantelijk Eure
ka: ik heb het gevonden, aanheffen.
naar Dokters recept.
LANGE DELFT 34
Vakkundig
Prima kwaliteit Laagste prijs
Onze Namen.
Ongeveer een jaar geleden schraal om-
dergeteekende in dit blad een artikeltje
over onze namen.
Wjj zagen toen, dat de menschen vroe
ger maar één naam hadden, den tegen-
woordigen voornaam.
Elke voornaam heeft een beteekenis,
hetzij hjj van Germa&nschen, van Latjjn-
sc-hen (door de Romeinsche overhear-
sching) of Bij'belschen (door het ingevoer
de Christendom) oorsprong was. Latei
werden ook de namen van heilig ver
klaarde personen, van martelaars ol van
bekende evangeliepredikers aangenomen.
Tal van voorbeelden gaven wij als toe
lichting.
Daar vele personen denzelfdeo naam
peluw gebruikende, en de andere over zich
heen werpende strekte hij zich uit op den
harden grond, en verzonk in gedachten.
„Ik zou wel eens willen weten welk een
dag het is," zeide hij bij zich zelf. „Het
schijnt mij een eeuw geleden, sedert het
water in de miin kwam. Laat me eens zien.
't Zal Vrijdagmiddag ongeveer vier uur
geweest zijn, toen dit gebeurde, mij dunkt
het moet nu ongeveer Zaterdagmiddag
omstreeks dienzelfden tijd wezen. Mis
schien is het wel Zondagmorgen. Hoe
vreemd, te denken, dat de menschen nu in
den helderen zonneschijn naar de kapel
gaan, terwijl ik hier in het duister gevan
gen zit. Allen denken natuurlijk dat ik
dood ben. Wat een grappig idee. Ik zou
wel eens willen hooren, wat zij van mij
zeggen, want ik zal wel 'het onderwerp van
aller gesprekken uitmaken, tenzij er nog
andere mijnwerkers in deze oude mijn op
gesloten zijn. Maar neen, dat geloof ik niet,
geen van de anderen waren in de diepte,
dus hadden zij tijd genoeg om zich te red
den, en ik denk, dat ik hier geheel alleen
ben. Nu, als het Zondagmorgen is, dan zal
ik niet langer dan twintig uren behoeven
te wachten, maar is het Zaterdagmiddag
pas, dan hangen er mij nog vier en veer
tig boven het hoofd. Verhongeren zal ik
gelukkig niet» ©a misschim mi die tüd mij
hadden, weid spoedig een anderen aam,
den achternaam, als onderscheiding, er
bijgevoegd.
De eenvoudigste en de meest voorko
mende was de voornaam van den vadei
met achtervoeging van zoon, dis ven
basterde tot s e n ol s e (Willemse, enz.).
Opmerkelijk, dat op Walcheren de volgen
de op die wijze gevormde achternamen
niet meer voorkomen; Izaakse, Tobiasse
en Salomonse.
Ook hebben wij opgemerkt, dat de bij
namen, die bepaalde eigenschappen aan
gaven, familienamen werden. De Lange,
enz. Eerst was het b.v. Adriaan Jacobse,
alias de Korte (alias: anders gezegd).
Later verviel het woordje alias. Verder
werden tal van beroepsnamen de familie
namen. De Rakker, enz. Soms verviel
'twoordje de (Schout, Meger, e.a.). D©
nog op Walcheren voorkomende naam
Wagenaar beteekent wagenbestuurder
of koetsier.
Dan zijn er nog tal van namen, die
beginnen met het woordje van. Deze
namen wijzen op een vroegere afkomst,
'tzij een stad, een dorp of een bepaalde
streek of plaats (van Keulen, van Leer-
sem e.a.) Ook de woorden van d e of
van der hebben dezelfde beteekenis
(Van de Pufte, Van der Linde). Later
werd van der vaak samengetrokken tot
ver (Vermeulen, Verhage).
Toen op 1 Jan. 1812 tijdens de Fran
sche overheersching de "Burgerlijke Stand
werd ingevoerd, moest ieder een bepaal
den naam houden. Zeer waarschijnlijk
meenden velen, dat deze wet maar kort
van duiur zou zijn en met het vertrek
der' Franschen ook wel zou vervallen.
Zonderlinge namen zijn toen in de wereld'
gekomen en die er reeds waren konden
later niet meer veranderd worden. Eenige
dergelijke namen zijn: Niemandsverdriet,
Nooitgedacht, Vroeg in de wei, Naaktge
boren, Suikerbuik, Mijnliefste, Meliefste,
Liefheid, Rechtdoorzee, Lachniet, Leef-
Iang, Evenblij, Heetebriji, e.a.
Door de geloofsvervolging kwamen vele
personen uit Vlaanderen, Frankrijk of
Duitschland naar ons land, ook naar Wal
cheren, vandaar dat vele namen van
Vlaamsche, Fransche of Duitsche aifkomst
zijn.
Van verschillende familienamen hebben
wij in het vorig artikel de afkomst of de
beteekenis afzonderlijk verklaard, zooals
Koppejan, Kleinepier, Rezuyen, Lange-
beke, Dellebeke, Borne, Faasse, Kooman,
Ostó, Ovaa, Schietekatte, Godenschalk, Ce-
vaal, Meijer (met de vele samenstellingen)
Allaart, Kodde, enz.
Door verdere studie en onderzoek heb
ben wij de afleiding of de beteekenis
van de volgende namen, die meest alle
in Walcheren voorkomen, kunnen opspo
ren.
De Kroo. Deze naam js een verbas
tering van den Franschen naam du Croix
in 't Nederlandsch Van 't Kruis. Achter
eenvolgens zag ik in oude lidmatenboeken
deze overgangen: du Croix, de Croix, de
Croi, de Croo, de Kroo.
De Roo. Deze is een dergelijke ver
bastering van de Roi (de Koning).
Co z ijn. Een verhollandschte naam van
Cousin of neef.
T a v e n i e r. Deze naam moet echter
zijn tavernier. Het is iemand, die een
taverne of herberg (tapperij) houdt. In
Ritthem kwam vroeger ook de naam Jan
Tapper voor.
Kersten beteekent Kristen. In de
Nederlandsche taal komt een dergelijke
omzetting (Metathesis) van den letter r
vaak voor (gortgrut, drietiendertien).
Coppoolse. Óp Walcheren kwam
vroeger de naam Coppelo voor. Op oen
steen te Nieuw- en St. Joosland als her
denking van de eerste steenlegging van
een molen, lezen .we ook dien naam.
Van Coppelo komt het woord Ooppeloos-
zoon of Coppeloosse. Door verspringing
van de letter 1 veranderde deze naam
in Coppoolse.
Volkers komt van Volkertszoon. Vol-
kerd of Volkhard beteekent: Die sterk
is door het volk.
Kuson, ook Huisson. Husen was
vroeger een algemeen voorkomende
naam. In Zeeuwsch-Vl&anderen komt nog
de naam Huissen voor.
Husenszoon werd samengetrokken tot
Huszoon en dit werd Huson.
Gilde Gjjs Brandt. Evenals
de namen Boone en Faasse ontstaan zijn
uit B.nifac'us, eerst gebruikt als voor
naam, later als achternaam, zoo zijn op
in het donker niet zoo lang vallen."
Aldus redeneerde hij met zich zelf, ter
wijl de uren voorbij kropen. De duisternis
en de eenzaamheid benauwden hem vree-
selijk en de pijn in zijn hoofd en in al zijn
leden was bijna ondragelijk. Maar hij was
van natuur moedig, sterk en dapper en
geen klacht kwam over zijn lippen.
Zijn redding was bovendien zoo wonder
baar geweest, en zijn dankbaarheid zoo
groot, dat het niet in hem op kwam om
te murmur eer en. Integendeel kwamen hem
gedurig de regels van het gezangvers voor
den geest:
"Wie maar den goeden God laat zorgen,
En op Hem hoopt in 't bangst gevaar,
Is hij Hem veilig en geborgen,
Dien redt Hij goddelijk, wonderbaar.
Na eenigen tijd, hij wist zelf niet hoe
lang, viel hij in slaap. Maar hij sliep niet
lang, en toen 'hij ontwaakte benauwde de
duisternis hem zoo ontzettend, dat hij geen
weerstand kon bieden aan de verzoeking
om een der twee lucifers, die nog in zijn
bezit waren te ontsteken. Hij had een ge
voel alsof hij krankzinnig zoude worden,
wanneer hij nog langer in 't donker bleef.
In de duisterpis meende hij allerlei af
schuwelijke dingen te zien en te voelen,
hetgeen hem een vreeselijke schrik aan
jaagde. Overeind wittende stak hij dus een
detelfde wflae ontstaan da namen 9110c
en Brandt uit den naam Hildebiand. Het
Zeeuwsche dialect spreekt óf de h aan
't begin van een woord niet uit, óf ver
scherpt de h tot g. Dit laatste is ge
beurd met 't woord Hilde, dat uitgespro
ken en geschreven wordt als Gilde. Voor
Hildebrand werd als afkorting gebruikt
Gilde en ook Brandt. Beide namen ko
men op 't platteland van Walcheren voor.
Op gelijke wijize is uit Gysbrand de naam
Gijs ontstaan, die vooral in W. Zeeuwsch-
Vlaanderen voorkomt. f
Looise Louisse. Deze twee
namen hebben gelijke beteekenis, n.l. zoon
van Louis. Op Walcheren treft men vaak.
den naam Looise aan, op Zuid-Beveland
Louisse.
Bosselaar. Een hosselaar is iemand
die bosseleert. Bosseleeren is gedreven
figuren maken in gouden en zilveren
voorwerpen. Bosse beteekent verhooging,
bult. t i i 11
Provoost. Dit woord komt van 't
Fransche woord Prévot en beteekent over
ste of opziener van órde en tucht in een
legerplaats. In het soldatenleven kent men
ook het woord provoost met de betee
kenis van tuchtmaatregel.
Kempe. Tot goed begrip van dezen
naam eerst een stukje geschiedenis van
de rechtspleging in de 13de en 14de eeuw
ten tijde van de Hollandsche graven. Als
een beschuldigde van een zware misdaad,
zooals doodslag, zijn onschuld tegenover
den baljuw volhield en het bewijs zijner
schuld niet te leveren was, dan had de
baljuw het recht hem tot een tweege
vecht uit te dagen. Ook de beschuldigde
kon den baljuw uitdagen. Men dacht,
dat God den verdachte, als hjj onschuldig
was, zou beschermen. Dit rechtsgebruik
was dus een soort god'sbordeel. Daar
de graaf een belangrijk deel van de
boete kreeg, als de baljuw den strijd
won, werd bepaald, dat niet de baljuw,
maar een daartoe door den graaf aange
steld persoon zou vechten. Deze persoon
kreeg den naam van k e m p e (kempen
kampen strijden). Wij spreken b.v. nog
van kemphaan.
De kempe moest zich door schermmees
ters voor zijn beroep bekwaam maken.
Moest de kempe tegen een edelman vech
ten, dan waren de \yapens zwaard en
beukelaar (rond- of ovaalvormig schild).
Was de tegenstander geen edelman, zoo
waren de wapens ook minderwaardig,
n.l. knuppel en schild. Later waren er ge
woonlijk twee kempen: één voor de ede
len, de welgeboren kempe en één voor
cnedelen, de huyskempe.
Onder de vele voorrechten, die de bur
gers eener s'tad van den graai voor be
taling kregen, was ook dit, dat zij niet
voor een gerechtelijken tweekamp konden
opgeroepen worden. Om te weten te ko
men of een beschuldigde de dader was,
ging men in lateren tijd hem op de
pijnbank leggen, om hem zoodoende tot
bekentenis te brengen (zie het martel
werktuig op het stadhuis te Veere)Dit
gruwzame folterwerktuig werd bij de
groote onwenteling op het einde der 18e
eeuw afgeschaft.
De persoonlijke tweekamp als duel leef
de nog lang onder do gewoonten van
het volk, vooral onder de hoogere standen
voort. De wet heeft echter het duelleeren
verboden.
-,„.(De verklaring van den naam Kempe
ontleen ik voornamelijk aan een artikel
van dhr J. D. O- de Vries te Vlissingen.
B- J. d e M e fj.
Ritthem, Maart 1928-
1573. WILLEMS VERBOND MET GOD.
G o d w a s 't, met wien de Vorst 't verbond
der redding sloot,
"Wanneer bij Vorstenhulp en steun van
aardscbe Machten,
Op Hein alleen gerust, kloekmoedig dorst
verachten,
En met Profetenkracht in één ontzagche-
lijk woord,
„Ik heb met den alleroppersten Potentaat
der Potentaten een vast verbond gemaakt"
De lafheid schaamrood hield, de vrees in
'thart versmoord.
BILDERDIJK.
(Overgenomen in 1852 door Groen
van Prinsterer in Vaderlandsche
zangen.)
der twee lucifers aan en hield die boven
't hoofd, terwijl hij de oogen snel langs de
Wanden van zijn kerker liet gaan.
„Halleluja!" riep bij u^t. 't Was bet eer
ste woord dat bem voor den geest kwam,
en bij had geen beter kunnen gebruiken,
want geen drie schreden van zich af zag
hij aan den muur een bundei kaarsen han
gen. Zijn licht was uitgegaan, voordat bij
ze bereiken kon, maar hij wist ze in het
donker te vinden. Toen hem dit gelukt was
ging hij weer zitten en haaide diep adem.
Hij bedac'ht zich nu dat hij nog slechts
één lucifer over had, en wanneer die niet
wilde ontbranden, dan zou zijn vondst hem
van geen nut wezen en de duisternis nog
vreeselijker zijn dan voorheen. Gedurende
eenigen tijd deed hij geen poging om licht
te maken. Roerloos bleef hij zitten, terwijl
het angstzweet hem op bet voorhoofd pa
relde. Hij gevoelde zich ziek en uitgeput.
Deze laatste opwinding was te veel voor
zijn overspannen krachten. Wanneer het
hem, met de kaarsen in de hand, niet
mocht gelukken dien éénen lucifer te doen
ontvlammen, dan zou hij de duisternis niet
langer kunnen verdragen. Hij vreesde dat
hij dan krankzinnig zou worden.
Na verloop van eenigen tijd begon bet
gevoel van onmacht en zwakte te wijken.
(Wordt vervolgd.)