DE ZEEOW
Helder s Brillen
TWEEDE BLAD.
KINADRUPPELS
HET ADRES
A. WIL KING
„BECTELS" KUNSTKORREL"
Voor den Zondag.
Fa J. A. L. G. WITTE
LANGS DEN AFGROND.
Zoeklichtjes.
WIJNHANDEL - GOES - TEL 264 J
SAHflOS PRIMA *1.1©
FEUILLETON.
DRAAGT
MIDDELBURG,
VLISSINGEN,
Dr.H.NANNING'S -
DE PLUIMVEE!®)® IN NIEUWE BANEN DOOD
Volledig pluimveevoeder,
VAU
ZATERDAG 3 MAART 1928. No. 133.
LEVEN Bij DEN DAG.
„Het meel van de krnik werd
niet verteerd en de olie der flesch
ontbrak niet, naar het woord des
Heeren...." 1 Kon. 17:16a.
De vrouw, wier wonderlijke onderhou
ding ons hier herinnerd wordt, ontving
geen overvloed, maar juist genoeg voor
ieder en dag.
Elia, Gods tolk, moest met deze we
duwe en haar zoon, uit 's Heeren hand
leven, bijl den dag.
Een mensch behoeft dan ook geen over
vloed te hebben, om te leven 1 Sterker:
een mensch behoeft geen overvloed te
hebben, om tóch overvloed te hebben I
Als hij maar leeft uit Gods voorraden 1
Die zijn onuitputtelijk.
Indien dat drietal menschen over volle
schuren had kunnen beschikken hun
hart ware allicht meer gaan hangen en
hechten aan de gaven als aan den Gever.
Ia het gezinsleven van die weduwe ware
de band met Hem, Die Zich haar Man en
Verzorger bewees, allicht losser gewor
den.
Nu echter bleven allen leven in diepe
afhankelijkheid van God, Die hun leef
tocht schonk, niet voor 'n jaar, niet voor
'n maand, maar voor 'n dag juist
genoeg!
Er schieten uit deze historie lichtstra
len van bemoediging naar allen kant.
Over het leven der Christelijke Kerk,
die leeft, nu, gelijk in alle tijden, alsof
ziji op 'tpunt staat te sterven, maar die
juist zóóveel genade ontvangt, dat zij
blijkt een dóórlevend wonder God?, met
telkens vernieuwde jeugdkracht en nieu
we perspectieven, ook voor het Zendings
leven.
Wij wenschten liever een God, Die met
volle schuren en groote reservekapitalen
ons werken liet. Nu hebben we 't, in het
geloof, te wagen met 'n „handvol meel"
en 'n „weinig olie". Ja, zoo doet God,
opdat er voor het Geloof ook wat over
blijve
En is het in ons eigen binnenkantsleven
niet dezelfde werkelijkheid?
Gij weet de genade van onzen Heere
Jezus Christus, dat Hij om onzentwil is
arm geworden, daar Hij' rijk was, opdat
tij door Zijne armoede rijifc zoudt wor-
en!
Indien 't geloof het waagt met Jezus'
poverheid, dau staat 't straks ver
legen onder de uitstorting van Zijn over
vloed.
Dan ervaart Gods kind: Uw leegheid
is volheid 1 Uw dwaasheid wijsheid 1
Uw zwakheid kracht 1 Uw ons drijven-
in-de onmogelijkheid: verlossing, heer
lijk en volkomen!
Dan is er geen weelde aan den buiten
kant; hoe veroverde dan licht valsche ver
zekerdheid ons hart! Hoe werd dan spoe
dig ons manna door wormen van geeste
lijken hoogmoed bedorven!
Wat was *t gevaar voor Israël in de
woestijn? Niet, dat ze te kort kwamen,
maar te veel overhielden!
Nu dwingt onze God ons, om dicht bijl
Hem te blijven, in volstrekte afhankelijk
heid. Eiken dag hebben wij nieuwe ge
nade noodig, om met Al, wat we heb-
i
In Luxe Rietverpakking
(Vrij aaar het Engelsch.)
34) o
„Paul", zeilde hij. „wij hebben: juist
over u gesproken."
„Over mij?" vraagde deze. Dus niet
over Diavid, en hij haalde ruimer adem.
„Ja" zeide Toby. „Daar gaat een leu
genachtig praatje over u, en als uw vriend
heb ik het ronduit tegengesproken."
„Wat is dat voor een praatje?" vraagde
Paul bedaard.
„Het praatje is, dat men u gisteren
avond na tienen smoordronken door de
straten van Penwharf heeft zien zeilen."
De adem bleef Paul ia dn keel steken.
Hij werd 'doodsbleek..
„En nu verwacht ik van u", ging Toby
voort, „dat gij ons in Ibet gezicht zultj
zeggen, dat het ©en lage, lafhartige, ver
achtelijke, afschuwelijke leugen is."
Paul zeide niets. Geheel omitdaan zag hij
voor zich heen en sloeg toen de oogem
neder, terwijl de kleine groep hem in pijn
lijke spanning gadesloeg. De dorpelingen
ragen elkander veelheteekenend ana,"
maar geen van allen verbrak bet onheil
spellend zwijgen.
Eindelijk naderde Toby hem; do oudei
mm was blaak gawoadeot pa ftijae hmd
naar Dokters reoept.
LANGE DELFT 34
BELLAMYPARK 38
Vakkundig
Prima kwaliteit Laagste prl|s
ben en vermogen, in God te eindigen.
Nu zien we eiken morgen er onze
loege kruik weer op na, zeggend, biddend1:
„Heere God, aan de genade van gisteren
heb ik nü niet meer eiken geloofs-
koorrel, eiken droppel vreugde-olie, elke
gebedsvonk moet ik vandaag weer wach
ten van U alleen, want buiten U kan ik
niets doen!"
En onze God hoort en verhoort.
Hij ontfermt Zich op het gebed van den
nooddruftige, die door Jezus Christus,
Die de weg en de deur is, tot Hem
komt, en geen anderen pleitgrond heeft,
dan 's Heilands volbracht werk.
Schiet dan Uw leêge harte-kruik lal
niet vol gij ontvangt tóch voor eiken
dag genade, juist genoeg 1
Genade om te gelooven om te bid
den om te arbeiden, ja, om over
vloedig te zijn in Gods werk.
Want: God zal in eeuwigheid niet toe
laten, dat de rechtvaardige wankele.
Want: Jezus Christus, ons Brood, onze
Fontein, is gisteren en heden, wjjl eeuwig
Dezelfde I
Zalig hjj, die dus verborgen
Al- zijn zorgen
Leggen mag in 's Heeren schoot.
Zalig hij, die vrij en veilig
Vroolijk, zorgeloos en heilig
Vrees gevoelt voor nood' noch dood.
EETLU5T-0PWEKKEND. /l.30p.fl.
DE HUISVRIEND.
"Welzalig is de woning,
Gezegend is de disch,
Waar Christus heersdht als Koning,
En Gast en. Huisvriend is.
Waar ieder lid bij dag en nacht
Hem hartlijk, hartlijk welkom acht.
Daar zal men rijkdom vinden
Van echte huwelijkstrouw,
En liefdekoorden binden
Daar 't hart van man en vrouw:
Want de eerste in die verbindtenis
Is Hij, die de Amen, Amen is.
De kindren vroeg reeds staamlen
Zijn naam aanbiddingawaard,
En beter schat verzaamden
Dan wijsheid dezer aard.
Want wie als Huisvriend wordt bemind,
Is Hij, de groote Kindervrind.
Daar wordt geen tijd versleten
In laffe zotternij,
En God niet snood vergeten
In hooze spotternij.
Want voor den Heer der heerlijkheid
Is in dat huis een troon bereid.
Daar wordt geen twist gevonden,
Die tussclhen twee vernacht;
Daar is voor alle zonden
Vergeving aangebracht.
Wamt Hij, die hart en huis vervult»
Is zelf de Uitdelger aller schuld.
Daar is in alle lijden,
Een Trooster die nieft faalt,
Die licht geeft en verblijden,
Zelfs waar de doodsnacht daalt.
Want Hij, wiens gunst dat huis bestraalt,
Heeft op den dood gezegepraald.
J. DE LIEFDE.
beefde, toen hij die op den schouder van
Paul legde.
„Paul", zeidie hij, en zijn stem klonk
zoo teer en zoo zacht, als men nooit van
hem gehoord jiad. „Paul, mijn jongen,
houd het hoofd op en spreek vrij uit. Ik
heb er mijn woord van eer op gegeven,
dat het ©en lage, afschuwelijke leugen is.
Ontken het, en wij zullen u allen geloo
ven. Zeg dat het een leugen Is."
„Hij kan het niet ontkennen", zeide Bil]
Naucarrow. „Ik heb hem zelf gezien.'
„Hebt gij mij gezien?" vraagde Paul,
snel het hoofd opheffende len den spreker
vlak in het gelaat ziende.
„Ja, dat heb ik", antwoordde Naucar
row beslist; „en ik ben niet de ©enige."
Paul had Zijne oogen weder neerge
slagen, zijn voorhoofd was gefronsd, en
hij klemde zijn lippen op elkander als
iemand die pijn heeft. Hij streed ©en fei
len strijd, en hij was niet zeker van den
uitslag.
Trouwhartig en edelmoedig als hij was,
'betrof zijn eerste gedachte David, Ja, op
die manier kon deze gered worden. Hij
zou zijn betrekking kunnen behouden, en.,
'zijn moeder het bitterste leed bespaard
«worden. Maar onwillekeurig kwam de
vraag bij hem opwas het werkelijk
goed voor David, dat hij- altijd gespaard
werd voor de gevolgen van zijn wange
drag? Zou hij hem niet in het kwaad
g/fcgvaa, waaaasE fcg de efesfi roos hem
Da Christelijk Socials aotta.
De Christelijk sociale beweging -heeft in
den mensch, in den arbeider, herkend het
schepsel van Gods Alvermogen, geschapen naar
het beeld des Eeuwigen. Zij' heeft in den
arbeider herkend den van God afgevallen zon
daar, die Hem zoo lief i3, .dat Hij Zijn eenigen
Zoon Jezus Chri3tus aan smaad en hoon heeft
overgegeven, ja zelfs tot den smadelijken dood
aan het gevloekte kruishout.
En diezelfde mensch, dien Christus zoo
liefhad, dat Hij Zijn leven voor hein jjaf,
die mensch ging onder in de snelle en niets
ontziende ontwikkeling der maatschappij, ge
durende de laatste halve eeuw. Dat de arbei
der in het gemoderniseerde en gemechani
seerde bedrijf een niet te ontberen levende
kracht, noodig voor de productie, was en is,
toonde men te voelen, doch dat diezelfde
arbeider een. levende en voor de eeuwigheid
geschapen ziel had, werd niet bedacht. En
ais in dezen tijd de Christalijk-sociale actie
niet haar invloed deed gelden, ongetwijfeld
zou weder dreigen het groote gevaar, dat de
arbeider ondergaat in het rusteloos en niets
ontziende streven naar winst ^en naar pro
ductie, met verwaarloozing van zijn hoogare,
eeuwige leven.
Hier, en hier uitsluitend is geboren de
Chirstelijk-sociale actie, die niet wil, dat in
bat sociaal-economische leven het verlossings
werk van Christus wordt bedreigd. Hooger
dan alle winst, oneindig meer waard dan pro
ductie, belangrijker 'dan alle maatschappelijke
welvaart, is "de naar Gods beeld geschapen
mensch. Als Jezus Christus met Zijn leven
en sterven den mensch opheft tot de hoogste
hemelen, dan zal het moderne bedrijf hem
niet in den' strijd omi het stoffelijk bestaan
doen ondergaan.
Niet om loon, niet om! arbeidstijd, niet om
gezondheids- en veiligheidsmaatregelen, niet
om sociale wetgeving, noch om verzekering,
noch om iets anders van dezen aard is het
da Christedijk-sociale beweging te doen. Dit
alles zijn slechts middelen. Haar doel is
eenig en alleen gericht op bet heil eener on
sterfelijke ziel. De ziel van: den arbeider. En
dat hij vrijkomt van alle sociale ea economi
sche belemmeringen, die hem verhinderen tot
zichzelf en tot zjjn God te komen. De econo
mische slavernij, waarin de moderne maat
schappij da arbeiders had gebonden, was een
wegnemen van de plaat3 Bn kansen, die' God
den mensch en dup ook den arbeider ge
schonken heeft. En overal waar het bedrijf
der laatste tientallen van jaren de arbeiders
in algeheelo materiëele afhankelijkheid heeft
gebracht, daar is het recht van de ziel, door
Christus verlost te worden, aangerand.
Dit is het doel der Christelijk sociale actie
weg te nemen alle sociale en economische
oorzaken, die verhinderen dat de mensch in
den arbeider tot zijn Schepper komt en zijn
ziel tot haar Verlosser. In den diepsten grond
is het sociale vraagstuk niet materialistisch,
doch geestelijk-zedelijk en van de hoogste
orde, omdat het gaat om de plaats en' om de
kansen van' den naar Gods beeld geschapen
mensch. R u p( p e r t-
voor Manufacturen
Dames- en Klnderconfeotle
Tapijten Gordijnen
Bedden Ledikanten en
aanverwante artikelen Is
GOES HULST
UIT HET ZEEUWSCHE VERLEDEN.
Door A. M. Wessels.
Marinua Hollaar.
Wanneer wrj in deze oudheidkundige
rubriek het Zeeuwsche verleden beban-
delen, bepalen wij ons niet tot de oude
Steden en Dorpen, maar zullen wij ook
sommige personen, stoere Zeeuwen voor
«onzen geest terug roepen.
Immers, er zijn er nog zoovelen, die,
ofschoon zij niet in de gewone Vaderland-
sche Geschiedenisboeken voorkomen, toch
in onze Zeeuwsche Geschiedenis een rol
van beteekem's gespeeld hebben.
Een Joost de Moor, een Adolf van Wes-
onderginjg?
Wat moest hij doen? Dat was de vraag,
wier beantwoording geen uitstel duldde.
David was zijn broeder, en hij had hem
hartelijk lief. Hem in het ongeluk te zien
storten, terwijl hij het kon voorkomen
neen, dat zou wreed en onbroederlijk
gehandeld zijn.
Maar in het «tegenovergestelde geval?
Indien hij David redde, dan zou de schan
de op zijn eigen hoofd neerkomen.
Het zou hem geringe moeite kosten
Naucarrow en de overigen te bewijzen,
dat zij zich vergist hadden.
Wat moest hij doen? Die vraag kon niet
langer onbeantwoord blijven. Hij gevoelde,
dat aller oogen op bem gevestigd waren.
Hij begreep, dat zijn stilzwijgen als een
schuldbekentenis zou uitgelegd worden.
•Wat deed het er toe? Hij was slechts een
timmerman, die in daghuur werkte. Hij
zou zijn betrekking immers niet verlie
zen, al werd het bekend dat hij een
dronkaard was. Bovendien zou hij' Pen
wharf spoedig verlaten en „uit het oog
uit het hart."
Maar toen kwaim hem opeens Abigail in
de gedachten. Om het oordeel der men
schen te Penwharf bekreunde hij zich
over het algemeen niet, doch aan' 'het
oordeel van Abigail ja, daar was hem
veel aan gelegen. Waartoe zoui hij het ont
kennen? Op dat oogenblik zag hij haar
waar voor haar dien
v (Wettig gedeponeerd!
Alles vereend in één korrel.niets'bijvoenen!
Alle foutief voederen wordt hierdoor opge
heven ;gezonder>,sterker,er?mooi#r dieren.
terringh, een Naerebout, om niet meer
namen te noemen, zij hebben er recht
op, dat hun verleden, opgediept uit ge
trouwe archiefstukken, ons tegenwoordig
geslacht helder voor den geest staat.
Onder deze kloeke Zeeuwen, ter wier
eere geen standbeelden zijn opgericht,
maar die toch onze oprechte hulde ver
dienen, is Marlnus Hollaer, de held
der Schelde, zeker niet de geringste.
Deze eenvoudige, dappere Zeeuw, die
het in de moeiterolle dagen van de wors
teling tegen het machtige Spanje', tot den
rang van vice-admiraal van Zeeland heeft
gebracht, wenschen wij ditmaal te schet
sen.
Ofschoon van talrijke andere Zeeuw
sche helden ds volle levensloop bekend
is, is dit mat Hollaer niet het geval. Hoe
wel men niet met zekerheid weet te ver
tellen, waar hij geboren werd, houdt men
hem over het algemeen voor een Ylissin-
ger.
Het eerst hooren wij van dezen held
in 1588.
Hij behoorde toen tot het leger van
Graaf Ernst van Solms. Hij streed onder
diens vanen dapper tegen Parma en zijn
Spanjaarden, die het land van Tholen
trachtten te vermeesteren.
Hollaer was daarbij in de voorste gele
deren en wist door zijn moedig voorbeeld
de anderen aan te vuren.
Uit een oudheidkundig werk van Dr E.
B. Swalue II 168 bleek mij zijn onver-
saagden moed, toen hij in 1607 met het
Zeeuwsche smaldeel, onder den vice-ad
miraal Alteras, waarop hij als kapitein
diende, zich bij de vloot gevoegd had,
die onder het opperbevel van Jacob yan
Heemskerk, de Spaansche vloot in de
baai van Gibraltar ging bestoken.
Het gelukte hem, het admiraalsschip
te enteren, en het te vernielen.
Een proeve van beleid en moed, gaf
hij ook bij het ontzet van Bergen op Zoom
in het jaar 1622, toen Spinola die ves
ting trachtte te vermeesteren en de Zeeu
wen, onder Hollaer, toen tot vice-admiraal
verheven, den vijand den pas afsloten,
den toegang tot de stad te water open
hielden en op "Burgvliet een bende Ita
lianen overvielen, waaxvain slechts te helft
zich uit de handeti der Zeeuwen redde.
Zijn grootste roem heeft Hollaer behaald
in 1631, tien jaren nadat het 12-jarig be
stand ten einde was geloopen, en de vij
andelijkheden, die men gehoopt had door
een duurzamen vrede te zullen kunnen
vervangen, weer waren aangevangen.
Een groote scheepsmacht onder bevel
van Graaf Jan van Nassau werd te Ant
werpen uitgerust, met het doel, nogmaals
de verovering van Zeeland te beproeven.
Deze scheepsmacht bestond uit 90 pon
ten, jachten enz. met 6 en 12 ponden
voorzien en met 7000 strjjders bemand.
Op het bericht hiervan vereenigden zich
alle de oorlogsschepen uit Holland en
Zeeland op de Westerschelde bij Saaftinge
onder vice-admiraal Hollaer, die 32 sche
pen onder giijn leiding had.
zomeravond gezien had nu bijna drie
jaar geleden in de laan van Rosevallion,
met haar hand op het hek geleund, terwijl
het licht der ondergaande zoo haar ge
laat bescheen. Zij was hem no«g altijd
meer waard dan iemand anders ter we
reld.
Kan hij stilzwijgend erkennen, dat hij
een dronkaard was? Het gebeurde zou
haar natuurlijk ook ter oore komen, en
als zij hoorde dat hij zich met geen enkel
woord had kunnen verontschuldigen, dan
zou zij het wel moeten gelooven. Maar
wat deed het er toe? Hij ging immers
spoedig weg en zou waarschijnlijk nooit
terugkomen. Zij zou hem vergeten ©n na
verloop van tijd zou 'hij het haar ook
doen, en wat kwam het er dan op aan
hoe zij over hem dacht?
Al deze «overdenkingen, wier mededee-
ling zooveel tijd kost, gingen hem als met
bliksemsnelheid door het hoofd. Er heer-
schte nog altijd een doodelijke stilte in de
smidse. Aller oogen waren nog steeds
op hem gevestigd, maar de gevolgtrek
king, die ieder voor zich zelf maakte was
niet twijfelachtig.
Eindelijk hief Paul het hoofd op, even
zag hij den kring rond, en verwijdende
zich toen langzaam, zonder een woord
te zeggen. Iedereen slaakte ©en zucht
van verlichting, toen hij; verdween. Toby
sto«nd onbewegelijk. Zijn gelaat teekend'e
groote razB!ag8öhai& N&wsmtow was da
t la jammer, dat de heer r. d. Pegl, die
te Sluiskil een tooneel&voad ter eere ram de
openbare school opluisterde met mededelin
gen omtrent een volkomen geoorloofde propa
ganda voor een Herr. school, niet vooraf
in de gelegenheid was kennis te nemen van
wat de „Residentiebode" schreef over het
werk van een „kinderronselaar" te 's-Graven-
hage.
Bedoeld blad vertelt, dat een onderwijze*
bü verschillende arme gezinnen pogingen deed
om de kinderen voor zijne school los te koo-
pen.
Bij een tweetal met name genoemde gezin
nen had bij geen succes, maar er was ook
een gezin, waar het gelukte de kinderen
voor enkele guldens per week aan' het lijntje
te krijgen.
Dat is dus nog heel wat erger dan 4
te Sluiskil verteld werd.
En bovendien is er nog dit onderscheid,
dat deze kinderronselarjj niet plaats had ten
bate van een bijzondere, maar van een open
bare school.
Ais de Terneuzensche spreker dit mocht
lezen, dan zal hij dunkt me begrijpen, dat
hij wel wat hard van stapel is geloopen en
dat hij wel wat voorbarig was met zijn geroep
over de funeste gevolgen van de pacificatie.
Ter zijner verontschuldiging wil ik intus-
schen gaarne aanvoeren, dat hij in toonaai-
stemming was.
OPMERKER.
Op den 8ea Sept. 1631 zakte de vij
andelijke scheepsmacht de Schelde af en
was weldra in het gezicht van onze
vloot. Daar de wind' de onzen tegen
was, trokken de Nederlandsche schepen
tot Valkemisse terug, waardoor men
meende Zuid-Beveland beter te kunnen
dekken, en zoo de vijand koers naar
de Ooster-Schelde richtte, altijd de gele
genheid behield om hem na ,te zetten
en aan te vallen.
Dit laatste geschiedde. Hij voer Rergen
op Zoom voorbij', vanwaar Prins Frede-
rik Hendrik die zich met een goed deel
van zijn leger naar die vesting had bege
ven, hem eenige gewap«ende sloepen ach
terna zond, die echter te zwak geweest
zouden zijn, om den vijand te bestrijden.
Doch Hollaer, inmiddels nog eenige
versterking van schepen uit Zeeland beko
men hebbende, volgde de Spaansche vloot
op de hielen, haalde ze in den laten
avond van 12 Sept. bij het Slaak in,
en viel direct op dein overmachtigen vij
and aan.
Het we«rd een hevige strijd. De Zeeu
wen gaven echter niet toe en wisten
van geen wijken. Na een kamp van drie
uren, waarin van beide zijlden heftig werdi
gestreden, werden vele Spaansche scha
pen op het droge'gejaagd.
Jammer voor de Zeeuwen, kwam op
den stroom een dikke mist opzetten, zoo-
dat zij den strijd moesten staken. Na
een onderbreking van eenige uren, met
bet aanbreken van den dageraad, vervolg
den de onzen «den strijd en yerzekerdeQ
zich onder Hallaert van de zegepraal.
Slechts weinig Spanjaarden hadden in
den donkeren nacht kunnen ontsnappen;
dezen werden echter door 's Prinsen volk
bij Steenbergen gevangen genomen.
Helaas wist de Spaansche Admiraal
met eenige andere Vlootvoogden in een
klein bootje te ontsnappen en te Prins-
land, dat in hun .macht wals, te landen.
13 groote vijandelijke schepen waren de
Mosselkreek een stroom tus'schen Thot-
len en St. Filipsland ingeloopen. Hol
laer voer er achter aan en wist ze
alle te bemachtigen. 4000* gevangenen!
werden gemaakt. Slechts 2 schepen ont
snapten aan Admiraal Hollaer, die als
overwinnaar linde werd geprezen.
Verder hoort men in de Zeeuwsche
geschiedenis niet meer van Hollaer ge
wagen. Toch is zijn naam vereeuwigd
en dit is gelukkig. In het jaar 1843
zijn aan de N.O.-kust van de heerlijk
heid Oud-Vossemeer, rin het eiland Tho
len, eenige schorren 'ingedijkt, welke la
ter een polder werd, en de Hollaere-poldier
werd genoemd ter blijVend© herinnering
aan diens groote daden.
Zijn stof rust te Vlissingen en een sier
lijke grafzerk dekt het stoffelijk overschot
van dezen Zeeuwschen held.
eerste die sprak.
„Daar nu", zeide hij, „heb ik niet ge
zegd, dat hij het niet 'kon ontkennen?"
en hij zaïg nu Toby zegevierend weder
aan.
De oude man antwoordde niets. Hij
krabde zich even achter het oor en ging
toen zwijgend heen. Paul had zidh intus-
schen naar "huis gespoed, waar hij Da
vid alleen vond. Mrs. Vivian was naar
het dorp gegaan om inkoapien voor het
huishouden te doen.
„Goeden avond, David", zeide paai,
„Weet gij wat men in het dorp ver
telde?"
„Ja, dat men u gisteren avond dranken
heeft gezien", antwoordde David zonder
op te 'kijken.
„Heeft men het u zelf gezegd?"
„Ja, twee of drie," zeide David, on
rustig op zjjn stoel heen en weer schui
vende.
En wa«t hebt gij gezegd?"
„Wat kon ik zeggen," antwoordde "hij,
terwijl het bloed hem naar het hoofd
steeg.
„Ik vraag niet, Wat gij zoudt kunne®
zeggen," hernam Paul streng, „maar wa£
gij gezegd hebt?"
„Wel, ik zei dat het jammer was, tüa
dat het mj} speet"
(WsedS vtesr*