DE ZEEOW Helder s Brillen TWEEDE BLAD. KINADRUPPELS HET ADRES A. WIL KING „BECTELS" KUNSTKORREL" Voor den Zondag. Fa J. A. L. G. WITTE LANGS DEN AFGROND. Zoeklichtjes. WIJNHANDEL - GOES - TEL 264 J SAHflOS PRIMA *1.1© FEUILLETON. DRAAGT MIDDELBURG, VLISSINGEN, Dr.H.NANNING'S - DE PLUIMVEE!®)® IN NIEUWE BANEN DOOD Volledig pluimveevoeder, VAU ZATERDAG 3 MAART 1928. No. 133. LEVEN Bij DEN DAG. „Het meel van de krnik werd niet verteerd en de olie der flesch ontbrak niet, naar het woord des Heeren...." 1 Kon. 17:16a. De vrouw, wier wonderlijke onderhou ding ons hier herinnerd wordt, ontving geen overvloed, maar juist genoeg voor ieder en dag. Elia, Gods tolk, moest met deze we duwe en haar zoon, uit 's Heeren hand leven, bijl den dag. Een mensch behoeft dan ook geen over vloed te hebben, om te leven 1 Sterker: een mensch behoeft geen overvloed te hebben, om tóch overvloed te hebben I Als hij maar leeft uit Gods voorraden 1 Die zijn onuitputtelijk. Indien dat drietal menschen over volle schuren had kunnen beschikken hun hart ware allicht meer gaan hangen en hechten aan de gaven als aan den Gever. Ia het gezinsleven van die weduwe ware de band met Hem, Die Zich haar Man en Verzorger bewees, allicht losser gewor den. Nu echter bleven allen leven in diepe afhankelijkheid van God, Die hun leef tocht schonk, niet voor 'n jaar, niet voor 'n maand, maar voor 'n dag juist genoeg! Er schieten uit deze historie lichtstra len van bemoediging naar allen kant. Over het leven der Christelijke Kerk, die leeft, nu, gelijk in alle tijden, alsof ziji op 'tpunt staat te sterven, maar die juist zóóveel genade ontvangt, dat zij blijkt een dóórlevend wonder God?, met telkens vernieuwde jeugdkracht en nieu we perspectieven, ook voor het Zendings leven. Wij wenschten liever een God, Die met volle schuren en groote reservekapitalen ons werken liet. Nu hebben we 't, in het geloof, te wagen met 'n „handvol meel" en 'n „weinig olie". Ja, zoo doet God, opdat er voor het Geloof ook wat over blijve En is het in ons eigen binnenkantsleven niet dezelfde werkelijkheid? Gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus, dat Hij om onzentwil is arm geworden, daar Hij' rijk was, opdat tij door Zijne armoede rijifc zoudt wor- en! Indien 't geloof het waagt met Jezus' poverheid, dau staat 't straks ver legen onder de uitstorting van Zijn over vloed. Dan ervaart Gods kind: Uw leegheid is volheid 1 Uw dwaasheid wijsheid 1 Uw zwakheid kracht 1 Uw ons drijven- in-de onmogelijkheid: verlossing, heer lijk en volkomen! Dan is er geen weelde aan den buiten kant; hoe veroverde dan licht valsche ver zekerdheid ons hart! Hoe werd dan spoe dig ons manna door wormen van geeste lijken hoogmoed bedorven! Wat was *t gevaar voor Israël in de woestijn? Niet, dat ze te kort kwamen, maar te veel overhielden! Nu dwingt onze God ons, om dicht bijl Hem te blijven, in volstrekte afhankelijk heid. Eiken dag hebben wij nieuwe ge nade noodig, om met Al, wat we heb- i In Luxe Rietverpakking (Vrij aaar het Engelsch.) 34) o „Paul", zeilde hij. „wij hebben: juist over u gesproken." „Over mij?" vraagde deze. Dus niet over Diavid, en hij haalde ruimer adem. „Ja" zeide Toby. „Daar gaat een leu genachtig praatje over u, en als uw vriend heb ik het ronduit tegengesproken." „Wat is dat voor een praatje?" vraagde Paul bedaard. „Het praatje is, dat men u gisteren avond na tienen smoordronken door de straten van Penwharf heeft zien zeilen." De adem bleef Paul ia dn keel steken. Hij werd 'doodsbleek.. „En nu verwacht ik van u", ging Toby voort, „dat gij ons in Ibet gezicht zultj zeggen, dat het ©en lage, lafhartige, ver achtelijke, afschuwelijke leugen is." Paul zeide niets. Geheel omitdaan zag hij voor zich heen en sloeg toen de oogem neder, terwijl de kleine groep hem in pijn lijke spanning gadesloeg. De dorpelingen ragen elkander veelheteekenend ana," maar geen van allen verbrak bet onheil spellend zwijgen. Eindelijk naderde Toby hem; do oudei mm was blaak gawoadeot pa ftijae hmd naar Dokters reoept. LANGE DELFT 34 BELLAMYPARK 38 Vakkundig Prima kwaliteit Laagste prl|s ben en vermogen, in God te eindigen. Nu zien we eiken morgen er onze loege kruik weer op na, zeggend, biddend1: „Heere God, aan de genade van gisteren heb ik nü niet meer eiken geloofs- koorrel, eiken droppel vreugde-olie, elke gebedsvonk moet ik vandaag weer wach ten van U alleen, want buiten U kan ik niets doen!" En onze God hoort en verhoort. Hij ontfermt Zich op het gebed van den nooddruftige, die door Jezus Christus, Die de weg en de deur is, tot Hem komt, en geen anderen pleitgrond heeft, dan 's Heilands volbracht werk. Schiet dan Uw leêge harte-kruik lal niet vol gij ontvangt tóch voor eiken dag genade, juist genoeg 1 Genade om te gelooven om te bid den om te arbeiden, ja, om over vloedig te zijn in Gods werk. Want: God zal in eeuwigheid niet toe laten, dat de rechtvaardige wankele. Want: Jezus Christus, ons Brood, onze Fontein, is gisteren en heden, wjjl eeuwig Dezelfde I Zalig hjj, die dus verborgen Al- zijn zorgen Leggen mag in 's Heeren schoot. Zalig hij, die vrij en veilig Vroolijk, zorgeloos en heilig Vrees gevoelt voor nood' noch dood. EETLU5T-0PWEKKEND. /l.30p.fl. DE HUISVRIEND. "Welzalig is de woning, Gezegend is de disch, Waar Christus heersdht als Koning, En Gast en. Huisvriend is. Waar ieder lid bij dag en nacht Hem hartlijk, hartlijk welkom acht. Daar zal men rijkdom vinden Van echte huwelijkstrouw, En liefdekoorden binden Daar 't hart van man en vrouw: Want de eerste in die verbindtenis Is Hij, die de Amen, Amen is. De kindren vroeg reeds staamlen Zijn naam aanbiddingawaard, En beter schat verzaamden Dan wijsheid dezer aard. Want wie als Huisvriend wordt bemind, Is Hij, de groote Kindervrind. Daar wordt geen tijd versleten In laffe zotternij, En God niet snood vergeten In hooze spotternij. Want voor den Heer der heerlijkheid Is in dat huis een troon bereid. Daar wordt geen twist gevonden, Die tussclhen twee vernacht; Daar is voor alle zonden Vergeving aangebracht. Wamt Hij, die hart en huis vervult» Is zelf de Uitdelger aller schuld. Daar is in alle lijden, Een Trooster die nieft faalt, Die licht geeft en verblijden, Zelfs waar de doodsnacht daalt. Want Hij, wiens gunst dat huis bestraalt, Heeft op den dood gezegepraald. J. DE LIEFDE. beefde, toen hij die op den schouder van Paul legde. „Paul", zeidie hij, en zijn stem klonk zoo teer en zoo zacht, als men nooit van hem gehoord jiad. „Paul, mijn jongen, houd het hoofd op en spreek vrij uit. Ik heb er mijn woord van eer op gegeven, dat het ©en lage, afschuwelijke leugen is. Ontken het, en wij zullen u allen geloo ven. Zeg dat het een leugen Is." „Hij kan het niet ontkennen", zeide Bil] Naucarrow. „Ik heb hem zelf gezien.' „Hebt gij mij gezien?" vraagde Paul, snel het hoofd opheffende len den spreker vlak in het gelaat ziende. „Ja, dat heb ik", antwoordde Naucar row beslist; „en ik ben niet de ©enige." Paul had Zijne oogen weder neerge slagen, zijn voorhoofd was gefronsd, en hij klemde zijn lippen op elkander als iemand die pijn heeft. Hij streed ©en fei len strijd, en hij was niet zeker van den uitslag. Trouwhartig en edelmoedig als hij was, 'betrof zijn eerste gedachte David, Ja, op die manier kon deze gered worden. Hij zou zijn betrekking kunnen behouden, en., 'zijn moeder het bitterste leed bespaard «worden. Maar onwillekeurig kwam de vraag bij hem opwas het werkelijk goed voor David, dat hij- altijd gespaard werd voor de gevolgen van zijn wange drag? Zou hij hem niet in het kwaad g/fcgvaa, waaaasE fcg de efesfi roos hem Da Christelijk Socials aotta. De Christelijk sociale beweging -heeft in den mensch, in den arbeider, herkend het schepsel van Gods Alvermogen, geschapen naar het beeld des Eeuwigen. Zij' heeft in den arbeider herkend den van God afgevallen zon daar, die Hem zoo lief i3, .dat Hij Zijn eenigen Zoon Jezus Chri3tus aan smaad en hoon heeft overgegeven, ja zelfs tot den smadelijken dood aan het gevloekte kruishout. En diezelfde mensch, dien Christus zoo liefhad, dat Hij Zijn leven voor hein jjaf, die mensch ging onder in de snelle en niets ontziende ontwikkeling der maatschappij, ge durende de laatste halve eeuw. Dat de arbei der in het gemoderniseerde en gemechani seerde bedrijf een niet te ontberen levende kracht, noodig voor de productie, was en is, toonde men te voelen, doch dat diezelfde arbeider een. levende en voor de eeuwigheid geschapen ziel had, werd niet bedacht. En ais in dezen tijd de Christalijk-sociale actie niet haar invloed deed gelden, ongetwijfeld zou weder dreigen het groote gevaar, dat de arbeider ondergaat in het rusteloos en niets ontziende streven naar winst ^en naar pro ductie, met verwaarloozing van zijn hoogare, eeuwige leven. Hier, en hier uitsluitend is geboren de Chirstelijk-sociale actie, die niet wil, dat in bat sociaal-economische leven het verlossings werk van Christus wordt bedreigd. Hooger dan alle winst, oneindig meer waard dan pro ductie, belangrijker 'dan alle maatschappelijke welvaart, is "de naar Gods beeld geschapen mensch. Als Jezus Christus met Zijn leven en sterven den mensch opheft tot de hoogste hemelen, dan zal het moderne bedrijf hem niet in den' strijd omi het stoffelijk bestaan doen ondergaan. Niet om loon, niet om! arbeidstijd, niet om gezondheids- en veiligheidsmaatregelen, niet om sociale wetgeving, noch om verzekering, noch om iets anders van dezen aard is het da Christedijk-sociale beweging te doen. Dit alles zijn slechts middelen. Haar doel is eenig en alleen gericht op bet heil eener on sterfelijke ziel. De ziel van: den arbeider. En dat hij vrijkomt van alle sociale ea economi sche belemmeringen, die hem verhinderen tot zichzelf en tot zjjn God te komen. De econo mische slavernij, waarin de moderne maat schappij da arbeiders had gebonden, was een wegnemen van de plaat3 Bn kansen, die' God den mensch en dup ook den arbeider ge schonken heeft. En overal waar het bedrijf der laatste tientallen van jaren de arbeiders in algeheelo materiëele afhankelijkheid heeft gebracht, daar is het recht van de ziel, door Christus verlost te worden, aangerand. Dit is het doel der Christelijk sociale actie weg te nemen alle sociale en economische oorzaken, die verhinderen dat de mensch in den arbeider tot zijn Schepper komt en zijn ziel tot haar Verlosser. In den diepsten grond is het sociale vraagstuk niet materialistisch, doch geestelijk-zedelijk en van de hoogste orde, omdat het gaat om de plaats en' om de kansen van' den naar Gods beeld geschapen mensch. R u p( p e r t- voor Manufacturen Dames- en Klnderconfeotle Tapijten Gordijnen Bedden Ledikanten en aanverwante artikelen Is GOES HULST UIT HET ZEEUWSCHE VERLEDEN. Door A. M. Wessels. Marinua Hollaar. Wanneer wrj in deze oudheidkundige rubriek het Zeeuwsche verleden beban- delen, bepalen wij ons niet tot de oude Steden en Dorpen, maar zullen wij ook sommige personen, stoere Zeeuwen voor «onzen geest terug roepen. Immers, er zijn er nog zoovelen, die, ofschoon zij niet in de gewone Vaderland- sche Geschiedenisboeken voorkomen, toch in onze Zeeuwsche Geschiedenis een rol van beteekem's gespeeld hebben. Een Joost de Moor, een Adolf van Wes- onderginjg? Wat moest hij doen? Dat was de vraag, wier beantwoording geen uitstel duldde. David was zijn broeder, en hij had hem hartelijk lief. Hem in het ongeluk te zien storten, terwijl hij het kon voorkomen neen, dat zou wreed en onbroederlijk gehandeld zijn. Maar in het «tegenovergestelde geval? Indien hij David redde, dan zou de schan de op zijn eigen hoofd neerkomen. Het zou hem geringe moeite kosten Naucarrow en de overigen te bewijzen, dat zij zich vergist hadden. Wat moest hij doen? Die vraag kon niet langer onbeantwoord blijven. Hij gevoelde, dat aller oogen op bem gevestigd waren. Hij begreep, dat zijn stilzwijgen als een schuldbekentenis zou uitgelegd worden. •Wat deed het er toe? Hij was slechts een timmerman, die in daghuur werkte. Hij zou zijn betrekking immers niet verlie zen, al werd het bekend dat hij een dronkaard was. Bovendien zou hij' Pen wharf spoedig verlaten en „uit het oog uit het hart." Maar toen kwaim hem opeens Abigail in de gedachten. Om het oordeel der men schen te Penwharf bekreunde hij zich over het algemeen niet, doch aan' 'het oordeel van Abigail ja, daar was hem veel aan gelegen. Waartoe zoui hij het ont kennen? Op dat oogenblik zag hij haar waar voor haar dien v (Wettig gedeponeerd! Alles vereend in één korrel.niets'bijvoenen! Alle foutief voederen wordt hierdoor opge heven ;gezonder>,sterker,er?mooi#r dieren. terringh, een Naerebout, om niet meer namen te noemen, zij hebben er recht op, dat hun verleden, opgediept uit ge trouwe archiefstukken, ons tegenwoordig geslacht helder voor den geest staat. Onder deze kloeke Zeeuwen, ter wier eere geen standbeelden zijn opgericht, maar die toch onze oprechte hulde ver dienen, is Marlnus Hollaer, de held der Schelde, zeker niet de geringste. Deze eenvoudige, dappere Zeeuw, die het in de moeiterolle dagen van de wors teling tegen het machtige Spanje', tot den rang van vice-admiraal van Zeeland heeft gebracht, wenschen wij ditmaal te schet sen. Ofschoon van talrijke andere Zeeuw sche helden ds volle levensloop bekend is, is dit mat Hollaer niet het geval. Hoe wel men niet met zekerheid weet te ver tellen, waar hij geboren werd, houdt men hem over het algemeen voor een Ylissin- ger. Het eerst hooren wij van dezen held in 1588. Hij behoorde toen tot het leger van Graaf Ernst van Solms. Hij streed onder diens vanen dapper tegen Parma en zijn Spanjaarden, die het land van Tholen trachtten te vermeesteren. Hollaer was daarbij in de voorste gele deren en wist door zijn moedig voorbeeld de anderen aan te vuren. Uit een oudheidkundig werk van Dr E. B. Swalue II 168 bleek mij zijn onver- saagden moed, toen hij in 1607 met het Zeeuwsche smaldeel, onder den vice-ad miraal Alteras, waarop hij als kapitein diende, zich bij de vloot gevoegd had, die onder het opperbevel van Jacob yan Heemskerk, de Spaansche vloot in de baai van Gibraltar ging bestoken. Het gelukte hem, het admiraalsschip te enteren, en het te vernielen. Een proeve van beleid en moed, gaf hij ook bij het ontzet van Bergen op Zoom in het jaar 1622, toen Spinola die ves ting trachtte te vermeesteren en de Zeeu wen, onder Hollaer, toen tot vice-admiraal verheven, den vijand den pas afsloten, den toegang tot de stad te water open hielden en op "Burgvliet een bende Ita lianen overvielen, waaxvain slechts te helft zich uit de handeti der Zeeuwen redde. Zijn grootste roem heeft Hollaer behaald in 1631, tien jaren nadat het 12-jarig be stand ten einde was geloopen, en de vij andelijkheden, die men gehoopt had door een duurzamen vrede te zullen kunnen vervangen, weer waren aangevangen. Een groote scheepsmacht onder bevel van Graaf Jan van Nassau werd te Ant werpen uitgerust, met het doel, nogmaals de verovering van Zeeland te beproeven. Deze scheepsmacht bestond uit 90 pon ten, jachten enz. met 6 en 12 ponden voorzien en met 7000 strjjders bemand. Op het bericht hiervan vereenigden zich alle de oorlogsschepen uit Holland en Zeeland op de Westerschelde bij Saaftinge onder vice-admiraal Hollaer, die 32 sche pen onder giijn leiding had. zomeravond gezien had nu bijna drie jaar geleden in de laan van Rosevallion, met haar hand op het hek geleund, terwijl het licht der ondergaande zoo haar ge laat bescheen. Zij was hem no«g altijd meer waard dan iemand anders ter we reld. Kan hij stilzwijgend erkennen, dat hij een dronkaard was? Het gebeurde zou haar natuurlijk ook ter oore komen, en als zij hoorde dat hij zich met geen enkel woord had kunnen verontschuldigen, dan zou zij het wel moeten gelooven. Maar wat deed het er toe? Hij ging immers spoedig weg en zou waarschijnlijk nooit terugkomen. Zij zou hem vergeten ©n na verloop van tijd zou 'hij het haar ook doen, en wat kwam het er dan op aan hoe zij over hem dacht? Al deze «overdenkingen, wier mededee- ling zooveel tijd kost, gingen hem als met bliksemsnelheid door het hoofd. Er heer- schte nog altijd een doodelijke stilte in de smidse. Aller oogen waren nog steeds op hem gevestigd, maar de gevolgtrek king, die ieder voor zich zelf maakte was niet twijfelachtig. Eindelijk hief Paul het hoofd op, even zag hij den kring rond, en verwijdende zich toen langzaam, zonder een woord te zeggen. Iedereen slaakte ©en zucht van verlichting, toen hij; verdween. Toby sto«nd onbewegelijk. Zijn gelaat teekend'e groote razB!ag8öhai& N&wsmtow was da t la jammer, dat de heer r. d. Pegl, die te Sluiskil een tooneel&voad ter eere ram de openbare school opluisterde met mededelin gen omtrent een volkomen geoorloofde propa ganda voor een Herr. school, niet vooraf in de gelegenheid was kennis te nemen van wat de „Residentiebode" schreef over het werk van een „kinderronselaar" te 's-Graven- hage. Bedoeld blad vertelt, dat een onderwijze* bü verschillende arme gezinnen pogingen deed om de kinderen voor zijne school los te koo- pen. Bij een tweetal met name genoemde gezin nen had bij geen succes, maar er was ook een gezin, waar het gelukte de kinderen voor enkele guldens per week aan' het lijntje te krijgen. Dat is dus nog heel wat erger dan 4 te Sluiskil verteld werd. En bovendien is er nog dit onderscheid, dat deze kinderronselarjj niet plaats had ten bate van een bijzondere, maar van een open bare school. Ais de Terneuzensche spreker dit mocht lezen, dan zal hij dunkt me begrijpen, dat hij wel wat hard van stapel is geloopen en dat hij wel wat voorbarig was met zijn geroep over de funeste gevolgen van de pacificatie. Ter zijner verontschuldiging wil ik intus- schen gaarne aanvoeren, dat hij in toonaai- stemming was. OPMERKER. Op den 8ea Sept. 1631 zakte de vij andelijke scheepsmacht de Schelde af en was weldra in het gezicht van onze vloot. Daar de wind' de onzen tegen was, trokken de Nederlandsche schepen tot Valkemisse terug, waardoor men meende Zuid-Beveland beter te kunnen dekken, en zoo de vijand koers naar de Ooster-Schelde richtte, altijd de gele genheid behield om hem na ,te zetten en aan te vallen. Dit laatste geschiedde. Hij voer Rergen op Zoom voorbij', vanwaar Prins Frede- rik Hendrik die zich met een goed deel van zijn leger naar die vesting had bege ven, hem eenige gewap«ende sloepen ach terna zond, die echter te zwak geweest zouden zijn, om den vijand te bestrijden. Doch Hollaer, inmiddels nog eenige versterking van schepen uit Zeeland beko men hebbende, volgde de Spaansche vloot op de hielen, haalde ze in den laten avond van 12 Sept. bij het Slaak in, en viel direct op dein overmachtigen vij and aan. Het we«rd een hevige strijd. De Zeeu wen gaven echter niet toe en wisten van geen wijken. Na een kamp van drie uren, waarin van beide zijlden heftig werdi gestreden, werden vele Spaansche scha pen op het droge'gejaagd. Jammer voor de Zeeuwen, kwam op den stroom een dikke mist opzetten, zoo- dat zij den strijd moesten staken. Na een onderbreking van eenige uren, met bet aanbreken van den dageraad, vervolg den de onzen «den strijd en yerzekerdeQ zich onder Hallaert van de zegepraal. Slechts weinig Spanjaarden hadden in den donkeren nacht kunnen ontsnappen; dezen werden echter door 's Prinsen volk bij Steenbergen gevangen genomen. Helaas wist de Spaansche Admiraal met eenige andere Vlootvoogden in een klein bootje te ontsnappen en te Prins- land, dat in hun .macht wals, te landen. 13 groote vijandelijke schepen waren de Mosselkreek een stroom tus'schen Thot- len en St. Filipsland ingeloopen. Hol laer voer er achter aan en wist ze alle te bemachtigen. 4000* gevangenen! werden gemaakt. Slechts 2 schepen ont snapten aan Admiraal Hollaer, die als overwinnaar linde werd geprezen. Verder hoort men in de Zeeuwsche geschiedenis niet meer van Hollaer ge wagen. Toch is zijn naam vereeuwigd en dit is gelukkig. In het jaar 1843 zijn aan de N.O.-kust van de heerlijk heid Oud-Vossemeer, rin het eiland Tho len, eenige schorren 'ingedijkt, welke la ter een polder werd, en de Hollaere-poldier werd genoemd ter blijVend© herinnering aan diens groote daden. Zijn stof rust te Vlissingen en een sier lijke grafzerk dekt het stoffelijk overschot van dezen Zeeuwschen held. eerste die sprak. „Daar nu", zeide hij, „heb ik niet ge zegd, dat hij het niet 'kon ontkennen?" en hij zaïg nu Toby zegevierend weder aan. De oude man antwoordde niets. Hij krabde zich even achter het oor en ging toen zwijgend heen. Paul had zidh intus- schen naar "huis gespoed, waar hij Da vid alleen vond. Mrs. Vivian was naar het dorp gegaan om inkoapien voor het huishouden te doen. „Goeden avond, David", zeide paai, „Weet gij wat men in het dorp ver telde?" „Ja, dat men u gisteren avond dranken heeft gezien", antwoordde David zonder op te 'kijken. „Heeft men het u zelf gezegd?" „Ja, twee of drie," zeide David, on rustig op zjjn stoel heen en weer schui vende. En wa«t hebt gij gezegd?" „Wat kon ik zeggen," antwoordde "hij, terwijl het bloed hem naar het hoofd steeg. „Ik vraag niet, Wat gij zoudt kunne® zeggen," hernam Paul streng, „maar wa£ gij gezegd hebt?" „Wel, ik zei dat het jammer was, tüa dat het mj} speet" (WsedS vtesr*

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1928 | | pagina 5