DE ZEEDW Vesetsalf TWEEDE BLAD. HET ADRES A. WILKING Voor den Zondag. S Fa J. A. L. G. WITTE LANGS DEN AFGROND. Zoeklichtjes. de aarde is des heeren. I SAIV3OS PRIMA fl.10 FEUILLETON. het vaderhuis. ouders en kinderen. uit zeeland's verleden* 25* winterhanden A -voeten VAN ZATERDAG 11 FEBR. 1928, No. 114. De aarde is des Heeren, mits gaders hare volheid. Psalm 24:1. Wat maakt dat woord ons k 1 e i nl Overweldigend kan het reeds wezen, wanneer wij in de natuur een stukje schoonheid ontmoeten. Dichters hebben de ontroering vertolkt, wanneer zij iets zagen van den heerlijken Naam, die op alles staat. Trotsche bergen, met sneeuw be dekte toppen, maar ook de lelie des velds en het schrijvertje, alles is bezongen. Maar dat is slechts een stukje van het ge heel. Doch nu de gedachte van het geheel. De aarde. En hare volheid. En dan wijl Zie het maar aan dezen dichter zelf. Hij zegt in het derde vers: Wie zal klimmen op den berg des Heeren? Het is evenals bij psalm 8: „Als i'k Uwen hemel aanzie, het werk Uwer vingeren"wat is de mensch, dat Gij zijner gedenkt". De majesteit is zoo groot in dat „de aar de is des Heeren". Maar er staat ook in, dat de aarde Zijn eigendom is. In onze dwaasheid denken wij wel, dat de dingen van ons zijn. Wij spreken van mijn goed en mijn lichaam, mijn geld en mijn tijd, mijn gezin en mijn huis. In opgeblazenheid vragen wij: heb ik geen recht te doen met het mijne, wat ik wil. Maar al deze dwaasheid en opgebla zenheid wordt in flarden gescheurd door dit woord uit den psalm: „de aarde is des H e e r e n". Wat maakt dat woord ons klein! Als het „des Heeren" is, dan heeft Hij er ook de beschikking over. Hij kan rijk maken, maar ook arm. Hij kan geven, maar ook nemen. Ja, zet er nu eens ach ter, wat u lief is, uw gezondheid, uw werk, uw kind. Wij beven, terwijl wij er aan den ken. Maar het is zoo. De Heere heeft er de beschikking over. De aarde is des Heeren. Wat maakt dat woord ons kleinl Want wij moeten nog een stap verder gaan. Immers, dan hebben wij, toen wij zondigden, des Heeren goed gebruikt in dienst der zonde. Ook de kracht en de ga ven, door ons in onze zonde misbruikt, war ren van Hem. Wie slaat niet de oogen ter neder? Wat maakt dat woord r ij k I Want er ligt een jubeltoon in dien psalm. Jehova is Israëls God. De heidenen vam rondom beperken het gebied van hun goden tot de landen, waarin zij wonen. Maar de Israëliet zegt: De aarde is van Jehova. Van zijn God. Nieuw Testamentisch zouden wij zeg gen: van onzen Vader in Jezus Christus. Nu gaat dit woord tintelen van rijkdom. Immers, nu de aarde des Heeren is, kan geen schepsel zich roeren of bewegen te gen zijn wil. In onze binnenkamer fluiste ren wij het in ootmoed aan het einde van ons gebed: Uw is het Koninkrijk. En wie zich met vertrouwen aan Hem overgeeft, jubelt: de aarde is des Heeren. Hij kan het van het Noorden of van het Zuiden komen laten, wat wij noodig hebben. En waar Hij ons henen zendt, daar zijn wij op zijn terrein. Wat een vertrouwen geeft dat. Wat maakt dat rijk! Ja, het is alles van onzen Vader. Zooals Spurgeon tot iemand zeide: wanneer ik mijn courant lees, «dan zie ik, hoe Vader de wereld bestuurt. WIJNHANDEL - GOES - TEL 264 mm In Luxe Rietverpakking 8) (Vrij naar het Engelsch.) Zij kon maar niet begrijpen, waarom haar "broeder Jack het hoofd zoo hoog droeg, en zich zoozeer vexhoovaardigde op zijn naam. Vroeger placht hij met de andere jon gens van het dorp te spelen, en met hen als zijne gelijken om te gaan, maar in den laat sten tijd was hij, op een voor haar onverklaarbare wijze, eensklaps be gonnen hen uit de hoogte te behandelen. Hij was eens zelfs zoo ver gegaan, dat hjj haar ernstig de les had gelezen, omdat zij volgens zijn meenktg, niet scheen te be grijpen, hoe zij zich jegens de overige dorpelingen moest gedragen. „O Jack, wat spijt heit mij, dat gij naar een kostschool geweest zijt, als men u daar zulke dingen geleerd heeft. Ik heb u vroeger nooit zoo hooren spreken." „Wat zijt gij nog een kind!" sprak Jack op beschermenden joon. „Maar na de groote vacanfie gaat gij zelf ook naar school, en daar zult gij wel andiers lee- ren." „Ik hoop, dat ik er nooit zal leeren, „Alle* ia Uwe" zegt Paulua, vaaneer gij van Christus zijt. Dan is geen ding op zich zelf verkeerd, want alle ding is een stukje dezer aarde, die van mijn Vader is. Wat maakt dat woord den geloovige rijk! Wat maakt dat woord ons leven h e e r- lijk. Natuurlijk alleen als er een band is tns- echen dien God en ons hart. Alleen wan neer wij door het geloof in Jezus Christus een kind van Hem zijn geworden. Maar dan ook brengt dit woord doel in ons leven. Het is van God. Maar dan moet bok alles zijn in Zijn dienst. De talenten, in de aarde verborgen, wor den naar voren gebracht om Hem te ver heerlijken. Ze komen Hem toe. Kleine talenten en groote. Dan wordt ons beroep „een goddelijk beroep", al is het ook een arbeiden in de dingen der aarde. Dan gaat er een drang komen om mede te werken, dat op alle terrein van het le ven nu ook de naam des Heeren verheer lijkt wordt. De kunst om Hem en de weten schap om Hem. In het politieke en sociale leven, ten slotte alles om Hem. Want do aarde is des Heeren. Wij worden bij dit woord aangespoord tot machtige Zendingsactie. Immers, als de aarde des Heeren is, dan dient zifn be zit Hem ook te kennen allerwege. Dan mag geen knie zich buigen voor andere goden Dan moet die aarde vol worden van de kennis des Heeren, gelijk de wateren den bodem der zee bedekken. Met de prediking van het kruis van Christus mogen wij heel de aarde weer op- eischen voor God. En de toekomst is zeker, want de aarde is des Heeren. Grooter en heerlijker kan het doel van ons leven niet zijn. Oord van vrede en liefde en reinheid, Plaats van hemelweelde en lust, Met uw vele, vele woon'gen Huis des Vaders! Huis der rust! O wat zoete melodieën Ruischen als met vol accoord Mijn verlangend harte tegen Uit dat schoon en heerlijk Oord! Hebt Gij in die hemelzalen, Armen zondaars plaats bereid, Zult Ge óók mij daarbinnen leiden, t Heiland, in Uw heerlijkheid? 0 hoe zalig zal 't mij wezen Jezus, Redder mijner ziel! Als ik daar in blij aanschouwen Aan Uw voeten aederkniel! Als ik in Uw oog mag lezen Loutre ontferming en gena, En mijn oor Uw stem vernemen: ,,'k Heb voldaan op Golgotha! Ook voor u aan 't kruis geleden, Al uw schuld betaald bij God; Ga de vreugde uws Heeren binnen, 't Huis des Vaders! 't Huis bij God!" GUNNING. Aan een van de altijd interessante opvoed kundige artikelen van den heer G. Meima, directeur van de Ghr. Kweekschool te Gro ningen in „De Bazuin" is het volgende ont leend „Ik leid u dezen keer binnen in een gezin, dat door velen benijd wordt, 't Is dan ook een flinke familie met stevige jongens en blo zende meisjes, terwijl de ouders ook nog een kras paar vormen in den bloei des levens. De kinderen zijn bijna of geheel volwassen, de jongens helpee vader in zijn landbouw, bedrijf en de meisjes staan moeder bij in de drukke huishouding. Maatschappelijk zijn de menschen in goeden doen, kerkelijk Jeven ze met alles mee, kortom, ze zijn van nie mand afhankelijk en konden, naar den mensch gesproken, een keurig leven met elkaar heb ben. Ja, dat konden ze. En toch ligt er op het gezicht van vader en moeder een trek, die ons niet bevalt. Ze zijn niet, wat men noemt een gelukkig gezin met elkaar, dat merkt men al gauw. Zoo'n enkelen keer lekt er Wel eens wat uit naar buiten van wat binnen de muren voorvalt. Ook is er wel eens een ander tegenwoordig bij sommige tooneeltjes, mijne vrienden te minachten, omdat zij arm zijn." antwoordde het meisje met trillende lippen. „Veronderstel eens, dat wij arm worden, zou men ons dan ook moeten minachten?" „Dat weet ik niet", antwoordde Jack ongeduldig, „maar als gij zoo oud zult zijn als ik ben, dan zult ge wel anders spreken, Abie". Jack verschilde twee jaar in leeftijd met Abigail, maar wanneer men hem hoorde spreken, 'dan zou men denken, dat hij wel tien jaar ouder was. Hij was groot voor zijn leeftijd, en een buitengewoon knappe jongen. Zijn vader beweerde, dat hij op en top een Tresillian was, en verzuimde niet, dit gedurig aan zijn zoon te vertellen, hetgeen zeer onver standig van hem was. Hoogmoed en jjdel- iheid waren toch reeds welig genoeg op geschoten in het gemoed van den knaap, en behoefden niet stelselmatig aange kweekt en versterkt te worden. Paul en Jack waren van denzelfden leeftijd en toen de laatste van huis ging, tot voltooiing zijner opvoeding, kwam de eerste bij den timmerman van het dorp in de leer. Paul voelde na Jack's terugkomst maar al te goed de verandering in het gedrag van zijn vroegeren vriend; dageu achter een werd hij gekweld door een pijnlijke voor Manufaoturen Dames- en Klnderoonfeotle Tapijten Gordijnen Bedden - Ledikanten en aanverwante artikelen Is GOES HULST die er zich afspelen en zoodoende weten som migen wel, hoe het komt, dat er een schaduw ligt over het geluk van dat gezin, dat zoo van alle 'kanten gezegend is. Wat dat is? Wel, vader zegt op een dag: „Me dunkt, we moesten vandaag maar eens met ploegen beginnen!" Dan moet je eens hooren, wat daarop loskomt. Neen, maar, dat is nog veel te vroeg, 't Is toch bespottelijk, nu al ploegen! Een anderen keer wil vader een paar koei en verkoopeo, maar dat wordt afgekeurd of in ieder geval willen de heeren zoons een paar andere beesten verkoopen dan vader bedoelde. Zet vader zijn wil door, dan wordt er onwillig en langzaam gewerkt em gedurig zoekt men bewijzen bij te brengen, dat vader het toch verkeerd voor bad. Vader is dan soms met de zaken verlegen. Hij heeft al eens gedacht: ik zal de jongens maar met het werk laten begaan, 'k Wil wel eens zien, hoe goed ze het al weten en kun nen. Maar daar is hij ook gauw van terug gekomen. Toen hadden ze ruzie onder elkan der en werd hij maar al te vaak geroepen, om de twistenden te scheiden. Zoodat hij de leiding maar weer in handen heeft ge nomen en zoo goed en zoo kwaad als het gaat maar met zijn tegensprekende zoons voortsukkelt. Maar de moeder met de .meisjes dan Dat is, als 't kan nog erger. Moeder bestelt iets aan Jantje, maar deze zegt: „Laat Dirkje dat nu doen, moeder, ik heb het nog zoo druk met naaien!" 't Komt Dirkje ook niet gelegen en zoo gebeurt het niet zelden, dat moeder het zelf maar doet. Ze vraagt dikwijls maar niet aan de meisjes, ze ziet tegen de vele woorden van de tegensprekende wijs- neusjes zóó op, dat ze maar liever zoovee) mogelijk in touw is. En de kinderen vinden dat best! Over allerlei dingen onstaat ruzie. Er moe ten nieuwe kleeren gekocht worden ruzie Moeder is zoo ouderwetsch, die weet niet, hoe het hoort. Gasten komen en moeten worden onthaald ruzie. Moeder wil de menschen nog net ontvangen als vroeger; dat doet men zoo niet meer. Tot over het eten en drinken op zoo'n feestdag kibbe len da nufjes met rnoedór, die jammer ge noeg, maar al te vaak toegeeft. Er moet een nieuw vloerkleed gekocht worden ruzie. Moeder heeft geen smaak of is veel te zuinig. De dames zullen ook eens uit logeeren ruzie. Moeder wil hebben, dat ze niet te lang zullen uitblijven, de meisjes denken daar anders ove*. Het is zoo aan alles te merken, dat de bakvischjes moeder heel weinig tellen en deze heeft het ontmoedigend gevoel, dat de kinderen haar boven het hoofd gegroeid zijn. Nooit, neen nooit heeft ze kunnen denken, dat ze met eigen meisjes in Luis zooveel verdriet in het dageljjksch werk zou kunnen beleven. Vroeger, toen ze een paar dienst boden hield, heeft ze vaak verlangd, eens met eigen volk te kunnen werken. Maar dat is wel op een teleurstelling uitgeloopenl Als vader en moeder elkander den: nood eens klagen en elkaar vragen, hoe de toe standen toch zoo geworden zijn en de moei lijkheden hun boven het hoofd gegroeid zijn, herinneren ze zich nu wel, dat het bij hun •kinderen al vroeg begonnen is met tegenspre ken. Een 'kleine kleuter dorst best eens tegen vader te zeggen: „Ja, maarDat was het begin geweest en gaandeweg was het zoo toe genomen, dat het tegenspreken heel het saam leven in dat gezin vergiftigde, waar ze het anders zoo goed met elkander konden hebben. Zijn er meer zoo? Laten we oppassen, als onze kleinen bij een gegeven bevel beginnen met een: „Ja, maar...!" Dan is het tijd, om daar onmiddellijk aandacht aan te geven en na te gaan, waar dia geest van tegen spreken uit voortvloeit." De schrijver wijst er dan verder op, dat het aanbeveling verdient, met de kinderen als ze grooter worden, overleg te plegen, maar gewaarwording, die hem bepaald onge lukkig maakte. In den beginne begreep ■bij er niets van. Was Jack Tresillian zoo veel beter geworden, omdat hij op een kostschool geweest was, ,en moest bij zelf zich schamen, omdat hij timmer man wilde worden? Hij had die menschen wel hooren praten over verschil van ge boorte, en onderscheid van stand, maar tot nu toe hadden die uitdrukkingen geen beteekenis voor hem gehad. Thans werden de oogen hem echter geopend. Hij was slechts het kind van een mijnwerker, en Jack was de zoon van een .pachter en landeigenaar. Daar bestond een jfjjde kloof tusschen hen. Maar hoe was die kloof daar gekomen? Ziedaar 'een vraag, die hem niet weinig in verslagenheid bracht, en die hem hoe langer hoe meer ging kwellen. Hij begon in te zien, dat het leven anders was dam hij het zich 'had voor gesteld." Abigail zou de groote vacamtie even eens naar de kostschool gaan, en als zij terug kwam zou zij hem waarschijnlijk ook niet meer willen kennen,. Hij had altijd op een voet van volkomen gelijkheid /met haar omgegaian, en broeder en zuster hadden hem steeds met de meeste vrien delijkheid bejegend. Maar nu werd het hem eensklaps duidelijk, dat hij zich te „wa mogen 4e teugel*, die one ia de handen gelegd zijn, niet al te gauw laten glippen. Dan zien we het droeve verschijnsel ontstaan, dat we in boven aangeduid gezin waarnamen, dat de ouders zoowel als de kinderen hun rechte plaats missen en daar door van Gods weldaden het rechte niet genieten en elkanders leven verbitteren." Door A. M. Wesselso XII. HoedeJeenskerka. Dit dorpje, aam de Westerschtelde ge legen, is needs vam zeer ouden datum: em komt op de oude kaarten telkens voor. Het wend eertijds gerekend onder de streek, die den naam van Oost-Baarland droeg, in welke Heerlijkheid ook het ver dwenen Bakendorp em ,Vinnimge lagen. Vlak bij Hoedekenskerke lag ook het fraai© kasteel Oosteinde. Dit kasteel werd bewoond door de be roemde Ridders van het Edelemgeslacht „de Vrieze", eeln der oudste em aanzien lijkste vam ^Zeeland. Reeds in de 11de eeuw wanen deze Ridders bekend, die een fraai wapen voer den, 12 hermelijnen staarten door 3 Her togshoeden gedekt. Aan -dit wapen dezer Edelen, heeft Hoedekenskerke haar naam ontleend. Op de spits van den tonen, werd een wind vaan geplaatst, waarin de Hertogshoe den werden uitgesneden. Het was een typisch gezicht, en de oorspronkelijke be doeling der Edelen, om Vriezekerke, den naam van het dorp te doen zijn, ging niet door, want de volksmond maakte er .Hoedefcems-kerke van. Oorspronkelijk waren Hoedekenskerke, Babenidorp en .Vinninige veel grooter. Circa 662 gemeten kostbaar bouwland zijn weggezonken in de Honba of Wester- schelde. Van den Burcht Oosteind» is niets meer te zien. Wel vindt men er nog verschillende oude gebouwen. Ik zag er nog gedateerd uit 1660. Ook de alom bekende wagen makerij van dhr A. Oele, is reeds zeer oud. Op oude kopergravures komt zij reeds voor; dit huis was in' vroeger eeuwen bekend als de „eegdien"-makerij uit de Heerlijkheid Baarland. De jmooie oude hooge toren, die ©r vroeger stond, is afgebroken. Hoedekenskerke is door zijn ligging bij zonder geschikt voor de zeevaart. Ia het najaar was het steeds een zeer drukke haven Ik zeg was, want dit jaar heeft de haven vanwege de locaalspoor zeer veel te lijden gehad er waren er heel wat minder bieten te verschepen als vorige jaren. Hoedekenskerke vormt met Kwadem- damme" één burgerlijke gemeente. De provinciale weg, die in Hoedekens kerke zijn eindpunt vindt, welke pas voor eenj'ge jaren is aangelegd, is een pracht- verbetering en wordt door d'e bevolking zeer gewaardeerd. Het was dan ook meer dan noodig, want de oude weg had circa 30 draaien1 waaronder zeer gevaarlijke. Ho© dit zoo kwam? Hieromtrent gaat een verhaal, maar de waarheid ervan kan ik niet bevestigen. Toien in de oude tijden het Zwake af gedamd was, moiest men Jamgs de dij ken van 's Gravenpolder naar Hoedekens- Dit roofde veel tijd, en de bewoners dér beide plaatsen waren het er met elkaar over eens, «Jat er een weg moest komen, die veel korter was. Maar zooals het steeds gaat, onteige nen viel ook vroeger niet mee. Ieder wilde er zelf wel van profiteeren, maar toch de weg over het erf van zjjn buurman Boen loop en. Reeds vaak waren plannen .ontworpen, maar steeds zonder resultaat. Weer was op eenmaal de gemeenschap pelijke Raad èn van 's Gravenpolder èn van Hoedekenskerke, bij elkaar, steeds meer discusseerende over den aan te leg gen weg. Tipt een vergelijk kon men echter niet geraken, totdat een snugger lid van een der Vroedschappen mat een vernuftig plan voor den dag kwam. „Luister nu eens goed, hestuurderen", «prak hij, nadat hjj het woord had beko- veel had aangematigd, en dat de Tresil- lians op den duur niet van zjjn gemeen- zamen omgang gediend zouden zijn. Dit alles ging Paul door het hoofd, toen hij pp zekeren Zaterdagmiddag in Juli op zijn weg naar het strand voorbjj Roseval- Jien kwam. De timmermanswerkplaats werd des Zaterdags te twaalf uur geslo ten en zoolang de zomer duurde''^- bruikte Paul dien bal ven vrijen dag om over de 'klippen langs het strand te gaan dwalen. Vroeger zou hjj in het voorbijgaan te Rosevahien zjjn aangeloopen om te vra gen ,,of Jack en Abigail hem op zjjn tocht wilden vergezellen. Maar thans kon hjj dit niet doen. Hjj wilde zjjn gezelschap niet opdringen, waar dit niet hegeerd werd. Het zou een. ander geval zijn, in dien zij hem zagen en hem vraagden binnen te komen. Hoe het kwam, wist hij niet,, maar zjj ontmoetten elkander nooit meer. Misschien ontweken zij hem opzettelijk. Wellicht verlangde het geheele geziu, dat er ©en eind zou komen aan hun omgang. „Goed dan, het zjj zoo!" sprak hij tot zichzelf en balde onwillekeurig de vuis ten. „Ik kan het even goed stellen zonder hen, als zij zonder mjj. Maar ik had het niet van Abigail verwacht", bij deze woorden keerde hij zich om ten einde Ie kan niet zeggen, dat de bestrijding van het Vaccinewetje door Mr Rins in de Eerste Kamer op mij een verbeffen- den indruE heeft gemaakt. Op gezag van sommige bladen wil ik graag aannemen dat het een mooie rede was en een scherpzinnige bestrijding, maar dat neemt toch niet weg dat de z ai- keljjkheid veel ta ..wenschen over liet. Natourljjk werd er weer gewerkt met da epidemie van 1870. Dat maakt ailtjjd in druk. Maar waarom werd daiarbjj verzwe gen, dat de meerderheid van de toen door de pokken aangetaste personen gevacci neerd was? Dat kan Mr Rink, die toch studie van deze zaak maakte, tocL b-. and zjjn I Bij deze „scherpzinnige bestrijding" werden tegenover elkaar gesteld het pro blematieke gevaar van inenting en het zekere gevaar van verslapping van den inentingsdwang, terwijl de feiten het tegendeel bewjjizen. De beteekenis van algemeene vaccinatie is problematiek. Dit wordt door alle des kundigen toegegeven. Want zoodra er ook maar eenig pofckengevaar dreigt, wordt onmiddellijk op hervaccinatie aangedron gen. Maar het vaccinatiegevaar is niet pro blematiek. 't Is volstrekt geen vraag. De zwaargetroffen ouders te Goes en in andere plaatsen weten het helaas uit droeve ervaring. OPMERKER. tlflM ffo««pi r». *- V*W*. ApoUwkw men. „Kjjk! Een weg moet er komen. Daarover zijn wjj het allen met elkaar eens. Maar hoe zal die nu loopen, dal is de moeilijkste zaak en toch zoo gemak kelijk op te lossen." Allen keken den spreker vol aandacht aan. „Welnu, wij nemen een heel lang touw, dat reikt van dorp tot dorp. Als wij dat hebben, bepalen wij gezamenlijk een dag, en dan moeten de beide Burgervaders ieder in hun Parochie, op den toren klim men, en dan elk een edmd van het touw in de hand nemen. Onderweg plaatsen vrij een aantal klaroenblazers, die een sein moeten geven. Zij moeten drie maal blazen en jbij het derde sein, laten beide Burgervaders het touw los en zooals het touw dan valt, zoo is de weg em er is niets meer aan .te veranderen.' Dit vernuftig voorstel viel in goeds aarde en weid door de beide Vroedschap pen plechtig bekrachtigd. Men was zeer blij met dit voorstel, want van toren tot toren was een rechte lijn, zoodat men gevoegelijk een rechte weg mocht verwachten. De bewuste dag brak eindelek aam. De Burgervaders beklommen de toren trappen en plechtig stonden zij met het eind Touw in hunne handen. Groote belangstelling heerschte er in den omtrek, want ieder was nieuwsgierig, hoe de weg zou komen en wiens erf er in zon vollen. Daar klonk het eerste sein. Hoedekenskexke's Burgervader, het kla roengeschal hoorende, hetzij hij zenuw achtig was. Jfciefzij Jbij de afspraak was vergeten, liet snel het touw los, dat na tuurlijk in groote kronkelingen neerkwam, omdat het in 's Gravenpolder nog werd vastgehouden tot het derde sein. Dit is dan de verklaring van den draaienden weg, die nu gelukkig heeft afgedaan. Overigens is er niet veel meer van dit aardige dorpje aan de Scheld© te vertellen, dan dat het een rustplaats van vele Edelen was. In de oiï&e Kerk zijn o.a. begraven id© Edelen van Oostednide en Heenvliet. De -Heerlijkheden yan Vinninge, Baken- dorp en Oosteinde zijn in de zee verzwol gen, en de plaats waar deze bloeiende plaatsen gelegen hebben, is nu een groote zandplaat, waarmede de schippers en de loodsen terdege rekening houden. nog een blik .te werpen op het huis, waar hij juist voorbij was gekomen. Doch niemand scheen hem op te mer ken, geen vriendelijke groet verdreef de donkere wolk van zijn gelaat. Snel wend-, de hij zich om, en verwijderde zich met rassche schreden. Spoedig bereikte hij 'de klippen en voelde hoe de zilte zee wind hem langs het gelaat streek. Hjj verminderde zijn j?as echter niet, voor- !/dat hij den uitersten rand had bereikt. Toen wierp hij zich op het zachte, dikke gras op dezelfde plek, waar de man, dien hij zijn vader noemde, zooveel jaren ge leden, zulk een zwaren strijd gestreden had. Heel in de verte, boven hel glins terende water, zag men een flauwe streep rook, de plaats aanduidende, waar een stoomboot haren weg door het kam aai vervolgde. Terwijl hij er naar keek werd de wolk al kleiner en kleiner, en ver dween eindelijk geheel en al. Paul zuchtte diep. Onwillekeurig had die ijle rookwolk ongewone gedachten bij hem opgewekt, en voor het eerst van zijn leven ontwaak te in hem het verlangen Penwharf te verlaten, de oude bekend© plaatsen den rug toe te keeren, en een nieuw tehuis te zoeken, waar niemand hem zou kennen, en waar hij niet zulke pijnlijke ervaringen zou opdoen, als hij hier had ondervonden. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1928 | | pagina 5