DE ZEEDW
Vesetsalf
TWEEDE BLAD.
HET ADRES
A. WILKING
Voor den Zondag.
S Fa J. A. L. G. WITTE
LANGS DEN AFGROND.
Zoeklichtjes.
de aarde is des heeren.
I SAIV3OS PRIMA fl.10
FEUILLETON.
het vaderhuis.
ouders en kinderen.
uit zeeland's verleden*
25*
winterhanden A -voeten
VAN
ZATERDAG 11 FEBR. 1928, No. 114.
De aarde is des Heeren, mits
gaders hare volheid.
Psalm 24:1.
Wat maakt dat woord ons k 1 e i nl
Overweldigend kan het reeds wezen,
wanneer wij in de natuur een stukje
schoonheid ontmoeten. Dichters hebben de
ontroering vertolkt, wanneer zij iets zagen
van den heerlijken Naam, die op alles
staat. Trotsche bergen, met sneeuw be
dekte toppen, maar ook de lelie des velds
en het schrijvertje, alles is bezongen.
Maar dat is slechts een stukje van het ge
heel. Doch nu de gedachte van het geheel.
De aarde. En hare volheid.
En dan wijl
Zie het maar aan dezen dichter zelf. Hij
zegt in het derde vers: Wie zal klimmen
op den berg des Heeren? Het is evenals
bij psalm 8: „Als i'k Uwen hemel aanzie,
het werk Uwer vingeren"wat is de
mensch, dat Gij zijner gedenkt".
De majesteit is zoo groot in dat „de aar
de is des Heeren".
Maar er staat ook in, dat de aarde Zijn
eigendom is. In onze dwaasheid denken
wij wel, dat de dingen van ons zijn. Wij
spreken van mijn goed en mijn lichaam,
mijn geld en mijn tijd, mijn gezin en mijn
huis. In opgeblazenheid vragen wij: heb ik
geen recht te doen met het mijne, wat ik
wil. Maar al deze dwaasheid en opgebla
zenheid wordt in flarden gescheurd door
dit woord uit den psalm: „de aarde is des
H e e r e n".
Wat maakt dat woord ons klein!
Als het „des Heeren" is, dan heeft Hij
er ook de beschikking over. Hij kan rijk
maken, maar ook arm. Hij kan geven,
maar ook nemen. Ja, zet er nu eens ach
ter, wat u lief is, uw gezondheid, uw werk,
uw kind. Wij beven, terwijl wij er aan den
ken. Maar het is zoo. De Heere heeft er de
beschikking over. De aarde is des Heeren.
Wat maakt dat woord ons kleinl
Want wij moeten nog een stap verder
gaan. Immers, dan hebben wij, toen wij
zondigden, des Heeren goed gebruikt in
dienst der zonde. Ook de kracht en de ga
ven, door ons in onze zonde misbruikt, war
ren van Hem. Wie slaat niet de oogen ter
neder?
Wat maakt dat woord r ij k I
Want er ligt een jubeltoon in dien
psalm. Jehova is Israëls God. De heidenen
vam rondom beperken het gebied van hun
goden tot de landen, waarin zij wonen.
Maar de Israëliet zegt: De aarde is van
Jehova.
Van zijn God.
Nieuw Testamentisch zouden wij zeg
gen: van onzen Vader in Jezus Christus.
Nu gaat dit woord tintelen van rijkdom.
Immers, nu de aarde des Heeren is, kan
geen schepsel zich roeren of bewegen te
gen zijn wil. In onze binnenkamer fluiste
ren wij het in ootmoed aan het einde van
ons gebed: Uw is het Koninkrijk. En wie
zich met vertrouwen aan Hem overgeeft,
jubelt: de aarde is des Heeren. Hij kan
het van het Noorden of van het Zuiden
komen laten, wat wij noodig hebben. En
waar Hij ons henen zendt, daar zijn wij
op zijn terrein. Wat een vertrouwen geeft
dat. Wat maakt dat rijk!
Ja, het is alles van onzen Vader.
Zooals Spurgeon tot iemand zeide:
wanneer ik mijn courant lees, «dan zie ik,
hoe Vader de wereld bestuurt.
WIJNHANDEL - GOES - TEL 264
mm
In Luxe Rietverpakking
8)
(Vrij naar het Engelsch.)
Zij kon maar niet begrijpen, waarom
haar "broeder Jack het hoofd zoo hoog
droeg, en zich zoozeer vexhoovaardigde
op zijn naam.
Vroeger placht hij met de andere jon
gens van het dorp te spelen, en met hen
als zijne gelijken om te gaan, maar in
den laat sten tijd was hij, op een voor
haar onverklaarbare wijze, eensklaps be
gonnen hen uit de hoogte te behandelen.
Hij was eens zelfs zoo ver gegaan, dat hjj
haar ernstig de les had gelezen, omdat zij
volgens zijn meenktg, niet scheen te be
grijpen, hoe zij zich jegens de overige
dorpelingen moest gedragen.
„O Jack, wat spijt heit mij, dat gij naar
een kostschool geweest zijt, als men u
daar zulke dingen geleerd heeft. Ik heb u
vroeger nooit zoo hooren spreken."
„Wat zijt gij nog een kind!" sprak Jack
op beschermenden joon. „Maar na de
groote vacanfie gaat gij zelf ook naar
school, en daar zult gij wel andiers lee-
ren."
„Ik hoop, dat ik er nooit zal leeren,
„Alle* ia Uwe" zegt Paulua, vaaneer gij
van Christus zijt.
Dan is geen ding op zich zelf verkeerd,
want alle ding is een stukje dezer aarde,
die van mijn Vader is.
Wat maakt dat woord den geloovige
rijk!
Wat maakt dat woord ons leven h e e r-
lijk.
Natuurlijk alleen als er een band is tns-
echen dien God en ons hart. Alleen wan
neer wij door het geloof in Jezus Christus
een kind van Hem zijn geworden.
Maar dan ook brengt dit woord doel in
ons leven.
Het is van God. Maar dan moet bok
alles zijn in Zijn dienst.
De talenten, in de aarde verborgen, wor
den naar voren gebracht om Hem te ver
heerlijken.
Ze komen Hem toe. Kleine talenten en
groote.
Dan wordt ons beroep „een goddelijk
beroep", al is het ook een arbeiden in de
dingen der aarde.
Dan gaat er een drang komen om mede
te werken, dat op alle terrein van het le
ven nu ook de naam des Heeren verheer
lijkt wordt. De kunst om Hem en de weten
schap om Hem. In het politieke en sociale
leven, ten slotte alles om Hem. Want do
aarde is des Heeren.
Wij worden bij dit woord aangespoord
tot machtige Zendingsactie. Immers, als
de aarde des Heeren is, dan dient zifn be
zit Hem ook te kennen allerwege. Dan mag
geen knie zich buigen voor andere goden
Dan moet die aarde vol worden van de
kennis des Heeren, gelijk de wateren den
bodem der zee bedekken.
Met de prediking van het kruis van
Christus mogen wij heel de aarde weer op-
eischen voor God.
En de toekomst is zeker, want de aarde
is des Heeren.
Grooter en heerlijker kan het doel van
ons leven niet zijn.
Oord van vrede en liefde en reinheid,
Plaats van hemelweelde en lust,
Met uw vele, vele woon'gen
Huis des Vaders! Huis der rust!
O wat zoete melodieën
Ruischen als met vol accoord
Mijn verlangend harte tegen
Uit dat schoon en heerlijk Oord!
Hebt Gij in die hemelzalen,
Armen zondaars plaats bereid,
Zult Ge óók mij daarbinnen leiden, t
Heiland, in Uw heerlijkheid?
0 hoe zalig zal 't mij wezen
Jezus, Redder mijner ziel!
Als ik daar in blij aanschouwen
Aan Uw voeten aederkniel!
Als ik in Uw oog mag lezen
Loutre ontferming en gena,
En mijn oor Uw stem vernemen:
,,'k Heb voldaan op Golgotha!
Ook voor u aan 't kruis geleden,
Al uw schuld betaald bij God;
Ga de vreugde uws Heeren binnen,
't Huis des Vaders! 't Huis bij God!"
GUNNING.
Aan een van de altijd interessante opvoed
kundige artikelen van den heer G. Meima,
directeur van de Ghr. Kweekschool te Gro
ningen in „De Bazuin" is het volgende ont
leend
„Ik leid u dezen keer binnen in een gezin,
dat door velen benijd wordt, 't Is dan ook
een flinke familie met stevige jongens en blo
zende meisjes, terwijl de ouders ook nog
een kras paar vormen in den bloei des levens.
De kinderen zijn bijna of geheel volwassen,
de jongens helpee vader in zijn landbouw,
bedrijf en de meisjes staan moeder bij in
de drukke huishouding. Maatschappelijk zijn
de menschen in goeden doen, kerkelijk Jeven
ze met alles mee, kortom, ze zijn van nie
mand afhankelijk en konden, naar den mensch
gesproken, een keurig leven met elkaar heb
ben.
Ja, dat konden ze. En toch ligt er op het
gezicht van vader en moeder een trek, die
ons niet bevalt. Ze zijn niet, wat men noemt
een gelukkig gezin met elkaar, dat merkt
men al gauw. Zoo'n enkelen keer lekt er
Wel eens wat uit naar buiten van wat binnen
de muren voorvalt. Ook is er wel eens een
ander tegenwoordig bij sommige tooneeltjes,
mijne vrienden te minachten, omdat zij
arm zijn." antwoordde het meisje met
trillende lippen. „Veronderstel eens, dat
wij arm worden, zou men ons dan ook
moeten minachten?"
„Dat weet ik niet", antwoordde Jack
ongeduldig, „maar als gij zoo oud zult
zijn als ik ben, dan zult ge wel anders
spreken, Abie".
Jack verschilde twee jaar in leeftijd
met Abigail, maar wanneer men hem
hoorde spreken, 'dan zou men denken,
dat hij wel tien jaar ouder was.
Hij was groot voor zijn leeftijd, en een
buitengewoon knappe jongen. Zijn vader
beweerde, dat hij op en top een Tresillian
was, en verzuimde niet, dit gedurig aan
zijn zoon te vertellen, hetgeen zeer onver
standig van hem was. Hoogmoed en jjdel-
iheid waren toch reeds welig genoeg op
geschoten in het gemoed van den knaap,
en behoefden niet stelselmatig aange
kweekt en versterkt te worden.
Paul en Jack waren van denzelfden
leeftijd en toen de laatste van huis ging,
tot voltooiing zijner opvoeding, kwam de
eerste bij den timmerman van het dorp
in de leer.
Paul voelde na Jack's terugkomst maar
al te goed de verandering in het gedrag
van zijn vroegeren vriend; dageu achter
een werd hij gekweld door een pijnlijke
voor Manufaoturen
Dames- en Klnderoonfeotle
Tapijten Gordijnen
Bedden - Ledikanten en
aanverwante artikelen Is
GOES
HULST
die er zich afspelen en zoodoende weten som
migen wel, hoe het komt, dat er een schaduw
ligt over het geluk van dat gezin, dat zoo
van alle 'kanten gezegend is. Wat dat is?
Wel, vader zegt op een dag: „Me dunkt,
we moesten vandaag maar eens met ploegen
beginnen!" Dan moet je eens hooren, wat
daarop loskomt. Neen, maar, dat is nog veel
te vroeg, 't Is toch bespottelijk, nu al ploegen!
Een anderen keer wil vader een paar koei
en verkoopeo, maar dat wordt afgekeurd of
in ieder geval willen de heeren zoons een
paar andere beesten verkoopen dan vader
bedoelde. Zet vader zijn wil door, dan wordt
er onwillig en langzaam gewerkt em gedurig
zoekt men bewijzen bij te brengen, dat vader
het toch verkeerd voor bad.
Vader is dan soms met de zaken verlegen.
Hij heeft al eens gedacht: ik zal de jongens
maar met het werk laten begaan, 'k Wil wel
eens zien, hoe goed ze het al weten en kun
nen. Maar daar is hij ook gauw van terug
gekomen. Toen hadden ze ruzie onder elkan
der en werd hij maar al te vaak geroepen,
om de twistenden te scheiden. Zoodat hij
de leiding maar weer in handen heeft ge
nomen en zoo goed en zoo kwaad als het
gaat maar met zijn tegensprekende zoons
voortsukkelt.
Maar de moeder met de .meisjes dan Dat
is, als 't kan nog erger. Moeder bestelt iets
aan Jantje, maar deze zegt: „Laat Dirkje
dat nu doen, moeder, ik heb het nog zoo
druk met naaien!" 't Komt Dirkje ook niet
gelegen en zoo gebeurt het niet zelden, dat
moeder het zelf maar doet. Ze vraagt dikwijls
maar niet aan de meisjes, ze ziet tegen de
vele woorden van de tegensprekende wijs-
neusjes zóó op, dat ze maar liever zoovee)
mogelijk in touw is. En de kinderen vinden
dat best!
Over allerlei dingen onstaat ruzie. Er moe
ten nieuwe kleeren gekocht worden ruzie
Moeder is zoo ouderwetsch, die weet niet,
hoe het hoort. Gasten komen en moeten
worden onthaald ruzie. Moeder wil de
menschen nog net ontvangen als vroeger;
dat doet men zoo niet meer. Tot over het
eten en drinken op zoo'n feestdag kibbe
len da nufjes met rnoedór, die jammer ge
noeg, maar al te vaak toegeeft. Er moet
een nieuw vloerkleed gekocht worden
ruzie. Moeder heeft geen smaak of is veel
te zuinig. De dames zullen ook eens uit
logeeren ruzie. Moeder wil hebben, dat
ze niet te lang zullen uitblijven, de meisjes
denken daar anders ove*.
Het is zoo aan alles te merken, dat de
bakvischjes moeder heel weinig tellen en
deze heeft het ontmoedigend gevoel, dat de
kinderen haar boven het hoofd gegroeid zijn.
Nooit, neen nooit heeft ze kunnen denken,
dat ze met eigen meisjes in Luis zooveel
verdriet in het dageljjksch werk zou kunnen
beleven. Vroeger, toen ze een paar dienst
boden hield, heeft ze vaak verlangd, eens met
eigen volk te kunnen werken. Maar dat is wel
op een teleurstelling uitgeloopenl
Als vader en moeder elkander den: nood
eens klagen en elkaar vragen, hoe de toe
standen toch zoo geworden zijn en de moei
lijkheden hun boven het hoofd gegroeid zijn,
herinneren ze zich nu wel, dat het bij hun
•kinderen al vroeg begonnen is met tegenspre
ken. Een 'kleine kleuter dorst best eens tegen
vader te zeggen: „Ja, maarDat was het
begin geweest en gaandeweg was het zoo toe
genomen, dat het tegenspreken heel het saam
leven in dat gezin vergiftigde, waar ze het
anders zoo goed met elkander konden hebben.
Zijn er meer zoo? Laten we oppassen, als
onze kleinen bij een gegeven bevel beginnen
met een: „Ja, maar...!" Dan is het tijd,
om daar onmiddellijk aandacht aan te geven
en na te gaan, waar dia geest van tegen
spreken uit voortvloeit."
De schrijver wijst er dan verder op, dat
het aanbeveling verdient, met de kinderen
als ze grooter worden, overleg te plegen,
maar
gewaarwording, die hem bepaald onge
lukkig maakte. In den beginne begreep
■bij er niets van. Was Jack Tresillian zoo
veel beter geworden, omdat hij op een
kostschool geweest was, ,en moest bij
zelf zich schamen, omdat hij timmer
man wilde worden? Hij had die menschen
wel hooren praten over verschil van ge
boorte, en onderscheid van stand, maar
tot nu toe hadden die uitdrukkingen geen
beteekenis voor hem gehad.
Thans werden de oogen hem echter
geopend. Hij was slechts het kind van
een mijnwerker, en Jack was de zoon
van een .pachter en landeigenaar. Daar
bestond een jfjjde kloof tusschen hen.
Maar hoe was die kloof daar gekomen?
Ziedaar 'een vraag, die hem niet weinig
in verslagenheid bracht, en die hem hoe
langer hoe meer ging kwellen.
Hij begon in te zien, dat het leven
anders was dam hij het zich 'had voor
gesteld."
Abigail zou de groote vacamtie even
eens naar de kostschool gaan, en als zij
terug kwam zou zij hem waarschijnlijk
ook niet meer willen kennen,. Hij had
altijd op een voet van volkomen gelijkheid
/met haar omgegaian, en broeder en zuster
hadden hem steeds met de meeste vrien
delijkheid bejegend. Maar nu werd het
hem eensklaps duidelijk, dat hij zich te
„wa mogen 4e teugel*, die one ia de
handen gelegd zijn, niet al te gauw laten
glippen. Dan zien we het droeve verschijnsel
ontstaan, dat we in boven aangeduid gezin
waarnamen, dat de ouders zoowel als de
kinderen hun rechte plaats missen en daar
door van Gods weldaden het rechte niet
genieten en elkanders leven verbitteren."
Door A. M. Wesselso
XII.
HoedeJeenskerka.
Dit dorpje, aam de Westerschtelde ge
legen, is needs vam zeer ouden datum:
em komt op de oude kaarten telkens voor.
Het wend eertijds gerekend onder de
streek, die den naam van Oost-Baarland
droeg, in welke Heerlijkheid ook het ver
dwenen Bakendorp em ,Vinnimge lagen.
Vlak bij Hoedekenskerke lag ook het
fraai© kasteel Oosteinde.
Dit kasteel werd bewoond door de be
roemde Ridders van het Edelemgeslacht
„de Vrieze", eeln der oudste em aanzien
lijkste vam ^Zeeland.
Reeds in de 11de eeuw wanen deze
Ridders bekend, die een fraai wapen voer
den, 12 hermelijnen staarten door 3 Her
togshoeden gedekt.
Aan -dit wapen dezer Edelen, heeft
Hoedekenskerke haar naam ontleend. Op
de spits van den tonen, werd een wind
vaan geplaatst, waarin de Hertogshoe
den werden uitgesneden. Het was een
typisch gezicht, en de oorspronkelijke be
doeling der Edelen, om Vriezekerke, den
naam van het dorp te doen zijn, ging
niet door, want de volksmond maakte
er .Hoedefcems-kerke van.
Oorspronkelijk waren Hoedekenskerke,
Babenidorp en .Vinninige veel grooter.
Circa 662 gemeten kostbaar bouwland
zijn weggezonken in de Honba of Wester-
schelde.
Van den Burcht Oosteind» is niets
meer te zien.
Wel vindt men er nog verschillende
oude gebouwen. Ik zag er nog gedateerd
uit 1660. Ook de alom bekende wagen
makerij van dhr A. Oele, is reeds zeer
oud. Op oude kopergravures komt zij
reeds voor; dit huis was in' vroeger
eeuwen bekend als de „eegdien"-makerij
uit de Heerlijkheid Baarland.
De jmooie oude hooge toren, die ©r
vroeger stond, is afgebroken.
Hoedekenskerke is door zijn ligging bij
zonder geschikt voor de zeevaart. Ia het
najaar was het steeds een zeer drukke
haven
Ik zeg was, want dit jaar heeft de
haven vanwege de locaalspoor zeer veel
te lijden gehad er waren er heel wat
minder bieten te verschepen als vorige
jaren.
Hoedekenskerke vormt met Kwadem-
damme" één burgerlijke gemeente.
De provinciale weg, die in Hoedekens
kerke zijn eindpunt vindt, welke pas voor
eenj'ge jaren is aangelegd, is een pracht-
verbetering en wordt door d'e bevolking
zeer gewaardeerd.
Het was dan ook meer dan noodig,
want de oude weg had circa 30 draaien1
waaronder zeer gevaarlijke.
Ho© dit zoo kwam?
Hieromtrent gaat een verhaal, maar de
waarheid ervan kan ik niet bevestigen.
Toien in de oude tijden het Zwake af
gedamd was, moiest men Jamgs de dij
ken van 's Gravenpolder naar Hoedekens-
Dit roofde veel tijd, en de bewoners
dér beide plaatsen waren het er met
elkaar over eens, «Jat er een weg moest
komen, die veel korter was.
Maar zooals het steeds gaat, onteige
nen viel ook vroeger niet mee.
Ieder wilde er zelf wel van profiteeren,
maar toch de weg over het erf van zjjn
buurman Boen loop en.
Reeds vaak waren plannen .ontworpen,
maar steeds zonder resultaat.
Weer was op eenmaal de gemeenschap
pelijke Raad èn van 's Gravenpolder èn
van Hoedekenskerke, bij elkaar, steeds
meer discusseerende over den aan te leg
gen weg.
Tipt een vergelijk kon men echter niet
geraken, totdat een snugger lid van een
der Vroedschappen mat een vernuftig
plan voor den dag kwam.
„Luister nu eens goed, hestuurderen",
«prak hij, nadat hjj het woord had beko-
veel had aangematigd, en dat de Tresil-
lians op den duur niet van zjjn gemeen-
zamen omgang gediend zouden zijn.
Dit alles ging Paul door het hoofd, toen
hij pp zekeren Zaterdagmiddag in Juli op
zijn weg naar het strand voorbjj Roseval-
Jien kwam. De timmermanswerkplaats
werd des Zaterdags te twaalf uur geslo
ten en zoolang de zomer duurde''^-
bruikte Paul dien bal ven vrijen dag om
over de 'klippen langs het strand te gaan
dwalen.
Vroeger zou hjj in het voorbijgaan te
Rosevahien zjjn aangeloopen om te vra
gen ,,of Jack en Abigail hem op zjjn
tocht wilden vergezellen. Maar thans kon
hjj dit niet doen. Hjj wilde zjjn gezelschap
niet opdringen, waar dit niet hegeerd
werd. Het zou een. ander geval zijn, in
dien zij hem zagen en hem vraagden
binnen te komen. Hoe het kwam, wist
hij niet,, maar zjj ontmoetten elkander
nooit meer.
Misschien ontweken zij hem opzettelijk.
Wellicht verlangde het geheele geziu, dat
er ©en eind zou komen aan hun omgang.
„Goed dan, het zjj zoo!" sprak hij tot
zichzelf en balde onwillekeurig de vuis
ten. „Ik kan het even goed stellen zonder
hen, als zij zonder mjj. Maar ik had
het niet van Abigail verwacht", bij deze
woorden keerde hij zich om ten einde
Ie kan niet zeggen, dat de bestrijding
van het Vaccinewetje door Mr Rins in
de Eerste Kamer op mij een verbeffen-
den indruE heeft gemaakt.
Op gezag van sommige bladen wil ik
graag aannemen dat het een mooie rede
was en een scherpzinnige bestrijding,
maar dat neemt toch niet weg dat de z ai-
keljjkheid veel ta ..wenschen over
liet.
Natourljjk werd er weer gewerkt met da
epidemie van 1870. Dat maakt ailtjjd in
druk. Maar waarom werd daiarbjj verzwe
gen, dat de meerderheid van de toen door
de pokken aangetaste personen gevacci
neerd was? Dat kan Mr Rink, die toch
studie van deze zaak maakte, tocL b-. and
zjjn I
Bij deze „scherpzinnige bestrijding"
werden tegenover elkaar gesteld het pro
blematieke gevaar van inenting en
het zekere gevaar van verslapping van
den inentingsdwang, terwijl de feiten het
tegendeel bewjjizen.
De beteekenis van algemeene vaccinatie
is problematiek. Dit wordt door alle des
kundigen toegegeven. Want zoodra er ook
maar eenig pofckengevaar dreigt, wordt
onmiddellijk op hervaccinatie aangedron
gen.
Maar het vaccinatiegevaar is niet pro
blematiek. 't Is volstrekt geen vraag.
De zwaargetroffen ouders te Goes en
in andere plaatsen weten het helaas uit
droeve ervaring.
OPMERKER.
tlflM
ffo««pi r». *- V*W*. ApoUwkw
men. „Kjjk! Een weg moet er komen.
Daarover zijn wjj het allen met elkaar
eens. Maar hoe zal die nu loopen, dal
is de moeilijkste zaak en toch zoo gemak
kelijk op te lossen."
Allen keken den spreker vol aandacht
aan.
„Welnu, wij nemen een heel lang touw,
dat reikt van dorp tot dorp. Als wij dat
hebben, bepalen wij gezamenlijk een dag,
en dan moeten de beide Burgervaders
ieder in hun Parochie, op den toren klim
men, en dan elk een edmd van het touw
in de hand nemen. Onderweg plaatsen
vrij een aantal klaroenblazers, die een
sein moeten geven. Zij moeten drie maal
blazen en jbij het derde sein, laten beide
Burgervaders het touw los en zooals het
touw dan valt, zoo is de weg em er is
niets meer aan .te veranderen.'
Dit vernuftig voorstel viel in goeds
aarde en weid door de beide Vroedschap
pen plechtig bekrachtigd.
Men was zeer blij met dit voorstel,
want van toren tot toren was een rechte
lijn, zoodat men gevoegelijk een rechte
weg mocht verwachten.
De bewuste dag brak eindelek aam.
De Burgervaders beklommen de toren
trappen en plechtig stonden zij met het
eind Touw in hunne handen.
Groote belangstelling heerschte er in
den omtrek, want ieder was nieuwsgierig,
hoe de weg zou komen en wiens erf er in
zon vollen.
Daar klonk het eerste sein.
Hoedekenskexke's Burgervader, het kla
roengeschal hoorende, hetzij hij zenuw
achtig was. Jfciefzij Jbij de afspraak was
vergeten, liet snel het touw los, dat na
tuurlijk in groote kronkelingen neerkwam,
omdat het in 's Gravenpolder nog werd
vastgehouden tot het derde sein.
Dit is dan de verklaring van den
draaienden weg, die nu gelukkig heeft
afgedaan.
Overigens is er niet veel meer van
dit aardige dorpje aan de Scheld© te
vertellen, dan dat het een rustplaats van
vele Edelen was.
In de oiï&e Kerk zijn o.a. begraven
id© Edelen van Oostednide en Heenvliet.
De -Heerlijkheden yan Vinninge, Baken-
dorp en Oosteinde zijn in de zee verzwol
gen, en de plaats waar deze bloeiende
plaatsen gelegen hebben, is nu een groote
zandplaat, waarmede de schippers en de
loodsen terdege rekening houden.
nog een blik .te werpen op het huis,
waar hij juist voorbij was gekomen.
Doch niemand scheen hem op te mer
ken, geen vriendelijke groet verdreef de
donkere wolk van zijn gelaat. Snel wend-,
de hij zich om, en verwijderde zich met
rassche schreden. Spoedig bereikte hij
'de klippen en voelde hoe de zilte zee
wind hem langs het gelaat streek. Hjj
verminderde zijn j?as echter niet, voor-
!/dat hij den uitersten rand had bereikt.
Toen wierp hij zich op het zachte, dikke
gras op dezelfde plek, waar de man, dien
hij zijn vader noemde, zooveel jaren ge
leden, zulk een zwaren strijd gestreden
had. Heel in de verte, boven hel glins
terende water, zag men een flauwe streep
rook, de plaats aanduidende, waar een
stoomboot haren weg door het kam aai
vervolgde. Terwijl hij er naar keek werd
de wolk al kleiner en kleiner, en ver
dween eindelijk geheel en al. Paul zuchtte
diep. Onwillekeurig had die ijle rookwolk
ongewone gedachten bij hem opgewekt,
en voor het eerst van zijn leven ontwaak
te in hem het verlangen Penwharf te
verlaten, de oude bekend© plaatsen den
rug toe te keeren, en een nieuw tehuis te
zoeken, waar niemand hem zou kennen,
en waar hij niet zulke pijnlijke ervaringen
zou opdoen, als hij hier had ondervonden.
(Wordt vervolgd.)