Leestafel.
Het Vrouwenhoekje.
Voor de Jeugd.
ook m NOS ven tart*
ftp 81 Ootobor 1868 «ehrwf Groan tor
initerer in i$ne Nederlaadache Ge-
chten:
„In de 19e eeuw evenzeer als in da
zestiende, is men, tegen ongeloof en
revolutie, tegen bijgeloof en gewetens
dwang, enkel, maar volkomen, met het
zwaard des Geestes en het Ik kan
niet anders, God helpe mjjl
bestand"
Dit woord is ook in de twintigste eeuw
og tenvolle van kracht.
Een veel begeerde lekkernij.
In den loop der jaren zijn de woorden
Straatsburg en ganzeleverpastei als het
ware één geheel geworden.
Wie in Straatsburg komt, leest telkens
weer op deuren en ramen de namen van
bekende pasteifabrikanten. Als den
vreemdeling in die donkere straatjes met
spelende kinderen en slapende katten,
tussohen kleine onbeteekenende bakkers-,
slagers- en kruideniers winkeltjes plotse
ling een helder verlicht en mooi versierd
winkelraam opvalt, kan hij er zeker van
zijn, dat de geheele .étalage bestaat uit
ganzelever.
Straatsburg's roem als leverancierster
van de wereldberoemde pastei, dateert uit
de achttiende eeuw, toen een kok, Close
genaamd, afkomstig uit Normandië, in
dienst van den Maarschalk de Gontades,
haar voor het eerst gereed maakte.
Omdat 'hij de ganzelever week vond en
moeilijk te banteeren, kwam hij op het
lumineuse denkbeeld haar met vleesoh en
kruiden te vermengen. Een bepaald soort
truffel gaf door haar zoet en tevens scherp
aroma aan het mengsel den zeer bijzonde
ren smaak die haar tot delicatesse zou
stempelen.
Nog altijd is ganzelever een Straats-
burgsche specialiteit, waartegen geen an
dere stad ter wereld ook maar in de verste
verte kan concurrperen.
Iedere boerin om en bij Straatsburg en
Colmar heeft, al is haar hofstede nog zoo
klein, in den herfst een gans, die vet ge
mest moet worden. Nadat de arme dieren
gedurende den zomer met talrijke soort-
genooten hunne dagen op een weiland
hebben gesleten, worden ze plotseling héél
alleen in een hokje opgesloten; zóó klein
en laag, dat de gans er niet rechtop in
kan staan en zich zoo goed als niet ver
mag te bewegen. Immers, hoe meer rust,
des te meer vet. Twee drie keer psr dag
wordt de vogel uit het hokje gehaald en
gevoed. De boerin, die er in werkelijkheid
héél andera uitziet dan ze op sommige
pastei-potjes staat afgebeeld, neem* bet
dier tusschen de knieën, trekt het
snavel open, duwt er een knijpt r tusschen
en laat een bepaalde hoeveelheid mais in
het keelgat glijden.
Als bij ongeluk een korreltje in het ver
keerde keelgat komt, is het dier verloren,
of beter gezegd, gered, want don stikt 'hot
onmiddellijk.
In groot® fokker jfeh worden de dieren
kunstmatig gevoed. De mais loopt dan
automatisch door trechtervormige buizen
in de geopende snavel® en verdwjjnt in
den slokdarm. Het mesten duurt onge
veer drie weken. In dien tjfd moet een
normaal dier twintig liter mais naar bin-
con hobboa gekregen. Heit gewicht vari
eert dan tusschen vijftien en twintig pond;
ds gezwollen lever, weegt ongeveer één
pond. i
Als de mienschen beseften, welk» kwel
lingen de arme ganzen ondergaan zon
menigeen niet meer zóó intens als thans
het geval is, van de Straatsburgsche lek
kernij genieten.
In November en December nemen die
fabrieken de lezers in ontvangst.
De boerinnen komen dan met groot»
manden uit hare dorpen. Zij kennen de
waarde van het artikel, en iaton op den
prijs dusmiet afdingen. De kooper betast
voorzichtig de lichte, gladde .vlees chmas-
sa, want Lever en lever is nog lang niet
hetzelfde. Er bestaat onderscheid inkleur
en kwaliteit. Een leek zou dat verschil
waarschijnlijk niet eens merken, de pas
teibakker echter weet maar al te goed, dat
het succes van zijn fabrikaat voor drie
kwart afhangt van de hoedanigheid van
de lever, schrijft het Handelsblad.
Ds lijdensweg van het Armeensehe volk.
Meer en meer begint thans in Europa
bekend fce worden, wat het Armeensehe
volk te lijden heeft gehad, van de ver
volgingen der Turken. Er is misschien
geen enkel volk, dat in de laatste eeuwen
zooveel te verduren heeft gehad omwille
van het geloof als de bewoners van de
hoogvlakten van Anatolië.
De Armeensehe Christenen zijn mar
telaren in den vollen zin van het woord.
Verst hebben ze gebloed onder de gee-
selstrieraen der Turksohe tyrannie. En
nu er in Turkije een meer liberale stroo
ning is ontstaan, nu is er voor Armenië
een nieuwe lijdensperiode begonnen.
Reeds sedert jaren zuchten de arme
bewoners ondier den knoet van eovjet-
'usland. Want in naam is Armenië een
zelfstandige republiek", maar de wet
gevende macht is de gevreesde Tscheka,
die als een dictator met de grootste wil
lekeur regeert.
In plaats van het godsdienstige fana
tisme van Moslem regeert thans een bloe
dige godsdiensthaat van Moskou. De wet
ten ,die thans zijn afgekondigd, hebben
de geheele burgerlijke samenleving ten
onderste boven geworpen. Geen' enkele
kerkelijke overheid wordt nog als zoo
danig erkend; want volgens de opvat
ting der nieuwe machtshebbers is gods
dienst heelemaal niet meer van dezen
tijd.
D« k«fcel9k« goederen «9b ta beslag
genomen; alles is gemeenschappelijk be
zit geworden onder beheer van de plaat
selijke autoriteiten.
Godsdienstonderricht, onverschillig of
het in het openbaar of in gesloten «ring
gegeven wondt, is ten strengste verbo
den. God is uit de school verdreven.
Ondersteuning van de geestelijkheid onder
welken vorm ook is verboden en zal
streng worden gestraft
De christenen, die, ondanks de lang
durige vervolgingen, sitandvastig gebleven
zijn, hebban luide geprotesteerd tegen het
gewelddadig optreden van dieze rooide ter
reur. Doch tevergeefs.
Zooals overal in heit gebied der sovjets,
dringen de berichten over den wanen toe
stand slechts zeer zelden tot de groot®
wereld door.
Stemmen des Tfids. Maand
blad voor Christendom en Cultuur.
Uitgave G. J- A. Ruys' JJ.-M. te
Utrecht. Zeventiende jaarg. Nr. 1.
Een mooie aflevering met een rjjken
inhoud .Van belang is al dadelijk een
artikel van Dr W. J. Aalders over „De
conferentie van Kerken te Lausanne".
Bij het lezen van dit artikel gevoelt men
dat hier voetangels liggen en klemmen.
Maar er zit in dit streven naar een
heid en om de internationale beteekenis
van het Christendom tot uiting te doen
komen toch ook een mooien kant. Als
in de volgende aflevering het slat-artikel
verschenen zal zijn komen w® hierop
nog terug.
J. 0. van Dijk geeft een breede be
schouwing over „The Forsyte Saga van
John Galsworthy, door den schrijver aan
geduid als „naast H. G .Wells de be
roemdste Engelsche romancier van onzen
tijd en een schrijver van Europeescha
vermaardheid". Ook voor wie de hier
besproken roman-cyclus niet kent, valt
in dit opstel wel wat te genieten en te
leeren.
Belangwekkend is een artikel van Mr
V. H. Rutgers over beperking van bewa
pening. Mr Rutgers werkt niet met groote
woorden en holle leuzen, maar hij geeft
de werkelijkheid te zien: deze werkelijk
heid, dat bewapening beperkt moet wor
den en toch ook voor zekere doeleinden
onontbeerlijk is; dat ze is schadelijk en
nuttig, slecht en goed. De schaduwzijden
worden heel donker gekleurd, maar toch
wordt ook vastgehouden aan het recht en
den plicht der Overheid om le beschikken
over en zoo noouig zich te bedienen van
-en machtsinstituut tot handhaving van
j Let recht. Intusscken blijft het de plicht
van overheden en volken, om alles te
doen wat mogelijk is tot tempering en af
wending van het gevaar dat de bewape
ningen bevatten. Welke pogingen in die
richtingen worden gedaan en wat d- irvan
verwacht kan worden, stelt do bij uitstek
deskundige schrijver 'helder 'in hot licht.
Van de verdere bijdragen noemen wij
„Moederschapsverzekering en Ziektewet"
door A. Hijmans, waarop wij reeds gis
teren de aandacht vestigden en de als
alt\jd interessante buitenlandsche kroniek,
waarin H. L. Baarbe handelt over „Rus
land en het verre Oosten", aan 'het
slot waarvan geconstateerd wordt, dat
door zeer velen de meening wordt ge
deeld, dat de worsteling om Oost-Aziê en
den Stillen Oceaan tusschen het Engelsch-
Amerikaansche blok aan de eene zijde
en Japan, Rusland, China en de „onder
drukte" volken van Azië aan den anderen
kant, met de zekerheid van een natuurge
beuren, moeteen zal aanbreken.
TWEE KANTEN.
Twee jongens waren aan het pruimen
plukken. De een was blij, omdaj; hij
pruimen had; de ander was ontevreden
omdat er pitten in de pruimen zaten.
Aan twee herstellenden werd gevraagd,
hoe het hun ging. De één zeide: „Ik
ben vandaag beter dan gisteren". De
ander zeide: „Ik was gisteren erger dan
vandaag".
Als het regent, zal de één zeggen:
„Wat zullen de straw, vuil worden".
De ander zal zeggen: „Diat regentje is
goed voor het staf".
Van twee jongens, die bij" een rozen
struik stonden, bemerkte de een, dat er
doornen, de ander, Idlat er rozen aan zia-
ten.
Twee kinderen keken door gekleurde
glazen. Het ééne kind zeide: „De wereld
is blauw"; het andere: „de wereld is
licht".
„De ben blij, d'at ik leef", zei er een.
„Het doet mij leed, dat ik sterven moet,"
sprak een ander.
De één spreekt: „De ben blij, d&t het
niet ergef is," de .ander: „Het spijt mij
dat het niet bete? is."
De één denkt: „Op het zure volgt
niet zelden het zoete." De ander klaagt:
„Het zoete wordt niet zelden voorafge
gaan door het zure".
Zoo kan men alle dingen van twee
kante" bezien on optimistisch of pessimis
tisch wezen. De Christen echter, die
waarlijk op zijn God vertrouwt, leert van
alle dingen de lichtzijde zoeken, want hij
weet, alle dingen zijn in de hand des
Hearen, e® die 'behoort aan een Vader,
Die hem lief heeft met een eeuwige
liefde.
Propaganda voor de broodkorst.
Dit is de titel van een artikel in „Voe
ding en Hygiëne", waar gewezen wordt
op fle bslssfcenls vota de voeding vu de
korst vu bet brood. Deze korst, die niets
anders is dan de bruin gebakken buiten
kant van het brood, heeft geen meerdere
voedingswaarde dan bet inwendige kruim.
Maar wat dan wel de waarde is van de
korst? We moeten er langer op kauwen
en dus meer speeksel vormen. Bovendien
zorgt ze er voor, dat we meer maagsap
afscneiden. En deze twee factoren: flinke
speeksel en maagsapvorming doen het
eten beter verteren en maken dat we er
meer uit halen. Deze afscheiding van
maagsap wordt het sterkst bevorderd
en het langst gaande gehouden door ge
bakken etenswaren. Daarom is knappend
brood, brood met een flinke korst nuttig
en voordeelig voor onze voeding.
In Frankrijk en België wordt aan deze
eisch volkomen voldaan. Het bekende
lange stokbrood en de goed gebakken
kleine broodjes hebben rondom korst. In
ons land leveren de bakkers nog veel te
veel weeke, slappe kadetjes en onvol
doende doorbakken groot brood.
Maar de korst biedt nog meer voor-
deelen. We moeten flink kauwen en dat is
best voor onze tanden. Die moeten ge
oefend worden. Om een sterk gebit te
krjjgen moet het kind zoo jong mogelijk
beginnen brood mét de korst te eten.
Het is een onverstandige verwennerij van
moeders om de korstjes van het brood af
te snijden. Prof. dr Cornelia de Lange
waarschuwt in haar boek „Het kind" hen
haaldeljjk tegen te week voedsel voor
kinderen, ook met het oog op verstopping.
Enkel» recepten.
Watergruel (4 pers.) 75 gr. (dat is
drio vierde ons) parelgort, U/z L- water,
80 100 gr. (ongeveer 1 ons) suiker, 2
d.L. bessensap, 60 gr. krenten, 60 gr.
sultanon, stukje pijpkaneel, citroenschil
letje.
Bereiding: Wasch de gort en zet ze met
het koude water een nacht te weeken. Zet
ze den volgenden dag op met het week-
water, pijpkaneel en citroenschil. Laat
dit samen zachtjes koken gedurende plm.
li/a uur. Maak in dien tijd de krenten en
do sultanen schoon. Wasch ze een paar
keer in lauw water ,voeg ze dan met
de suiker bij de gort en laat alles nog
plm. V* uur, onder af en toe roeren,
koken, tot de watergruel gebonden is.
Neem pijpkaneel en citroenschil er pit en
voeg daarna het bessensap toe.
Jamsvoordenwinter. Abriko
zenjam. Noodig 1 pond gedroogde abri
kozen, 2 pond witte suiker, 1 2 schijf
jes citroen en het sap van de rest van den
citroen. De abrikozen laat men weeken
in lauw water, dat even boven de vruch
ten staat. Ze moeten minstens eon nacht
weoken. Dan de vruchten met hetzelfde
water opizetten en niet langer laten
koken dan t ot ze zóó gaar zijn, dat ze met
2 vorken geklutst kunnen worden.
D» schijfjes citroen worden meege-
kookt, het sap doet men er later in als
de jam klaar is en nog niet te koud.
Als de massa egaal is stuk geklopt,
moot men 2 pond suiker al roerende
onn oplossen, alles aan de kook brengen
en op een zacht vuur laten koken tot
alles de vereischte dikte heeft gekregen.
Oranje marmelade. 4 Citroenen
l Sinaasappel, 1 pond suiker. De vruchten
met een schoon borsteltje en koud wa
ter reinigen. 2 Citroenen in schijven snij
den, met de schil. 2 Citroenen in schijven
snijden zonder schil. De sinaasappel dun
afschillen, zonder wit en de helft bjj de
gesneden citroenen voegen. Ook de ge
schilde sinaasappel, in schijven gesneden
er bij doen.
Alle pitten er zooveel mogelijk uit ha
len en de vruchten in een schoionen,
niet te diepen schotel zetten met friscb
water, waarin men ze een nacht moet
laten staan.
Den volgendon dag opzetten in een zui
vere geëmailleerde pan, alles laten ko
ken tot de schillen zacht zijn, het sap
in de pan laten, maar de dikke massa
er uit visschen met een schuimspaantje.
Deze massa op een hakbord flink fijn hak
ken, zoo dat de schillen bijna niet meer
terug te 'vinden zijn. Nu brengt men
alles weer in de pan aan de kook, strooit
er 1 pond witte suiker al roerende in
tot die opgelost is, en laat alles zachtjes
koken tot de vereischte dikte verkregen is.
Vindt men de jam te bitter, dan doet
men er minder schillen in ,of althans
minder wit van de citroenen.
Eenlgs wenken.
Een marmeren gang. Men doet
het beste om nooit met soda of zeep aan
het marmer te komen. Veel verstandiger
is het een papje te maken van potasch,
aluin en marmerslijp. Nadat het marmer
met water is afgedweild, moet het met
dit papje worden geschuurd, waarna de
gang nog eens met schoon water woedt
gedweild. Bij een dergelijke behandeling
zal de gang zeker schoon blijven.
Koffievlekken kunnen uit teere
stoffen worden verwijderd, door ze met
glycerine in te borstelen en daarna in
lauwwarm water uit te spoelen. Vervol
gens aan den verkeerden kant striken.
Hard en brokkelig geworden schoen-
ar me kunt U zacht maken met, een
beetje terpentijn.
Beste Jongens en Meisjes,
De meesten van jullie schreven mij, dat
ze het zoo jammer vinden, dat sneeuw en
ijs weer zoo gauw verdwenen zijn. Men
zegt wel eens, dat 'tiets is, wat de Hol-
landsche jongens en meisjes in 't bloed zit,
dat verlangen naar sneeuw en ijs. Maar.
het is nog geen lente hoor, en 'tis wel
meer gebeurd dat 't in Januari of Febru
ari nog glas vtfcuMB, du wut, boa
(heerlijk jullie elkaar dan nog met de
sneeuw bekogelen of over de baan «wie
ren kunnen. Voor jullie is 'twel jammer,
dat de pret weer voorbij is, maar de oude
Imenschan, die vinden ft juist prettig, dat
'tniet zoo koud en zoo glad meer is. En
'voor de armen die baast geen geld heb
ben om de noodige kleeding en brand
stoffen te koopen, is 't ook wel prettig.
Jullie hebben anders geboft 'hoor, dat
't juist in de vacantie zoo echt winter ge
weest is, want nu jullie weer naar school
moeten zou er toch niet zooveel meer van
komen, en voor die jongens en meisjes die
's morgens vroeg op de fiets een verren
tocht naar school moeten maken, is 't zoo
ook heel wat gemakkelijker dan wanneer
er zooveel sneeuw ligt.
Zooals afgesproken zijn het deze week
geen prijsraadsels,
I. Voor de grooteren.
Mijn geheel bestaat uit 51 letters.
Met een 5, 6, 7 en een 5, 12, 31, 16, 12,
13, 8 kan men schrijven.
WiBem is 15, 40, 41, 3, 10, 81.
25, 4, 38 gebruikt men om brieven te
verzegelen.
14, 50, 28, 12, 34, 8, 11, 33, 17, 8 is een
groote schat.
Een 1, 43, 31 kan men rollen.
39, 33, 24, 20, 51, 2, 35, 50, 6, 21 is een
plaats in Noord-Brabant.
Velen hebben tegenwoordig een 42, 23,
26, 42 toestel.
36, 44, 47, 26 is een meisjesnaam.
18, 18, 19, 26, 51 ia een plaats in Over
ijssel.
Tegenwoordig schiet men niet veel meer
met pijl en 46, 13, 12, 14.
22, 29, 43, 49, 30, 32 is een jongensnaam
Een klok noemt men ook wel een 5, 30,
27, 8, 40, 44, '45.
9, 37 is 'het geluid van een ezel.
(ïngez. door „Talbot".)
II, Voor de jongeren.
Mijn geheel bestaat uit 21 letters.
10, 11, 8, 13, 16, 18 is een metaal.
Een trap noemt men ook wel een 12,
19, 21, 21, 5, 15.
Een 7, 14, 9, 14, 18 is een lengtemaat.
Iedere 1, 11, 17, 4, 8, 3 beeft een bel.
6, 2, 20, 20,14, 6 zijn meestal in ft zwart
gekleed.
Kortgene. „Adïi". Nu geloof ik, dat
ik jou do vorige keer vergeten heb. Die
oplossing in de krant was goed, je had
je zeker vergist. Hier heb je nog een
naam-: Annie Riakört, Silbannanpos, Pre
toria, Transvaal.
Pretoria. „A. K." En hebben jullie
al prentbriefkaarten ontvangen Er gaat
heel wat tijd over heen, hé? „S. R." Stu
ren jullie de meefiies en niggies ook een
kaart terug, dat zullen ze erg prettig
vinden. Er was hier de vorige week heel
veel sneeuw en ijs, en konden ze fyn
schaatsenrijden.
Middelburg. „Wildzang". Wat een
mooi kaartje heb jy, het slaat wel echt
hoor! Los je do raadsels nog steeds op
of heb je niet vod tijd moer?
Gaping®. ,JBy de handje". Waren jul
lie dat, die meisjes die op die kaart
stonden, maar ik weet heusch niet waar
ik met zoo'a vet varkentje naar toe moet.
„Boterbloem". Jjj hebt zeker het adres
geschreven, het lijkt tenminste erg op
jou hand. De volgende week zjfn het al
weer de laatste prijsraadsels. „Rosema-
ri.e". En jij Rosemarie hebt me met een
mooie mand rozen verrast, en dat om
dezen .tijd van het jaar, het zijn zeker
winterrozen.
Kap® 11e. „Roodborstje". Jou kaart
heb ik ook ontvangen, maar het was toch
demk ik geen portret van je. Is 'twel?
Nu is hot haast al weer tijd voor de
prijzen.
Kloetinge. „B. T." Zoo ga jij ook
meedoen, dan hen je hartelijk welkom
hoor! Er zjjm er niet veel meer uit KI.
Dus maar goed je best gedaan.
Goes. „C. T." De oplossing van het
raadsel was goed. Schrijf je er een vol
gende keer pok eens een briefje bij. Ver
tel me maar eens iets van school of
zoo. „Zilverblad". Vond je het raadsel
heusch zoo moeilijk. Er waren er oók,
die het nogal gemakkelijk vonden. Maar
ik zal er om denken. Ja, hot was vneese-
lyifc vuil overal. „Erica". 'tZal nog wel
meegevallen zijn met de stilte ia hui».
Zoo'n druktemaakstertje als* jij bent. Die
kaart was zeker een foto van laatst,
met al die sneeuw. „Boschviooltje". Je
bent bet nieuwe jaar maar weer goed
begonnen. Beide oplossingen waren goed.
Als bet zoo blijft, krijg je vast nog wel
eens een prijs. „Leergraag". Je kaart
kwam nog best op tijd hoor, en ik ben
er wat mee in mijn schik. Gelukkig, maar
dat moeder weeir gauw opgeknapt is. Wil
je de groeten van mij doen? „Gladiolus".
Ja, het is wel jammer, dat de jyapret
weer voorbij is, maar je moet nu toch
weer naar school, dus kwam er van
schaatsen niet veel. „Talbot". Ik had
juist jou raadsel opgezocht, toen je brief
je kwam. Je ziet, ik heb het niet ver
geten,. Wat hebben jullie me weer ver
rast met die mooie kaart. „Blondje". Hoe
komt bet toch, dat ik jou al zoo lang ge
mist bob? Ik vind het niets pfottig hoor!
Kan ik nu weer op je rekenen?
St. Laurens. „Rozakoope'". Ja hoor,
ik vind het heel mooi, en dan nog zoo'n
prachtig votb er op. Ik heb er ook heel
wat gekregen, maar ik heb ze niet ge
teld. „J. C." Dat is ook al alles sneeuw
op die kaart, die jij mij stuurde. En jij
gaat ons verlaten, de vreugde is dus van
korten duur geweest.
W o 1 f a a r t s d ij k. „Zilverpeertje". Wat
een snoezige ansicht vind ik dat. Die
kinderen zgn niét bang voor de sneeuw.
Ik denk dat ze wel een lekker kopje
(hes „Prini Mawrits" Dat ia ms
aardig dorpsgezicht Staat jullie huis er
ooik op? Ik heb al eens gekeken, maar
wist 't natuurlijk niet.
Krabbendijke. „Fazant". Die voor
dracht ken ik wel; ja het was vroeg afge-
loopen. Je kaart heb ik al bewonderd.
Kamperfoelie heb ik een tijd gemist, je
moet hem maar eens een standje geven.
„Luistervink". En jn hebt ook al zoo
goed om me gedacht. Wat een dikke
sneeuwpop is dat. Alleen die bezem van
goud, dat .geloof ik niet erg. „Sleutel
bloempje". Wat een prachtkaart was dat.
Zoo een heb ik nooit eerder gezien. Mis
schien ben ik je vriendje wel tegengeko
men, want ik was ook naar L.
Wemeldimge. .Eekhoorn". H«b jij
ook van, sneeuw en ijs genoten? Nu is ft
weer uit met de pret!
'sH. H. kinderen. „Het Viertal".
„D." Wil jij als oudste van het viertal
Vader en Moeder van mij' bedanken, voor
't kaartje. Wat een aardig idee zoo, met
jullie naam er ook op. „P." Die boeken
die jullie gekregen hebben, heb ik al
lemaal al eens gelezen. Vind je het niet
jammer, dat je er nu af bent? „J." Dat
trof je niet hé, dat je juist op't feest niet
Soed werd. Maar je kon er weinig aan
oen, „Bt" En heb je al deftig met je
taschje in de hand gewandeld. Gelukkig
maar, dat je nog geen negen jaar bent.
„M." Nu bon je een flinke jongen, nu
je zoo goed je drankje inneemt. En nu
maar gauw beter worden, „De Gebroe
ders". „A." Dat is een mooie klok die
daar geluid wordt, en 'tvers is ook al
zoo mooi. Dat boekje ken ik wel. „K."
Nu moet je het maar niet verloeren voor
ft volgend jaar, andiers ga je van den zomer
maar op zolder oefenen. „M." En jij
bent ook goed bedacht met de Kerst,
zoo'n etui komt altjjd wel te pas. Ook
jullie boekjes heb ik gejezen.
Ooi (jn 8 p laa t. „Bakkerinnetje". Jij
mag best wel eens een kort briefje
schrijven, omdat jjj me anders meestal
verwent met een heele lange. Hat kan
ook niet altijd evenveel zijn. „Zonnezus"
Welbedankt hoor en ook die groeten terug,
't Spijt me wel dat je niet meer meedoet,
maar er zal niets aan te doen zijn.
Kruiningen. „Floria's kind'En is
de ansicht verzonden? Heb je er om
gedacht je adres er op te zetten,, wout dan
krijg je er allicht ook een terug.
Oud-Vossemeer. „Llist". Wel-
mee®, het is niets erg hoor, ea jij' wordt
ook nog bedankt, daar ben ik dus laat
moe. Als je een kaart terug krijgt, schrijf
je 'tdan nog eens?
Kats. „Rival". Ik was bly ook weer
iets van jou te hooren. Ben je zoo'n
vogelvriend, dat je me die kaart stuurde.
Ik zal 't nu niet vergeten er voor te
zorgen.
Terneuzen. „Theeroosje", 'tLiefst
had ik jullie allemaal een ansicht terug
gestuurd, maar dat zouden er zooveel
zijn, dat 'tniet gaat. Het is een prach
tige mand.
Hoek. „Nachtegaal". Alweer een
neefje, dat zoo goed om mij gedacht
heeft. Ik krijg oen heele verzameling op
die manier. Als je tijd hebt, kom je ze
maar eens bekijken.
Oudelande. „De twee zusjes". Aar
dig, dat ik nu toch een kaart van jullie
beiden kreeg. Hebben jullie een prettige
vacantie gehad en wil je moeder de
groeten doen?
Harderwijk. „Zwartje". De laatste
keer heb ik je vergoten maar nu pas
ik beter op hoor. Kom je al gauw terug,
en bevalt het je daar nogal?
'sH. Arendskerke. „Duifje", 'tIs te
hopen, dat je nog veel op de nieuwe
schaatsen rijden kunt, en 't het volgend
jaar maar weer goed vriest. Maar, wie
weet, misschien krijgen we nu nog wel
eens ijs. „Spring in. 't veld". Je hebt
me echt verrast hoor, door mij zoo'n
prachtige kaart te sturen. Wat een mooie
rozen gtaan daar op. Krijg ik met de
prijsraadsels ook weer een briefje. „Aca-
sia". Was de kaart ook een stukje van
jou, dan is 't vorige briefje ook voor
jou bestemd hoor! Heb je nog geschaatst?
Ik denk van wel.
Nieuwdorp. „Mulderinnetje". Dat ia
geen goede kalender hoor, die jullie me
gestuurd hebben. Er staat nog steeds 1
op ert nu i.s 't al den 14den. „Bloemen
meisje". Jullie hebben een goede keus
gehad. Hebben jullie hem samen uitge
zocht. Het is een heel aardige kaart.
Ik verlang nu al naar die van 't volgend
jaar. v
Ierseke. „Junibloem". En bevalt 't je
al weer op school, of had je liever nog
wat «vacantie gehouden. Ben je nog naar
de zang geweest?
Vrouwepolder. „Duindistel". Ik
kan begrijpen, dat je plezier gehad hebt.
Wat grappig dat jullie heelemaal inge
sneeuwd zaten. Ja voor de raadsels is
het nu de.juiste tjjld.
Wemeldinge. „Attencia". Nog wel
bedankt voor je goede wenschen. Na
tuurlijk wil ik je raadsels nog in ontvangst
nemen. De volgende week zjjn het weer
de laatste prijsraadsels.
's H. A b t s k e r k e. „De kleine Land
man". Dat zal wel een fijn feest ge
weest z^jn, en dan nog zoo'n mooi spel
er bij. Jammer hè, dat 't nu niet meer
vriest. I
'sH. H. Kinderen. „Klimop". Geluk
kig maar dat je wel weer zin had om naar
schoolste gaan, anders valt 'tniets mee.
Dat zal een prettige logeerpartij geweest
zijn.
'sH. Arendskerke. „Elfje". Nu
kom ik eens gauw bij je theedrinken.
Krjjg ik dan een kopje van het nieuwe
serviesje, ik zal heel voorzichtig zijn.
De kaart is al weg hoorl