DE ZEEUW
TWEEDE BLAD.
Staten-Generaal
KRONKELENDE PADEN.
Bitmsaiasl
VAN
FEUILLETON.
LJ.
VRIJDAG 18 NOV. 1927. No. 42.
TWEEDE KAMER.
STAATSBEGROOTING.
In ti<- vergadering van gisteren werd
een aantal kleine ontwerpen en conclusies
zonder beraadslaging of stemming aange
nomen.
Daarna werden de algemeene beschou
wingen bij de^taatsbegrooting voortgezet
De heer M a'®' chant (V. D.) repliceert.
De argumenten, van de regeering voor een
dubbel tarief accep teert hij niet. De tarief-
muren in het buitenland zullen niet wor
den verlaagd, maar de onze verhoogd.
Hij bestrijdt voorts den 'heer Nolens, die
z. i. de christelijk-historischen wilde inti-
mideeren met „uiterste noodzaak". In een
andere politieke combinatie zullen de vrij-
sinnig-democraten zich niet voor gevel
versiering laten vinden.
De heer L. d e V i s s e r (Comm.) repli
ceert en bestrijdt den heer Albarda. Hij
wijst op de sociale wetten, die tot stand
kwamen onder den druk van buiten-parle
mentaire actie.
Minister De Geer dupliceert en weer
spreekt, dat minister Lamhooy alleen aan
hangers zou vinden onder zijn geestver
wanten en ontwapenaars. Dezen minister
enbevooroordeeld aan te liooren beteeken1,,
hem gelijk te geven.
Inzake de economische politiek zegt spr
«lat de Regeering wel degelijk de richting
van Genève uit wil. Dat is wel gebleken bij
het beenderen-uitvoerverbod. Er lag een
ontwerp gereed, maar de regeering heeft
dit ontwerp teruggenomen en het ontwerp-
ronventie van Genève inzake in- en uit
voerverboden geteekend nadat de regee
ring de zekerheid had gekregen, dat na 15
Juli 1928 de uitvoerverboden op beenderen
niet meer zullen worden gehandhaafd
door de drie omliggende landen.
Spreker komt thans töfc de kwestie van
den stemplicht en bestrijdt do bewering
van den heer Kersten, dat de stemplicht
als onchristelijk moet worden beschouwd.
Dat de onlusten in Indië door buiten-
landsche invloeden zijn aangestookt, is uit
hét-ingestelde onderzoek gebleken.
Spreker vraagt dr De Visser of de hee-
ren Heemskerk en Van Dijk, die in het
Kabinet-Ruysch de Beerenbrouck zaten,
onder welk kabinet werd voorgesteld,
vrouwen benoembaar te verklaren tot bur
gemeester, minder zuiver anti-revolutio
nair waren,, dan de heer Golijn.
De 'heer Golijn zou als minister nooit hel
zéVende leerplichtjaar hebben ingevoerd,
zeide dr de Visser. Maar in 1924- is het
zevende leerplichtjaar stopgezet louter op
financieele gronden. Spreker's hypothese
omtrent hetgeen thans zou zijn gedaan
door een minislerie-Colijn heeft dus mee;
grond dan die van dr de Visser.
Wat. de salarisquaestie betreft, kan spr.
geen datum noemen, waarop de wijziging
van het Bezoldigingsbesluit in werking zal
kunnen treden, 'daar een dergelijke wijzi
ging op iederen datum gereed kan komen
Omtrent de positie van het Kabinet
merkt spreker op, dat we eigenlijk nog
vier ,weg zijn van een normalen parle
mentairen toestand, waarin de controle
op het kabinet gelegen is in een minder
heid, die zich steeds ban ontwikkelen tot
meerderheid, die de regeering overneemt.
Dit kabinet, noodgedwongen ontstaan, kan
zich in elk geval niet converteeren' in
een ander kabinet. Daarom heeft dit ka
binet vastgehouden aan het beginsel, dat
de politieke vraagstukken, die verband
hielden met de vroegere par tij-groepee
ring, moesten blijven rusten. Dr de Visser
heeft zelf aan den wensch naar een kleur
loos nationaal zakenkabinet uiling gegeven
■door iemand als formateur aan te zoeken,
die geheel van zijn beginselen verschilde.
Spr. heeft, nooit gezegd, dat hij neutraal
zou regeeren. maar Vtfleen dat hij de
•vraagstukken, die rechts en Jinks ver
deeld hielden, niet zou aansnijden. Had
Dr «Ie 'Visser dan gewild, dat die vraag
stukken aan de orde zouden komen eai
dat zij zouden zijn opgelost, in een link-
Naar heit Enlgelsch.
■38)
..Weiair zijn mijn brieven?" hoorde ze
„In mijn schrijfbureau", klonk het iajco-
rtiék. Ook dien stem herkende ze aisi van
majoor Bragg.
..Wanneer stuur je ze me terug? Eiken
(Mg heb jk er naar uitgezien."
„Ik ben niet van plan ze uit handen
te geven, tenzij het mij gelegen komt en
dat zal van jou afhangen."
Dit alles werd op koude®,meesterach-
tigm toon gezegd. Blijkbaar kwam Ca
roline's trots er tegen, in opstand, want
ze zei verontwaardigd: „Dan zal ik alles
aa!n papa vertellen en hij zal je wel klein
Mjgeo-"
- „Daarmee'durf je me dreigen? Zal ik
je eens vertellen, wat ik kan en wil doen?
Ik zelf zal die brieven aan je vader
brengen uit respect voor hem. En ik zal
Hkem waarschuwen, dat hij wel eens een
oog im *t zeil mag houden. Want onge
vraagd heb je me die epistels gezonden.
Bét tegendeel blijkt er «iet uit,"
scbe richting? Indien Dr de Visser meende
dat het Kabinet die vraagstkuken wel zou
aanroeren, dan moest hij verwachten, dat
ministers, die mannen van karakter zijn,
die vraagstukken ook zouden aansnijden
in de richting, welke zij het meest acht
ten in 's lands belang.
De Algemeene Beschouwingen werden
hierna gesloten.
Binnenlandsche Zaken.
Aan de orde is dan Hoofdstuk V der
Staatsbegrooling.
De heer v. d. Berg (S. I). A. P.) maakt
aanmerking op de ongeldig verklaring van
huurve rordeningen
De heer L ee n s tra (A.-R.) wenseht
niet het gebruik van honden als trekdier
te verbieden. Laat men waken tegen mi s-
b r u i k
De heer W e i t k a m p (C.-H.) sluit zich
hierbij aan. Ook komt hij op tegen liet
streven van de stadsgemeenten om zich
ten koste van plattelandsgemeenten tuif
te breiden.
De heer Sannes (S. D. A. P.) meent,
dat bij benoeming van burgemeesters
en voorts bij herbenoeming niet steeds
rekening wordt gehouden met de leeftijds
grenzen. Eir zijn tal van oude burgemees
ters, die allang door jongere krachten
vervangen hadden behooren te worden
Men kan nu eenmaal van iemand, die
'tegen de 80 loopt, niel meer zooveel
doortastendheid en werklust verlangen als
van iemand in de kracht van zijn leven.
De heer v. d. Heuvel (A.-R.) vraagt
eenige inlichtingen omtrent annexatie
plannen. De samenvoeging van Huizen,
Bus,sum en Naaiden, die door sommigen
wordt verlangd, zou spr. al 'zeer onge-
wenscht voorkomen, vooral wegens de
onderling zeer verschillende godsdiens
tige gezindheden dei' bevolking dezer ge
meenten.
De heer Lang man (C.-H.) ziet met
belangstelling uit naar het aangekondigde
wetsontwerp inzake de samenwerking van
gemeenten.
Van benoembaarheid van vrouwen tot
burgemeester is spr. geen voorstander.
Men zal toch een enkelen radicaal
uitgezonderd - ook geen vrouw tot mi
nister willen zien benoemd? Welnu, spr.
hoopt, dat een wetsontwerp, dat de be
noembaarheid van vrouwen mogelijk zou
maken, achterwege blijft.
De heer Gerhard (S.D.A.P.) bepleit
een wettelijke regeling voor openbare in
zamelingen, teneinde misbruiken te voor
komen.
Wat hel, gebruik tan trekhonden aan
gaat, hierbij komt ontzettend veel mis
bruik voor. Hij meent, dat .zonder een
algeheel verbod die misbruiken niet zijn
te weren.
De heer Z^ind t (S. G. P.) is tegenstan
der Vhn de benoembaarheid van vrou
wen tot burgemeester op grond van het
gereformeerd beginsel. Voorts wenseht hij
demonstraties op Zondag verboden te
zien.
De lieer B r a a t- (Platt.j sluit zicli ten
opzichte van de benoeming van vrouwe*
tot burgemeester aan bij diegenen die
daarvan tegenstander zijn.
Hij vraagt verder een onderzoek naar
het wonen, althans verblijven, van burge
meesters builen hun woonplaats.
De Minister van Binnenland
sche Zaken, de heer Kan, zal trach
ten, ieder het zijne te geven. Spr. brengt
den heer Braat liulde, omdat hij voor het
eerst in zijn lange staatkundige loopbaan
zich onthouden heeft van een bespreking
van den zomertijd. (Gelach.) Spr. breekt
hier zijn rede af.
De vergadering wordt geschorst tot des
avonds 8 uur.
AVONDVERGADERING.
De Marinebegrooting.
De Minister van Marine, dc heer
L a m b o o y, zet zijn Dinsdagavond afge
broken rede voort.
Spr. dankt de heeren Van der Bilt,
Snoeck Henkomaiis en Droogleever For-
tuyn voor hun appreciatie voor zijn be
leid.
Van een juist uil Indië teruggekomen
zeeofficier heeft spr. vernomen, dat de
toestand daar nog nimmer zoo goed is
geweesten in verband hiermede brengt
spr. 'een woord van dank aan den pas
afgetreden vlootvoogd. $pr. ziet de toe
standen geenszins te somber in, doch
hij stelt zich voor. dat we zullen krij
gen weliswaar 'een kleinere vloot, maar
een met maximum rendement. Een derde
kruiser komt vqorloopig niet ter sprake.
Met belangstelling Heeft spr. het sym
pathieke denkbeeld van' den heer Droog
leever -Foptiiyn vernomen, om de zee
vliegtuigen „naar Indië le laten
vliegen. Spr. had reeds opdracht aan den
chef van den Marinestaf gegeven om deze
zaak te onderzoeken en ten deze een voor
stel te. doen.
De heer Van Dijk heeft gevraagd of
liet noodzakelijk is een reserve in Neder
land te hebben. Voor Nederland is alles
voor vredestijd en voor oorlogstijd aanwe
zig, terwijl we voor Indië hebben een te
kort aan dienstplichtigen en inlandsch
personeel. De achterstand moet in Indië
zoo spoedig mogelijk worden ingehaald.
Overigens, zijn er hier te lande zoo
veel reserveplichtigen en gepensionnear-
den, dat hiervan wel in tijden van nood
zooveel naar Iodic kunnen worden ge
zonden om in liet daar bestaande tekort
te voorzien. Zoodra jn Indië gevaar dreigt
kan men vercler hier te lande den dienst
versoberen. Hiervoor heeft spr. een rege
ling laten ontwerpen en liet resultaat daar
van is, dat in tijden van spanning op
die wijze 500 man beroepspersoneel naar
Indië kan worden gezonden.
Ten aanzien van de overbrenging van
de opleiding van G o r i n c h e m
n a a Vlissingen merkt spr. op, dat
de resultaten te Vlissingen uitstekend zijn,
at is het waar dat de jongelui meer straf
fen krijgen voor te laat thuis komen. Met
betrekking tot de geestelijke verzorging
van het marinepersoneel zegt spr., dat de
thans gevolgde methode alleszins bevredi
gend is.
Naar aanleiding van de opmerkingen
over het d a n s o n d e r w ij s te Wlllems
oord zegt de Minister dat hij dit vak niet.
kan laten vervallen, doch hij is van oor
deel, dat niemand tegen zijn wil verplicht
mag worden dit onderwijs te volgen.
Met den heer Kersten is spr. van mee
ning, dat deZondagsrust zooveel mo
gelijk dient te worden bevorderd voor zoo
ver de dienst dit toelaat.
Hot lol van de o u d-g epension-
n e e r d e n gaat den minister ter harte. Er
zijn echter nog andere gepensiönneerder
dan die van land- en zeemacht, en daar
ten aanzien van deze gepensionneerden
het vorige jaar een steunregeling tot stand
is gekomen, welker uitvoering berust bij
den Minister van Financiën, geeft spr. in
overweging dit punt te behandelen bij
Hoofdstuk VII B.
Spr. stelt er voorts prijs op te verklaren,
dat de belangen van liet personeel 'liem
evenzeer ter harte gaan als den heer Drop
en dat op het departement de belangen van
het personeel zoo nauwkeurig mogelijk
wórden behartigd, terwijl zóóveel mogelijk
aan billijke verlangens wordt voldaan.
Spr. komt nu aan de quaestie van het
materieel.
Spr. heeft de overtuiging, dat de onder
zeebooten een zeer sterk wapen zijn voor
kleine naties, o. m. omdat er een groote
preventieve werking van uitgaat, omdat zij
tegen een groote overmacht kunnen optre
den en omdat hun bestrijding een groote
machtsontplooiing eiseht.
Omtrent de nieuwe K-booten deelt spr
mede, dat volgens zijn berekening deze in
Mei 1932 gereed zullen kunnen zijn. Daar
zij eerst in 1934 in Indië noodig zijn, heeft
spr. nog twee jaren speling. Voor de ver
vanging der 0. 5 zullen het volgend jaar
de noodige gelden worden angevragd.
Voor vlagvertoon is de latste jaren vol
doende zorg gedragen. Aanbouw alleen
voor vlagvertoon heeft echter nimmer in
de bedoeling gelegen.
Bij de replieken merkt o.a. de heer J. J
C. van Dijk (A.R.) ten aanzien van 'het per-
sonoelvraagstuk op, dat het den minister
gelukt is, spr. op verschillende punten te
bevredigen. Spr. verheugt zich hierover,
omdat hij daardoor ook het vertrouwen
heeft gekregen dat 't personeel-vraagstuk
in de toekomst tot een goede oplossing zal
worden gebracht.
Het doet spr. voorts ten aanzien van het
malerieel-vraagstuk genoegen, dat het vol
gend jaar gelden voor de vervanging van
de 0. 5 zullen worden uitgetrokken.
Daarmede is spr. echter nog niet geheel
bevredigd en hij geeft den minister alsnog
dringend in overweging, nog eens na te
gaan of liet volgend jaar ook niet gelden
voor de vervanging van de 0. 6, 0. 7 en
0. 8 op de begrooting kunnen worden ge
bracht.
De heer Zandt (S.G.P.) is den Minis-
Woeusdagmiddag vond de officieele opening plaats van het nieuwe Pompstation van de Stichting Drink
waterleiding West Utrecht in de gemeente Veldhuizen.
Inzet: De Commissaris der Koningin der Prov. Utrecht dr. H. Th. 's Jacob schakelt de waterleiding in
en opent het pompstation.
„Zoo laag zul je niet durven hande
len", hijgde Caroline.
„Óp dat punt, Caroline, zul je nog heel
wat moeten leeren. Maak me niet boos,
want ik heb je volkomen in mijn macht.
Mij® bediende zal zweren, dat je hem
dwong, mij; die brieven te bezorgen. Ik
daarentegen, heb er wel voor opgepast,
je er ooit één ten antwoord te sturen."
Caroline sprak niet. Een flauw gekreun
ontsnapte haar. Toen hij liaar angst zag,
sprak hij op veranderde®. tOon: „Caroline,
ik hield va® je, tot oen ander mijn pad
kruiste. Maar nu sta je me in den weg.
Ik zou je niet graag opofferen; er is maar
één manier om alles in orde te maken."
„Welk gaatje heb je me opengelaten?
O, wat een dwaas was ik jou ooit te
vertrouwen", riep ze hartstochtelijk uit.
„Ja, een heel groote dwaas; maar dat
is nu de vraag niet. Ik wens-ch dat je
zult trouwen; je staat me. in den weg.
Die mijnheer Stone, die je laatst een aan
zoek heeft gedaan, zou je heel graag zijn
vrouw noemen. Gisteren zag ik hein en
vroeg hem hier te komen. Elk oogenblik
kan hij hier zijn. Neem zijn aanzoek aan.
Hij zal aandringen op een spoedig huwe
lijk want hjj gaat naar Engeland. Je moet
toestemmen en. dan beloof ik je om
dat het met mijn plannen strookt te
zullen zwijgen over wat er tusisohe® ons.
gebeurd is. E®' omdaft je me misschien
niet meer zoo zult vertrouwen uls je placht
te doen, zal ik op je trouwmaal komen
en dan zal ik je je brieven overhandigen.
Kom, laten we voor het laatst nog eens
samen dansen". Toen ze zich afwendde,
'sprak hij:„Tegenstand is toch immers nuk
teloos; we moeten vrienden of vijanden
zijn. Het laatste
Meer hoorde Mary niet slechts weg
stervende voetstappen. Haar positie was
uiterst moeilijk geweest. Ze wilde geen
luistervink zijnmaar er was geen gelegen
heid, om ongezien heen te gaan. Een
ontmoeting zou voor haar nichtje des te
pijnlijker geweest zijn. Bovendien, eer ze
tot een besluit was gekomen, was het
tweegesprek, dat slechts enkele minuten
geduurd had, voorbij. Om haar eigen
naam, direct of indirect, in de zaak te
mengen, zou meer kwaad dan goed doen.
Daarom wachtte ze tot het heele gezel
schap naar de eetkamer gegaan was en
ontsnapte toen naar haar eigen kamen'.
Kapitein Nugent, de eenige, die baar mis
schien gemist zou hebben, wals niet aan
wezig. Vol angst vroeg ze zich af, wat ze
doen moest. Toen het gezelschap eindelijk
vertrokken en allee stil in huis was, ver
wachtte ze, dat Caroline, als steeds bij
haar zou komen, doch haar wachten was
vergeefsch. Daarom ging ze naar de kamer
van haar nichtje. Ze klopte; geen ant
woord kwam. Ze opende de deur; daar,
op den vloer, lag het arme slachtoffer
van eigen dwaasheid. Doch Mary kon
slechts denken aan de schuld van den
man, die, in het oog va® de wereld een
eerlijk mensch, zoo slecht van inborst,
was. Ze knielde neeT en fluisterde
zachtjes: „Mijn arme Line, ik weet al
les spreek toch en zeg me, wat ik voor
je doen kan."
Daar was er dan toch nog één, die me
delijden met haar had, één, die haar niet
van zich stootte en op haar neerzag. De
klank van Mary's stem bracht haar tot
zichzelf. Ze stond op. Mary schrok, zoo
doodelijk bleek zag Caroline er uit. Een
paar woorden waren voldoende om haar
duidelijk te maken, hoe ze er achter was
gekomen, wat er gebeurd was. Toen brak
Caroline los in een vloed van tranen. Het
scheen wel, of ze al haar opgekropt leed
van den laatsten tijd wilde wegsnikken
„Mary, ik moet dien man trouwen; er is
geen uitweg."
„Zeg me eerlijk, Caroline, tegen mij
ben je altijd eerlijk geweest heb je niets
voor me verborgen gehouden: Kan die on
verlaat niets ergers van je vertellen, dan
wat je mij bekend hebt?"
„Mary, ik heb niets voor je verborgen
gehouden. Maar je hebt gehoord, wat hij
zeide, en ik geloof zeker, dat hij woord zal
houden."
„Geef me tijd om na te denken, Caroline;
ter dankbaar, maar spr. is nog niet gehaat
voldaan. Spr. blijft zich verzetten tegen tot
onderwijs in het dansen voor de a.a. see-
off icieren.
De heer Tilanus (G.-H.) merkt op,
dat de rede van den minister niet heeft na
gelaten ten aanzien van het marinebeioid
ook bij spr. vertrouwen te wekken.
De heer Drop (S. D.) zegt, dat hij met
groote waardeering terugdenkt aan de»
belangrijken arbeid in de mobilisatiejare*
door de vlootpredikanten in het belang
van het personeel verricht.
De vergadering werd daarna verdaagd
Van het Hof.
A.s. Zondagavond zullen op Het Loo
aankomen de gewezen groothertog van
Mecklenburg en hertog Adolf Friedrich,
een broer van Prins Hendrik, die met an
dere heeren de volgende drie dagen zul
len deelnemen aan jachten op grof wild in
de Gorselsche, Wiesselsche en Hoog-Soe-
rensche bósschen. Zij zullen vergezeld zijn
van de groothertogin en de hertogin, die
evenwel doorreizen naar Den Haag, waar
zij de gasten zullen zijn van de Koningin.
Bij de 'Amsterdamsche vroede
vaderen.
In den Amsterdamschen gemeenteraad
is het gisteren tot rumoerige tooneelen
gekomen.
De heer Weiss, middenstander, ver
dedigde zich tegen het verwijt dat in
zijne partij in den raad komt, wie het
meeste geld neerlegt.
De lieer de Miranda (s. d.): 't'Is ook
onwaar. Wie liet meeste geld neerlegt,
komt niet in den raad!
De heer Weiss Het zijn bij ons geen
kapitalisten zooals bij de S.D.A.P. Do
verschillende milieux stellen hun candi-
daten, maar van geld is daarbij geen
sprake. Ieder kan geld storten in de par
tijkas, ieder financiert het zelf.
De heer Boekman (s.d.)JuistI
Ieder financiert zijn eigen candidatuur.
De lieer Weiss: De candidate®, die
het meest hadden distort, .kregen niet
eens de meeste stemmen!
De lieer S o 1 k e .s z. (opgewonden)Dhr
Bruinsma heeft f5000 voor de Prov.
Staten betaald. En voor den gemeente
raad nog meer!
De heer Weiss protesteert heftig. Hf
wènscht elk onderzoek te aanvaarden:
De heer Solkesz mag zelf een eereraad
samenstellen. Wat hij beweert is leu
gen. Hij is een leugenaar!
De lieer Solkesz: Jij bent een leu
genaar!
De heer Weiss: De leugencampagn»
berust op vuigen laster! De belangstelling
van de S.D.A.P. voor den heer Solkesz
is wel verdacht voor de S. D. A. P.
Van die zijde is het opstoken gekomen.
(Daverend gelach bij de soc.-dem. leden).
De beer Boekman: Het is éen pu
bliek belang!
De lieer Weiss: Wij hebben den min
deren man liet geld niet uit den zak ge
klopt voor propaganda of voor algemeene
ontwapening. Wij hebben geen oproerige®
krabbelaar-, 'tls niet te verwonderen, dat
we hier liever met 3 leden dan met 2
zaten! De afspraak was aan den heer
Solkesz bekend. Deze had vroeger
allen lof voor zijn fractie-voorzitter..-
De heer Solkesz: Maar nu ben je
ontmaskerd
De heer Weiss: De heer Solkesz zou
beter doen met van zijn raadszetel op
te staan!
De heer Solkesz: vraagt het woord
voor een persoonlijk feit, hierin bestaande
dat de heer Weiss hem voor een leuge
naar heeft uitgemaakt. Spr. wil niet uit
weideu over den verkiezingsstrijd, waarbij
hij met den dood is bedreigd (gelach);
hij wil alleen mededeelen, dat de heer
Weiss tot hem had gezegd, dat bij op de
lijst voor de Prov. Staten een lager num
mer zou krijgen, omdat de heer Bruins
ma f5000 in de partijkas had gestort.
De lieer Weiss: Een leugen!
De heer W ij n k o o p (comm.) tot den
heer Jansen: Je zit erin! Je zit "er be
roerd voor!
De heer Weiss: .Ik heb gezegd, dat
de heer Bruinsma f 5000 zou storten, niet
dat hij het gedaan heeft. Als ieder heeft
ik zal trachten er iets op te vinden, tenzij
je iets voor mijnheer Stone mocht voelen."
„Voor hem voelen! 0 Mary, ik ril van
afschuw als ik aan hem denk. Alleen
het zou voor mama zoo verschrikkelijk
zijn, als ze wist, wat ik gedaan heb. O Ma
ry, zij zelf heeft me geleerd te liegen
nooit heeft ze van me gehouden; maar ik
zou het niet kunnen dragen, als ze het aan
aan papa vertelde."
Mary trachtte haar moed in te spreken.
Ze durfde haar niet alleen te laten voor ze
goed en wel in bed lag; haar een nachtzoen
gevend, fluisterde ze:
"„0, Caroline, vraag God je te vergeven
en je bij te staan ook ik zal het voor je
vragen."
Vroeg in den morgen stond Mary op;_
lang had ze wakker gelegen en eindelijk
was ze tot het besluit gekomen mevrouw
Hill om raad te vragen. Ze achtte 't niet
verstandig zich tot Emily te wenden, daar
haar echtgenoot in hetzelfde regiment
diende als majoor Bragg; en wie weet in
wat voor moeilijkheden hij dan zou ko
men. Dien morgen verscheen Caroline niet
aan het ontbijt; toen Mary naar haar ging
kijken, lag ze nog te bed. Haar bleeke wan
gen en ingezonken oogen spraken van een
slapeloozen nacht.
(Wotdt vervolgd.)
fcvJ 1