DE ZEEUW TWEEDE BLAD. Staten-Generaal KRONKELENDE PADEN. Bitmsaiasl VAN FEUILLETON. LJ. VRIJDAG 18 NOV. 1927. No. 42. TWEEDE KAMER. STAATSBEGROOTING. In ti<- vergadering van gisteren werd een aantal kleine ontwerpen en conclusies zonder beraadslaging of stemming aange nomen. Daarna werden de algemeene beschou wingen bij de^taatsbegrooting voortgezet De heer M a'®' chant (V. D.) repliceert. De argumenten, van de regeering voor een dubbel tarief accep teert hij niet. De tarief- muren in het buitenland zullen niet wor den verlaagd, maar de onze verhoogd. Hij bestrijdt voorts den 'heer Nolens, die z. i. de christelijk-historischen wilde inti- mideeren met „uiterste noodzaak". In een andere politieke combinatie zullen de vrij- sinnig-democraten zich niet voor gevel versiering laten vinden. De heer L. d e V i s s e r (Comm.) repli ceert en bestrijdt den heer Albarda. Hij wijst op de sociale wetten, die tot stand kwamen onder den druk van buiten-parle mentaire actie. Minister De Geer dupliceert en weer spreekt, dat minister Lamhooy alleen aan hangers zou vinden onder zijn geestver wanten en ontwapenaars. Dezen minister enbevooroordeeld aan te liooren beteeken1,, hem gelijk te geven. Inzake de economische politiek zegt spr «lat de Regeering wel degelijk de richting van Genève uit wil. Dat is wel gebleken bij het beenderen-uitvoerverbod. Er lag een ontwerp gereed, maar de regeering heeft dit ontwerp teruggenomen en het ontwerp- ronventie van Genève inzake in- en uit voerverboden geteekend nadat de regee ring de zekerheid had gekregen, dat na 15 Juli 1928 de uitvoerverboden op beenderen niet meer zullen worden gehandhaafd door de drie omliggende landen. Spreker komt thans töfc de kwestie van den stemplicht en bestrijdt do bewering van den heer Kersten, dat de stemplicht als onchristelijk moet worden beschouwd. Dat de onlusten in Indië door buiten- landsche invloeden zijn aangestookt, is uit hét-ingestelde onderzoek gebleken. Spreker vraagt dr De Visser of de hee- ren Heemskerk en Van Dijk, die in het Kabinet-Ruysch de Beerenbrouck zaten, onder welk kabinet werd voorgesteld, vrouwen benoembaar te verklaren tot bur gemeester, minder zuiver anti-revolutio nair waren,, dan de heer Golijn. De 'heer Golijn zou als minister nooit hel zéVende leerplichtjaar hebben ingevoerd, zeide dr de Visser. Maar in 1924- is het zevende leerplichtjaar stopgezet louter op financieele gronden. Spreker's hypothese omtrent hetgeen thans zou zijn gedaan door een minislerie-Colijn heeft dus mee; grond dan die van dr de Visser. Wat. de salarisquaestie betreft, kan spr. geen datum noemen, waarop de wijziging van het Bezoldigingsbesluit in werking zal kunnen treden, 'daar een dergelijke wijzi ging op iederen datum gereed kan komen Omtrent de positie van het Kabinet merkt spreker op, dat we eigenlijk nog vier ,weg zijn van een normalen parle mentairen toestand, waarin de controle op het kabinet gelegen is in een minder heid, die zich steeds ban ontwikkelen tot meerderheid, die de regeering overneemt. Dit kabinet, noodgedwongen ontstaan, kan zich in elk geval niet converteeren' in een ander kabinet. Daarom heeft dit ka binet vastgehouden aan het beginsel, dat de politieke vraagstukken, die verband hielden met de vroegere par tij-groepee ring, moesten blijven rusten. Dr de Visser heeft zelf aan den wensch naar een kleur loos nationaal zakenkabinet uiling gegeven ■door iemand als formateur aan te zoeken, die geheel van zijn beginselen verschilde. Spr. heeft, nooit gezegd, dat hij neutraal zou regeeren. maar Vtfleen dat hij de •vraagstukken, die rechts en Jinks ver deeld hielden, niet zou aansnijden. Had Dr «Ie 'Visser dan gewild, dat die vraag stukken aan de orde zouden komen eai dat zij zouden zijn opgelost, in een link- Naar heit Enlgelsch. ■38) ..Weiair zijn mijn brieven?" hoorde ze „In mijn schrijfbureau", klonk het iajco- rtiék. Ook dien stem herkende ze aisi van majoor Bragg. ..Wanneer stuur je ze me terug? Eiken (Mg heb jk er naar uitgezien." „Ik ben niet van plan ze uit handen te geven, tenzij het mij gelegen komt en dat zal van jou afhangen." Dit alles werd op koude®,meesterach- tigm toon gezegd. Blijkbaar kwam Ca roline's trots er tegen, in opstand, want ze zei verontwaardigd: „Dan zal ik alles aa!n papa vertellen en hij zal je wel klein Mjgeo-" - „Daarmee'durf je me dreigen? Zal ik je eens vertellen, wat ik kan en wil doen? Ik zelf zal die brieven aan je vader brengen uit respect voor hem. En ik zal Hkem waarschuwen, dat hij wel eens een oog im *t zeil mag houden. Want onge vraagd heb je me die epistels gezonden. Bét tegendeel blijkt er «iet uit," scbe richting? Indien Dr de Visser meende dat het Kabinet die vraagstkuken wel zou aanroeren, dan moest hij verwachten, dat ministers, die mannen van karakter zijn, die vraagstukken ook zouden aansnijden in de richting, welke zij het meest acht ten in 's lands belang. De Algemeene Beschouwingen werden hierna gesloten. Binnenlandsche Zaken. Aan de orde is dan Hoofdstuk V der Staatsbegrooling. De heer v. d. Berg (S. I). A. P.) maakt aanmerking op de ongeldig verklaring van huurve rordeningen De heer L ee n s tra (A.-R.) wenseht niet het gebruik van honden als trekdier te verbieden. Laat men waken tegen mi s- b r u i k De heer W e i t k a m p (C.-H.) sluit zich hierbij aan. Ook komt hij op tegen liet streven van de stadsgemeenten om zich ten koste van plattelandsgemeenten tuif te breiden. De heer Sannes (S. D. A. P.) meent, dat bij benoeming van burgemeesters en voorts bij herbenoeming niet steeds rekening wordt gehouden met de leeftijds grenzen. Eir zijn tal van oude burgemees ters, die allang door jongere krachten vervangen hadden behooren te worden Men kan nu eenmaal van iemand, die 'tegen de 80 loopt, niel meer zooveel doortastendheid en werklust verlangen als van iemand in de kracht van zijn leven. De heer v. d. Heuvel (A.-R.) vraagt eenige inlichtingen omtrent annexatie plannen. De samenvoeging van Huizen, Bus,sum en Naaiden, die door sommigen wordt verlangd, zou spr. al 'zeer onge- wenscht voorkomen, vooral wegens de onderling zeer verschillende godsdiens tige gezindheden dei' bevolking dezer ge meenten. De heer Lang man (C.-H.) ziet met belangstelling uit naar het aangekondigde wetsontwerp inzake de samenwerking van gemeenten. Van benoembaarheid van vrouwen tot burgemeester is spr. geen voorstander. Men zal toch een enkelen radicaal uitgezonderd - ook geen vrouw tot mi nister willen zien benoemd? Welnu, spr. hoopt, dat een wetsontwerp, dat de be noembaarheid van vrouwen mogelijk zou maken, achterwege blijft. De heer Gerhard (S.D.A.P.) bepleit een wettelijke regeling voor openbare in zamelingen, teneinde misbruiken te voor komen. Wat hel, gebruik tan trekhonden aan gaat, hierbij komt ontzettend veel mis bruik voor. Hij meent, dat .zonder een algeheel verbod die misbruiken niet zijn te weren. De heer Z^ind t (S. G. P.) is tegenstan der Vhn de benoembaarheid van vrou wen tot burgemeester op grond van het gereformeerd beginsel. Voorts wenseht hij demonstraties op Zondag verboden te zien. De lieer B r a a t- (Platt.j sluit zicli ten opzichte van de benoeming van vrouwe* tot burgemeester aan bij diegenen die daarvan tegenstander zijn. Hij vraagt verder een onderzoek naar het wonen, althans verblijven, van burge meesters builen hun woonplaats. De Minister van Binnenland sche Zaken, de heer Kan, zal trach ten, ieder het zijne te geven. Spr. brengt den heer Braat liulde, omdat hij voor het eerst in zijn lange staatkundige loopbaan zich onthouden heeft van een bespreking van den zomertijd. (Gelach.) Spr. breekt hier zijn rede af. De vergadering wordt geschorst tot des avonds 8 uur. AVONDVERGADERING. De Marinebegrooting. De Minister van Marine, dc heer L a m b o o y, zet zijn Dinsdagavond afge broken rede voort. Spr. dankt de heeren Van der Bilt, Snoeck Henkomaiis en Droogleever For- tuyn voor hun appreciatie voor zijn be leid. Van een juist uil Indië teruggekomen zeeofficier heeft spr. vernomen, dat de toestand daar nog nimmer zoo goed is geweesten in verband hiermede brengt spr. 'een woord van dank aan den pas afgetreden vlootvoogd. $pr. ziet de toe standen geenszins te somber in, doch hij stelt zich voor. dat we zullen krij gen weliswaar 'een kleinere vloot, maar een met maximum rendement. Een derde kruiser komt vqorloopig niet ter sprake. Met belangstelling Heeft spr. het sym pathieke denkbeeld van' den heer Droog leever -Foptiiyn vernomen, om de zee vliegtuigen „naar Indië le laten vliegen. Spr. had reeds opdracht aan den chef van den Marinestaf gegeven om deze zaak te onderzoeken en ten deze een voor stel te. doen. De heer Van Dijk heeft gevraagd of liet noodzakelijk is een reserve in Neder land te hebben. Voor Nederland is alles voor vredestijd en voor oorlogstijd aanwe zig, terwijl we voor Indië hebben een te kort aan dienstplichtigen en inlandsch personeel. De achterstand moet in Indië zoo spoedig mogelijk worden ingehaald. Overigens, zijn er hier te lande zoo veel reserveplichtigen en gepensionnear- den, dat hiervan wel in tijden van nood zooveel naar Iodic kunnen worden ge zonden om in liet daar bestaande tekort te voorzien. Zoodra jn Indië gevaar dreigt kan men vercler hier te lande den dienst versoberen. Hiervoor heeft spr. een rege ling laten ontwerpen en liet resultaat daar van is, dat in tijden van spanning op die wijze 500 man beroepspersoneel naar Indië kan worden gezonden. Ten aanzien van de overbrenging van de opleiding van G o r i n c h e m n a a Vlissingen merkt spr. op, dat de resultaten te Vlissingen uitstekend zijn, at is het waar dat de jongelui meer straf fen krijgen voor te laat thuis komen. Met betrekking tot de geestelijke verzorging van het marinepersoneel zegt spr., dat de thans gevolgde methode alleszins bevredi gend is. Naar aanleiding van de opmerkingen over het d a n s o n d e r w ij s te Wlllems oord zegt de Minister dat hij dit vak niet. kan laten vervallen, doch hij is van oor deel, dat niemand tegen zijn wil verplicht mag worden dit onderwijs te volgen. Met den heer Kersten is spr. van mee ning, dat deZondagsrust zooveel mo gelijk dient te worden bevorderd voor zoo ver de dienst dit toelaat. Hot lol van de o u d-g epension- n e e r d e n gaat den minister ter harte. Er zijn echter nog andere gepensiönneerder dan die van land- en zeemacht, en daar ten aanzien van deze gepensionneerden het vorige jaar een steunregeling tot stand is gekomen, welker uitvoering berust bij den Minister van Financiën, geeft spr. in overweging dit punt te behandelen bij Hoofdstuk VII B. Spr. stelt er voorts prijs op te verklaren, dat de belangen van liet personeel 'liem evenzeer ter harte gaan als den heer Drop en dat op het departement de belangen van het personeel zoo nauwkeurig mogelijk wórden behartigd, terwijl zóóveel mogelijk aan billijke verlangens wordt voldaan. Spr. komt nu aan de quaestie van het materieel. Spr. heeft de overtuiging, dat de onder zeebooten een zeer sterk wapen zijn voor kleine naties, o. m. omdat er een groote preventieve werking van uitgaat, omdat zij tegen een groote overmacht kunnen optre den en omdat hun bestrijding een groote machtsontplooiing eiseht. Omtrent de nieuwe K-booten deelt spr mede, dat volgens zijn berekening deze in Mei 1932 gereed zullen kunnen zijn. Daar zij eerst in 1934 in Indië noodig zijn, heeft spr. nog twee jaren speling. Voor de ver vanging der 0. 5 zullen het volgend jaar de noodige gelden worden angevragd. Voor vlagvertoon is de latste jaren vol doende zorg gedragen. Aanbouw alleen voor vlagvertoon heeft echter nimmer in de bedoeling gelegen. Bij de replieken merkt o.a. de heer J. J C. van Dijk (A.R.) ten aanzien van 'het per- sonoelvraagstuk op, dat het den minister gelukt is, spr. op verschillende punten te bevredigen. Spr. verheugt zich hierover, omdat hij daardoor ook het vertrouwen heeft gekregen dat 't personeel-vraagstuk in de toekomst tot een goede oplossing zal worden gebracht. Het doet spr. voorts ten aanzien van het malerieel-vraagstuk genoegen, dat het vol gend jaar gelden voor de vervanging van de 0. 5 zullen worden uitgetrokken. Daarmede is spr. echter nog niet geheel bevredigd en hij geeft den minister alsnog dringend in overweging, nog eens na te gaan of liet volgend jaar ook niet gelden voor de vervanging van de 0. 6, 0. 7 en 0. 8 op de begrooting kunnen worden ge bracht. De heer Zandt (S.G.P.) is den Minis- Woeusdagmiddag vond de officieele opening plaats van het nieuwe Pompstation van de Stichting Drink waterleiding West Utrecht in de gemeente Veldhuizen. Inzet: De Commissaris der Koningin der Prov. Utrecht dr. H. Th. 's Jacob schakelt de waterleiding in en opent het pompstation. „Zoo laag zul je niet durven hande len", hijgde Caroline. „Óp dat punt, Caroline, zul je nog heel wat moeten leeren. Maak me niet boos, want ik heb je volkomen in mijn macht. Mij® bediende zal zweren, dat je hem dwong, mij; die brieven te bezorgen. Ik daarentegen, heb er wel voor opgepast, je er ooit één ten antwoord te sturen." Caroline sprak niet. Een flauw gekreun ontsnapte haar. Toen hij liaar angst zag, sprak hij op veranderde®. tOon: „Caroline, ik hield va® je, tot oen ander mijn pad kruiste. Maar nu sta je me in den weg. Ik zou je niet graag opofferen; er is maar één manier om alles in orde te maken." „Welk gaatje heb je me opengelaten? O, wat een dwaas was ik jou ooit te vertrouwen", riep ze hartstochtelijk uit. „Ja, een heel groote dwaas; maar dat is nu de vraag niet. Ik wens-ch dat je zult trouwen; je staat me. in den weg. Die mijnheer Stone, die je laatst een aan zoek heeft gedaan, zou je heel graag zijn vrouw noemen. Gisteren zag ik hein en vroeg hem hier te komen. Elk oogenblik kan hij hier zijn. Neem zijn aanzoek aan. Hij zal aandringen op een spoedig huwe lijk want hjj gaat naar Engeland. Je moet toestemmen en. dan beloof ik je om dat het met mijn plannen strookt te zullen zwijgen over wat er tusisohe® ons. gebeurd is. E®' omdaft je me misschien niet meer zoo zult vertrouwen uls je placht te doen, zal ik op je trouwmaal komen en dan zal ik je je brieven overhandigen. Kom, laten we voor het laatst nog eens samen dansen". Toen ze zich afwendde, 'sprak hij:„Tegenstand is toch immers nuk teloos; we moeten vrienden of vijanden zijn. Het laatste Meer hoorde Mary niet slechts weg stervende voetstappen. Haar positie was uiterst moeilijk geweest. Ze wilde geen luistervink zijnmaar er was geen gelegen heid, om ongezien heen te gaan. Een ontmoeting zou voor haar nichtje des te pijnlijker geweest zijn. Bovendien, eer ze tot een besluit was gekomen, was het tweegesprek, dat slechts enkele minuten geduurd had, voorbij. Om haar eigen naam, direct of indirect, in de zaak te mengen, zou meer kwaad dan goed doen. Daarom wachtte ze tot het heele gezel schap naar de eetkamer gegaan was en ontsnapte toen naar haar eigen kamen'. Kapitein Nugent, de eenige, die baar mis schien gemist zou hebben, wals niet aan wezig. Vol angst vroeg ze zich af, wat ze doen moest. Toen het gezelschap eindelijk vertrokken en allee stil in huis was, ver wachtte ze, dat Caroline, als steeds bij haar zou komen, doch haar wachten was vergeefsch. Daarom ging ze naar de kamer van haar nichtje. Ze klopte; geen ant woord kwam. Ze opende de deur; daar, op den vloer, lag het arme slachtoffer van eigen dwaasheid. Doch Mary kon slechts denken aan de schuld van den man, die, in het oog va® de wereld een eerlijk mensch, zoo slecht van inborst, was. Ze knielde neeT en fluisterde zachtjes: „Mijn arme Line, ik weet al les spreek toch en zeg me, wat ik voor je doen kan." Daar was er dan toch nog één, die me delijden met haar had, één, die haar niet van zich stootte en op haar neerzag. De klank van Mary's stem bracht haar tot zichzelf. Ze stond op. Mary schrok, zoo doodelijk bleek zag Caroline er uit. Een paar woorden waren voldoende om haar duidelijk te maken, hoe ze er achter was gekomen, wat er gebeurd was. Toen brak Caroline los in een vloed van tranen. Het scheen wel, of ze al haar opgekropt leed van den laatsten tijd wilde wegsnikken „Mary, ik moet dien man trouwen; er is geen uitweg." „Zeg me eerlijk, Caroline, tegen mij ben je altijd eerlijk geweest heb je niets voor me verborgen gehouden: Kan die on verlaat niets ergers van je vertellen, dan wat je mij bekend hebt?" „Mary, ik heb niets voor je verborgen gehouden. Maar je hebt gehoord, wat hij zeide, en ik geloof zeker, dat hij woord zal houden." „Geef me tijd om na te denken, Caroline; ter dankbaar, maar spr. is nog niet gehaat voldaan. Spr. blijft zich verzetten tegen tot onderwijs in het dansen voor de a.a. see- off icieren. De heer Tilanus (G.-H.) merkt op, dat de rede van den minister niet heeft na gelaten ten aanzien van het marinebeioid ook bij spr. vertrouwen te wekken. De heer Drop (S. D.) zegt, dat hij met groote waardeering terugdenkt aan de» belangrijken arbeid in de mobilisatiejare* door de vlootpredikanten in het belang van het personeel verricht. De vergadering werd daarna verdaagd Van het Hof. A.s. Zondagavond zullen op Het Loo aankomen de gewezen groothertog van Mecklenburg en hertog Adolf Friedrich, een broer van Prins Hendrik, die met an dere heeren de volgende drie dagen zul len deelnemen aan jachten op grof wild in de Gorselsche, Wiesselsche en Hoog-Soe- rensche bósschen. Zij zullen vergezeld zijn van de groothertogin en de hertogin, die evenwel doorreizen naar Den Haag, waar zij de gasten zullen zijn van de Koningin. Bij de 'Amsterdamsche vroede vaderen. In den Amsterdamschen gemeenteraad is het gisteren tot rumoerige tooneelen gekomen. De heer Weiss, middenstander, ver dedigde zich tegen het verwijt dat in zijne partij in den raad komt, wie het meeste geld neerlegt. De lieer de Miranda (s. d.): 't'Is ook onwaar. Wie liet meeste geld neerlegt, komt niet in den raad! De heer Weiss Het zijn bij ons geen kapitalisten zooals bij de S.D.A.P. Do verschillende milieux stellen hun candi- daten, maar van geld is daarbij geen sprake. Ieder kan geld storten in de par tijkas, ieder financiert het zelf. De heer Boekman (s.d.)JuistI Ieder financiert zijn eigen candidatuur. De lieer Weiss: De candidate®, die het meest hadden distort, .kregen niet eens de meeste stemmen! De lieer S o 1 k e .s z. (opgewonden)Dhr Bruinsma heeft f5000 voor de Prov. Staten betaald. En voor den gemeente raad nog meer! De heer Weiss protesteert heftig. Hf wènscht elk onderzoek te aanvaarden: De heer Solkesz mag zelf een eereraad samenstellen. Wat hij beweert is leu gen. Hij is een leugenaar! De lieer Solkesz: Jij bent een leu genaar! De heer Weiss: De leugencampagn» berust op vuigen laster! De belangstelling van de S.D.A.P. voor den heer Solkesz is wel verdacht voor de S. D. A. P. Van die zijde is het opstoken gekomen. (Daverend gelach bij de soc.-dem. leden). De beer Boekman: Het is éen pu bliek belang! De lieer Weiss: Wij hebben den min deren man liet geld niet uit den zak ge klopt voor propaganda of voor algemeene ontwapening. Wij hebben geen oproerige® krabbelaar-, 'tls niet te verwonderen, dat we hier liever met 3 leden dan met 2 zaten! De afspraak was aan den heer Solkesz bekend. Deze had vroeger allen lof voor zijn fractie-voorzitter..- De heer Solkesz: Maar nu ben je ontmaskerd De heer Weiss: De heer Solkesz zou beter doen met van zijn raadszetel op te staan! De heer Solkesz: vraagt het woord voor een persoonlijk feit, hierin bestaande dat de heer Weiss hem voor een leuge naar heeft uitgemaakt. Spr. wil niet uit weideu over den verkiezingsstrijd, waarbij hij met den dood is bedreigd (gelach); hij wil alleen mededeelen, dat de heer Weiss tot hem had gezegd, dat bij op de lijst voor de Prov. Staten een lager num mer zou krijgen, omdat de heer Bruins ma f5000 in de partijkas had gestort. De lieer Weiss: Een leugen! De heer W ij n k o o p (comm.) tot den heer Jansen: Je zit erin! Je zit "er be roerd voor! De heer Weiss: .Ik heb gezegd, dat de heer Bruinsma f 5000 zou storten, niet dat hij het gedaan heeft. Als ieder heeft ik zal trachten er iets op te vinden, tenzij je iets voor mijnheer Stone mocht voelen." „Voor hem voelen! 0 Mary, ik ril van afschuw als ik aan hem denk. Alleen het zou voor mama zoo verschrikkelijk zijn, als ze wist, wat ik gedaan heb. O Ma ry, zij zelf heeft me geleerd te liegen nooit heeft ze van me gehouden; maar ik zou het niet kunnen dragen, als ze het aan aan papa vertelde." Mary trachtte haar moed in te spreken. Ze durfde haar niet alleen te laten voor ze goed en wel in bed lag; haar een nachtzoen gevend, fluisterde ze: "„0, Caroline, vraag God je te vergeven en je bij te staan ook ik zal het voor je vragen." Vroeg in den morgen stond Mary op;_ lang had ze wakker gelegen en eindelijk was ze tot het besluit gekomen mevrouw Hill om raad te vragen. Ze achtte 't niet verstandig zich tot Emily te wenden, daar haar echtgenoot in hetzelfde regiment diende als majoor Bragg; en wie weet in wat voor moeilijkheden hij dan zou ko men. Dien morgen verscheen Caroline niet aan het ontbijt; toen Mary naar haar ging kijken, lag ze nog te bed. Haar bleeke wan gen en ingezonken oogen spraken van een slapeloozen nacht. (Wotdt vervolgd.) fcvJ 1

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1927 | | pagina 5