DE ZEEUW TWEEDI BLAD. Ui it de Pers. Staten-Generaal Gemengd Nieuws. VAN WOENSDAG 9 NOV. 1927, No. 34. Wel religieuzen, geen religie. Wij lezen in de „Rotterdammer" Over het „religieus en socialistisch congres", in begin October te Amsterdam gehouden, schrijft Prof. Bonger in de November-afleve- ring van „De Socialistische Gids". Hij doet 't „gaarne, ja zelfs met vreugde" als „ongeloovige", als „vrijdenker", als „overtuigd en principieel ongodsdienstig mensch", gelijk hij zich met nadruk aandient. Die vreugde vloeit voort uit hot feit, dat het religieus-socialistisch congres duidelijk heeft getoond hoe er talrijke Christenen bestaan, die tegelijk overtuigde sociaal-democraten zijn. Die vreugde wordt geboren omdat de ver- eenigbaarheid van Christendom en sociaal-de mocratie door het congres onweerlegbaar is bewezen. Die vreugde lijkt ietwat zonderling bij den geen, die er zich op beroemt „ongeloovige, vrijdenker, overtuigd en principieel ongods dienstig mensch te zijn". Bij nadere beschouwing verdwijnt dat vreem- de, want de toetreding van religieuze elemen ten verandert niets aan het wezen en han delen der partij. Prof. Bonger constateert dit aldus: „Theo retisch mogen er tusschen religieuze en niet- religieuze socialisten steeds verschillen, zelfs groote verschillen blijven bestaan, practisch is dit en zal hel ook van weinig beteekenis zijn". Prof. Bonger en andere „ongeloovige", „vrij denkers", „overtuigde en principieel ongods dienstige menschen" hebben dus geeneriei last van de religieus aangelegde naturen. De religieuzen kunnen worden toegelaten, maar de religie niet. Geen dienst van God, maar het gansche maatschappelijk en staatkundige lgven ingericht en geregeld alsof er niet bestond een God, Die eischt, dat in allo ding Zijn eer zal worden gezocht. Niet zeven maar acht. Onder dit kopje schrijft de Standaard: Als het ontwerpje inzake de invoering van den leerplicht van zeven jaar wordt aange nomen, zooals het daar ligt, dan krijgen wij voor de helft der leerlingen feitelijk den leer plicht van acht jaar. Hierop mag wel worden gelet. Inzonderheid ten opzichte van de toe standen len plattelande en van de onhoud bare positie der kleine scholen. Het kind zat de school niet mogen ver laten, vóur het den leeftijd van dertien jaar heeft bereikt en de klasse, waarin het dan geplaatst, is, heeft doorloopen. Nu mag men wel aannemen, dat de helft van de kinderen, die op de school komen, van ö'/s tot G jaar oud zijn. Als deze kin deren de zeven klassen hebben doorloopen, zullen zij nog geen dertien jaar zijn. Zij moeten dus overgaan naar de achtste klasse, en die doorloopen. Dat komt op den leerplicht van acht jaar neer. Zelfs krijgt men dezen toestand, dat een kind, als het schooljaar met 1 Mei begint, als hot in de maand Maart verjaart, met zeven leerjaren kan vol staan, terwijl een ander kind dat op den tweeden of derden Mei verjaart, een achtste leerjaar zal moeten volgen. Dit schept wonder lijke verhoudingen, die aan de waardeering van den leerplicht waarlijk niet bevorderlijk zijn. Hoe dit echter ook zij, ook de kleine scho len zullen straks naast oen zevende nog een achtste klas moeten hebben. En men mag zich wel afvragen, hoe het dan wordt bij de handhaving van de huidige leerlingenschaai. Het wordt nog te meer een onhoudbare toestand. I—rTrnrir^'1»™"uw—ill u m' aag^«»v,i:vajwii»niiann»il»iir*u DE CHR. HIST. UNIE. Het Chiistelijk-Historiseh Weekblad „Koningin en Vaderland", onder redactie van den heer Snoeek Henkemans, schrijft: „Er was een tijd, dat de man, die opkwam voor een positief Christelijk be ginsel, als leidend motief voor pTactische politiek, werd aangezien als nauwelijks normaal. „De nachtschool", „zestiende FEUILLETON. KRONKELENDE PADEN. Vrij naar het Engels ch. 21.) o— „U komt maar zoo vaak als u wilt, u is altijd welkom. Ik weet te goed, wat mijn getrouwde dochter mist, om u niet in alles te helpen. Maar daar komen ze." De deur ging open en daar kwamen ze, Marian en Georgina, samen met mevrouw Maxwell, gevolgd door de jongens, Char lie en Alfred; allen waren nog vol van het zoo juist gehoorde. Het werd nu gezellig druk in het groote vertrek. Ofschoon het buiten bitter koud was, hing er in de kamer een koesterende warmte. Terwijl Marian druk bezig was met thee zetten, beijverde Georgina zich om muziek uit te zoeken om ze straks hij de hand te hebben. Al spoedig kwamen nog meer bezoekers. Kolonel Hill kwam binnen, als altijd vriendelijk en opgewekt, majoor Butler, die ziju vriend Nugent en dominee Woodley mét zich medebracht en tenslotte drie of vier jonge officieren. Na de thee werd er muziek gemaakt en ieder droeg het zijne bij; er was zoowel een harp als een piano waarop de jonge dames speelden, terwijl kapitein Maxwell zijn fluit had medegebracht. Mevrouw Hill hield een oog over alles. eeuwsche anachronisme" en andere over eenkomstige benamingen werden op den achterlijken vrome toegepast. Maar de tijden veranderen. Door ruste loos getuigen, hard werken en te genstroom-oproeien van enkelen, vorkre gen het Christelijk onderwijs en de Chris telijke politiek (vruchten van de krach tige reveil-beweging van het midden der 19e eeuw) een welgevestigde eervolle po sitie in ons volksleven. De Christelijke onderwijzer is en geniet geen haar minder dan zijin openbaren collega. En in de politieke colleges vindt men Christclijk- Hisitorisohe Kamerleden, Statenleden, Raadsleden en Wethouders, niet weinig. Het is verblijdend. Maar er dreigt een gevaar. Christelijk-istorisch te zijn is thans netjes, somtijds voordeelig. Waar om zou do lieer X en mevrouw IJ ook niet Chiistelijk-Historiseh worden? Zij zien wel wat goeds in die Unie. „Het is- een fatsoenlijke, ordelievende partij; in de be sturen zitten over het algemeen rus tige, verstandige mensclien, ietwat conser vatief getint en niet van de minsten op financieel gebied." Er is wel' één bezwaar: het gods dienstig beginsel; „er wordt daar ook ge ileden en gezongen!" De hoer X en mevr. 1.) voelen zich aanvankelijk wat Vreemd, maar alles went. En bovendien, „de Chris telijk-Historische Unie is ten slotte geen genootschap van belijdende protestantsche Christenen, het gaat maar om gelijkgezind heid op politiek gebied." En do talrijke „gelijkgezinden op politiek gebied", niet bepaald belijdende-protestant- soho Christenen nemen hunne plaatsen in de Kiesvereniging in; straks worden zij gekozen in afdeelingsbestuur en centraal- bestuur en na enkele jaren bemerkt men, dat de kiesvereeniging van gedaante ver anderd is. Het zijn niet meer de oude gezichten, die men geregeld ook in de kerk zag. Een uiterlijke gelijkgezindheid op politiek gebied heeft do innerlijke ge meenschap van belijdenis en geestelijk le ven vervangen. Tegen dit verwordiugsproces kan niet krachtig genoeg worden gewaakt. Alle eigengerechtigheid en geestelijke lie- dillerij blijven geweerd maar wij kun nen niet genoeg vermanen tot voorzich tigheid en oplettendheid, opdat, althans ia de besturen, leden zitting houden, dia het Christelijk geloofsleven verstaan en die weten: hoe ten slotte in liet diepst van het hart, door do liefde voor Gods geboden, de beslissing moet genomen wor den, oók omtrent vele vragen op politiek Kamer een EERSTE KAMER. Gisteravond hield de Eerste korte vergadering. De heer de Vos van Steenwijk was wegens ongesteldheid afwezig. Onder de ingekomen verzoekschriften was er een van de Vereeniging De Nederlandsehe Dagbladpers, gevestigd te Amsterdam, mat ver zoek het wetsontwerp tot regeling der naam- looze vennootschappen te verwerpen. De voorzitter deelde mede, dat over eenkomstig zijn reeds aan de leden mede gedeelde voornemen de Kamer Woensdag ochtend 11 uur eerst eenige kleinere wets ontwerpen zal behandelen; vervolgens die in zake de overeenkomst met de Maatschappij De Schelde, terwijl na afloop van de open bare vergadering pen 19-tal wetsontwerpen iu de afdeelingen zal worden onderzocht. De vergadering werd verdaagd tot Woens dagochtend 11 uur. TWEEDE KAMER. STAATSBEGROOTING 1928. Algemeene beschouwingen. Gisteren is het jaa.rlijfcsche politiek debat geopend door den heer Nolens (R.-K.) 'die opmerkt, dat in het Voorl. Vers-lag vrij algemeen betreurd is, dat een parlementair kabinet nog niet mogelijk is. Hij herinnert er -aan, dat het gezant schap bij het Vaticaan, steeds gecontinu eerd in 's lands belang, werd opgeheven onder leiding van de heeren Kersten en Snoeck Henkemans-. Politieke over wegingen werkten mee, tot het on mogelijk maken van een coalitie-kabinet. Men heeft toen de misgreep "begaan aan Ze ging van plaats tot plaats en overal wist ze door haar opgewektheid en tact de stemming er in te houden. Mary Stewart zag er gelukkiger uit dan Emily haar ooit gezien had, ofschoon ze niet speelde noch zong. „Houdt u niet van muziek, juffrouw Stewart," vroeg kapitein Nugent, die naast haar had plaats genomen. „O zeker, zeer veel zelfs, misschien te veel", antwoordde ze; en daarom heb ik niet den moed gehad, muziek te maken, sinds" hier aarzelde ze, waarna ze met iets droevigs in haar stem voortging' „sinds ik mijn eigen piano gesloten heb." Het was niets voor Marie om haar zelf beheer sching te verliezen; maar er was in dezen avond zooveel, dat haar aan vroeger deed denken, dat ze moeite had haar tra nen te bedwingen. Het maakte diepen in druk o)) den kapitein. Hij begreep, dat er in de ziel van dit meisje, dat zich zoo stil en bedaard kon voordoen, veel moest om gaan. Hij merkte tevens op-, dat ze zich, nu ze in een omgeving was die haar aan trok met haar tante en nichtjes ging zij blijkbaar weinig om van een gansch anderen kant liet zien. Zoo ongemerkt wijzigde dit kleine voor val hun houding van oppervlakkige ken nissen, het ijs was gebroken, en er ontwik kelde zich een ernstig gesprek tusschen de twee. Hij bracht haar ertoe, van haar vroeger thuis te vertellen; uit het een vloei de het ander voort. De kapitein sprak over dat kabinet een eind te maken, zonder zich ervan te vergewissen, dat een ander kabinet mogelijk was. Zouden er wel veel in deze Kamer geweest zijn, die gemeend hebben, dat vóór de verkiezingen in 1929 pp een gegeven oogenblik het zittende kabinet de mededeeling gekregen zou hebben: er is weer oen meerderheid, dus kan er weer een 'parlementair kabinet worden gevormd? In ieder geval zal dit kabinet wel tot de nieuwe verkiezingen zich aan zijn werk kunnen wijden, rdtgezonderd de mogelijkheid van portefeuille-kwesties, die uit de mode geraakt schijnen te zijn bij het optreden van dit kabinet. Spr. meent nog steeds, dat de coalitie moet worden hersteld, en is ervan over tuigd, dat die wensch ook bij de andere rechtsche groepen n-og bestaat. Het komt er slechts op aan, of de christelijk-histo- rischen zicjr verder willen laten mee slepen in een anti-coalitiepolitiek of op nieuw samen wil'en werken met de ander e rechtsche partijen. Er is een samengaan z-onder dat er een scherp omlijnd pro gram is en de historie leert, dat daaruit moeilijkheden voortkomen. Maar er is ook een samengaan op een scherp omlijnd program. In ieder geval zou echter ook dan niet alles op rolletjes gaan. In liet voorloopig verslag is het be treurd, dat geen andere groepeering moge lijk is gebleken, waarin 'dan de sociaal democraten en de vrijzinnig-democraten de ware democraten 'zouden zijn en de katholieken mee mochten doen. Dienaan gaande verw|js-t spr. naar heigeen hij op 17 Maart 1926 gezegd heeft. Hij treedt niet in de mogelijkheid van. een andore groe p-eering en in plannen, die staatslieden buiten de Kamer hebben uitgedacht. Spr. behandelt verder de vraagstukken van financië-el-en en economischen aard, waarbij hij er de Regeering op wijst, dat zij de leiding behoort te houden. Inzake de handelspolitiek merkt hij op, dat de plannen der Regeering z.i. niet in strijd zijn m-et den geest van Genève. In het belang van een hoogere pro ductie bepleit hij samenwerking tusschen werkgevers en werknemers. De lieer Albarda (S. D. A. P.) be toogt, dat de vegeering door liet conflict van 19 N-ov. 1926 een oppermachtige auto craat is geworden. Vast staat, dat de motie-Bulten door de regeering is ter zijde gelegd. De mntie-Suring zal eerst na herhaalden aandrang worden uitge voerd, o-p een wijze, die aan honderddui zend kinderen minder ten goede komt, dan de Kamer bedoelde. De besluiten van 19 .November 1926 waren uitingen van bet verlangen, dat nu eindelijk een eind zou komen aan do politiek der ver sobering. De millioenennota evenwel ademt denzelfden geest, als die onder de regeering van Golijn. Het is geen wonder, dat men onder zulke omstandigheden in fascistische krin gen juicht, en het is geen wonder dat in een fascistisch blad geschreven werd, dat 'de r-egeering het parlement had gedegra deerd tot eei\ adviseerend lichaam. Verder wijst bij er op, dat z.i. de fi- -nancioele toestand gunstig is. Hij bestrijdt echter de plannen to-t verlaging van de inkomstenbelasting, waarvan de massa niet profileert en waarschuwt niet te mor relen aan de handelspolitiek. Over het beleid van den minister van arbeid spreekt spr. nu liever niet; het oordeel daarover is duidelijk genoeg ge>- zegd in het V. V. Slechts wil spr. opmer ken, dat het ministerieel© tijdperk van den heer Slotemaker een tijdperk van studie schijnt te zijn. Inzake het medezeggen schap heeft hij eerst, een afwachtende houding aangenomen en daarna verklaard, dat voor medezeggenschap de gegevens in Nederland niet aanwezig waren. De regeering heeft bij haar optreden politieke vraagstukken uitgesloten. Dat was mogelijk zoolang het zich liet aanzien, dat de regeering een kort intermezzo- kabinet zou zijn .Maar bij eén' regeering van zoo langen duur als deze is het niet te dulden, dat alle vraagstukken van po- litiek-en aard taboe worden verklaard. Spr. komt voorts op tegen de houding van den minister van onderwijs1, die de invoering van het 7e leerjaar op 1 Jan. 1928 hij voorbaat onaanneemlijk ver klaarde. zijn eigen familie, over zijn moeder Van welke boeken hij hield, over poëzie, over muziek, en hij genoot ervan, eindelijk eens iemand aan te treffen, met wie hij over dergelijke onderwerpen van gedachten kon wisselen, die wat verder had nagedacht dan over de dingen van den dag. „Het is reeds zoo lang geleden, sedert ik een dame ontmoette, die werkelijk voor zulke dingen voelt", zeide hij ten laatste. „I-k was bijna verleerd, welk een genoegen er in een gesprek kan schuilen, totdat de familie Butler terugkeerde en ik met u kennis maakte. Toen u hier in Canada kwam, was het stellig een gansch andere wereld, die zich aan u voordeed, juffrouw Stewart?" „Inderdaad", was het antwoord; „en vanavond is het weer een andere wereld, in anderen zin een wereld van genoe gen, dat ik niet gedacht had, hier, zoo ver van huis, te zullen smaken. Toch stel ik me voor, dat, waar smaak en gevoel over eenkomen, juist het feit, dat we vreemde lingen zijn in een vreemd land, v-oeren kan tot nauwere aaneensluiting dan in het va derland het geval zou zijn; maar hoor, ka pitein, u wordt aan de piano verzocht". En toen kapitein Nugent zich naar het instru ment begaf, overdacht hij, dat hij veel lie ver wat was blijven praten. Zoo snelden de avonduren om; voordat het personeel binnentrad voor het gebed, zong het geheele gezelschap enkele gelief koosde liederen, die den geest als het ware Dat het intermezzo zoo lang duurt, is niet do schuld der regeering, doch van de partijen. Over de vraag wie de schuld draagt en den val van het kabinetColijn wil spr. het niet hebben; belangrijker is de vraag wie de schuld draagt, dat aan het intermezzo-kabinet geen einde komt. Er worden slechts twee mogelijkheden ge zien tot herstel vau een parlementaire regeering. De eerste mogelijkheid is een coalitie-kabinet; de heeren hebben elkaar echter nog niet gevonden, behalve op de legerdagen. Mocht het evenwel komen tot oen herstel, dau wrijven de heeren Kersten (3U Lingbeek zich de handen en de heer Arts glundert, want dau wacht hem winst. Ook de S.D.A.P. heeft dan winst te ver wachten. Na dan verschillende combinaties te hebben besproken, zegt Spr., dat herstel van een parlementair Kabinet niet eerder mogelijk is, dan wanneer zich een nieuwe meerderheid, heeft gevormd door samen werking van partijen, waartoe in ieder ge val óf de R.K. Staatspartij' óf de S.D.A.P. zullen moeten medewerken. De S.D.A.P. is zich haar plicht bewust en is bereid dien plicht te vervullen, maar zij is daarnaar alles behalve begeerig. Voorwaarde /.al zijn een democratisch program, zonder dat zal do S.D.A.P. een samenwerking zelf niet in overweging kunnen nemein. Kan dit niet verkregen worden, dan zal de S.D.A.P. vol vreugde haar strijd, voort zetten, in de zekerheid, dat de toekomst aan haar is. De heer Lovinfc (C.H.) brengt hulde aan do regeering voor haar beleid, doch .merkt op, dat de begrooting niet overall blijk geeft, dat rekening is gehouden met. de toezegging van den minister-president, volgens welke op den weg der bezuiniging krachtig zou worden voorlgegaan. Br dient ernstig te worden nagegaan, of sommige uitgaven op de slaatsbegrootng, die gere geld terugkomen, nog wel noodig zijn. Spr. meent, dat de bezuiniging op slaats- uilgaven krachtig moet werd* n voortgezet- Wat betreft de verhouding van hef. rijk tot do gemeentefina,nc.iënHet vraagstuk is urgent; juist om de moei lijke omstandigheden, waarinN vele ge meenten verkeeren, is hot noodzakelijk deze verhoudingen te regelen, daar door de meerdere kosten, op de gemeenten gelegd, speciaal voor hot ondeiwijs, de gemecnite- financiën wordenondermijnd. In vele gemeenten is de grens dear draagkracht reeds lang oversell reden. Spr. acht de stelling niet gewaagd, dat ten aanzien van de verdeeling der lasten tus schen rijk en gemeenten groote willekeur hoc-rscht. S| r. heeft het rapport der staats commissie niet met onverdeelde instem ming gelezen, maar hij is het met haar eens, dat er een permanente commissie moei komen, die deop de gemeenten te leggen lasten beoordeelt. Hij hoopt,, dat de minister bij het regelen dier uit- keeringen aan de gemeenten, de zelfstan digheid der gemeenten zal handhaven- D© heer v. Gijn (V-BA acht de verwij ten aan de regeermg, dat zij den l>e- staanden toestand helpt bestendigen, on billijk- De regeering heeft juist, door op te treden, een einde gemaakt aan den op- houdbaren toestand- D© schuld ligt bij de Kamer. Eir moet thans gestreefd wor den naar het vermen van een meerderheid en geen partij, mag zeggen, dat zij ónder geen voorwaarde met een andere partij wil samenwerken. Daardoor saboteert men het parlementaire stelsel. Inzake het kiesstelsel vraagt spr. of de regeering voornemens is een regeling voor te stellen waarbij het contact tusschen kiezers en gekozenen beter is dan in het bestaande stelsel- Spr. verheugt er zich ten zeerste Over,1 dat de regeering het huwelijksvermogensrecht in de neutrale zone acht te leggen- Wat de> financiën be treft is er wel reden tot tevredenheid, echter niet tot opgetogenheid- Het is noo- •dig de buitengewone uitgaven te blijven drukken. Kapitaalvorming blijft noodza kelijk in het belang der uitbreiding van industrieën. Spr. driiigl aan op voortzet ting der reorganisatie van staatsdiensten, laat de minister althans de 10 a 11 reorganisaties, waarover hij rapporten heeft ontvangen, dooivi eren- Wal de belastingverlaging betreft kan spr- volkomen instemmen met den minis ter- Het zou ongehoord zijn indien de be schikbare gelden niet werden aangewend voor belastingverlaging maai- voor uit gaven op den gewonen dienst. Ben andere vraag betreft de belasting die verlaagd moet worden. Spr. vestigt de aandacht op verlaging of afschaffing van het regi stratierecht op de naamlaoze vennoot schappen, hetgeen het meest aan het be drijf ten goede zou komen- Nog eer één steen van een nieuwe fabriek is gelegd, is er al 2,5 pet- van heit kapitaal weg. Het zou niet aangaan bij de verlaging der inkomstenbelasting de progressies te gaan verhoogen, daar deze al in 1919 belangrijk is verhoogd. t Wat betreft de financiëele verhouding tusschen Rijk en gemeenten begrijpt spr. heel goed, dat de minister maar niet zoo het rapport der staatscommissie kan aanvaarden. Spr. hoopt, dat de regeering spoed zal maken met een regeling, doch dat hij daarbij de behoeften dm gemeenten met betrekking tot de samenstelling der bevolking niet buiten rekening zal laten. Spr. breekt zijn rede hier af, en 'ver zoekt den voorzitter haar morgen te mo gen voortzetten. De vergadering wordt te 5 u. IS ver daagd tot Woensdag 1 uur. Een vreemde hert en vangst. Toen twee zoons van den graaf van Mor ton 's avonds laat naar hun huis te Co- weg waren, verscheen een hert op lum weg. Het dier was blijkbaar verblind door naglem door het boscli in een auto op het licht van do lantaarns en stormde op den auto af. Zijn gewei botste tegen de motor-kop en brak en het hert werd ge dood. De twee automobilisten keerden onge deerd terug, met het dier, dat meer dan 220 pond -woog, in hun auto. Monsterachtige vader- m oord. Te Savignano in Apulië bleek de zer dagen een grijsaard, Lombardi gehee^ ten, die voortdurend zijn fortuin in zijn zak droeg, spoorloos verdwenen. Overblijf selen van zijn lijk werden later tusschen een haag gevonden. Een onderzoek wees uit, dat zijn zoon, zijn dochter en zijn schoondochter den ouden man vermoord hadden en hem van zijn fortuin ten be drage van 30.000 lire hadden beroofd, het lijk daarna hebben verbrand en de asch en de beenderen hadden weggestopt. De daders zijn gearresteerd. Knoppende seringen in No vember. In liet Zuiden van Frankrijk heerscht sedert een maaud waarlijk lente weer. lederen dag is het heerlijk zonnig en zacht, zoodat de plantengroei veel ver der is dan anders om dezen tijd. Uit Mont- pellier wordt gemeld, dat daar en in de omstreken hoornen on struiken knoppen beginnen te vertonnen en hier en daar loopen reeds de seringen en de mimosa uit. Natuurlijk zijn de boeren en de tuin ders met dit uitloopen in dezen tijd van het jaar maar matig ingenomen. Zij vree zen nachtvorst en kou laat in het sei zoen, die dan natuurlijk bijzonder groote schade zou veroorzaken. voorbereidden voor den korten dienst die daarop volgde. Daar Dominee Woodley on der de aanwezigen was, leidde hij dezen, waarbij hij een hoofdstuk uit den bijbel las en een eenvoudig gebed uitsprak. Dominee Woodley was oen nog jonge man onder de andere jonge menschen; en toch, men voelde het, begreep hij ten volle de moeilijkheden van een geloovig leven, een leven dat bloot staat aan zooveel ver leiding. En het was juist die wetenschap, gevoegd bij zijn vast vertrouwen op God, die hem mogelijk geschikter maakte voor zijn ambt dan menig ander predikant van meer ervaring. Kapitein Nugent wandelde, toen men naar huis ging, met de Butlers mede. Het werd hem duidelijk, dat zijn vrienden avonden als dezen reeds dikwijls hadden bijgewoond, ofschoon zij niet verwacht hadden, liet genot ervan, in den vreemde te mogen smaken. Met Arthur Nugent was het anders gesteld. Noch in Engeland, noch er buiten had hij ooit een dergelijke samenkomst bezocht. Gewone- avondpar tijtjes, vermakelijkheden van welken aard ook, had hij, onverschillig wat ze inhiel den genoten. Maar van avonden als deze avonden, waarin men zich rekenschap gaf van wat het leven inhoudt, waar men wist waaraan jonge menschen behoefte hebben, zoodat ze met vernieuwde kracht weer aan hun taak kunnen gaan wist hij niets. Kolonel Hill en zijn vrouw had den hun kinderen, van hun prille jeugd af, WAAROM DRUIVEN TELEN? Het was op een der dorpen in Zee land, waar men pas met de druiventeelt begon. Een teler, die rpeds sed-ert een jaar of- vier een paar kassen had, vroeg me of ik eens bij hem wilde komen tui nen. Aan die nitnoodiging gaf ik gehoor ■en juist toon ik aankwam, stapte ook een oud-teler, die een half uur verder woonde het. erf op, en vroeg, of hij ons op onze wandeling mocht vergezellen. De dear werd opengedaan, we traden de kas binnen en daar hooide ik in eens achter mij roepen: „Wat, heb je alweer druiven! Ja, nog meer dan vroe ger". Het was onze medebezoeker, die deze kreten van verbazing uitte. Deze werd niet minder ,toen hij den eigenaar hoorde zeggen: „ja, natuurlijk en het volgende jaar hoop ik nog meer trossen te hebben hangen". De Oude schudde zijn hoofd en keek mij aan. Zijn blik noodigde mij uit, dat tegen te spreken, en den eigenaar zijn illusie te ontnemen. De eigenaar, die op het sprekende ge- MMWWWWi IIICIU I IIHW iMIIWM&MBUMWIWW?! nauwlettend gadegeslagen en zij wisten het geheim, om hen tot gelukkige menschen te doen opgroeien. Ze waren altijd bereid anderen, die in moeilijkheden verkeerden, met raad en daad hij te staan. Het was hun, als geen ander, op de hoogte van het ^garnizoensleven, bekend, aan welke verlei ding en eigenaardige moeilijkheden zij, die er voor het eerst mee kennis maken, bloot staan. Dit alles verleende de avondjes, die ze gaven, een bijzonder karakter, en maak te ze tot een moreelen steun voor allen, die ze bezochten. Arthur Nugent had juist be hoefte aan dergelijke samenkomsten. Zijn ouderlijk thuis had ze hem nimmer ge schonken; hij was eenig kind en zijn moe der, reeds vroeg weduwe, was een statige dame, die, getrouwd om zich een positie te verschaffen, in haar huwelijk was te leurgesteld. Ze was de dochter van een verarmd adellijk geslacht en was in het huwelijk getreden met den vermoedelijken erfgenaam van een graafschap; niet lang daarna echter beviel de oudere gravin on verwacht van een zoon en mevrouw Nu gent moest bekennen, dat zij een fout be gaan had. Hun verbintenis was geen hu welijk uit liefde haar echtgenoot was een zwakkeling engaf zich aan allerlei uitspatting over. Zijn naam werd, behalve in de sportwereld, nimmer met eerbied ge noemd. Dit knakte haar trots. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1927 | | pagina 5