4 i f Tabak - Sign - Sigaretten »sen9 hufs men, EDE HET ADRES A. WILKING DE ZEEUW TWEEDE BLAD. it te realen. ers Toor den Zondag. ZIJN GEHEIM L. DUVEKOT KINADRUPPELS koop Ir. te H«ta- coop- koop lidsknecht, tbode, dster i FEUILLETON. GROOTE HARKT 19 - GOES. Naast Hotel „De Korenbeurs". Dr H.NANNING's EETLU5T-0PWEKKEND. 1.30 p. fl. TAX ZATERDAG 25 JUNI 1927, No. 224. ïard naast ie Kamer), kn en brief- i 30 Ju» nkenszand. en Tnini iezelinge D fden. Hypo- jre inlichtin- t. fosser langetaetc Lksdijk, in te leve rdag 2 Juli uur (N. T.) Maris H. W •avenpolder. :.a. perste klas terd. >rden de ge- dan kan 12 naar verkie- ram en dorp. bekomen bij .aar A 253» sven jaar: 30 Centi- Arnemuides. of op 2 Juli BERG, Middelburg. |E, bij Veere. mhuis, lorp op Zuid- s.t voorkleer- bevragen szer Courant jk gevraagd: elsacker, e. Jloemendaal" ïen nog leeftijd en ib- en grondslag [rden geplaatst er verpleging Iet salaris be- f800— pei rek van pensi- worden ver ities met at- dikant en Ge- aan den Ge» 3KERK, K°e, ielburg, vraagt Je werken en jet in dienst te leiding op zich elbare leeftqd- ,em. A WAAL, Druk- 5, Middelharnis, GODVRUCHTIG EERGEVOEL. Want ik schaamde mij van den i koning een heir en ruiters te be- geeren, om ons te helpen tegen den vijand op den weg Ezra 3:22. Alle eerzucht is uit den b'ooze. Maar een ziel zonder eergevoel is niet goed. Ze zou toonon ontzonken te zijn aan 't besef, dat „een goede najam beter is dan olie". Ze zou niet den lof verdienien zonder zelfzucht to zijn, maar vallen onder 't vonnis van alle zelfliefde te hebben uitge schud. Ongevoelig voor eer en goeden naam is zelfverachting, is eerloosheid. Eergevoel is een dor kostelijkste prik kels, <lie God, in Zijn algemeen© goedheid, ook bij den gevallen mensch, nog werken doet ten goede; een schild dat Hij, Die Zijn eigene eer liefheeft, nog bindt aan den arm van den zondaar, die eigetó eer versmeet. En die prikkel gaat weer heiliglijk wer ken, en dat schild weer heiliglijk blinken bij wie z'élf in Christus weer geheiligd werd. Dan richt het eergevoel, gekomen iri den dienst der liefde onzes Gods, zich -op de ©ere van den mensch Gods iri'ons, dp onzen naam als kind van God, als Christen. Dat is hot Christelijk eergevoel. Van zulk godvruchtig eergevoel spreokt ons de Schrift bij' tal van Gods heiligen. Abraham deed het afwijzen: alle aan deel in den buit, veroverd op dei koningen uit het Noorden. David deed het worstelen in zijn gebe den tot God, tegen den hoon en laster zijner vijanden. Paulus zette het in verweer tegen de boo ze naspraak der valsche leeraars. Treffend voorbeeld ervan geeft ons de H. Schrift ook in Ezra. Ezra was de tweede, die zich na Ziel rubbabel opmaakte, om, aan het hoofd van een deel der Babylonische ballingen terag te keeren naar Jeruzalem. 'Aan de rivier Ahalva, in Babylonië heeft hij verzameld de duizenden, die zich onder zijn leiding stellen. Onder de toebereidselen voor den tocht denkt hij ook aan de gevaren, die op de lange reis van allerlei volkstammen hen, weerloos als ze zijn, kunnen bet- dreigen Zal hij koning Arthaisasta) om gewa pend geleide verzoeken? De koning, die- op allerlei wijze toonde den Joden gunstig gezind te zijn, zal het hetm stellig niet weigeren. En op zichzelf is er niets, dat hem van een dergelijk verzoek behoeft terug te houden. En toch, neen, hij zal het niet vrar Hadden bij en zijn helpers, toen zei voor den koninig stonden, én deze hun sprak van de bezwaren en gevaren van hun tocht, niet met fiereiï moed gespro ken van hun God, Wiens „hand ten goede is over allen, die Hem zoeken" en Die machtig is om ben tegen alle vijanden; te beschermen. En nu zullen ze tot hem gaan om, „een heir en ruiters tei begeenen?" t Maar daarmee zouden ze hun moedig beroep op de hulp© des Heeren teniet doen; daarmee hun eer©, als mannien, die op den God Israëls hun vertrouwen; stellen, voor den koninig wegwerpen. Neen, deze schande zullen ze niet over zich brengen. i I i' Avondstille daalde over de aarde. Vermoeid van den arbeid in den bran denden zonneschijn in het veld of in de benauwende hitte van het bosch, zaten voor de kleine huisjes Ide menschen voor een wijle te genieten van de heerlijke avond koelte, voor ze zich in de wel wat bedompte kamerkens ter ruste zouden begeven om nieu we krachten te garen voor den nieuwen dag, die reeds heel vroeg zou beginnen. Het gejoel van de uitgelaten jeugd begon langzamerhand te verstommen, en bij het zacht ruischen van de boomen, die een zwaarmoe dige melodie schenen te neuriën of geheimzin nige sprookjes schenen te fluisteren, zaten de moede werkers de dingen van den dag te bespreken. De vaders van hun arbeid en de verwachtingen van den oogst en de moeders van haar huiselijke vreugden en zorgen. Heel in de verte trilden de klagende tonen van een harmonica en voorts werd de stilte alleen gestoord door het ritselen van enkele vallende bladeren en het gezoem van de gonzende insecten, aangetrokken door de zwak ke lichtjes. In het gezellige prieel van het oude hoek huis, zat de reeds grijzende geneesheer, dok ter Veldens, onder het rustig genot van een Duitsche pijp. De heerlijke zomerdag had hem nog weinig „Ik schaamdo mij," Schrijft Ezra la ter, „van den. koning een heir tin rui ters te begeeren, om ons te helpen tegen den vijand op den weg, omdat we tot den koning hadden gesproken, zeggende: „De hand onzes Gods is ten goede over allen, die Hem zoeken". Dat was godvruchtig oergevoel. Heilige zelfliefde, in don band der lief de tot God. Heilige liefde tot eigen eer als geloovi- gen, die tot, wortel had de liefde tot de eer©: Gods. Was cr van. dit heilig eergevoel, als christelijk eergevoel, maar meer bij ons. Moer vrees, dat we onze ©ere, ate göloovigen 'bij de wereld te grabbel zul len werpen, door met daden tei logenstraf fen wal we in woorden belijden. Ach, de woorden klinken vaak geloiovi|g en moedig genoeg de woorden, waar mee we spreken van wat God en van' wat Christus voor ons is, van wat, wie gelooft, aan zijn God en aan zijn Heiland heeft, in leed en strijd en moeite. Maar als dan het leed en de strijd en de moeite op ons afkomen ach, hoe schaamteloos werpen w-e. dan vaak aan stonds onzo eere als Christenen weg, door onze toevlucht te nemen tot dezelfde middelen, waarmee ook de wereld zich zoekt te behelpen. En wij die, door bij het geloovilge woord ook de gelootvige- daad te voegen, een aanbeveling voor het geloof bij de wereld moesten zijn, wij' versmijten mof onze eigene eetre, de eere van het geloof, en met de eere van bet geloof, die eere onzes Gods, voor de oogen dier zelfde we reld Laat Ezra's heilig eergevoel, zijn heilige schaamte tijdig genoeg bijl ons doen op komen, om ons voor deze schande te bewaren. MELODIE. Wat. is er toch in mij geschied? Mijn leven is nu louter lied! Mijn stille ziel, ze zwelt in mij van pure melodij! Had ik des leewriks klare keel, 'k ging óp in perelend gekweel; liad ik des nachtegalen stem, schallend aanbad ik Hèm! Had ik Cecilia's orgelspel en vrome vingren wonderwel gaf ik mijn berstend herte lucht in dreunend zoet gerucht. Of had ik Davids elpen luit, ik zong mijn heele wezen uit in stouten en verheven galm van wonderdiepen psalm. Nu heb ik maar een stalen pen, en toch, hoe innig blij ik ben! Een needrig speeltuig is zij mij v-oor 's harten melodij. En ginds daar krijg ik Englenstem te loven en te prijzen Hèm Die aan mijn ziel heur liêkens geeft, in Wien zij zingend leeft! (Uit „Stamelingen".) gelegenheid gelaten om te genieten van wat de natuur aan schoons te zien geeft. Van vreugde was hij getuige geweest, toen hij het geluk mocht zien van een jonge moe der, en toen hij een reeds verloren gewaand •kind weer aan de in bange vrees verkeerende ouders mocht teruggeven, maar hij had het ook moeten aanzien, hoe innige banden van liefde voor altijd werden verscheurd. Daarginds in het kleine huisje lag de jonge doode, die hij niet in het leven had kunnen houden en in het rouwhuis toefde de on troostbare weduwe, die nog zoo kort ge leden, alles van het leven scheen te mogen verwachten. 't Herdenken stemde hem somber. Hjj had zoo gaarne het wegstervende leven willen vasthonden, maar de kunst stond mach teloos. Het was bestemd in Godes raad, dat hier een band moest worden doorgesneden en wat zou dan een mensehenkind vermogen? Een zonderling noemde men hem. Aan het gezelschapsleven nam hij zoo goed als geen deel. Zijn levenswijze was uiterst eenvoudig en soms scheen hij ietwat ruw en hard. Een goede dokter, zei menigeen, een knap geneesheer, maar overigenseen zonder ling mensch. Maar een zonderling noemden hem niet de arme ouders, die in hem een trooster en helper vonden, maar die altijd vergat een rekening voor de bewezen diensten te zenden. Een zonderling noemde hem ook niet vrouw Dalman, die ondanks haar armoede als een prinses verpleegd werd en aan wie alles gedaan werd wat menschelyke kunst vermocht. Kerk en Zending. In de Amerikaansclie Heidenwe reld schrijft Dr Henry Beets: „De Heraut" is het welbekende week blad voor de Gereformeerde Kerken iti Nederland. Voor hoevelen was dat blad reeds ien zegen, ook voor ons in Ame rika! 'Nu vonden w'ij in Nummer 2559 er van (6 Febr., 1927) eene opgave die ons er 'toe leidt om in allo bescheiden heid aan „De Heraut" redactie een vraag voor te leggen. Onder „Kerkelijke Uit gaven", wordt medegedeeld dat een lezer berekende dat de Geref. kerken globaal genomen, en gemiddeld berekend, per jaar het volgende opbrengen voor kerke lijke doeleinden: Voor Eerediens! f 5.0Ó0.000; voor Eme riti enz. f412.000; voor verplichte col lecten, de scholen, enz. f333.000. Totaal f 5.745.000. Voor de armen werd f 2.750.000 bij gedragen. En voor de Zending? Hier is de somf 4441.000. In zijn geheel bijgedragen f8.935.000. Bij de negen millioen gulden dus, of per hoofd 20 gulden; per gezin zeker een honderd gulden. En nu ïs onze vraag deze: Op de basis van den gulden regel, den naasten lief te hebben als ons-zelven is het wel in orde, dat men acht en een half millioen gulden geeft voor „eigen kring" minder dan een half millioen voor de Zendinig? Acht-negende voor eigen kerkelijk loven en voor eigen armen, en slechts één negende voor de grootte taak der Zen ding, te midden van een snel verloren gaande wereld? Zeker, er is grond om met „De Heraut" dankbaar te zijn dat de Geest van Christus de 'Geref. Kerken tot de bovengenoemde offervaardigheid in staat stelde. Maar, wat de Zending aan gaat kan dat wel toegepast worden op haar dat het volk „vaardig" was .er voor te „offeren", gelijk het woord aan duidt? !De molenaar, zijn zoon en ne ezel. De molenaar en zijn zoon, die het iedereen graag naar den zin wilden maken, kwamen er ten slotte toe, den ezel naar de markt te dragen, hetgeen ongetwijfeld een wanhoops daad moet zijn geweest. Het schoolhoofd, wiens lastige gevallen men hieronder beschreven zal vinden, moet zich de moeilijke positie wel kunnen voorstellen van iemand, die zoo goedig is, dat hij graag iedereen tevreden wil stellen. Te weinig huiswerk. Er komt een moeder op school, een in een „betere" wijk .om. te informeeren, of Han verhoogd zal worden. Ze begint nieuws gierig te worden naar het lot van haar jongen, nu de verhooging zoo nabij is. „Ja, ziet u en zijn laatste rapport was lang niet mooil" „Neen, mevrouw, dat zag er zoo mooi niet uit, maar of hij verhoogd wordt, kan ik u nu nog niet zeggen, neen heusch niet me vrouw, dan zou ik morgen alle moeders bij mii krijgen. Maar Han is heel droorherig, hij heeft zg. dagdroomen en kan soms een uur of langer stilzitten droomen zonder dat hij erbij is." „O, ja, mynheer, dat ken ik van hem, het is net of hg' voortdurend zit te suffen." „Dus, mevrouw ,als hij bleef zitten zou u dat ook wel niet erg verwonderen", „Maar ik wil niet dat hij blijft zitten en nu we het. daar toch over hebben, wou ik u meteen eens zeggen, dat het mij ten zeerste verwondert, dat u den kinderen zoo weinig huiswerk geeft. Weet u hoe Han doet? In een half uur is hij klaar en <Jan kijkt hij zijn les den volgenden ochtend nog even na, dat is alles, en dan ként hij de les ook. „Ja, mevrouw, dat gaat wel aardig goed, hij kent de dingen, die hij moet leeren wel, maar hij is toch niet bij, door zijn gebrek aan oplettendheid". „Daarom keur ik het erg af, dat u den kinderen niet meer huiswerk geeft, zooveel dat ze er minstens anderhalf uur voor noodig hebben. Wij kregen in onze jeugd ook wel veil werk en we zijn er niet dood van gegaan. En wat dit slecht opletten in de school be treft, dan moet u den jongen maar tot vijf uur of halfzes schoolhouden, om den ver- Maar wel noemde hem een zonderling een verre neef, die eenige dagen bij hem logeerde en die ondanks zijn gunstige vooruitzichten een houding aannam of de zwaarste last op zijn schouders was gelegd. Hü had een meisje leeren kennen, het liefste kind van de wereld in zijn oogen, maar haar vader weigerde halsstarrig voorals nog toestemming voor de verloving te geven. Komt, als ge een jaartje ouder zijt, nog- eens terug, had hij gezegd, dan spreken we elkaar nader. Met een verdrieitg gezicht en een lang- derige houding liet hy zich neerploffen in een rieten leunstoel. En toen „oom" zich eenigszins over zijn verdriet scheen vroolyk te maken, barstte hij losl U kunt u in mijn toestand ook niet indenken. U hebt alles wat u begeert en bovendien: u begint reeds te grijzen en kunt u niet indenken wat mij beroert en verwart. De dokter werd bleek. Met een ruk nam hij zijn pijp uit den mond en wonderlijk week klonk z'n stem: „Zou je dat denken, m'n jongen? 't Is nau welijks een uur geleden, waar ik machteloos stond aan een sterfbed en het moest aan zien hoe eenjong opbloeiend geluk plotse ling werd vernietigd". „Nu ja, ik begrijp dat dit pijnlijk voor u was niet te kunnen helpen, maar zulke teleurstellingen, die ieder op zijn tijd in het leven heeft, zijn toch niet te vergelijken met wat m ij hindertOm dat te weten, had u moeten liefhebben, zooals ik liefheb". Dokter Veldens zuchtte. Hij scheen zich een oogenblik te beraden. En toen, alsof het hem moeite kostte een [De begrafenis van de slachtoffers van de ramp op de werf van' de'Amster- damsche Droogdok-Maatschappij. Enorm groot was de belangstelling. loren tijd in te halen, dat is de plicht van de school". „Na blijven en flink huiswerk geven! als u dat allang had gedaan, dan zou m'un jongen nu wel verhoogd worden! Ik ben er heele- maal niet tevreden over en ik zal den wet houder er over schrijven". Te veel huiswerk. Drio dagen daarna houdt een auto voor de school stil en een heer met het optreden van den heer Kegge uit de Camera Obscura wil van het hoofd der school vernemen of Truusje verhoogd zal worden. „Ik zou het niet kunnen verdragen, dat het kind bleef zitten." „Neen, mijnheer, dat spijt mij wel, maar ik kan het u nog niet zeggen. Dat hooren alle kinderen tegelijk op den daarvoor hestemden dag". „Nu, mijnheer, dat vind ik dan allesbehalve welwillend van u, als ik u dat vraag. Mijn kind doet haar best heel erg en ik wil u nu meteen wel zeggen, dat ik niet verkies, dal ze huiswerk mee krijgt. Eiken avond zio ik haar met boeken en schriften voor zich, ze neemt dan de halve tafel in beslag. Dat is geen goede manier van onderwijzen, u moet uw onderwijs zóó geven, dat het kind in de school leert, wat ze kennen moet, het huisgezin is daarvoor niet bestemd, ik verlang orde in mijn huis en dat huiswerk brengt myn leven in disorde en ik verzoek u er rekening mee te houden, dat ik het niet hebben wil". Met die woorden stapte de heer Kegge in zijn auto, sloot het portier met een harden slag en reed weg. En het schoolhoofd? Die dacht terwijl hij de schooldeur sloot misschien wel aan de oudercommissies, die de goede verhoudingen tusschen school en huisgezin moeten bevor deren of aan den molenaar en zijn zoon, die het iedereen graag naar den zin wilden maken. Of misschien was hy psychologisch aangelegd en vroeg hij zich af of het wel of geen oonbeveling verdient, een droome- rigen leerling met harden dwang tot de rea liteit van de „werksfeer" te brengen. Of hij dacht: „Ik zal myn plicht doen, zooals ik meen, dat die gedaan moet worden". (Hbld.) Aangifte Rijks-inkomstenbelasting. De hoer H. J. Koning schrijft aan het „Vaderland": Vel© lezers van uw blad zullen, wanneer zij huin aangiftebiljet 'Rijksinkomstenbelas- ting, enz., niet tijdig hebben ingeleverd, de volgende waarschuwing hebben ontvan gen: „Daar het aan u uitgereikte aanslag biljet der Rijksinkomstenbelasting tot dus ver niet werd terugontvangen, noodig ik u uit, dat biljet 'binnen vijf dagen na heden (zie „poststempel) ingevuld en 'ondertee- kelnd, te mijnen kantore in te leveren." Verder is er op gestempeld: „Niet in leveren der aangifte is strafbaar." Dit laatste is wat nieuws waaraan de belastingplichtigen aandacht dienen te schenken Met ingang van 1 Mei j.l. is n.l. een nieuw art. 122 aan de Wet op de Inkom stenbelasting 1914 toegevoegd, dat luidt: „Het niet doen van de volgens hoofd- besluit te nemen, zei hij zacht en eenigzins haperend: „Ik spreek bij voorkeur niet over mezelf, maar - Iaat ik je een klein stukje uit mijn overigens weinig interessante levens geschiedenis vertellen". 't Is nu 33 jaar geleden. Ik had myn candidaats gedaan en naar men zei was het een heel goed examen geweest. Vol vreugde werd ik door mijn vader ge- lukgewenscht en moeder, ze sloeg haar ar men om mijn. hals omdat ze geen woorden kon vinden om hare blijdschap uit te drukken. Maar er was nog iemand, die mij hare gelukwenschen bood. 't Was Mathilde, de dochter van onzen pre dikant, die ik reeds lang in .stilte had be mind en met wie ik me nu mocht verloven. Onze liefde was diep als de zee en toen ik 's avonds met haar door den tuin wan delde, scheen de wereld te klein om ons geluk te bevatten. Ik herinner 't mjj als of het vandaag ge beurde. De avond was niet minder schoon dan nu, en hand aan hand liepen we voort, al maar bouwend kasteelen van licht en liefde. Nooit had het leven mij zoo mooi ge schenen. Veel te vroeg naar mijn zin, kwam do tijd van scheiden en nog zie ik haar staan in de deuropening, toen ik het hek achter my' dichtsloeg en haar een goeden avond wuifde. Wie had kunnen denken, dat het de laat ste maal zou zijn, dat ik haar zoo mocht zien? Dokter Veldens zweeg eenige oogenblikken. De ontroering was hem te groot. stuk VIII vereiSchte aangifte wordt ge straft met een geldboete van ten hoog ste duizend gulden." In do Memorie van Toelichting op het wetsontwerp tot wijziging der wet, wordt door Minister Colijn het volgend© gezegd: Het aantal dergenen, die verzuimen het uitgereikte aangiftebiljet ingevuld weder in te leveren, is zeer groot. Dit kost do administratie een massa, arbeid, vooral bestaande in het zenden van waarschuwin gen aan de nalatigen. En ook van die waarschuwingen is het resultaat dikwijls negatief. IWaar dus do omkeering van den bewijs last, zooals do artikelen 75 en 80 die regelen,' blijkbaar niet afschrikkend ge noog werkt, is evenals bij de wet op de Personeel© Belasting, een strafrechtelijke repressie op haar plaats. Het maximum der boete dient niet te laag gesteld, om dat het verzuim een poging kan zijn, om door stilzitten te bereiken, dat een te lage aanslag wordt opgelegd. In gevallen van minder ernstigen aard zal, naar de voorgestelde aanvulling van art. 126, trans actie mogelijk zijn. Hoewel de voorgestelde strafbepaling in de eerste plaats gericht is tegen hen, die in het geheel geen biljet inleveren, zal zij, zoo noodig, ook gebruikt kunnen wor den, indien de belastingplichtige een bil let inlevert, waaraan de administratie niets heeft. Men vergelijke het arrest van den Hopgen Raad van 21 Nov. 1923 (Beslis sing1 in Belastingzaken no. 3319). Opzettelijk onjuist of onvolledig gedane aangifte zal daarnevens als misdrijf straf baar blijven krachtens art. 117 (gevange nisstraf van ten hoogste zes maanden). Ter toelichting wil ik ©ven meedeelen, dat de korte inhoud van 't bovenvermelde arrest van den H. R. is: Indien iemand, wiens zuiver inkomen in den zin der wet van verscheidene factoren afhangt, in zijn aangifte niets anders dan één bedrag voor dat inkomen heeft vermeld, heeft hij niet de vereischte aangifte gedaan. Met andere woorden wordt ongeveer hetzelfde gezegd in het Arr. v. d. H. R. van 18 Februari 1918 (Beslissing nr. 1958). Het biljet moet dus worden ingevuld, zooals het formulier dat aangeeft en een duidelijk overzicht geven van de opbrengst van alle bronnen van inkomen afzonder lijk, welke men op 1 Mei 1927 heeft. Verder wordt een ingevuld biljet, dat voor Manufacturen Dames- en Kinderconfectfo Tapijten Gordijnen Bedden - Ledikanten en aanverwante artikeBe» in GOES HULST „Den volgenden morgen kwam het bericht, dat ze door een zeer ernstige zieke was aangetast. Toen ik de deur binnenging waar ik haar de laatste maal had gezien, ontmoette ik: den geneesheer, die mij geen hoop durfde geven. Een specialist, met den meesten spoed ont boden, kon al evenmin hulp bieden. Een ernsti ge keelontsteking maakte in een paar dagen een'einde aan haar leven. Slechts enkele woorden heb ik met haar mogen wisselen, en meer dan haaf stem, sprak haar oog van haar rijke liefde roor my en haar vast vertrouwen op haar Heiland. Een paar dagen later hebben we haar ter ruste gelegd, op het stille dorpskerkhof, waar haar lichaam verwacht den dag der opstanding. Dat waren donkere dagen. Ik heb een langen en zwaren strijd moeten strijden, maar Gode zij dank, ik heb 't geloof mógen be houden. 'k Geloof dat goed, niet altijd zoet is, dat God weet wat voor zijne kin deren het beste is, en dat eens de dag zal aanbreken, dat we opnieuw vereenigd zullen worden 't Was nu volkomen stil geworden en don ker daarbuiten. De oude dokter had zijn blik afgewend; 't was alsof hij tuurde in de verte en als of zijn oog geboeidwerd, door een lichtende gestalte. Behoedzaam, om de heilige stilte niet te verbreken, stond de jonge man op. Zyn hand zocht die van „Oomi" en fluis terend klonk zijn stem: „vergeving".

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1927 | | pagina 5