4
i
f
Tabak - Sign - Sigaretten
»sen9
hufs
men,
EDE
HET ADRES
A. WILKING
DE ZEEUW
TWEEDE BLAD.
it te
realen.
ers
Toor den Zondag.
ZIJN GEHEIM
L. DUVEKOT
KINADRUPPELS
koop
Ir. te H«ta-
coop-
koop
lidsknecht,
tbode,
dster i
FEUILLETON.
GROOTE HARKT 19 - GOES.
Naast Hotel „De Korenbeurs".
Dr H.NANNING's
EETLU5T-0PWEKKEND. 1.30 p. fl.
TAX
ZATERDAG 25 JUNI 1927, No. 224.
ïard naast
ie Kamer),
kn en brief-
i 30 Ju»
nkenszand.
en Tnini
iezelinge D
fden. Hypo-
jre inlichtin-
t. fosser
langetaetc
Lksdijk,
in te leve
rdag 2 Juli
uur (N. T.)
Maris H. W
•avenpolder.
:.a.
perste klas
terd.
>rden de ge-
dan kan 12
naar verkie-
ram en dorp.
bekomen bij
.aar A 253»
sven jaar:
30 Centi-
Arnemuides.
of op 2 Juli
BERG,
Middelburg.
|E, bij Veere.
mhuis,
lorp op Zuid-
s.t voorkleer-
bevragen
szer Courant
jk gevraagd:
elsacker,
e.
Jloemendaal"
ïen nog
leeftijd en ib-
en grondslag
[rden geplaatst
er verpleging
Iet salaris be-
f800— pei
rek van pensi-
worden ver
ities met at-
dikant en Ge-
aan den Ge»
3KERK, K°e,
ielburg, vraagt
Je werken en
jet in dienst te
leiding op zich
elbare leeftqd-
,em.
A WAAL, Druk-
5, Middelharnis,
GODVRUCHTIG EERGEVOEL.
Want ik schaamde mij van den
i koning een heir en ruiters te be-
geeren, om ons te helpen tegen den
vijand op den weg
Ezra 3:22.
Alle eerzucht is uit den b'ooze.
Maar een ziel zonder eergevoel is niet
goed.
Ze zou toonon ontzonken te zijn aan
't besef, dat „een goede najam beter is
dan olie".
Ze zou niet den lof verdienien zonder
zelfzucht to zijn, maar vallen onder 't
vonnis van alle zelfliefde te hebben uitge
schud.
Ongevoelig voor eer en goeden naam
is zelfverachting, is eerloosheid.
Eergevoel is een dor kostelijkste prik
kels, <lie God, in Zijn algemeen© goedheid,
ook bij den gevallen mensch, nog werken
doet ten goede; een schild dat Hij, Die
Zijn eigene eer liefheeft, nog bindt aan
den arm van den zondaar, die eigetó
eer versmeet.
En die prikkel gaat weer heiliglijk wer
ken, en dat schild weer heiliglijk blinken
bij wie z'élf in Christus weer geheiligd
werd.
Dan richt het eergevoel, gekomen iri
den dienst der liefde onzes Gods, zich
-op de ©ere van den mensch Gods iri'ons,
dp onzen naam als kind van God, als
Christen.
Dat is hot Christelijk eergevoel.
Van zulk godvruchtig eergevoel spreokt
ons de Schrift bij' tal van Gods heiligen.
Abraham deed het afwijzen: alle aan
deel in den buit, veroverd op dei koningen
uit het Noorden.
David deed het worstelen in zijn gebe
den tot God, tegen den hoon en laster
zijner vijanden.
Paulus zette het in verweer tegen de
boo ze naspraak der valsche leeraars.
Treffend voorbeeld ervan geeft ons de
H. Schrift ook in Ezra.
Ezra was de tweede, die zich na Ziel
rubbabel opmaakte, om, aan het hoofd
van een deel der Babylonische ballingen
terag te keeren naar Jeruzalem.
'Aan de rivier Ahalva, in Babylonië
heeft hij verzameld de duizenden, die zich
onder zijn leiding stellen.
Onder de toebereidselen voor den tocht
denkt hij ook aan de gevaren, die op
de lange reis van allerlei volkstammen
hen, weerloos als ze zijn, kunnen bet-
dreigen
Zal hij koning Arthaisasta) om gewa
pend geleide verzoeken?
De koning, die- op allerlei wijze toonde
den Joden gunstig gezind te zijn, zal het
hetm stellig niet weigeren.
En op zichzelf is er niets, dat
hem van een dergelijk verzoek behoeft
terug te houden.
En toch, neen, hij zal het niet vrar
Hadden bij en zijn helpers, toen zei
voor den koninig stonden, én deze hun
sprak van de bezwaren en gevaren van
hun tocht, niet met fiereiï moed gespro
ken van hun God, Wiens „hand ten goede
is over allen, die Hem zoeken" en Die
machtig is om ben tegen alle vijanden;
te beschermen.
En nu zullen ze tot hem gaan om,
„een heir en ruiters tei begeenen?" t
Maar daarmee zouden ze hun moedig
beroep op de hulp© des Heeren teniet
doen; daarmee hun eer©, als mannien,
die op den God Israëls hun vertrouwen;
stellen, voor den koninig wegwerpen.
Neen, deze schande zullen ze niet over
zich brengen.
i I i'
Avondstille daalde over de aarde.
Vermoeid van den arbeid in den bran
denden zonneschijn in het veld of in de
benauwende hitte van het bosch, zaten voor
de kleine huisjes Ide menschen voor een
wijle te genieten van de heerlijke avond
koelte, voor ze zich in de wel wat bedompte
kamerkens ter ruste zouden begeven om nieu
we krachten te garen voor den nieuwen dag,
die reeds heel vroeg zou beginnen.
Het gejoel van de uitgelaten jeugd begon
langzamerhand te verstommen, en bij het zacht
ruischen van de boomen, die een zwaarmoe
dige melodie schenen te neuriën of geheimzin
nige sprookjes schenen te fluisteren, zaten
de moede werkers de dingen van den dag
te bespreken. De vaders van hun arbeid en
de verwachtingen van den oogst en de moeders
van haar huiselijke vreugden en zorgen.
Heel in de verte trilden de klagende tonen
van een harmonica en voorts werd de stilte
alleen gestoord door het ritselen van enkele
vallende bladeren en het gezoem van de
gonzende insecten, aangetrokken door de zwak
ke lichtjes.
In het gezellige prieel van het oude hoek
huis, zat de reeds grijzende geneesheer, dok
ter Veldens, onder het rustig genot van een
Duitsche pijp.
De heerlijke zomerdag had hem nog weinig
„Ik schaamdo mij," Schrijft Ezra la
ter, „van den. koning een heir tin rui
ters te begeeren, om ons te helpen tegen
den vijand op den weg, omdat we tot den
koning hadden gesproken, zeggende: „De
hand onzes Gods is ten goede over allen,
die Hem zoeken".
Dat was godvruchtig oergevoel.
Heilige zelfliefde, in don band der lief
de tot God.
Heilige liefde tot eigen eer als geloovi-
gen, die tot, wortel had de liefde tot
de eer©: Gods.
Was cr van. dit heilig eergevoel, als
christelijk eergevoel, maar meer bij ons.
Moer vrees, dat we onze ©ere, ate
göloovigen 'bij de wereld te grabbel zul
len werpen, door met daden tei logenstraf
fen wal we in woorden belijden.
Ach, de woorden klinken vaak geloiovi|g
en moedig genoeg de woorden, waar
mee we spreken van wat God en van'
wat Christus voor ons is, van wat, wie
gelooft, aan zijn God en aan zijn Heiland
heeft, in leed en strijd en moeite.
Maar als dan het leed en de strijd en
de moeite op ons afkomen ach, hoe
schaamteloos werpen w-e. dan vaak aan
stonds onzo eere als Christenen weg,
door onze toevlucht te nemen tot dezelfde
middelen, waarmee ook de wereld zich
zoekt te behelpen.
En wij die, door bij het geloovilge
woord ook de gelootvige- daad te voegen,
een aanbeveling voor het geloof bij de
wereld moesten zijn, wij' versmijten mof
onze eigene eetre, de eere van het geloof,
en met de eere van bet geloof, die eere
onzes Gods, voor de oogen dier zelfde we
reld
Laat Ezra's heilig eergevoel, zijn heilige
schaamte tijdig genoeg bijl ons doen op
komen, om ons voor deze schande te
bewaren.
MELODIE.
Wat. is er toch in mij geschied?
Mijn leven is nu louter lied!
Mijn stille ziel, ze zwelt in mij
van pure melodij!
Had ik des leewriks klare keel,
'k ging óp in perelend gekweel;
liad ik des nachtegalen stem,
schallend aanbad ik Hèm!
Had ik Cecilia's orgelspel
en vrome vingren wonderwel
gaf ik mijn berstend herte lucht
in dreunend zoet gerucht.
Of had ik Davids elpen luit,
ik zong mijn heele wezen uit
in stouten en verheven galm
van wonderdiepen psalm.
Nu heb ik maar een stalen pen,
en toch, hoe innig blij ik ben!
Een needrig speeltuig is zij mij
v-oor 's harten melodij.
En ginds daar krijg ik Englenstem
te loven en te prijzen Hèm
Die aan mijn ziel heur liêkens geeft,
in Wien zij zingend leeft!
(Uit „Stamelingen".)
gelegenheid gelaten om te genieten van wat
de natuur aan schoons te zien geeft.
Van vreugde was hij getuige geweest, toen
hij het geluk mocht zien van een jonge moe
der, en toen hij een reeds verloren gewaand
•kind weer aan de in bange vrees verkeerende
ouders mocht teruggeven, maar hij had het
ook moeten aanzien, hoe innige banden van
liefde voor altijd werden verscheurd.
Daarginds in het kleine huisje lag de jonge
doode, die hij niet in het leven had kunnen
houden en in het rouwhuis toefde de on
troostbare weduwe, die nog zoo kort ge
leden, alles van het leven scheen te mogen
verwachten.
't Herdenken stemde hem somber.
Hjj had zoo gaarne het wegstervende leven
willen vasthonden, maar de kunst stond mach
teloos. Het was bestemd in Godes raad, dat
hier een band moest worden doorgesneden
en wat zou dan een mensehenkind vermogen?
Een zonderling noemde men hem.
Aan het gezelschapsleven nam hij zoo goed
als geen deel. Zijn levenswijze was uiterst
eenvoudig en soms scheen hij ietwat ruw
en hard.
Een goede dokter, zei menigeen, een knap
geneesheer, maar overigenseen zonder
ling mensch.
Maar een zonderling noemden hem niet
de arme ouders, die in hem een trooster
en helper vonden, maar die altijd vergat
een rekening voor de bewezen diensten te
zenden. Een zonderling noemde hem ook niet
vrouw Dalman, die ondanks haar armoede
als een prinses verpleegd werd en aan wie
alles gedaan werd wat menschelyke kunst
vermocht.
Kerk en Zending.
In de Amerikaansclie Heidenwe
reld schrijft Dr Henry Beets:
„De Heraut" is het welbekende week
blad voor de Gereformeerde Kerken iti
Nederland. Voor hoevelen was dat blad
reeds ien zegen, ook voor ons in Ame
rika! 'Nu vonden w'ij in Nummer 2559
er van (6 Febr., 1927) eene opgave die
ons er 'toe leidt om in allo bescheiden
heid aan „De Heraut" redactie een vraag
voor te leggen. Onder „Kerkelijke Uit
gaven", wordt medegedeeld dat een lezer
berekende dat de Geref. kerken globaal
genomen, en gemiddeld berekend, per
jaar het volgende opbrengen voor kerke
lijke doeleinden:
Voor Eerediens! f 5.0Ó0.000; voor Eme
riti enz. f412.000; voor verplichte col
lecten, de scholen, enz. f333.000. Totaal
f 5.745.000.
Voor de armen werd f 2.750.000 bij
gedragen. En voor de Zending? Hier is
de somf 4441.000.
In zijn geheel bijgedragen f8.935.000.
Bij de negen millioen gulden dus, of
per hoofd 20 gulden; per gezin zeker
een honderd gulden.
En nu ïs onze vraag deze: Op de
basis van den gulden regel, den naasten
lief te hebben als ons-zelven is het
wel in orde, dat men acht en een half
millioen gulden geeft voor „eigen kring"
minder dan een half millioen voor de
Zendinig?
Acht-negende voor eigen kerkelijk loven
en voor eigen armen, en slechts één
negende voor de grootte taak der Zen
ding, te midden van een snel verloren
gaande wereld? Zeker, er is grond om
met „De Heraut" dankbaar te zijn dat de
Geest van Christus de 'Geref. Kerken tot
de bovengenoemde offervaardigheid in
staat stelde. Maar, wat de Zending aan
gaat kan dat wel toegepast worden op
haar dat het volk „vaardig" was .er
voor te „offeren", gelijk het woord aan
duidt?
!De molenaar, zijn zoon en ne ezel.
De molenaar en zijn zoon, die het iedereen
graag naar den zin wilden maken, kwamen
er ten slotte toe, den ezel naar de markt
te dragen, hetgeen ongetwijfeld een wanhoops
daad moet zijn geweest.
Het schoolhoofd, wiens lastige gevallen men
hieronder beschreven zal vinden, moet zich
de moeilijke positie wel kunnen voorstellen
van iemand, die zoo goedig is, dat hij graag
iedereen tevreden wil stellen.
Te weinig huiswerk.
Er komt een moeder op school, een
in een „betere" wijk .om. te informeeren,
of Han verhoogd zal worden. Ze begint nieuws
gierig te worden naar het lot van haar jongen,
nu de verhooging zoo nabij is.
„Ja, ziet u en zijn laatste rapport was lang
niet mooil"
„Neen, mevrouw, dat zag er zoo mooi niet
uit, maar of hij verhoogd wordt, kan ik u
nu nog niet zeggen, neen heusch niet me
vrouw, dan zou ik morgen alle moeders bij
mii krijgen. Maar Han is heel droorherig, hij
heeft zg. dagdroomen en kan soms een uur
of langer stilzitten droomen zonder dat hij
erbij is."
„O, ja, mynheer, dat ken ik van hem, het
is net of hg' voortdurend zit te suffen."
„Dus, mevrouw ,als hij bleef zitten zou u
dat ook wel niet erg verwonderen",
„Maar ik wil niet dat hij blijft zitten en
nu we het. daar toch over hebben, wou ik u
meteen eens zeggen, dat het mij ten zeerste
verwondert, dat u den kinderen zoo weinig
huiswerk geeft. Weet u hoe Han doet? In een
half uur is hij klaar en <Jan kijkt hij zijn les
den volgenden ochtend nog even na, dat is
alles, en dan ként hij de les ook.
„Ja, mevrouw, dat gaat wel aardig goed,
hij kent de dingen, die hij moet leeren wel,
maar hij is toch niet bij, door zijn gebrek
aan oplettendheid".
„Daarom keur ik het erg af, dat u den
kinderen niet meer huiswerk geeft, zooveel
dat ze er minstens anderhalf uur voor noodig
hebben. Wij kregen in onze jeugd ook wel
veil werk en we zijn er niet dood van gegaan.
En wat dit slecht opletten in de school be
treft, dan moet u den jongen maar tot vijf
uur of halfzes schoolhouden, om den ver-
Maar wel noemde hem een zonderling een
verre neef, die eenige dagen bij hem logeerde
en die ondanks zijn gunstige vooruitzichten
een houding aannam of de zwaarste last op
zijn schouders was gelegd.
Hü had een meisje leeren kennen, het
liefste kind van de wereld in zijn oogen,
maar haar vader weigerde halsstarrig voorals
nog toestemming voor de verloving te geven.
Komt, als ge een jaartje ouder zijt, nog-
eens terug, had hij gezegd, dan spreken we
elkaar nader.
Met een verdrieitg gezicht en een lang-
derige houding liet hy zich neerploffen in
een rieten leunstoel.
En toen „oom" zich eenigszins over zijn
verdriet scheen vroolyk te maken, barstte
hij losl U kunt u in mijn toestand ook niet
indenken. U hebt alles wat u begeert en
bovendien: u begint reeds te grijzen en kunt
u niet indenken wat mij beroert en verwart.
De dokter werd bleek. Met een ruk nam
hij zijn pijp uit den mond en wonderlijk week
klonk z'n stem:
„Zou je dat denken, m'n jongen? 't Is nau
welijks een uur geleden, waar ik machteloos
stond aan een sterfbed en het moest aan
zien hoe eenjong opbloeiend geluk plotse
ling werd vernietigd".
„Nu ja, ik begrijp dat dit pijnlijk voor
u was niet te kunnen helpen, maar zulke
teleurstellingen, die ieder op zijn tijd in het
leven heeft, zijn toch niet te vergelijken met
wat m ij hindertOm dat te weten, had u
moeten liefhebben, zooals ik liefheb".
Dokter Veldens zuchtte.
Hij scheen zich een oogenblik te beraden.
En toen, alsof het hem moeite kostte een
[De begrafenis van de slachtoffers van de ramp op de werf van' de'Amster-
damsche Droogdok-Maatschappij. Enorm groot was de belangstelling.
loren tijd in te halen, dat is de plicht van
de school".
„Na blijven en flink huiswerk geven! als
u dat allang had gedaan, dan zou m'un jongen
nu wel verhoogd worden! Ik ben er heele-
maal niet tevreden over en ik zal den wet
houder er over schrijven".
Te veel huiswerk.
Drio dagen daarna houdt een auto voor de
school stil en een heer met het optreden
van den heer Kegge uit de Camera Obscura
wil van het hoofd der school vernemen of
Truusje verhoogd zal worden.
„Ik zou het niet kunnen verdragen, dat
het kind bleef zitten."
„Neen, mijnheer, dat spijt mij wel, maar ik
kan het u nog niet zeggen. Dat hooren alle
kinderen tegelijk op den daarvoor hestemden
dag".
„Nu, mijnheer, dat vind ik dan allesbehalve
welwillend van u, als ik u dat vraag. Mijn
kind doet haar best heel erg en ik wil u
nu meteen wel zeggen, dat ik niet verkies,
dal ze huiswerk mee krijgt. Eiken avond zio
ik haar met boeken en schriften voor zich,
ze neemt dan de halve tafel in beslag. Dat
is geen goede manier van onderwijzen, u
moet uw onderwijs zóó geven, dat het kind
in de school leert, wat ze kennen moet,
het huisgezin is daarvoor niet bestemd, ik
verlang orde in mijn huis en dat huiswerk
brengt myn leven in disorde en ik verzoek
u er rekening mee te houden, dat ik het
niet hebben wil".
Met die woorden stapte de heer Kegge
in zijn auto, sloot het portier met een harden
slag en reed weg.
En het schoolhoofd? Die dacht terwijl hij
de schooldeur sloot misschien wel aan de
oudercommissies, die de goede verhoudingen
tusschen school en huisgezin moeten bevor
deren of aan den molenaar en zijn zoon,
die het iedereen graag naar den zin wilden
maken. Of misschien was hy psychologisch
aangelegd en vroeg hij zich af of het wel
of geen oonbeveling verdient, een droome-
rigen leerling met harden dwang tot de rea
liteit van de „werksfeer" te brengen. Of hij
dacht: „Ik zal myn plicht doen, zooals ik
meen, dat die gedaan moet worden".
(Hbld.)
Aangifte Rijks-inkomstenbelasting.
De hoer H. J. Koning schrijft aan het
„Vaderland":
Vel© lezers van uw blad zullen, wanneer
zij huin aangiftebiljet 'Rijksinkomstenbelas-
ting, enz., niet tijdig hebben ingeleverd, de
volgende waarschuwing hebben ontvan
gen: „Daar het aan u uitgereikte aanslag
biljet der Rijksinkomstenbelasting tot dus
ver niet werd terugontvangen, noodig ik u
uit, dat biljet 'binnen vijf dagen na heden
(zie „poststempel) ingevuld en 'ondertee-
kelnd, te mijnen kantore in te leveren."
Verder is er op gestempeld: „Niet in
leveren der aangifte is strafbaar."
Dit laatste is wat nieuws waaraan de
belastingplichtigen aandacht dienen te
schenken
Met ingang van 1 Mei j.l. is n.l. een
nieuw art. 122 aan de Wet op de Inkom
stenbelasting 1914 toegevoegd, dat luidt:
„Het niet doen van de volgens hoofd-
besluit te nemen, zei hij zacht en eenigzins
haperend: „Ik spreek bij voorkeur niet over
mezelf, maar - Iaat ik je een klein stukje
uit mijn overigens weinig interessante levens
geschiedenis vertellen".
't Is nu 33 jaar geleden. Ik had myn
candidaats gedaan en naar men zei was
het een heel goed examen geweest.
Vol vreugde werd ik door mijn vader ge-
lukgewenscht en moeder, ze sloeg haar ar
men om mijn. hals omdat ze geen woorden
kon vinden om hare blijdschap uit te drukken.
Maar er was nog iemand, die mij hare
gelukwenschen bood.
't Was Mathilde, de dochter van onzen pre
dikant, die ik reeds lang in .stilte had be
mind en met wie ik me nu mocht verloven.
Onze liefde was diep als de zee en toen
ik 's avonds met haar door den tuin wan
delde, scheen de wereld te klein om ons
geluk te bevatten.
Ik herinner 't mjj als of het vandaag ge
beurde.
De avond was niet minder schoon dan nu,
en hand aan hand liepen we voort, al maar
bouwend kasteelen van licht en liefde.
Nooit had het leven mij zoo mooi ge
schenen.
Veel te vroeg naar mijn zin, kwam do
tijd van scheiden en nog zie ik haar staan
in de deuropening, toen ik het hek achter
my' dichtsloeg en haar een goeden avond
wuifde.
Wie had kunnen denken, dat het de laat
ste maal zou zijn, dat ik haar zoo mocht
zien?
Dokter Veldens zweeg eenige oogenblikken.
De ontroering was hem te groot.
stuk VIII vereiSchte aangifte wordt ge
straft met een geldboete van ten hoog
ste duizend gulden."
In do Memorie van Toelichting op het
wetsontwerp tot wijziging der wet, wordt
door Minister Colijn het volgend© gezegd:
Het aantal dergenen, die verzuimen het
uitgereikte aangiftebiljet ingevuld weder in
te leveren, is zeer groot. Dit kost do
administratie een massa, arbeid, vooral
bestaande in het zenden van waarschuwin
gen aan de nalatigen. En ook van die
waarschuwingen is het resultaat dikwijls
negatief.
IWaar dus do omkeering van den bewijs
last, zooals do artikelen 75 en 80 die
regelen,' blijkbaar niet afschrikkend ge
noog werkt, is evenals bij de wet op de
Personeel© Belasting, een strafrechtelijke
repressie op haar plaats. Het maximum
der boete dient niet te laag gesteld, om
dat het verzuim een poging kan zijn,
om door stilzitten te bereiken, dat een te
lage aanslag wordt opgelegd. In gevallen
van minder ernstigen aard zal, naar de
voorgestelde aanvulling van art. 126, trans
actie mogelijk zijn.
Hoewel de voorgestelde strafbepaling in
de eerste plaats gericht is tegen hen, die
in het geheel geen biljet inleveren, zal
zij, zoo noodig, ook gebruikt kunnen wor
den, indien de belastingplichtige een bil
let inlevert, waaraan de administratie niets
heeft. Men vergelijke het arrest van den
Hopgen Raad van 21 Nov. 1923 (Beslis
sing1 in Belastingzaken no. 3319).
Opzettelijk onjuist of onvolledig gedane
aangifte zal daarnevens als misdrijf straf
baar blijven krachtens art. 117 (gevange
nisstraf van ten hoogste zes maanden).
Ter toelichting wil ik ©ven meedeelen,
dat de korte inhoud van 't bovenvermelde
arrest van den H. R. is: Indien iemand,
wiens zuiver inkomen in den zin der wet
van verscheidene factoren afhangt, in zijn
aangifte niets anders dan één bedrag voor
dat inkomen heeft vermeld, heeft hij niet
de vereischte aangifte gedaan.
Met andere woorden wordt ongeveer
hetzelfde gezegd in het Arr. v. d. H. R.
van 18 Februari 1918 (Beslissing nr.
1958).
Het biljet moet dus worden ingevuld,
zooals het formulier dat aangeeft en een
duidelijk overzicht geven van de opbrengst
van alle bronnen van inkomen afzonder
lijk, welke men op 1 Mei 1927 heeft.
Verder wordt een ingevuld biljet, dat
voor Manufacturen
Dames- en Kinderconfectfo
Tapijten Gordijnen
Bedden - Ledikanten en
aanverwante artikeBe» in
GOES HULST
„Den volgenden morgen kwam het bericht,
dat ze door een zeer ernstige zieke was
aangetast.
Toen ik de deur binnenging waar ik haar
de laatste maal had gezien, ontmoette ik: den
geneesheer, die mij geen hoop durfde geven.
Een specialist, met den meesten spoed ont
boden, kon al evenmin hulp bieden. Een ernsti
ge keelontsteking maakte in een paar dagen
een'einde aan haar leven.
Slechts enkele woorden heb ik met haar
mogen wisselen, en meer dan haaf stem,
sprak haar oog van haar rijke liefde roor
my en haar vast vertrouwen op haar
Heiland.
Een paar dagen later hebben we haar
ter ruste gelegd, op het stille dorpskerkhof,
waar haar lichaam verwacht den dag der
opstanding.
Dat waren donkere dagen. Ik heb een
langen en zwaren strijd moeten strijden, maar
Gode zij dank, ik heb 't geloof mógen be
houden. 'k Geloof dat goed, niet altijd
zoet is, dat God weet wat voor zijne kin
deren het beste is, en dat eens de dag zal
aanbreken, dat we opnieuw vereenigd zullen
worden
't Was nu volkomen stil geworden en don
ker daarbuiten.
De oude dokter had zijn blik afgewend;
't was alsof hij tuurde in de verte en als
of zijn oog geboeidwerd, door een lichtende
gestalte.
Behoedzaam, om de heilige stilte niet te
verbreken, stond de jonge man op.
Zyn hand zocht die van „Oomi" en fluis
terend klonk zijn stem: „vergeving".