L
tweede blad.
het adres
a. wilking
DE /EEUW
irgerwoonhuis,
Roode Klaver,
foor den Zondag.
XATHLYN BARRINGTON.
ZoekUchtjes.
blok
irsen,
feuhXeton.
.INGEN,
Inschrijving
Heinkenszand*
iwers. Te Huur:
ISTBODE.
lere Dienstbode,
oedo Meisje.
Spiritisme.
GOES HULST
TAS
ZATERDAG 18 JUNI 1927, No. 218.
rgebak, vormen,
d, besuikerd en
uld, een heerlijk
el.
burg - Tel» 530
itant
boomgaard te
;en te bekomen
leveren vóór of
mi tot 7 uur (N.T.)
JSSEN.
rij ving a contant:
RSEN,
boomgaard van
VM LEPOETER te
bekomen en brief-
voor ieder afzon.*
jp 22 Juni, bij A.
jliezelinge.
firgving, a contant,
BURGER izn te
te Bessen,
l.m. 1550 struiken
vrd te Driewegen,
n te leveren vóór of
tot 1 uur n.m. N.T,,
In Notaris VAN
es, die evenals de
inlichtingen ver-
Huis met Tuintje,
uitzicht, dr. kelder,
ngen inger., sp. te
g, Korendijk F 75.
rwoonhuis Noordweg,
roeden Tuin.
1400 vrij op naam.
1EPIER, Koepoort*
[irg*
100P:
el Woonhuis,
«nd dorp op Zuid-
geschikt voorkleer-
bier. Te bevragen
eau dezer Courant
_IOOP:
;or als nieuw, 2 nieuwe
nieuwe en I gebruikte
jiheffers, I Stoomkoker
!|er LOUIS NAGEL Ce
„ïaaimachineo en
ischudder, bij
SR, Landbouwwerk-
uiden.
KOOP:
(zeer geschikt voor
aten Tuin, 17.70 Are.
kuik. Te bevragen
LLLEGANGE,
Wolphaartsdijk.
KOOP:
CORSTANJ1, Oude
een klein christelijk
terdam een
G., goed kunnende
Erken. Adres: Mevr.
)N, Frederiksplein 8»,
ILTON VAN REEDE,
igt wegens familie*
ien der tegenwoor-
NIET STERVEN IN DER EEUWIGHEID.
En een iegelijk die leeft, en in
mij gelooft, zal met sterven in
der eeuwigheid. Joh. 11:26.
Niet stervenNooit stervenIn
der eeuwigheid niet sterven
Welk een vooruitzicht opent Jezus in
deze woorden voor een iegelijk die in
Hem gelooft.
Want neen, hier is niet maar een be
lofte voor de verre toekomst: de belofte
eener heerlijke en zalige vérrijzenis in den
dag van Christus.
Zelfs niet enkel een belofte voor het
einde van ons aardsche leven in de ure
van ons verscheiden.
De belofte geldt ook voor dit leven
zelf; voor overmorgen, voor morgen, voor
heden voor ieder volgend oogenblik.
Het was Martha's fou,t dat ze de
hope, dat ze de zekerheid des levens
enkel op verren afstand zag.
Op Jezus' verzekering„uw broeder
zal weder opstaan", had ze geantwoord:
„Ik weet, dat hij zal opstaan in de op
standing ten laatsten dage."
Dan, niet eerder, meende ze, kon La
zarus ontrukt worden aan de macht des
doods, waarvoor hij' bezweek.
Doch Jezus heeft haar te verstaan
gegeven, dat die macht des doods voor
Lazarus niet eerst in de verre toekomst
hoeft verbroken te wórden, maar reeds
op dat oogenblik verbroken is.
De dood heerscht over Lazarus niet
al ligt hij in zijn graf.
Daar is een Ander, die over hem te
zeggen heeft.
Dat is Hij, in Wien Lazarus geloofde.
Dat is Christus Zelf, Die naast Martha
aan zijn groeve staat.
„Ik ben de Opstanding en het Leven,
die in Mij gelooft, zal leven, al ware
hij ook gestorven."
Niet slechts de opstanding is in Jezus
voor de Zijnen, maar ook het leven, d.w.z.
dat ze, door de kracht hunner gemeen
schap met Hem, niet maar eenmaal naar
't lichaam weer zullen opstaan, maar óók,
eer het tot die opstanding komt, het le
ven hebben in Hem.
Dat ze het hebben, en dat ze 't behou
den, ook al zijn ze, als Lazarus, gestorven.
Martha, zie daarom Lazarus opstan
ding en leven niet enkel in verre toe
komst.
Ze zijn tegenwoordig.
Ze zijn tegenwoordig, op ditzelfde
oogenblik, in Hem, Die niet alleen de
opstanding is voor de zijnen, maar óók
hun leven.
Hun leven, en daarom hun opstan
ding.
Want opwekken kan Hij hen alleen hier
om, omdat Hij hun leven is.
En .omdat Hij nu reeds en aldoor
hun leven is, kan Hij hen opwekken
wanneer Hij wil, in den dag zijner toe
komst, maar ook reeds nu.
Ja, daarom kunnen ze eigenlijk nooit
meer sterven: „Een iegelijk, die in Mij
gelooft, zal niet sterven in der eeuwig-
heid."
Er kan bij hen gebeuren, wat de men-
schen „sterven" noemen.
Ziel en lichaam kunnen ook bij hen
ontbonden worden, gelijk ze ontbonden
werden bij Lazarus; ze kunnen als lijk
worden neergelegd in een graf.
Maar sterven in den eigenlijken en vol
len zin des woords is dat niet.1
Geen bezoldiging der zonde.
Geen voltrekking van den vloek Gods.
Geen toevallen aan de heerschappij
des doods.
Want Christus, Die hun gerechtigheid
is, i s ook hun leven.
En den band aan Christus kan opk
de dood niet breken.
Zoo als ze leefden in Hem, zoo ont
slapen ze in Hem.
63.) -o-
lilll li-lsl rl 111:' r MUI
Evenals Li-Weng-Ho had ook de gou
verneur het in deze „kunst" eigen aan
hun ras, ver gebracht.
Tenslotte vroeg hij in eens: „En wat
is het meisje voor u, mijn walarde
vriend?"
,,'Allas."
„Dat vermoedde ik," antwoordde de
gouverneur. Na een kort stilzwijgen ver
volgde hij: „Heit is voor u en het meisje
niet raadzaam, zoolang Li-Weng-Ho re
geert, in IJong Foo te komen; maar waar
om zou u nfet met Dr Burritt ii>
IJunnan komen? Daar voer ik, uw
vriend, de teugels van. het bewind en u
zult welkom zijn, u en Kathlyn. De gou
verneur glimlachte, toen hij dien naam
noemde. „Die vertrouwelijkheid is aan
een vriend zeker wei toegestaan. De lie
ve Nang Kung en ik spreken nooit anders
over die lieve dame, die haar angst en
vrees verdreef. U komt in IJunnan For.
syth? Ik zou het gaarne willen."
De vertrouwelijke omgang van den) gou
verneur trof hem diep. „Als ik mag ja"
zei hij. „Maar ik moet eerst naar da
hoofdstad Canton toe, om verslag uit te
brengen."
En zooals zè in Hem ontslapen, zoo
blijven ze in Hem leven.
En omdat ze in Hem leven, ook al
zijn ze gestorven, daarom zullen ze
ook in Hem opstaan.
Niet sterven.Nooit sterven.In
der eeuwigheid niet sterven.
0, laat ons, zoo we in Christus ge-
looven mogen, in het licht van dit
woord ons sterven zien.
En niet alleen ons sterven maar
ook ons leven.
Het leven onzer ziel.
Hoe rusteloos en van allen "kant wordt
het bedreigd door den dood.
Door den dood, zooals hij opwerkt
uit den dorren en onwilligen bodem,
waarin het leven bij ons geplant werd
zooals hiji het van buiten met dui
zend wapenen bestormt en met duizend
voeten poogt plat te treden.
Zal het niet te ©eniger tijd overheerd
worden en sterven
Laat het woord van Christus: „Ik ben
de opstanding en het Leven", ons troos
teh en bemoedigen
[Want dat Hij ons leven is ja, dat
wtijt óók zeggen, dat het leven onzer zielen
iin Hem veilig en geborgen is.
Dat zegt het vóór alle dingen.
[Want het is in dit geestelijk leven,
dat het leven uit Christus, nu reedis in
ons woont.
„Die in 'Mij gelooft zal niet stervenl
in der eeuwigheid."
Zóó sprak Jezus tot Martha.
En toen vroeg Hij: „Gelooft gij
dat?"
DE NABIJHEID GODS*
Ik meende ook de Godheid woonde verre,
in eenen troon, hoog boven maan en sterren,
en heften menigmaal mijn oog
met diep verzuchten naar omhoog;
Maar toen gij U beliefdet te openbaren,
toen zag ik niets van boven nedervaaren;
Maar in den grond van mijn gemoed
daar werd het liefelijk en zoet.
Daar kwaamt gij uit de diepte uitwaarts
dring éii
en als een bron mijn dorstig hert bespringen,
zoodat ik u, o God, bevond
te zijn den grond van mijnen grond1.
Dies ben ik blij, dat gij, mijn hoog beminden,
rnjj nader zfjt dan al mijn naaste vrinden.
Was nu alle ongelijkheid voort,
en 't lrerte rein gelijk het hoort,
geen hoogte, noch geen diepte zoui ons
scheiden,
ik smolt in God mijn lief; wij wierden beide
een geest, een liemelsoh vlees en bloed,
De wezentheid van Gods gemoed,
dat moet geschien, Och help, getrouwe Heere,
dat wij ons gants in Uwen wille keeren.
JAN LUIJKEN.
„Timotheus" (no. van 11 Juni) bevatte het
volgend artikeltje:
Een bekende physicius en spiritist, Sir Oliver
Lodge, heeft te Londen een lezing gehouden
over het hiernamaals. De spreker verblijdde
zich over de steeds toenemende belangstel
ling der menschen van de natuurwetenschap
voor het probleem van den dood. Lodge beziet,
naar hij zegt, dit vraagstuk met het koele
oog der wetenschap. Hij was langzamerhand
overtuigd geworden van het voortbestaan der
menschelijke ziel. Naar zijn beste wetenschap
pelijke overtuiging is de ziel iets eeuwigs, dat
het lichaam na den dood verlaat. In welke
omstandigheden? Daarop kon Lodge geen ant
woord geven. Dat hangt volgens hemj af van
de wijze, waarop de menschen hier hebben
geleefd. Gelukkig, dat de geloovigen in Chris
tus het antwoord op die vraag wel en zelfs
nauwkeurig weten. Met de apostelen Johannes
en Paulus kunnen zij zeggen: „Wij weten". De
Heere Jezus heeft ons het zoo kostbare zes
tiende hoofdstuk van Lukas geschonken, waar
we in de verzen 1931 het antwoord ont
vangen. Merkwaardig evenwel is, van dezen
beslist ongeloovigen geleerde ,„ongeloovig" ge
nomen in Bijbelschen zin, een getuigenis te
ontvangen, waarin hij ondanks zichzelf Ge
nesis 27 bevestigt.
Een andere spiritist van naam in Amerika,
de bekende Houdini te New-York, is eenigen
tijd geleden overleden. Volgens een bericht
in één der Amerikaansche bladen had Hou
dini met zijn vrouw afgesproken, dat hij
na zijn dood trachten zou, zich kenbaar te
,JMaar in de allereerste plaats naar
IJunnan. „En denk er aan, dat ik hier
regeer."
Zoo trokken ze verder naar IJunnan.
De reis ging langs onbewoonde streken 'en
tusschen hooge rotsen, waar het geklater
der watervallen zich vermengde met de
welluidende klokjes der heidensche tem
pels, welk geluiid over de bergen door
de heldere lucht zich voortplantte.
Eindelijk bereikten ze, teigani zonsonder
gang, het paleis van den gouverneur,.
Een groote menigte varï onderdanige bui',
gers schaarden zich langs den weg. Even
buiten de poort van het paleis stoftdj
als naar gewoonte, eerï rij van misdadi
gers, met de zware houten borden om dep;
hals, die een deel van huni straf vorm
den.
Van zijn draagstoel uit zag Forsyth
hen met medelijden aart. Plotseling even
wel werd hij getroffen door het gezicht
van één der manman, die daar met hef
sc'ha'ridbord om den hals stond.
Zijn gelaat toekende angst en -vrees.
De gestalte keek ook naar hem. Hij kon
nochtans zijn oogen niet gelooven. Zou
hij zich niet hebben vergist, en misleid
zijn door een sprekende gelijkenis?
HOOFDSTUK XXVII.
Vereenigd voor het Leven.
Zoo spoedig mogelijk trachtte Dick For-
maken als „geest" door het meedeelen aan
anderen .van een volzin van tien woorden,
welke echter alleen bekend was bij zijn vrouw.
Als dat gelukken zou, dan ware, zoo meende
Houdini, het bewijs van zijn voortbestaan
proefondervindelijk bewezen.
Het blad deelt nu dienaangaande verder
mede, dat dozijnen mededeelingen door al
lerlei mediums uit verschillende deelen der
Vereenigde Staten werden toegezonden aan
mevrouw Houdini, met de plechtige verzeke
ring, dat ze van haar overleden echtgenoot
afkomstig waren, maar er bleek onder die
dozijnen volzinnen geen enkele overeen
te stemmen met dien eenen van tien woor
den, dien Houdini had achtergelaten. Tot zoo
ver kan, dus de proef als volkomen m i s-
lukt beschouwd worden! Maar verder»:
Een wetenschappelijk blad ontving van een
vrouwelijk medium mededeelingen, die door
haar werden beschouwd als een poging van
Houdini om met de levenden in verbinding
te geraken. Een der berichten van gene zijde
van het graf zou geëindigd zijn met de woor
den: „Ga naar eenigen mijner vrienden en
vertel hun, dat Houdini leeft". De redactie
van het blad belde onverwijld mevrouw Hou
dini op, die ziek was geworden na het over
lijden van haar man. De mededeelingen van
het medium werden in haar geheel aan mevr.
Houdini voorgelezen, maar deze moest ver
klaren, dat de mededeelingen niets bevatten,
wat ook maar in de verste verte geleek op
den sleutelzin der tien woorden, dien zij
met haar man had afgesproken!
„Als mijn man", zoo verklaarde mevr. Hou
dini, „met mij kan spreken, zal hij het zeker
doen, en hij zal dat doen op de wijze, zoo
als door ons is afgesproken. Wij Melden veel
van elkaar en ik hoop van harte, dat ik
iets van hem zal hooren. Maar sedert zijn
dood heb ik van allerlei kanten mededeelin
gen ontvangen, doch niet één bevatte onzen
sleutelzin".
De ééne spiritist, Oliver Lodge, wilde een
wetenschappelijk bewijs leveren, en meent het
gevonden te hebben; de andere, Houdini, wil
de het proefondervindelijk aantoonen, dat met
den dood van den mensoh niet alles uit is.
Maar zij, die het getuigenis Gods, in den
Bijbel gegeven niet verworpen hebben, zij
hebben de grootst mogelijke zekerheid.
Zij weten van Mozes, dat hij met Elia
verscheen op den Berg der verheerlijking met
den Heere Jezus.
Zij weten van den Heere. Jezus Christus,
dat Hij opgestaan is uit de dooden, en aan
zeer velen, en telkens opnieuw, en met vele
gewisse kenteekenen verschenen is.
Zü weten, en dat door een woord van
hun Meester, dat hun God niet is ee\n God
van dooden, maar van levenden, want Hij
noemt Zich den God van Abraham, Jzaük
en Jakob. (Matth. 2231, 32).
Welgelukzalig,- die het Woord van. God': ge
looft, en daaraan genoeg heeft
voor Manufacturen
Dames* en Kïnderconfectf»
Tapijten - Gordijnen
Bedden - Ledikanten en
aanverwante artikelen ie
Minister Donnar en de N-M. BoinW.
Naar aanleiding van hef debat In de
Kamer over de niet goedkeuring vaar de
statuten "van den Nieuw-Malthusiaa'nacbaii
Bond schrijft „De Maasbode"
Minister Donner heeft kloek de taal
van het christelijk beginsel en het christe
lijk geweten gesproken. Onomwonden hreeft
hij' het doel va,n den N.-M. Bond in ze
delijk en rechtelijk opzicht gedisqualifi-
oeerd. Zeer beslist heeft hij als zijn per
soonlijke overtuiging uitgedragen, dat de
bond handelt in strijd met d© goede ze
den en is .een verboden organisatie, 1
[Maar als lid1 van dit kleurlooz© inter
mezzo-kabinet heeft de bewindsman ge
meend, thans niet op deze overtuiging, zijn
bestuurlijke beslissing te moeten base eren
en dan in strijd te komen met het a rrest
syth zekerheid te krijgen. Nauwelijks bood
zich de gelegenheid aan, of hij ging «weier
naar buiten. Nog stonid daar de rijf van'
gevangenen. Ze stonden in allerlei hou
dingen om de martelingen, die zei door
stonden, te verlichten. Zonder aarzeling
liep Forsyth naar den man, dien hij'
had opgemerkt. De man had een van pijn
verwrongen gezicht. Met behulp van een
of andere kleurstof had hij. een Chineie-
schen tint aan zijn gelaat gegeven. Zijn
wenkbrauwen waren wat donkerder ge
kleurd, maar z'n oogen warem blauw en
Forsyth zag, dat ze met bloed beloop en
waren.
Nauwelijks zag de man hem, of hij
riep „Help me en red m© toch, dok .ter
Forsyth, ik smeek het u."
„Is u het werkelijk, mijnheer Rarrifng-
ton?" was het antwoord van -Forsyth.
,Vol verbazing keek hij naar den v? (der
van Kathlyn. 'Met diep medelijden zag;' hij
diens lijden aan.
„Wat 'is er van mij geworden", zui clitte
de eertijds zoo rijke koopman. „AI vijjE da
gen verblijf ik in deze Chinieesche h el en
de schelm, dien ik betaald heb orn mij
eten te brengen, is er vandaag ni et ge-
woest. 'kVoel, dat het niet- lang meier
kan duren voor ik krankzinnig wond door
alles wat ik moet doorstaan."
De toestand, waarin hij zich laevond,
was dan ook verre van benijden swaard
Het houten bord verhinderde ham te gaan
liggen of ergens tegen' aan te "leunen^
van den Hoogen Raad van 24 Februari
1924.
In de gegeven politieke omstandigheden
heeft de Minister gemeend voor zijn de
cisie een zoo breed mogelijken grondslag
te moeten scheppen een grondslag,
die ook waardeering zou kunnen vinden
bij hen, die, zoo niet het neo-malthu-
sianisme als zoodanig, dan toch wel het
optreden van den N.-M. Bond verfoeien
en zijn weigering van de rechtsper
soonlijkheid te moeten motiveeren, niet
met de strijdigheid van het. statutaire doel
van den bond met de goede zeden,
strijdigheid, die overigens voor den be
windsman vaststaat maar met de strij
digheid van zijn practische werkzaamheid
met het algemeen belang.
Met gloed en vuur en zielsinnerl'ijke
overtuigdheid heeft de Minister aange
toond, dat de werkzaamheid van den bond
inderdaad een gevaar beteekent voor de
openbare orde en de goed© zeden, een
gevaar voor het algemeen belang der
volksgemeenschap, door zijn brute aan
tasting van den voedingsbodem van den
Staat, door zijn ondermijning van het
huwelijk en zijn „voorlichting" van on-
gehuwden, en niet het geringst door zijn,
minstens indirecte, bevordering van den
abortus.
Daarom heeft de overheid zich angst
vallig te onthouden van elke positieve be
gunstiging van het verderfelijk streven van
den bond, als zou zijn gelegen in de
verleening van rechtspersoonlijkheid.
Daarom zal de Minister zich verheugen,
als de weigering van rechtspersoonlijk
heid, de werkzaamheid van den bond
gevoelig zal handicappen. Daarom sprak
hij uit, dat wellicht zal moeten worden
overwogen, of in de toekomst verdere
wettelijke maatregelen, op nationalen of
internationalen grondslag, tegen het
wraakroepend kwaad zullen moeten wor
den getoond.
De princiipiieele en ideëele wenschen
van het christelijk ha.rt lieten uiter
aard ruimte voor een directer uitge
sproken .en feller ingrijpende beslissing
tegen den N.-M. Bond, dan Minister Don
ner heeft gegeven. Maar de bewindsman
heeft zich in zijn decisie een gewetensvol
christen, een bekwaam hanteerder van het
staatsrecht en een goed staatsman be
toond.
BRIEF UIT MIDDELBURG.
III.
'Amice,
In een onzer groot© dagbladen las ik
dezer dagen e©n correspondentie uit Zee
land. 't Ging over het vreemdelinjgelnbe<-
zöek. des Donderdags, aan Middelburg.
Beschreven werd hoe dei buitenlanjders
dien dag van elven) tot drieën 'dooi; de
hoofdstad ronddwalen. D© wensch werd
geuit, dat ze aan1 hun bezoek eens ©enige
dagen zouden vastknoopen en zoodoend©
een laagje vet slib op de Middeilhurgsche
landouwen zouden1 achterlaten. Een vro-
me wertsch, dien we gaarne onderschriji-
ven.
De gedachte kwam hij dnïjl opW.a,t helpt
zulk een voordeeltje voor Middelburg's
burgelij, als leden van haar achtbiaJar be
stuur er op uit zijn1 door overbodige uit
gaven de gemeenteischatkist tei ledigen en
de belastingbetalers te noodzaken over
haren ledigen bodem weer eert laagje van
het aardsche slijk neer te vleien? Wat baat
het water 'in het DanaïdeuVat te schep
pen, als het er van onder weer uitloopt?
In een tijd, die lang vervlogen schijlnt,
was het een eerei lid ©ener vroedschap
te zijn. Het gevoel mede de belangen der
burgerij te mogen behartigen werd niet
doorkruist door de zucht om voor dien
arbeid te worden! betaald. AlleugskeUls
werd dit anders. Sinds de mannen van
den klassenstrijd de raiadiszajal bmfhen-
traden, werd óf voor het' ©erst eien rujrn
presentiegeld den leldert toegekend, óf we)
het bestaande verhoogd, zulks onder het
motto dat anders de minderbedeelden) nief.
in staat zouden zijrt de politieke zaak te
kunnen) dienen. In principe was hier niets
tegen, doch men lcwaml tot zo-odanijg©
uitersten, dat bij de laatste raadsverkie
zing kon worden) gesproken van „knaialk-
lustige'" candidaten, d.w.z. Va'ri aspirant-
raadsledeni, wier hart uitgaiat naar hef
ontvangen van „knaken" (rijksdaalders).
ja, maakte het zelfs onmogelijk eeinijg
voedsel naar den mould te brengen.
„Waarmee hebt ge uzelf in zoo'n toei-
stand gebracht?" vroeg Forsyth.
„Ik smokkelde opium. De gouverneur
is vreeselijk streng in1 zijn optreden. Ik
werd betrapt en daar ik Chineesch® klee-
reri droeg en' mijn gezicht geverfd had,
houdt hij mij zek'er voor een halven
Chinees. Hoe het ook zij, reeds vijf dagen
ben ik hier en binnen enkel© dagen
„Wat is er intusschen met uw dochter
gebeurd?"
Een listige trek kwam in de met bloeid
beloopen oogen.
„O, dies heeft het goed. Ze is wel be
zorgd in IJong Foo, zooals u misschien)
wel weet.'"'
„Weet u dat zeker?"
„Heel zeiker. Ze ging er graag naar
toe. Maar waar zou ze anders kunrten
zijn?"
Forsyth .zei niets meer. Die listige
blik vertelde' hem gerioeig. Bovendien be-
wees de bluffende toon, waarop Barring'
ton zijn vraag stelde, dat deze in weer
wil van den ellendigen toestand, waarin,
hij zich bevond, nog niets veranderd was.
Ook nu toonde hij niet in het mirtst
eenige bezorgdheid voor Kathlyn en voor
het leven, waaraan zijl, naar zijn verkie
zing en met zijn goedvinden, zon zijn
overgegeven, indien Forsyth met Gods
hulp die duivelsche plannen) niet ver
ijdeld had
Eenige maanden geleden vernam _ik, dat
hét plan bestond voor Zeeland een vereeni-
ging op te richten van Antirevolutionaire Sta
ten- en Raadsleden en andere belangstellende
personen, teneinde gezamenlijk de vraagstuk
ken, die telkens de aandacht vragen, bij het
licht van onze beginselen te bezien.
Dit leek mij een uitnemend denkbeeld, niet
het minst voor onze Raadsleden, die vaak
voor moeilijke beslissingen geplaatst worden,
waarbij zoowsi met het beginsel als met
de eischen van de practijk moet gerekend
worden.
Sinds eenigen tijd hoorde ik echter van
deze zaak niets meer.
Hoe ik mijn zoeklicht ook liet werken, ik
kon nergens een spoor van de nieuwe orga
nisatie ontdekken.
De plannen zijn toch niet opgegeven?
Als er onder de lezers iemand is, die hier
omtrent inlichtingen kan verschaffen, dan houd
ik me gaarne aanbevolen.
OPMERKER.
Een bekend rapaljaan) te Rotterdam zeiid©
onlangs hardop in eene raadsvergadering,
ziende, dat een collega dei presentielijst
lijst toekende: „O, ja! dalar zou ik mijn,
twee knaken haast vergeten".
De schadevergoeding, door wethouders
toegekend, ging de hoogte in, schoon de
wethouders zelf daartoe niet medewerk
ten. In dorpsgemeenten was mleinijge Raad
wat schriel. In grootere gemeenten1 roy
aal. Uit het oog werd vaak verloren,
dat „een wethouder nu eenmaal geen
ambtenaar is", dat zijn arbeid als zoo
danig volstrekt niet den geheelen menscb
eischt, dat, zooals mij een geval bekend
is, een wethouder van een) onzer grootste
gemeenten ook nog een meelevend Ka
merlid kan zijn en bovendien nog een
uitgebreide rechtspraktijk kan uitoefenen'.
Toen de schadeloosstellingen voor de
functie van wethouder in vele gemeen
ten behoorlijk op peil waren gehralcihlt,
kwam ook de gedachte aan wethouders-
pensioneering naar boven. Men redeneer
de daarbij aldus: Een wethouder, die
voor zijn ambt bekwaam is en er den
noodigen tijd aan besteedt, vermindert
hierdoor zijn' kans om behoorlijk voor
zijn ouden dag te zorgen. Daarom ging
men er in groote gemeenten toe over
de wethouders te pensionoeren'. Soms wer
den de pensioenen zóó opgedreven, dat
bekwame wethouders, wien de critiek op
hun beleid niet gespaard werd, er met
het oog op het groote bedrag van hun
pensioen te eerder toe overgingen, in ar
ren moede hun amibt neer te leggen, zoo-
dat de gemeente vóór dén tijd van goede
beheerskrachten werd beroofd.
En zoo gebeurde het, amice, dat ook
in onze goede stad in beginsel tot pen-
sioneering werd besloten en <er een Me-
moriepost op do begrooting voor werd
uitgetrokken. Dit gebeurde nfet zonder
strijd. Een sterke minderheid verzette
zich. Nu onlangs bleek zelfs, dat de meer
derheid der commissie van financiën tegen
pensioneering van de wethouders gekant
is. Maar het zijn juist de „democratisch©"'
partijen, die het willen doordrij'vem. Juist,
zij, wier liefde voor de gemeenschap in
eigen oog het grootst is, willen het meest
van de gemeenschap geldelijk profiteeren1.
In dit opzicht zijn zijl zeker niet „conser
vatief", doch willen zij de holastingipenj-
ningeni uitstrooien met kwistige hand. In
het hoofdartikel van' de „Middelburgsche
Courant" van 9 Juni 1.1. vindt men over
deze zaak zeer behartigingswaardigei op
merkingen, waarmede ik me goed kap'
vöreenigen. Wanneer, zegt dit blad, een
jongeman van 36 jaar wethouder wordt
en dit 4 jaar blijft, dan geniet hij verder
zijn leven lang f450 pensioen, misschien:
tot zijn 75ste jaar toe. Blijft hij 12 jaar
wethouder dan g,eni©t hij levertslang
f 1340 per jaar. Voorwaar geen kleinig
heid! Een rente van f30.000. Men komt
zoo tot „verhoudingen, waar d© billijk
heid is zoekgeraakt", zegt de „Middelb.
Crt." De 3 vrijlz.-democraten schijnen dit.
te gevoelen, waar zij bij amendement voor
stellen om eerst na 10 jaar dienfettïjd
te pensionneeren. Ook willen zij het wet
houderspensioen alleen verleenen aan
wethouders, wier inkomen na hun af-
T'reurig te moede keerde Forsyth
zich om.
„Forsythl!" riep Barrington. „Heb toch
medelijden met mij. Ga niet bijl me weg.
Laat me toch niet alleen."
„Neen", antwoordde Forsyth. „Ik zal
probeeren u te helpen."
En terwijl hij den ortgelukkigen man liet
waar hij was, ginlg hij het paleis weer
birtnen, zocht den gouverneur en legde
hem den toestand uit, waarin Leiand Bar
rington zich bevond.
„Wat verlangt ge van mij', waarde
vriend?" vroeg de gouverneur.
„Geeft u Lelanri Barrington) zijn vrij
heid weer", was bet antwoord van For
syth.
Gedurende ©enigei oogenblikken zweeg
de gouverneur. Toen zei hij: „Ik zal aan)
uw verzoek voldoen, maar onder ééne
voorwaarde. Barrington mag zijn) dochter
niet weerzien. Hij heeft irt alles getoond
den vadernaam onwaardig te zijn."
Daar Forsyth begreep, dat zoowel voor
Kathlyn als voor haar vader het weerzien
moeilijk was, kon hij niets anders dan in
de 'gestelde voorwaarde toestemmen.
„Welnu" zei de gouverneur. „Ik zal
hem 't verblijf in China ontzeggen. Hij
is een opiumsmokkel aar en de nieuwe
wetten zijn zeer streng. Hij had den dood
veTdiend."
„Ik dank u", zei Forsyth.
:-v.i
(Wordt vervolgd.)