L tweede blad. het adres a. wilking DE /EEUW irgerwoonhuis, Roode Klaver, foor den Zondag. XATHLYN BARRINGTON. ZoekUchtjes. blok irsen, feuhXeton. .INGEN, Inschrijving Heinkenszand* iwers. Te Huur: ISTBODE. lere Dienstbode, oedo Meisje. Spiritisme. GOES HULST TAS ZATERDAG 18 JUNI 1927, No. 218. rgebak, vormen, d, besuikerd en uld, een heerlijk el. burg - Tel» 530 itant boomgaard te ;en te bekomen leveren vóór of mi tot 7 uur (N.T.) JSSEN. rij ving a contant: RSEN, boomgaard van VM LEPOETER te bekomen en brief- voor ieder afzon.* jp 22 Juni, bij A. jliezelinge. firgving, a contant, BURGER izn te te Bessen, l.m. 1550 struiken vrd te Driewegen, n te leveren vóór of tot 1 uur n.m. N.T,, In Notaris VAN es, die evenals de inlichtingen ver- Huis met Tuintje, uitzicht, dr. kelder, ngen inger., sp. te g, Korendijk F 75. rwoonhuis Noordweg, roeden Tuin. 1400 vrij op naam. 1EPIER, Koepoort* [irg* 100P: el Woonhuis, «nd dorp op Zuid- geschikt voorkleer- bier. Te bevragen eau dezer Courant _IOOP: ;or als nieuw, 2 nieuwe nieuwe en I gebruikte jiheffers, I Stoomkoker !|er LOUIS NAGEL Ce „ïaaimachineo en ischudder, bij SR, Landbouwwerk- uiden. KOOP: (zeer geschikt voor aten Tuin, 17.70 Are. kuik. Te bevragen LLLEGANGE, Wolphaartsdijk. KOOP: CORSTANJ1, Oude een klein christelijk terdam een G., goed kunnende Erken. Adres: Mevr. )N, Frederiksplein 8», ILTON VAN REEDE, igt wegens familie* ien der tegenwoor- NIET STERVEN IN DER EEUWIGHEID. En een iegelijk die leeft, en in mij gelooft, zal met sterven in der eeuwigheid. Joh. 11:26. Niet stervenNooit stervenIn der eeuwigheid niet sterven Welk een vooruitzicht opent Jezus in deze woorden voor een iegelijk die in Hem gelooft. Want neen, hier is niet maar een be lofte voor de verre toekomst: de belofte eener heerlijke en zalige vérrijzenis in den dag van Christus. Zelfs niet enkel een belofte voor het einde van ons aardsche leven in de ure van ons verscheiden. De belofte geldt ook voor dit leven zelf; voor overmorgen, voor morgen, voor heden voor ieder volgend oogenblik. Het was Martha's fou,t dat ze de hope, dat ze de zekerheid des levens enkel op verren afstand zag. Op Jezus' verzekering„uw broeder zal weder opstaan", had ze geantwoord: „Ik weet, dat hij zal opstaan in de op standing ten laatsten dage." Dan, niet eerder, meende ze, kon La zarus ontrukt worden aan de macht des doods, waarvoor hij' bezweek. Doch Jezus heeft haar te verstaan gegeven, dat die macht des doods voor Lazarus niet eerst in de verre toekomst hoeft verbroken te wórden, maar reeds op dat oogenblik verbroken is. De dood heerscht over Lazarus niet al ligt hij in zijn graf. Daar is een Ander, die over hem te zeggen heeft. Dat is Hij, in Wien Lazarus geloofde. Dat is Christus Zelf, Die naast Martha aan zijn groeve staat. „Ik ben de Opstanding en het Leven, die in Mij gelooft, zal leven, al ware hij ook gestorven." Niet slechts de opstanding is in Jezus voor de Zijnen, maar ook het leven, d.w.z. dat ze, door de kracht hunner gemeen schap met Hem, niet maar eenmaal naar 't lichaam weer zullen opstaan, maar óók, eer het tot die opstanding komt, het le ven hebben in Hem. Dat ze het hebben, en dat ze 't behou den, ook al zijn ze, als Lazarus, gestorven. Martha, zie daarom Lazarus opstan ding en leven niet enkel in verre toe komst. Ze zijn tegenwoordig. Ze zijn tegenwoordig, op ditzelfde oogenblik, in Hem, Die niet alleen de opstanding is voor de zijnen, maar óók hun leven. Hun leven, en daarom hun opstan ding. Want opwekken kan Hij hen alleen hier om, omdat Hij hun leven is. En .omdat Hij nu reeds en aldoor hun leven is, kan Hij hen opwekken wanneer Hij wil, in den dag zijner toe komst, maar ook reeds nu. Ja, daarom kunnen ze eigenlijk nooit meer sterven: „Een iegelijk, die in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwig- heid." Er kan bij hen gebeuren, wat de men- schen „sterven" noemen. Ziel en lichaam kunnen ook bij hen ontbonden worden, gelijk ze ontbonden werden bij Lazarus; ze kunnen als lijk worden neergelegd in een graf. Maar sterven in den eigenlijken en vol len zin des woords is dat niet.1 Geen bezoldiging der zonde. Geen voltrekking van den vloek Gods. Geen toevallen aan de heerschappij des doods. Want Christus, Die hun gerechtigheid is, i s ook hun leven. En den band aan Christus kan opk de dood niet breken. Zoo als ze leefden in Hem, zoo ont slapen ze in Hem. 63.) -o- lilll li-lsl rl 111:' r MUI Evenals Li-Weng-Ho had ook de gou verneur het in deze „kunst" eigen aan hun ras, ver gebracht. Tenslotte vroeg hij in eens: „En wat is het meisje voor u, mijn walarde vriend?" ,,'Allas." „Dat vermoedde ik," antwoordde de gouverneur. Na een kort stilzwijgen ver volgde hij: „Heit is voor u en het meisje niet raadzaam, zoolang Li-Weng-Ho re geert, in IJong Foo te komen; maar waar om zou u nfet met Dr Burritt ii> IJunnan komen? Daar voer ik, uw vriend, de teugels van. het bewind en u zult welkom zijn, u en Kathlyn. De gou verneur glimlachte, toen hij dien naam noemde. „Die vertrouwelijkheid is aan een vriend zeker wei toegestaan. De lie ve Nang Kung en ik spreken nooit anders over die lieve dame, die haar angst en vrees verdreef. U komt in IJunnan For. syth? Ik zou het gaarne willen." De vertrouwelijke omgang van den) gou verneur trof hem diep. „Als ik mag ja" zei hij. „Maar ik moet eerst naar da hoofdstad Canton toe, om verslag uit te brengen." En zooals zè in Hem ontslapen, zoo blijven ze in Hem leven. En omdat ze in Hem leven, ook al zijn ze gestorven, daarom zullen ze ook in Hem opstaan. Niet sterven.Nooit sterven.In der eeuwigheid niet sterven. 0, laat ons, zoo we in Christus ge- looven mogen, in het licht van dit woord ons sterven zien. En niet alleen ons sterven maar ook ons leven. Het leven onzer ziel. Hoe rusteloos en van allen "kant wordt het bedreigd door den dood. Door den dood, zooals hij opwerkt uit den dorren en onwilligen bodem, waarin het leven bij ons geplant werd zooals hiji het van buiten met dui zend wapenen bestormt en met duizend voeten poogt plat te treden. Zal het niet te ©eniger tijd overheerd worden en sterven Laat het woord van Christus: „Ik ben de opstanding en het Leven", ons troos teh en bemoedigen [Want dat Hij ons leven is ja, dat wtijt óók zeggen, dat het leven onzer zielen iin Hem veilig en geborgen is. Dat zegt het vóór alle dingen. [Want het is in dit geestelijk leven, dat het leven uit Christus, nu reedis in ons woont. „Die in 'Mij gelooft zal niet stervenl in der eeuwigheid." Zóó sprak Jezus tot Martha. En toen vroeg Hij: „Gelooft gij dat?" DE NABIJHEID GODS* Ik meende ook de Godheid woonde verre, in eenen troon, hoog boven maan en sterren, en heften menigmaal mijn oog met diep verzuchten naar omhoog; Maar toen gij U beliefdet te openbaren, toen zag ik niets van boven nedervaaren; Maar in den grond van mijn gemoed daar werd het liefelijk en zoet. Daar kwaamt gij uit de diepte uitwaarts dring éii en als een bron mijn dorstig hert bespringen, zoodat ik u, o God, bevond te zijn den grond van mijnen grond1. Dies ben ik blij, dat gij, mijn hoog beminden, rnjj nader zfjt dan al mijn naaste vrinden. Was nu alle ongelijkheid voort, en 't lrerte rein gelijk het hoort, geen hoogte, noch geen diepte zoui ons scheiden, ik smolt in God mijn lief; wij wierden beide een geest, een liemelsoh vlees en bloed, De wezentheid van Gods gemoed, dat moet geschien, Och help, getrouwe Heere, dat wij ons gants in Uwen wille keeren. JAN LUIJKEN. „Timotheus" (no. van 11 Juni) bevatte het volgend artikeltje: Een bekende physicius en spiritist, Sir Oliver Lodge, heeft te Londen een lezing gehouden over het hiernamaals. De spreker verblijdde zich over de steeds toenemende belangstel ling der menschen van de natuurwetenschap voor het probleem van den dood. Lodge beziet, naar hij zegt, dit vraagstuk met het koele oog der wetenschap. Hij was langzamerhand overtuigd geworden van het voortbestaan der menschelijke ziel. Naar zijn beste wetenschap pelijke overtuiging is de ziel iets eeuwigs, dat het lichaam na den dood verlaat. In welke omstandigheden? Daarop kon Lodge geen ant woord geven. Dat hangt volgens hemj af van de wijze, waarop de menschen hier hebben geleefd. Gelukkig, dat de geloovigen in Chris tus het antwoord op die vraag wel en zelfs nauwkeurig weten. Met de apostelen Johannes en Paulus kunnen zij zeggen: „Wij weten". De Heere Jezus heeft ons het zoo kostbare zes tiende hoofdstuk van Lukas geschonken, waar we in de verzen 1931 het antwoord ont vangen. Merkwaardig evenwel is, van dezen beslist ongeloovigen geleerde ,„ongeloovig" ge nomen in Bijbelschen zin, een getuigenis te ontvangen, waarin hij ondanks zichzelf Ge nesis 27 bevestigt. Een andere spiritist van naam in Amerika, de bekende Houdini te New-York, is eenigen tijd geleden overleden. Volgens een bericht in één der Amerikaansche bladen had Hou dini met zijn vrouw afgesproken, dat hij na zijn dood trachten zou, zich kenbaar te ,JMaar in de allereerste plaats naar IJunnan. „En denk er aan, dat ik hier regeer." Zoo trokken ze verder naar IJunnan. De reis ging langs onbewoonde streken 'en tusschen hooge rotsen, waar het geklater der watervallen zich vermengde met de welluidende klokjes der heidensche tem pels, welk geluiid over de bergen door de heldere lucht zich voortplantte. Eindelijk bereikten ze, teigani zonsonder gang, het paleis van den gouverneur,. Een groote menigte varï onderdanige bui', gers schaarden zich langs den weg. Even buiten de poort van het paleis stoftdj als naar gewoonte, eerï rij van misdadi gers, met de zware houten borden om dep; hals, die een deel van huni straf vorm den. Van zijn draagstoel uit zag Forsyth hen met medelijden aart. Plotseling even wel werd hij getroffen door het gezicht van één der manman, die daar met hef sc'ha'ridbord om den hals stond. Zijn gelaat toekende angst en -vrees. De gestalte keek ook naar hem. Hij kon nochtans zijn oogen niet gelooven. Zou hij zich niet hebben vergist, en misleid zijn door een sprekende gelijkenis? HOOFDSTUK XXVII. Vereenigd voor het Leven. Zoo spoedig mogelijk trachtte Dick For- maken als „geest" door het meedeelen aan anderen .van een volzin van tien woorden, welke echter alleen bekend was bij zijn vrouw. Als dat gelukken zou, dan ware, zoo meende Houdini, het bewijs van zijn voortbestaan proefondervindelijk bewezen. Het blad deelt nu dienaangaande verder mede, dat dozijnen mededeelingen door al lerlei mediums uit verschillende deelen der Vereenigde Staten werden toegezonden aan mevrouw Houdini, met de plechtige verzeke ring, dat ze van haar overleden echtgenoot afkomstig waren, maar er bleek onder die dozijnen volzinnen geen enkele overeen te stemmen met dien eenen van tien woor den, dien Houdini had achtergelaten. Tot zoo ver kan, dus de proef als volkomen m i s- lukt beschouwd worden! Maar verder»: Een wetenschappelijk blad ontving van een vrouwelijk medium mededeelingen, die door haar werden beschouwd als een poging van Houdini om met de levenden in verbinding te geraken. Een der berichten van gene zijde van het graf zou geëindigd zijn met de woor den: „Ga naar eenigen mijner vrienden en vertel hun, dat Houdini leeft". De redactie van het blad belde onverwijld mevrouw Hou dini op, die ziek was geworden na het over lijden van haar man. De mededeelingen van het medium werden in haar geheel aan mevr. Houdini voorgelezen, maar deze moest ver klaren, dat de mededeelingen niets bevatten, wat ook maar in de verste verte geleek op den sleutelzin der tien woorden, dien zij met haar man had afgesproken! „Als mijn man", zoo verklaarde mevr. Hou dini, „met mij kan spreken, zal hij het zeker doen, en hij zal dat doen op de wijze, zoo als door ons is afgesproken. Wij Melden veel van elkaar en ik hoop van harte, dat ik iets van hem zal hooren. Maar sedert zijn dood heb ik van allerlei kanten mededeelin gen ontvangen, doch niet één bevatte onzen sleutelzin". De ééne spiritist, Oliver Lodge, wilde een wetenschappelijk bewijs leveren, en meent het gevonden te hebben; de andere, Houdini, wil de het proefondervindelijk aantoonen, dat met den dood van den mensoh niet alles uit is. Maar zij, die het getuigenis Gods, in den Bijbel gegeven niet verworpen hebben, zij hebben de grootst mogelijke zekerheid. Zij weten van Mozes, dat hij met Elia verscheen op den Berg der verheerlijking met den Heere Jezus. Zij weten van den Heere. Jezus Christus, dat Hij opgestaan is uit de dooden, en aan zeer velen, en telkens opnieuw, en met vele gewisse kenteekenen verschenen is. Zü weten, en dat door een woord van hun Meester, dat hun God niet is ee\n God van dooden, maar van levenden, want Hij noemt Zich den God van Abraham, Jzaük en Jakob. (Matth. 2231, 32). Welgelukzalig,- die het Woord van. God': ge looft, en daaraan genoeg heeft voor Manufacturen Dames* en Kïnderconfectf» Tapijten - Gordijnen Bedden - Ledikanten en aanverwante artikelen ie Minister Donnar en de N-M. BoinW. Naar aanleiding van hef debat In de Kamer over de niet goedkeuring vaar de statuten "van den Nieuw-Malthusiaa'nacbaii Bond schrijft „De Maasbode" Minister Donner heeft kloek de taal van het christelijk beginsel en het christe lijk geweten gesproken. Onomwonden hreeft hij' het doel va,n den N.-M. Bond in ze delijk en rechtelijk opzicht gedisqualifi- oeerd. Zeer beslist heeft hij als zijn per soonlijke overtuiging uitgedragen, dat de bond handelt in strijd met d© goede ze den en is .een verboden organisatie, 1 [Maar als lid1 van dit kleurlooz© inter mezzo-kabinet heeft de bewindsman ge meend, thans niet op deze overtuiging, zijn bestuurlijke beslissing te moeten base eren en dan in strijd te komen met het a rrest syth zekerheid te krijgen. Nauwelijks bood zich de gelegenheid aan, of hij ging «weier naar buiten. Nog stonid daar de rijf van' gevangenen. Ze stonden in allerlei hou dingen om de martelingen, die zei door stonden, te verlichten. Zonder aarzeling liep Forsyth naar den man, dien hij' had opgemerkt. De man had een van pijn verwrongen gezicht. Met behulp van een of andere kleurstof had hij. een Chineie- schen tint aan zijn gelaat gegeven. Zijn wenkbrauwen waren wat donkerder ge kleurd, maar z'n oogen warem blauw en Forsyth zag, dat ze met bloed beloop en waren. Nauwelijks zag de man hem, of hij riep „Help me en red m© toch, dok .ter Forsyth, ik smeek het u." „Is u het werkelijk, mijnheer Rarrifng- ton?" was het antwoord van -Forsyth. ,Vol verbazing keek hij naar den v? (der van Kathlyn. 'Met diep medelijden zag;' hij diens lijden aan. „Wat 'is er van mij geworden", zui clitte de eertijds zoo rijke koopman. „AI vijjE da gen verblijf ik in deze Chinieesche h el en de schelm, dien ik betaald heb orn mij eten te brengen, is er vandaag ni et ge- woest. 'kVoel, dat het niet- lang meier kan duren voor ik krankzinnig wond door alles wat ik moet doorstaan." De toestand, waarin hij zich laevond, was dan ook verre van benijden swaard Het houten bord verhinderde ham te gaan liggen of ergens tegen' aan te "leunen^ van den Hoogen Raad van 24 Februari 1924. In de gegeven politieke omstandigheden heeft de Minister gemeend voor zijn de cisie een zoo breed mogelijken grondslag te moeten scheppen een grondslag, die ook waardeering zou kunnen vinden bij hen, die, zoo niet het neo-malthu- sianisme als zoodanig, dan toch wel het optreden van den N.-M. Bond verfoeien en zijn weigering van de rechtsper soonlijkheid te moeten motiveeren, niet met de strijdigheid van het. statutaire doel van den bond met de goede zeden, strijdigheid, die overigens voor den be windsman vaststaat maar met de strij digheid van zijn practische werkzaamheid met het algemeen belang. Met gloed en vuur en zielsinnerl'ijke overtuigdheid heeft de Minister aange toond, dat de werkzaamheid van den bond inderdaad een gevaar beteekent voor de openbare orde en de goed© zeden, een gevaar voor het algemeen belang der volksgemeenschap, door zijn brute aan tasting van den voedingsbodem van den Staat, door zijn ondermijning van het huwelijk en zijn „voorlichting" van on- gehuwden, en niet het geringst door zijn, minstens indirecte, bevordering van den abortus. Daarom heeft de overheid zich angst vallig te onthouden van elke positieve be gunstiging van het verderfelijk streven van den bond, als zou zijn gelegen in de verleening van rechtspersoonlijkheid. Daarom zal de Minister zich verheugen, als de weigering van rechtspersoonlijk heid, de werkzaamheid van den bond gevoelig zal handicappen. Daarom sprak hij uit, dat wellicht zal moeten worden overwogen, of in de toekomst verdere wettelijke maatregelen, op nationalen of internationalen grondslag, tegen het wraakroepend kwaad zullen moeten wor den getoond. De princiipiieele en ideëele wenschen van het christelijk ha.rt lieten uiter aard ruimte voor een directer uitge sproken .en feller ingrijpende beslissing tegen den N.-M. Bond, dan Minister Don ner heeft gegeven. Maar de bewindsman heeft zich in zijn decisie een gewetensvol christen, een bekwaam hanteerder van het staatsrecht en een goed staatsman be toond. BRIEF UIT MIDDELBURG. III. 'Amice, In een onzer groot© dagbladen las ik dezer dagen e©n correspondentie uit Zee land. 't Ging over het vreemdelinjgelnbe<- zöek. des Donderdags, aan Middelburg. Beschreven werd hoe dei buitenlanjders dien dag van elven) tot drieën 'dooi; de hoofdstad ronddwalen. D© wensch werd geuit, dat ze aan1 hun bezoek eens ©enige dagen zouden vastknoopen en zoodoend© een laagje vet slib op de Middeilhurgsche landouwen zouden1 achterlaten. Een vro- me wertsch, dien we gaarne onderschriji- ven. De gedachte kwam hij dnïjl opW.a,t helpt zulk een voordeeltje voor Middelburg's burgelij, als leden van haar achtbiaJar be stuur er op uit zijn1 door overbodige uit gaven de gemeenteischatkist tei ledigen en de belastingbetalers te noodzaken over haren ledigen bodem weer eert laagje van het aardsche slijk neer te vleien? Wat baat het water 'in het DanaïdeuVat te schep pen, als het er van onder weer uitloopt? In een tijd, die lang vervlogen schijlnt, was het een eerei lid ©ener vroedschap te zijn. Het gevoel mede de belangen der burgerij te mogen behartigen werd niet doorkruist door de zucht om voor dien arbeid te worden! betaald. AlleugskeUls werd dit anders. Sinds de mannen van den klassenstrijd de raiadiszajal bmfhen- traden, werd óf voor het' ©erst eien rujrn presentiegeld den leldert toegekend, óf we) het bestaande verhoogd, zulks onder het motto dat anders de minderbedeelden) nief. in staat zouden zijrt de politieke zaak te kunnen) dienen. In principe was hier niets tegen, doch men lcwaml tot zo-odanijg© uitersten, dat bij de laatste raadsverkie zing kon worden) gesproken van „knaialk- lustige'" candidaten, d.w.z. Va'ri aspirant- raadsledeni, wier hart uitgaiat naar hef ontvangen van „knaken" (rijksdaalders). ja, maakte het zelfs onmogelijk eeinijg voedsel naar den mould te brengen. „Waarmee hebt ge uzelf in zoo'n toei- stand gebracht?" vroeg Forsyth. „Ik smokkelde opium. De gouverneur is vreeselijk streng in1 zijn optreden. Ik werd betrapt en daar ik Chineesch® klee- reri droeg en' mijn gezicht geverfd had, houdt hij mij zek'er voor een halven Chinees. Hoe het ook zij, reeds vijf dagen ben ik hier en binnen enkel© dagen „Wat is er intusschen met uw dochter gebeurd?" Een listige trek kwam in de met bloeid beloopen oogen. „O, dies heeft het goed. Ze is wel be zorgd in IJong Foo, zooals u misschien) wel weet.'"' „Weet u dat zeker?" „Heel zeiker. Ze ging er graag naar toe. Maar waar zou ze anders kunrten zijn?" Forsyth .zei niets meer. Die listige blik vertelde' hem gerioeig. Bovendien be- wees de bluffende toon, waarop Barring' ton zijn vraag stelde, dat deze in weer wil van den ellendigen toestand, waarin, hij zich bevond, nog niets veranderd was. Ook nu toonde hij niet in het mirtst eenige bezorgdheid voor Kathlyn en voor het leven, waaraan zijl, naar zijn verkie zing en met zijn goedvinden, zon zijn overgegeven, indien Forsyth met Gods hulp die duivelsche plannen) niet ver ijdeld had Eenige maanden geleden vernam _ik, dat hét plan bestond voor Zeeland een vereeni- ging op te richten van Antirevolutionaire Sta ten- en Raadsleden en andere belangstellende personen, teneinde gezamenlijk de vraagstuk ken, die telkens de aandacht vragen, bij het licht van onze beginselen te bezien. Dit leek mij een uitnemend denkbeeld, niet het minst voor onze Raadsleden, die vaak voor moeilijke beslissingen geplaatst worden, waarbij zoowsi met het beginsel als met de eischen van de practijk moet gerekend worden. Sinds eenigen tijd hoorde ik echter van deze zaak niets meer. Hoe ik mijn zoeklicht ook liet werken, ik kon nergens een spoor van de nieuwe orga nisatie ontdekken. De plannen zijn toch niet opgegeven? Als er onder de lezers iemand is, die hier omtrent inlichtingen kan verschaffen, dan houd ik me gaarne aanbevolen. OPMERKER. Een bekend rapaljaan) te Rotterdam zeiid© onlangs hardop in eene raadsvergadering, ziende, dat een collega dei presentielijst lijst toekende: „O, ja! dalar zou ik mijn, twee knaken haast vergeten". De schadevergoeding, door wethouders toegekend, ging de hoogte in, schoon de wethouders zelf daartoe niet medewerk ten. In dorpsgemeenten was mleinijge Raad wat schriel. In grootere gemeenten1 roy aal. Uit het oog werd vaak verloren, dat „een wethouder nu eenmaal geen ambtenaar is", dat zijn arbeid als zoo danig volstrekt niet den geheelen menscb eischt, dat, zooals mij een geval bekend is, een wethouder van een) onzer grootste gemeenten ook nog een meelevend Ka merlid kan zijn en bovendien nog een uitgebreide rechtspraktijk kan uitoefenen'. Toen de schadeloosstellingen voor de functie van wethouder in vele gemeen ten behoorlijk op peil waren gehralcihlt, kwam ook de gedachte aan wethouders- pensioneering naar boven. Men redeneer de daarbij aldus: Een wethouder, die voor zijn ambt bekwaam is en er den noodigen tijd aan besteedt, vermindert hierdoor zijn' kans om behoorlijk voor zijn ouden dag te zorgen. Daarom ging men er in groote gemeenten toe over de wethouders te pensionoeren'. Soms wer den de pensioenen zóó opgedreven, dat bekwame wethouders, wien de critiek op hun beleid niet gespaard werd, er met het oog op het groote bedrag van hun pensioen te eerder toe overgingen, in ar ren moede hun amibt neer te leggen, zoo- dat de gemeente vóór dén tijd van goede beheerskrachten werd beroofd. En zoo gebeurde het, amice, dat ook in onze goede stad in beginsel tot pen- sioneering werd besloten en <er een Me- moriepost op do begrooting voor werd uitgetrokken. Dit gebeurde nfet zonder strijd. Een sterke minderheid verzette zich. Nu onlangs bleek zelfs, dat de meer derheid der commissie van financiën tegen pensioneering van de wethouders gekant is. Maar het zijn juist de „democratisch©"' partijen, die het willen doordrij'vem. Juist, zij, wier liefde voor de gemeenschap in eigen oog het grootst is, willen het meest van de gemeenschap geldelijk profiteeren1. In dit opzicht zijn zijl zeker niet „conser vatief", doch willen zij de holastingipenj- ningeni uitstrooien met kwistige hand. In het hoofdartikel van' de „Middelburgsche Courant" van 9 Juni 1.1. vindt men over deze zaak zeer behartigingswaardigei op merkingen, waarmede ik me goed kap' vöreenigen. Wanneer, zegt dit blad, een jongeman van 36 jaar wethouder wordt en dit 4 jaar blijft, dan geniet hij verder zijn leven lang f450 pensioen, misschien: tot zijn 75ste jaar toe. Blijft hij 12 jaar wethouder dan g,eni©t hij levertslang f 1340 per jaar. Voorwaar geen kleinig heid! Een rente van f30.000. Men komt zoo tot „verhoudingen, waar d© billijk heid is zoekgeraakt", zegt de „Middelb. Crt." De 3 vrijlz.-democraten schijnen dit. te gevoelen, waar zij bij amendement voor stellen om eerst na 10 jaar dienfettïjd te pensionneeren. Ook willen zij het wet houderspensioen alleen verleenen aan wethouders, wier inkomen na hun af- T'reurig te moede keerde Forsyth zich om. „Forsythl!" riep Barrington. „Heb toch medelijden met mij. Ga niet bijl me weg. Laat me toch niet alleen." „Neen", antwoordde Forsyth. „Ik zal probeeren u te helpen." En terwijl hij den ortgelukkigen man liet waar hij was, ginlg hij het paleis weer birtnen, zocht den gouverneur en legde hem den toestand uit, waarin Leiand Bar rington zich bevond. „Wat verlangt ge van mij', waarde vriend?" vroeg de gouverneur. „Geeft u Lelanri Barrington) zijn vrij heid weer", was bet antwoord van For syth. Gedurende ©enigei oogenblikken zweeg de gouverneur. Toen zei hij: „Ik zal aan) uw verzoek voldoen, maar onder ééne voorwaarde. Barrington mag zijn) dochter niet weerzien. Hij heeft irt alles getoond den vadernaam onwaardig te zijn." Daar Forsyth begreep, dat zoowel voor Kathlyn als voor haar vader het weerzien moeilijk was, kon hij niets anders dan in de 'gestelde voorwaarde toestemmen. „Welnu" zei de gouverneur. „Ik zal hem 't verblijf in China ontzeggen. Hij is een opiumsmokkel aar en de nieuwe wetten zijn zeer streng. Hij had den dood veTdiend." „Ik dank u", zei Forsyth. :-v.i (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1927 | | pagina 5