0E ZEEUW
"TWEEDE 8&.AD.
foor den Zoadag.
KATHLYN BARRINGTON.
Zoeklichtjes.
Dit De Provincie.
feuilleton!
VAN
[ZATERDAG 12 MAART 1927, No. 138.
OM GEKRUISIGD TE WORDEN.
Gij weet dat na twee dagen
het pasclia is, en de Zoon des
menschen zal overgeleverd wor
den, om gekruisigd te worden.
Matth. 26:2.
De „lijdens-weken" zijn weer aan
gebroken. De Kerk van Christus is
gewoon, om gedurende dien tijd zich te
verdiepen, in wat door haar Borg is ge-
■dragen.
En wanneer ons oog den Christus
heeft aanschouwd, clan zijn ook wij be-
geerig, om meer te leeren van den angst
en de smart, die voor hem in het ge
richt Gods waren.
Wij kwamen immers tot de ontdek
king, dat, naarmate we meer zagen van
het vreieselijke in Jezus' lijden, we in
dezelfde mate kwamen te staan voor
't raadselachtige en onbegrijpelijke. Maar
ook, dat hoemeer we gestemd werden
tot verwondering, we ook des te meer
getroost werden door de volkomenheid
van Jezus' werk en de grootheid van
Zijne verdienste.
Wanneer het zoo slaat, dan worden
da „lijdens-weken" voor ons geen da
gen, waarin we een beetje opgelegden
ernst als van uiterlijken rouw vertoo-
nen, maar dan leven we dieper in in
'het genadewerk van den Heiland en
als we dan bedroefd willen zijn, dan
verstaan we, dat met name in de lij
densweken hel. past om te doen naar
het Woord Gods; „Wat klaagt dan 'n.
levendig mensch? Een iegelijk klage van
wege zijn zonde." i
i. tr0or den Heiland mogen we met name
in de lijdensweken niet anders hebben
dan aanbidding, gelijk die is in het hart,
dat Hem leerde kennen in Zijne groot
heid en wonderlijkheid.
Hij vraagt van ons geen beklag. Wiji
kunnen Hem' trouwens niet beklagen, om
dat we Zijne moeite niet doorgronden.
Wij behoeven Hem niet te beklagen
omdat Hij uil: den angst en het gericht
is 'weggenomen.
Toen Jezus dit woord tot Zijne dis
cipelen sprak, was het twee dagen voor
het Pascha, en toen die twee dagen voor-
En waren, was het voor goed Pascha.
Pascha werd het den eersten, keer,
>en Israël het bloed van het lam had
gestreken aan de dorpels.
Toen was er de voorbijgang en de
Engel des doods, die overal in Egypte
de eerstgeborenen sloeg, spaarde de hui
zen, waar hij het bloed vond.
Maar nu spreekt Jezus van het tweede
Pascha: „gij weet., dat na twee dagen
het Pascha is."
De voorbijgang van alle! machten des
verderfs van allen, die deel hebben aan
het bloed, dat gaat vloeien.
i i i
Want geen pascha, tenzij' „de Zoon
des menschen wordt overgeleverd om ge
kruisigd te worden".
Het groote beteekenisvolle isgekruisigd
te worden. Dat is immersvervloekt wor
den met Gods vloek, sterven den eeuwi
gen dood, weggestooten worden uit des
Vaders gemeenschap.
Werd de Zoon des menschen niet tot
dit bittere1 en ontzettende overgeleverd,
dan zou er aan een pascha; een voor
bijgaan, nimmer te denken zijn.
Maar nu Hij overgeleverd i s, en ge
kruisigd w e r d, nu is het er.
Nu is het ook voor ons.
Wanneer wij tenminste onze vloek aan
Hem te dragen geven en van Hem ver
wachten, dat Hij ons met Zijn zegening
vervult.
In de lijdensweken behoeven we onze
kleederen niet te verscheuren in rouw
over onzen Heiland, maar wat verscheurd
moet worden, is ons hart. En daarbij
moet aangegrepen de genade van Hem,
Die eenmaal werd „overgeleverd, om ge
kruisigd te worden".
Tl W-I—IW—B— I ill lil BBMWB—
1) O—
HOOFDSTUK I.
„Het Paleis van de Tienduizend
Genoegens."
Toen Richard Forsyth, in gedachten
verzonken, de nauwe straat overstak, die
schaarsch werd verlicht door lampions,
botste hij plotseling tegen een meisje aan
dat van den anderen kant hard kwam
aanloopen. Oogenblikkelijk bood hij in
vleiend Chineesch zijn verontschuldigingen]
dan, maar hoe verbaasd was hij, het
meisje te hoeren antwoorden in het
Engelsch
,,'tWas miijn schuld, mijnheeT. Ik liep
hard, zonder voor mie uit te zien."
Hij keek haar vol verwondering aan.
Het zachte licht van een der lampioens
viel rechtstreeks op het gelaat daar vóór
kemi: een onschuldig, lief gelaat met
'nooie, groote oogen, geheel verschillend
van de schuinstaande, koude oogen der
Chineesche vrouwen.
„Is u een Engelsche?" vroeg hij ver
wonderd.
Ook in de lijdensweken blijft het pascha,
gelijk dat is aangebroken op den derden
dag, nadat Jezus dit woord sprak.
Om Jezus' wil moeten alle machten
ons voorbijgaan, die onzen ondergang be-
geeren.
Het kruis van Christus staat altijd in
het middelpunt.
Maar vooral moet dat zoo zijn in de
weken, waarin we den Heiland volgen
op Zijn lijdensweg.
Waar het kruis van Christus wordt
weggenomen, daar worden de lijdens
weken zonder doel. Waar de beteeke-
nis van het kruis niet meer wordt
verstaan, daar wordt de lijdensherden
king zoo bitter arm. Daar komt men
hoogstens nog tot de lichte ontroering
van het medelijden met den man van
Smarten, zoodat men het gaat zoeken
in wat vrome vertooning van stem
migheid.
Maar wanneer we de dingen zien,
zooals ze zijn, dan verblijdt onze ziel
zich in de lijdensweken, over het heil,
da.t gewerkt werd.
Immers werden wij, die den vloek ver
dienden, de gezegenden des Vaders toen
Christus werd overgeleverd om gekrui
sigd te worden.
Want we verstaan het: „de straf,
die ons den vrede aanbrengt, was op
Hem, en door Zijne striemen is ons
genezing geworden.
En het is altijd gebleven en zal al
tijd blijven, pascha, voorbijgang.
Wij hebben geen roem, dan den roem
in hét kruis van onzen Ileere Jezus Chris
tus.
REISLIED.
'k Heb lang geleefd en veel gesloofd,
'k Ben oud en grijs en af,
Nu doe ik met een hangend hoofd,
De laatste tree naar 't. graf.
Maar neergebogen zij mijn hoofd,
Mijn hart toch is het niet; C!
Dat zingt nog als in vroeger tijd
Het oude pelgrimslied.
Ik reken op geen enklen dag,
Wat zou ik, oude man?
Ik weet, dat ieder oogenblik,
[Mijn uurtje komen kan.
Maar toch, geen nood! Ik reken vast
Op Gods beloftenis.
Ik weet, dat Hij ook in den dood,
Mijn „Ja en Amen" is.
Mijn oog vervloeit; 'k zie nauwemood
Wat voor de vceten ligt,
En als ik in den Bijbel lees,
Dan schemert mijn gezicht.
Maar 't oog van mijn geloof ziet klaar
Voorbij het verste strand,
Het zaalge paradijs der rust,
Het heerlijk Vaderland.
Geen verre tochten doe ik meer,
Het reizen is gedaan.
En zonder steunsel van mijn staf,
Kan ik volstrekt niet gaan-
Maar toch, gemak'lijk zal ik doen
De laatste reis, die wacht,
'k Word bij mijn afscheid, eer ik 'tweet,
Door Jezus thuis gebracht.
Ds D. MOLENAAR-
BEZWAREN TEGEN HET TOONEEL.
Dr K. Dijk, Geref. predikant te Den
Haag, schrijft in het aldaar verschijnend
„Kerkblad" het volgende:
Het wordt 'hoe langer hoe meer mode,
dat verschillende vereenigingen haar
feestavonden gaan vullen met tooneelstuk-
ken. Schijnbaar is men van oordeel, dat dit
de kostelijkste manier is om een feest
avond tot feestavond te maken, en dat
op deze wijze de kunst onder ons meer be
vorderd zal worden. Ik mag niet nalaten
om ernstig tegen deze „mode" te waar
schuwen. Het is. mijn vaste overtuiging',
dat wij den verkeerden kant opgaan, en
wij om het zacht tet zeggen, gevaar Ioo-
pen de grenzen te overschrijden. Toen voor
drie jaren „Saul en David" werd opge
voerd, was ons volk verontwaardigd, en
om het stuk en om de opvoering zelve,
„Ja" antwoordde zij terstond.
„Maar
Hij voleindigde zijn zin niet, maar'
keek vragend de schaarsch-verlichte straat
af, die in Canton in ©en slechten reuk
stond. Had hij haar ook niet geuit, in
zijn blik lag duidelijk te lezen de vraag,
wat zij daar doen moest, in dit nachtelijk
uur, waarop het geboefte op straat was
te vindon en zelfs een man in voortdurend
gevaar verkeerde.
Blijkbaar had het meisje zijn onuit
gesproken vraag begrepen; want nau
welijks hield Forsyth op, of zij ant
woordde
„Er is niet aan te doen, en ik kan
het u niet verklaren. Neem u me niet
kwalijk, maar ik heb groote haast en
geen tijd om hier te staan praten."
't. Volgend oogenblik ging ze weer ver
der. Toen haar slanke figuur de deur
van een openstaand winkeltje voorbij
gleed, zag hij hoe van den anderen kant
een man opstond en eveneens de licht
straal, die uit de geopende deur op straat
viel, passeerde. 'tWas het figuur van
iemand uit de laagste klasse van het
volk en het was duidelijk, dat hij het
'meisje volgde. Deze laatste was al in
de duisternis verdwenen, en daar hij ge
vaar vermoedde, besloot hij een wakend
oog in 't zeil te houden.
maar zijn wij niet bezig dezelfde wegen te
bewandelen? Het is thans geen tijd voor
zulke vrijheden. De grenzen moeten scherp
getrokken worden. En ons gereformeerd
leven lijdt schade, groote schade, wanneer
tooneel en dans in onze gezinnen in-
heemsch worden. Ik kan het niet anders
zien, dan dat op deze wijze de wereld in de
Kerk binnendringt. Mag ik hier herinne
ren aan een woord van wijlen D r d e
Moor:
„Ik behoor tot die ouderwetsche, weinig
verlichte menschen, die niets moeten heb
ben van het tooneel en een groot gevaar
zien in het propageeren van de gedachte,
dat we ook dit gebied zoogenaamd hebben
te veroveren voor het Christendom. Ik
denk, dat het precies andersom zal gaan
en het tooneel heel wat Christenen groote
schade zal doen en juist hen veroveren zal
voor de wereld, als God het niet verhoedt".
En Dr de Moor was toch op het terrein
van de kunst geen vreemde.
Waarlijk, ik zeg deze dingen niet om te
vitten.
Maar de ervaringen, die wij in ons pas
toraal werk opdoen, dringen ons onze ver
eenigingen toe te roepen van al deze wegen
terug te keeren. En onze ouders hebben
mee te werken. Ik hen het zoo van harte
eens met wat Mevrouw H a v e 1 a a r-V a n
B e e c k Galcoen schreef in hel extra
nummer van „Opgang", dat handelde over
onze verhouding tot het tooneel: „dat
het tooneel te mijden een offer is, dat de
geloovige te brengen heeft.En dat niet
aarzelend, niet zuchtend, maar, omdat, als
de vrede, die alle verstand te boven gaat,
als dat boven alles heerlijke, die gemeen
schap met onzen Zaligmaker, in onze har
ten gekomen is, wij aan al dat andere geen
behoefte meer .hebben. Onze visie op deze
dingen is zoo. anders géworden.
En nu zal men mij wel tegenspreken,
men zou mij willen toevoegen: „wien
maakt gij uzelven?" Maar God weet, dat ik
mij niet heter acht, dan diegenen, die mee-
nen, dat die wereldsehe dingen ons leven
kunnen en mogen verrijken, maar toch
roep ik het hun toe: gij verliest tenslotte
meer dan gij wuft. Gij loopt gevaar, omdat
de wereld u tot de haren gaat rekenen, gij
wordt door hen, bij wie gij thuis hoort,
verkeerd beoordeeld, gij brengt anderen,
die naar u zien, op wegen van verleiding,
en ik kan het niet anders zien uw
zieleleven moet er Onder lijden. Want im
mers, wanneer Hij, naar Wiens naam gil
genoemd zijt, iets voor u is,'dan moet Hij
ook alles voor u zijn, en dan 'hebt ge
geen tijd voor andere, geen tijd, om met
den duimstok na te meten, hoeveel er van
hetgeen de wereld aan schoons biedt kan
blijven staan, en hoeveel gij er af moet
knippen, eer het voor u pasklaar is te ma
ken.
En waar niemand onzer zichzelven leeft,
en niemand zichzelven sterft, daar blijft
ten slotte nog deze vraag: waardoor en
door wien wordt in de sombere tijden, die
wij beleven, de Kerk des Heeren gebouwd,
door 'hen, die zoo ver mogelijk met de we
reld medegaan, of door lien, die de lijnen
strak trekken, desnoods 'ten koste van
eenige, wellicht zware offers?"
UIT DE RADEN VAN ARBEID.
Een dankbare. Voor een paar maan
den kwam een vrouw van bijna 65 jaar
bij den Raad van Arbeid om eens te in-
formeeren naar de verzekering van haar
64-jarigen man, die naar zij vreesde, mis
schien wel te weinig zegels kon hebben
voor z'n ouderdomspensioen. Het naar
aanleiding van deze informatie gevoerde
gesprek bracht aan het licht, dat bedoelde
echtgenoot nog al sukkelde met zijn ge
zondheid en. ook op dat moment ziek
was. Reden voor den ambtenaar om een
onderzoek naar 's mans kansen op in-
validiteitsrente te bevorderen.
„Maar hoe staat 'tnu met uw eigen
ouderdomspensioen, vrouwtje", was de
inleiding van het tweede gedeelte van het
gesprek.
En toen kwam een droevig verhaal van
het staken der 39 cents verzekering we
gens armoede en ziekte. Heel droevig
maar heel duidelijk voor den ambtenaar,
dat hij hier met een geroyeerde „artikel
24 verzekering" te doen,had, vatbaar voor
herstel.
Het vrouwtje af.
De Raad van Arbeid aan 't cijferen.
Voor bijna f 120 was de verzekering te
„Wat ter wereld kan een Engelsch
meisje hier alleen te doan hebben?"
Hij stelde zichzelf deze vraag, maar
vond. er geien antwoord op. Daar zag
hij haar weeT in het licht van een lan
taarn, die boven den ingang van een
groot theehuis ging. Zij draaide links af.
Vijf seconden later, minder dan 10 meter
'achter haar, zag hij Kaar vervolger, die
ook linksaf sloeg.
„Naar de Bloemgracht" mompelde hij
bij zichzelf.
„Zeker is het meisje.
Hij haastte zich nog meer. Het licht
van de lantaarn, dat nu op zijn gezicht
viel, gaf duidelijk de bezorgdheid weer
die er op zijn jong, streng gezicht te
lezen was. Als zendeling-arts kende hij
dit gedeelte van Canton beter dan de
meeste Europeanen; want voordat hij
op zijn tegenwoordige standplaats werk
zaam was, had hij een half jaar gewerkt
in deze omgeving met haar nauwe, smalle
straatjes. Hij wist, dat de slechte naam
van de Bloemgracht volkomen verdiend
was; en was hij al verbaasd een meisje
van zijneigen volk in deze omgeving
aan te trefffen, nog meer verbaasde hij
zich er over, dat ze geheel alleen was
en dat op dit uur. Haastig vervolgde
hij zijn weg, stak een wrak bruggetje
over om in de hoofdstraat te komen.
herstellen. Ex zijn gelukkig nog instel
lingen tot voorkoming van armoede.
Twee maanden later. De man heeft zijn
invaliditeitsrente van f 3.60. De inkoopsom
tot herstel van de verzekering van de
vrouw is betaald en ook zij kreeg haar f 3.
Onverkort. Samen f 6.60.
't Vrouwtje kwajn met tranen in de
oogen bedanken.
'tWas een rijkdom!
„Ja, die Raad van .Arbeid, 'kheb er
ook op gescholden meheer, maar nou
heb ik ondervonden: ze helpen je."
i
Een wanhopige. Handenwringend
stond ze voor het loket. In angstige span
ning afwachtend het resultaat van een
onderzoek, of haar man nu werkelijk al
of niet een rentekaaxt gehad had. Ver
leden week was hij vrij onverwacht over
leden en met haar 9 kinderen had ze
niets, letterlijk niets om van te leven.
Lang duurde het zoeken niet.-,,Uw man
heeft een rentekaart gehad, juffrouw, maar
in 1920 heeft hij deze nietig laten ver
klaren, daar hij meer dan f2000 ver
diende. Sindsdien is hij zonder kaart ge
bleven". Ongelroost, met wanhopige blik
ken gericht op den ambtenaar, die o zoo
gaarne een betere boodschap had ge
geven, vertrok ze. ,,'tls z'n eigen schuld
z'n eigen schuld, dat ik nou niks heb"„
was het. eenige, dat zij nog kon uit
brengen.
Een getemde. Neen, hij wilde niet
plakken voor z'n knecht, 't Was allemaal
onzin, en de ambtenaren van den Raad
speelden er maar mooi weer van. Totdat
er op een goeden dag een dier ambtenaren
hem verbaliseerde. En nu stond hij daar
voor den kantonrechter, zenuwachtig aan
z'n pet te pulken en hoorde amper wat
er gezegd werd.
„De ambtenaar vraagt 17 boelen van
f3 tegen u", zeide de kantonrechter.
„Heeft u daar. nog iets tegen in te
brengen?"
Ja, als hel. hu in. de dorpsherberg was
geweest, of op een vergadering van den
bond. Daar had hij praats voor zes, En
ook tegen ambtenaren als die eens bij' hem,
moesten zijn, - i
Maar nu, neen, bij had niets te zeggen,
„als dat 't wel veul was".
„Dan moet u maar plakken", zei de
kantonrechter. En dadelijk vonnis wijzend
deed hij er nog twee kwartjes af en ver-
oordeelde den nietplakker tot 17 rijks
daalders boete.
„Wenscht u nog in beroep Ie gaan".
De man had de stuipen op z'n lijf en in z'n
angst om weg te komen zei-ie maar, dat
hij daarvan afzag. „Dan, kunt u direct
hiernaast betalen".
Eenige oogenblikken later stapte de
groote praatsmaker 17 kostelijke rijksdaal
ders lichter op z'n fiets om naar huis
te rijden.
„Dat overkomt me nooit weer", was
hel. eenige dat een toevallige getuige uit
z'n zenuwachtig vertrokken mond kon op
vangen.
Toen hij thuiskwam, lag er een dwang
bevel met f 2 kosten voor de niet ge
plakte zegels van 60 cent. Binnen twee
dagen te voldoen. Ook dat. nog.
(Soc. Verz. Gids.)
LUDWïG VAN BEETHOVEN.
Op 27 Maart a.s. is het 100 jaar ge
leden, dat de groote componist Ludwig
van Beethoven gestorven is.
'ii n rn .li u mi i mm—1 in w —i 11 - -■ nnrim f ui ii i^i imfm io
Plotseling werd de nachtelijke stilte ver
broken door 'n vrouwenstem. Nog eens
en nog eens. 't Was de roep van iemand,
die in nood verkeerde. Geen twijfel mo
gelijk. 't Engelsche meisje had om hulp
geroepen. Hij liep wat hij kon en zag in
de duisternis, hoe zij worstelde om aan
de handen van den Chinees te ontkomen,
die haar trachtte te berooven. Geen
'oogenblik aarzelde Forsyth. Hij greep
den roover beet, rukte hem terug en
bevrijdde het meisje. Nauwelijks be
merkte de roover, dat zijn plan mis
lukt was of hij maakte zich uit de voe
ten. Op den hoek van de straat strui
kelde de vluchteling en' viel met een
plons in het daar loopeinde water. Daar
Forsyth nu zeker was, den man voor
goed kwijt te zijn, wendde hij zich tot
het mieisje.
„Heeft u zich niet bezeerd?" vroeg hij
beieefd.
„Neen dank u" antwoordde ze, nog
trillend van angst, terwijl ze vol vrees
zag in de richting, waarin haar belager
was verdwenen.
„Gelukkig, dat ik u nagegaan was."
„Volgde u mij?" was het verschrikte
antwoord.
„Ja. Ik zag juist, dat de schurk be
gon u te achtervolgen en daar ik niets
goeds daarvan vermoedde, volgde ik hem
In de geschiedenis van Abraham trekt
vooral de aandacht diens groot geloof
en volstrekte gehoorzaamheid.
Als God hem beveelt zijn eenigen zoon»
te offeren, dan gehoorzaamt hij onvoor
waardelijk en hoewel .daarmede aan al
zijne verwachtingen de bodem! wordt
ingeslagen, blijft hij toch gel o oven. dat
God zijne beloften zal vervullen en of
fert hij het liefste wat hij heeft.
Hij zoekt geen uitvluchten, maar hij
gehoorzaamt, ziende in 't gebod en blind
in .jle toekomst 1
En omdat hij bereid is alles te ver
liezen, wordt hij ondenkbaar rijk geze
gend. t
Ook van ons worden' offers gevraagd.
Offers, die voor alle menschen weer
verschillend zijn.
Maar dat offeren gaat vaak zoo moeilijk.
Persoonlijke eerzucht, geldzucht, gemak
zucht en wie weet wat alles nog meer,
verhinderen ons te doen wat God van.
ons vraagt.
Wat zouden we rijk zijn en gelukkig,
wat zou onze actie op elk gebied van
veel beteekenis zijn, wat zou er minder
gekrakeeld en meer gezongen worden, in
dien .dg geloofsgehoorzaamheid van ee«
Abraham onder ons meer tot openbaring
kwam
OPMERKER.
Kapelle. De raad dezer gemeente kwam
Donderdagmiddag in openb. zitting bijeen.
Alle leden waren tegenwoordig. Onder de
ingekomen stukken zijn verschillende me-
dedeelingen van aanneming van benoe
mingen en voorts van Gedeputeerd»
Staten bericht dal is goedgekeurd
de strafverordening inzake de leeftijds
grens hengsten te weiden; dat vrijstelling
is verleend inzake het geven van verplichte
lichamelijke oefening. De kas van den ge
meenteontvanger J. v. Liere is nagezien en
in orde bevonden.
De commissie van toezicht op het lager
onderwijs biedt haar verslag aan. In de
twee ontstane vacatures werden gekozen
P. C. v. d. Vliet en H. Slabbekoorn. Ook
wordt meegedeeld dat er nog leerplichtige
kinderen zijn die geen school bezoeken.
Om begrinding van de school te Bieze-
linge en die te Kapelle-Biezelinge wórdt
verzocht; ook verzoekt de laatste afsluiting
van het plein. Te Biezelinge werd geklaagd
over een te hoog schoolgeld. Gewenscht
wordt voor alle scholen een gelijk aantal
leerjaren. In de v erbouwde openbare
school en der Ghr. Herv. te Biezelinge
worden de lokalen voor het aantal leerlin
gen te klein geacht.
De commissie tot wering van schoolver
zuim 'biedt eveneens haar verslag aan. In
de vacature-C. A. Blok werd gekozen dhr.
W. Glas. 35 verzorgers van kinderen wer
den opgeroepen.
Het verzoek van de Tuinbouwvereeni-
ging Kapelle-Biezelinge om een schoollo
kaal in bruikleen voor het geven van les
sen in de groententeelt werd met algem.
instemming ingewilligd.
Dhr. Fraanje vraagt of de aandacht van
B. en W. is gevestigd op de niet ingeschre
ven leerplichtige kinderen. Het ligt naar
het de commissie tot wering van school
verzuim voorkomt niet op haar weg. De
vooi'z. zegt dat het plan bestaat om hierin
een administratieve wijziging te brengen of
ze anders rechterlijk over te geven.
De verzoeken om voorschot ingevolge
art. 101 der lager onderwijswet 1920 van
de beide chr. scholen worden zonder hoof
delijke stemming ingewilligd. Kapelle-Bie
zelinge ontvangt f 622,22, die te Biezelinge
f 904,05.
De reclame hondenbelasting van J. de
Jonge wordt niet ingewilligd, die van de
heeren N. de Regt en M. Eversdijk wel;
aan hen zal een half jaar ontheffing wor
den verleend.
Het kohier werd vastgesteld op f 387,50.
Alsnu kwam in behandeling het voorstel
tot wijziging der verordening, houdende
voorschriften voor motorrijtuigen, bestemd
vobr het vervoer van reizigers tegen ver
goeding in de gemeente Kapelle.
Dhr. Zegers protesteert tegen vrijheids
belemmering en wil zooveel mogelijk vrij-
op mijn beurt."
„Dat was heel vriendelijk van u" zei
het mieisje eenigszins uit de hoogte..
„Ik ben u dan ook zeer dankbaar,
mlaar
Verder sprak ze niet en draaide zich
weer half om in de richting van de
Bloemgracht. Daardoor viel het licht
van de naastbijzijnde lantaarn op haar
lief gelaat en hij zag, dat haar blikken
angst teekenden. Er moest iets zijn,
dat haar verontrustte; niet het avon
tuur, dat ze zoo juist had beleefd, maat
iets, dat bij niet vermoeden kon. On
willekeurig sprak hij weer tegen haar.
„U moet me niet kwalijk nemen, dat
ik zoo blijf aandringen, maar inder
daad, dit uur hoort u hier alleen niet.
Zooals u misschien niet weet, loopt u
groot gevaar telkens aangerand te zul
len worden en deze buurt in 't bijzon
der heeft een slechte reputatie.
„Ja, dat weet ik" viel ze liemi in de
rede.
„Ik moet beslist iemand spreken aan
de Bloemgracht
Hoewel hij het reeds vermoed had,
dat een der huizen aan de Bloemgracht
haar doel was, verraste het 'm niette
min, dat ze daarvoor zoo openlijk uit
kwam!.
(Wordt vervolgd.)