0E ZEEUW "TWEEDE 8&.AD. foor den Zoadag. KATHLYN BARRINGTON. Zoeklichtjes. Dit De Provincie. feuilleton! VAN [ZATERDAG 12 MAART 1927, No. 138. OM GEKRUISIGD TE WORDEN. Gij weet dat na twee dagen het pasclia is, en de Zoon des menschen zal overgeleverd wor den, om gekruisigd te worden. Matth. 26:2. De „lijdens-weken" zijn weer aan gebroken. De Kerk van Christus is gewoon, om gedurende dien tijd zich te verdiepen, in wat door haar Borg is ge- ■dragen. En wanneer ons oog den Christus heeft aanschouwd, clan zijn ook wij be- geerig, om meer te leeren van den angst en de smart, die voor hem in het ge richt Gods waren. Wij kwamen immers tot de ontdek king, dat, naarmate we meer zagen van het vreieselijke in Jezus' lijden, we in dezelfde mate kwamen te staan voor 't raadselachtige en onbegrijpelijke. Maar ook, dat hoemeer we gestemd werden tot verwondering, we ook des te meer getroost werden door de volkomenheid van Jezus' werk en de grootheid van Zijne verdienste. Wanneer het zoo slaat, dan worden da „lijdens-weken" voor ons geen da gen, waarin we een beetje opgelegden ernst als van uiterlijken rouw vertoo- nen, maar dan leven we dieper in in 'het genadewerk van den Heiland en als we dan bedroefd willen zijn, dan verstaan we, dat met name in de lij densweken hel. past om te doen naar het Woord Gods; „Wat klaagt dan 'n. levendig mensch? Een iegelijk klage van wege zijn zonde." i i. tr0or den Heiland mogen we met name in de lijdensweken niet anders hebben dan aanbidding, gelijk die is in het hart, dat Hem leerde kennen in Zijne groot heid en wonderlijkheid. Hij vraagt van ons geen beklag. Wiji kunnen Hem' trouwens niet beklagen, om dat we Zijne moeite niet doorgronden. Wij behoeven Hem niet te beklagen omdat Hij uil: den angst en het gericht is 'weggenomen. Toen Jezus dit woord tot Zijne dis cipelen sprak, was het twee dagen voor het Pascha, en toen die twee dagen voor- En waren, was het voor goed Pascha. Pascha werd het den eersten, keer, >en Israël het bloed van het lam had gestreken aan de dorpels. Toen was er de voorbijgang en de Engel des doods, die overal in Egypte de eerstgeborenen sloeg, spaarde de hui zen, waar hij het bloed vond. Maar nu spreekt Jezus van het tweede Pascha: „gij weet., dat na twee dagen het Pascha is." De voorbijgang van alle! machten des verderfs van allen, die deel hebben aan het bloed, dat gaat vloeien. i i i Want geen pascha, tenzij' „de Zoon des menschen wordt overgeleverd om ge kruisigd te worden". Het groote beteekenisvolle isgekruisigd te worden. Dat is immersvervloekt wor den met Gods vloek, sterven den eeuwi gen dood, weggestooten worden uit des Vaders gemeenschap. Werd de Zoon des menschen niet tot dit bittere1 en ontzettende overgeleverd, dan zou er aan een pascha; een voor bijgaan, nimmer te denken zijn. Maar nu Hij overgeleverd i s, en ge kruisigd w e r d, nu is het er. Nu is het ook voor ons. Wanneer wij tenminste onze vloek aan Hem te dragen geven en van Hem ver wachten, dat Hij ons met Zijn zegening vervult. In de lijdensweken behoeven we onze kleederen niet te verscheuren in rouw over onzen Heiland, maar wat verscheurd moet worden, is ons hart. En daarbij moet aangegrepen de genade van Hem, Die eenmaal werd „overgeleverd, om ge kruisigd te worden". Tl W-I—IW—B— I ill lil BBMWB— 1) O— HOOFDSTUK I. „Het Paleis van de Tienduizend Genoegens." Toen Richard Forsyth, in gedachten verzonken, de nauwe straat overstak, die schaarsch werd verlicht door lampions, botste hij plotseling tegen een meisje aan dat van den anderen kant hard kwam aanloopen. Oogenblikkelijk bood hij in vleiend Chineesch zijn verontschuldigingen] dan, maar hoe verbaasd was hij, het meisje te hoeren antwoorden in het Engelsch ,,'tWas miijn schuld, mijnheeT. Ik liep hard, zonder voor mie uit te zien." Hij keek haar vol verwondering aan. Het zachte licht van een der lampioens viel rechtstreeks op het gelaat daar vóór kemi: een onschuldig, lief gelaat met 'nooie, groote oogen, geheel verschillend van de schuinstaande, koude oogen der Chineesche vrouwen. „Is u een Engelsche?" vroeg hij ver wonderd. Ook in de lijdensweken blijft het pascha, gelijk dat is aangebroken op den derden dag, nadat Jezus dit woord sprak. Om Jezus' wil moeten alle machten ons voorbijgaan, die onzen ondergang be- geeren. Het kruis van Christus staat altijd in het middelpunt. Maar vooral moet dat zoo zijn in de weken, waarin we den Heiland volgen op Zijn lijdensweg. Waar het kruis van Christus wordt weggenomen, daar worden de lijdens weken zonder doel. Waar de beteeke- nis van het kruis niet meer wordt verstaan, daar wordt de lijdensherden king zoo bitter arm. Daar komt men hoogstens nog tot de lichte ontroering van het medelijden met den man van Smarten, zoodat men het gaat zoeken in wat vrome vertooning van stem migheid. Maar wanneer we de dingen zien, zooals ze zijn, dan verblijdt onze ziel zich in de lijdensweken, over het heil, da.t gewerkt werd. Immers werden wij, die den vloek ver dienden, de gezegenden des Vaders toen Christus werd overgeleverd om gekrui sigd te worden. Want we verstaan het: „de straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijne striemen is ons genezing geworden. En het is altijd gebleven en zal al tijd blijven, pascha, voorbijgang. Wij hebben geen roem, dan den roem in hét kruis van onzen Ileere Jezus Chris tus. REISLIED. 'k Heb lang geleefd en veel gesloofd, 'k Ben oud en grijs en af, Nu doe ik met een hangend hoofd, De laatste tree naar 't. graf. Maar neergebogen zij mijn hoofd, Mijn hart toch is het niet; C! Dat zingt nog als in vroeger tijd Het oude pelgrimslied. Ik reken op geen enklen dag, Wat zou ik, oude man? Ik weet, dat ieder oogenblik, [Mijn uurtje komen kan. Maar toch, geen nood! Ik reken vast Op Gods beloftenis. Ik weet, dat Hij ook in den dood, Mijn „Ja en Amen" is. Mijn oog vervloeit; 'k zie nauwemood Wat voor de vceten ligt, En als ik in den Bijbel lees, Dan schemert mijn gezicht. Maar 't oog van mijn geloof ziet klaar Voorbij het verste strand, Het zaalge paradijs der rust, Het heerlijk Vaderland. Geen verre tochten doe ik meer, Het reizen is gedaan. En zonder steunsel van mijn staf, Kan ik volstrekt niet gaan- Maar toch, gemak'lijk zal ik doen De laatste reis, die wacht, 'k Word bij mijn afscheid, eer ik 'tweet, Door Jezus thuis gebracht. Ds D. MOLENAAR- BEZWAREN TEGEN HET TOONEEL. Dr K. Dijk, Geref. predikant te Den Haag, schrijft in het aldaar verschijnend „Kerkblad" het volgende: Het wordt 'hoe langer hoe meer mode, dat verschillende vereenigingen haar feestavonden gaan vullen met tooneelstuk- ken. Schijnbaar is men van oordeel, dat dit de kostelijkste manier is om een feest avond tot feestavond te maken, en dat op deze wijze de kunst onder ons meer be vorderd zal worden. Ik mag niet nalaten om ernstig tegen deze „mode" te waar schuwen. Het is. mijn vaste overtuiging', dat wij den verkeerden kant opgaan, en wij om het zacht tet zeggen, gevaar Ioo- pen de grenzen te overschrijden. Toen voor drie jaren „Saul en David" werd opge voerd, was ons volk verontwaardigd, en om het stuk en om de opvoering zelve, „Ja" antwoordde zij terstond. „Maar Hij voleindigde zijn zin niet, maar' keek vragend de schaarsch-verlichte straat af, die in Canton in ©en slechten reuk stond. Had hij haar ook niet geuit, in zijn blik lag duidelijk te lezen de vraag, wat zij daar doen moest, in dit nachtelijk uur, waarop het geboefte op straat was te vindon en zelfs een man in voortdurend gevaar verkeerde. Blijkbaar had het meisje zijn onuit gesproken vraag begrepen; want nau welijks hield Forsyth op, of zij ant woordde „Er is niet aan te doen, en ik kan het u niet verklaren. Neem u me niet kwalijk, maar ik heb groote haast en geen tijd om hier te staan praten." 't. Volgend oogenblik ging ze weer ver der. Toen haar slanke figuur de deur van een openstaand winkeltje voorbij gleed, zag hij hoe van den anderen kant een man opstond en eveneens de licht straal, die uit de geopende deur op straat viel, passeerde. 'tWas het figuur van iemand uit de laagste klasse van het volk en het was duidelijk, dat hij het 'meisje volgde. Deze laatste was al in de duisternis verdwenen, en daar hij ge vaar vermoedde, besloot hij een wakend oog in 't zeil te houden. maar zijn wij niet bezig dezelfde wegen te bewandelen? Het is thans geen tijd voor zulke vrijheden. De grenzen moeten scherp getrokken worden. En ons gereformeerd leven lijdt schade, groote schade, wanneer tooneel en dans in onze gezinnen in- heemsch worden. Ik kan het niet anders zien, dan dat op deze wijze de wereld in de Kerk binnendringt. Mag ik hier herinne ren aan een woord van wijlen D r d e Moor: „Ik behoor tot die ouderwetsche, weinig verlichte menschen, die niets moeten heb ben van het tooneel en een groot gevaar zien in het propageeren van de gedachte, dat we ook dit gebied zoogenaamd hebben te veroveren voor het Christendom. Ik denk, dat het precies andersom zal gaan en het tooneel heel wat Christenen groote schade zal doen en juist hen veroveren zal voor de wereld, als God het niet verhoedt". En Dr de Moor was toch op het terrein van de kunst geen vreemde. Waarlijk, ik zeg deze dingen niet om te vitten. Maar de ervaringen, die wij in ons pas toraal werk opdoen, dringen ons onze ver eenigingen toe te roepen van al deze wegen terug te keeren. En onze ouders hebben mee te werken. Ik hen het zoo van harte eens met wat Mevrouw H a v e 1 a a r-V a n B e e c k Galcoen schreef in hel extra nummer van „Opgang", dat handelde over onze verhouding tot het tooneel: „dat het tooneel te mijden een offer is, dat de geloovige te brengen heeft.En dat niet aarzelend, niet zuchtend, maar, omdat, als de vrede, die alle verstand te boven gaat, als dat boven alles heerlijke, die gemeen schap met onzen Zaligmaker, in onze har ten gekomen is, wij aan al dat andere geen behoefte meer .hebben. Onze visie op deze dingen is zoo. anders géworden. En nu zal men mij wel tegenspreken, men zou mij willen toevoegen: „wien maakt gij uzelven?" Maar God weet, dat ik mij niet heter acht, dan diegenen, die mee- nen, dat die wereldsehe dingen ons leven kunnen en mogen verrijken, maar toch roep ik het hun toe: gij verliest tenslotte meer dan gij wuft. Gij loopt gevaar, omdat de wereld u tot de haren gaat rekenen, gij wordt door hen, bij wie gij thuis hoort, verkeerd beoordeeld, gij brengt anderen, die naar u zien, op wegen van verleiding, en ik kan het niet anders zien uw zieleleven moet er Onder lijden. Want im mers, wanneer Hij, naar Wiens naam gil genoemd zijt, iets voor u is,'dan moet Hij ook alles voor u zijn, en dan 'hebt ge geen tijd voor andere, geen tijd, om met den duimstok na te meten, hoeveel er van hetgeen de wereld aan schoons biedt kan blijven staan, en hoeveel gij er af moet knippen, eer het voor u pasklaar is te ma ken. En waar niemand onzer zichzelven leeft, en niemand zichzelven sterft, daar blijft ten slotte nog deze vraag: waardoor en door wien wordt in de sombere tijden, die wij beleven, de Kerk des Heeren gebouwd, door 'hen, die zoo ver mogelijk met de we reld medegaan, of door lien, die de lijnen strak trekken, desnoods 'ten koste van eenige, wellicht zware offers?" UIT DE RADEN VAN ARBEID. Een dankbare. Voor een paar maan den kwam een vrouw van bijna 65 jaar bij den Raad van Arbeid om eens te in- formeeren naar de verzekering van haar 64-jarigen man, die naar zij vreesde, mis schien wel te weinig zegels kon hebben voor z'n ouderdomspensioen. Het naar aanleiding van deze informatie gevoerde gesprek bracht aan het licht, dat bedoelde echtgenoot nog al sukkelde met zijn ge zondheid en. ook op dat moment ziek was. Reden voor den ambtenaar om een onderzoek naar 's mans kansen op in- validiteitsrente te bevorderen. „Maar hoe staat 'tnu met uw eigen ouderdomspensioen, vrouwtje", was de inleiding van het tweede gedeelte van het gesprek. En toen kwam een droevig verhaal van het staken der 39 cents verzekering we gens armoede en ziekte. Heel droevig maar heel duidelijk voor den ambtenaar, dat hij hier met een geroyeerde „artikel 24 verzekering" te doen,had, vatbaar voor herstel. Het vrouwtje af. De Raad van Arbeid aan 't cijferen. Voor bijna f 120 was de verzekering te „Wat ter wereld kan een Engelsch meisje hier alleen te doan hebben?" Hij stelde zichzelf deze vraag, maar vond. er geien antwoord op. Daar zag hij haar weeT in het licht van een lan taarn, die boven den ingang van een groot theehuis ging. Zij draaide links af. Vijf seconden later, minder dan 10 meter 'achter haar, zag hij Kaar vervolger, die ook linksaf sloeg. „Naar de Bloemgracht" mompelde hij bij zichzelf. „Zeker is het meisje. Hij haastte zich nog meer. Het licht van de lantaarn, dat nu op zijn gezicht viel, gaf duidelijk de bezorgdheid weer die er op zijn jong, streng gezicht te lezen was. Als zendeling-arts kende hij dit gedeelte van Canton beter dan de meeste Europeanen; want voordat hij op zijn tegenwoordige standplaats werk zaam was, had hij een half jaar gewerkt in deze omgeving met haar nauwe, smalle straatjes. Hij wist, dat de slechte naam van de Bloemgracht volkomen verdiend was; en was hij al verbaasd een meisje van zijneigen volk in deze omgeving aan te trefffen, nog meer verbaasde hij zich er over, dat ze geheel alleen was en dat op dit uur. Haastig vervolgde hij zijn weg, stak een wrak bruggetje over om in de hoofdstraat te komen. herstellen. Ex zijn gelukkig nog instel lingen tot voorkoming van armoede. Twee maanden later. De man heeft zijn invaliditeitsrente van f 3.60. De inkoopsom tot herstel van de verzekering van de vrouw is betaald en ook zij kreeg haar f 3. Onverkort. Samen f 6.60. 't Vrouwtje kwajn met tranen in de oogen bedanken. 'tWas een rijkdom! „Ja, die Raad van .Arbeid, 'kheb er ook op gescholden meheer, maar nou heb ik ondervonden: ze helpen je." i Een wanhopige. Handenwringend stond ze voor het loket. In angstige span ning afwachtend het resultaat van een onderzoek, of haar man nu werkelijk al of niet een rentekaaxt gehad had. Ver leden week was hij vrij onverwacht over leden en met haar 9 kinderen had ze niets, letterlijk niets om van te leven. Lang duurde het zoeken niet.-,,Uw man heeft een rentekaart gehad, juffrouw, maar in 1920 heeft hij deze nietig laten ver klaren, daar hij meer dan f2000 ver diende. Sindsdien is hij zonder kaart ge bleven". Ongelroost, met wanhopige blik ken gericht op den ambtenaar, die o zoo gaarne een betere boodschap had ge geven, vertrok ze. ,,'tls z'n eigen schuld z'n eigen schuld, dat ik nou niks heb"„ was het. eenige, dat zij nog kon uit brengen. Een getemde. Neen, hij wilde niet plakken voor z'n knecht, 't Was allemaal onzin, en de ambtenaren van den Raad speelden er maar mooi weer van. Totdat er op een goeden dag een dier ambtenaren hem verbaliseerde. En nu stond hij daar voor den kantonrechter, zenuwachtig aan z'n pet te pulken en hoorde amper wat er gezegd werd. „De ambtenaar vraagt 17 boelen van f3 tegen u", zeide de kantonrechter. „Heeft u daar. nog iets tegen in te brengen?" Ja, als hel. hu in. de dorpsherberg was geweest, of op een vergadering van den bond. Daar had hij praats voor zes, En ook tegen ambtenaren als die eens bij' hem, moesten zijn, - i Maar nu, neen, bij had niets te zeggen, „als dat 't wel veul was". „Dan moet u maar plakken", zei de kantonrechter. En dadelijk vonnis wijzend deed hij er nog twee kwartjes af en ver- oordeelde den nietplakker tot 17 rijks daalders boete. „Wenscht u nog in beroep Ie gaan". De man had de stuipen op z'n lijf en in z'n angst om weg te komen zei-ie maar, dat hij daarvan afzag. „Dan, kunt u direct hiernaast betalen". Eenige oogenblikken later stapte de groote praatsmaker 17 kostelijke rijksdaal ders lichter op z'n fiets om naar huis te rijden. „Dat overkomt me nooit weer", was hel. eenige dat een toevallige getuige uit z'n zenuwachtig vertrokken mond kon op vangen. Toen hij thuiskwam, lag er een dwang bevel met f 2 kosten voor de niet ge plakte zegels van 60 cent. Binnen twee dagen te voldoen. Ook dat. nog. (Soc. Verz. Gids.) LUDWïG VAN BEETHOVEN. Op 27 Maart a.s. is het 100 jaar ge leden, dat de groote componist Ludwig van Beethoven gestorven is. 'ii n rn .li u mi i mm—1 in w —i 11 - -■ nnrim f ui ii i^i imfm io Plotseling werd de nachtelijke stilte ver broken door 'n vrouwenstem. Nog eens en nog eens. 't Was de roep van iemand, die in nood verkeerde. Geen twijfel mo gelijk. 't Engelsche meisje had om hulp geroepen. Hij liep wat hij kon en zag in de duisternis, hoe zij worstelde om aan de handen van den Chinees te ontkomen, die haar trachtte te berooven. Geen 'oogenblik aarzelde Forsyth. Hij greep den roover beet, rukte hem terug en bevrijdde het meisje. Nauwelijks be merkte de roover, dat zijn plan mis lukt was of hij maakte zich uit de voe ten. Op den hoek van de straat strui kelde de vluchteling en' viel met een plons in het daar loopeinde water. Daar Forsyth nu zeker was, den man voor goed kwijt te zijn, wendde hij zich tot het mieisje. „Heeft u zich niet bezeerd?" vroeg hij beieefd. „Neen dank u" antwoordde ze, nog trillend van angst, terwijl ze vol vrees zag in de richting, waarin haar belager was verdwenen. „Gelukkig, dat ik u nagegaan was." „Volgde u mij?" was het verschrikte antwoord. „Ja. Ik zag juist, dat de schurk be gon u te achtervolgen en daar ik niets goeds daarvan vermoedde, volgde ik hem In de geschiedenis van Abraham trekt vooral de aandacht diens groot geloof en volstrekte gehoorzaamheid. Als God hem beveelt zijn eenigen zoon» te offeren, dan gehoorzaamt hij onvoor waardelijk en hoewel .daarmede aan al zijne verwachtingen de bodem! wordt ingeslagen, blijft hij toch gel o oven. dat God zijne beloften zal vervullen en of fert hij het liefste wat hij heeft. Hij zoekt geen uitvluchten, maar hij gehoorzaamt, ziende in 't gebod en blind in .jle toekomst 1 En omdat hij bereid is alles te ver liezen, wordt hij ondenkbaar rijk geze gend. t Ook van ons worden' offers gevraagd. Offers, die voor alle menschen weer verschillend zijn. Maar dat offeren gaat vaak zoo moeilijk. Persoonlijke eerzucht, geldzucht, gemak zucht en wie weet wat alles nog meer, verhinderen ons te doen wat God van. ons vraagt. Wat zouden we rijk zijn en gelukkig, wat zou onze actie op elk gebied van veel beteekenis zijn, wat zou er minder gekrakeeld en meer gezongen worden, in dien .dg geloofsgehoorzaamheid van ee« Abraham onder ons meer tot openbaring kwam OPMERKER. Kapelle. De raad dezer gemeente kwam Donderdagmiddag in openb. zitting bijeen. Alle leden waren tegenwoordig. Onder de ingekomen stukken zijn verschillende me- dedeelingen van aanneming van benoe mingen en voorts van Gedeputeerd» Staten bericht dal is goedgekeurd de strafverordening inzake de leeftijds grens hengsten te weiden; dat vrijstelling is verleend inzake het geven van verplichte lichamelijke oefening. De kas van den ge meenteontvanger J. v. Liere is nagezien en in orde bevonden. De commissie van toezicht op het lager onderwijs biedt haar verslag aan. In de twee ontstane vacatures werden gekozen P. C. v. d. Vliet en H. Slabbekoorn. Ook wordt meegedeeld dat er nog leerplichtige kinderen zijn die geen school bezoeken. Om begrinding van de school te Bieze- linge en die te Kapelle-Biezelinge wórdt verzocht; ook verzoekt de laatste afsluiting van het plein. Te Biezelinge werd geklaagd over een te hoog schoolgeld. Gewenscht wordt voor alle scholen een gelijk aantal leerjaren. In de v erbouwde openbare school en der Ghr. Herv. te Biezelinge worden de lokalen voor het aantal leerlin gen te klein geacht. De commissie tot wering van schoolver zuim 'biedt eveneens haar verslag aan. In de vacature-C. A. Blok werd gekozen dhr. W. Glas. 35 verzorgers van kinderen wer den opgeroepen. Het verzoek van de Tuinbouwvereeni- ging Kapelle-Biezelinge om een schoollo kaal in bruikleen voor het geven van les sen in de groententeelt werd met algem. instemming ingewilligd. Dhr. Fraanje vraagt of de aandacht van B. en W. is gevestigd op de niet ingeschre ven leerplichtige kinderen. Het ligt naar het de commissie tot wering van school verzuim voorkomt niet op haar weg. De vooi'z. zegt dat het plan bestaat om hierin een administratieve wijziging te brengen of ze anders rechterlijk over te geven. De verzoeken om voorschot ingevolge art. 101 der lager onderwijswet 1920 van de beide chr. scholen worden zonder hoof delijke stemming ingewilligd. Kapelle-Bie zelinge ontvangt f 622,22, die te Biezelinge f 904,05. De reclame hondenbelasting van J. de Jonge wordt niet ingewilligd, die van de heeren N. de Regt en M. Eversdijk wel; aan hen zal een half jaar ontheffing wor den verleend. Het kohier werd vastgesteld op f 387,50. Alsnu kwam in behandeling het voorstel tot wijziging der verordening, houdende voorschriften voor motorrijtuigen, bestemd vobr het vervoer van reizigers tegen ver goeding in de gemeente Kapelle. Dhr. Zegers protesteert tegen vrijheids belemmering en wil zooveel mogelijk vrij- op mijn beurt." „Dat was heel vriendelijk van u" zei het mieisje eenigszins uit de hoogte.. „Ik ben u dan ook zeer dankbaar, mlaar Verder sprak ze niet en draaide zich weer half om in de richting van de Bloemgracht. Daardoor viel het licht van de naastbijzijnde lantaarn op haar lief gelaat en hij zag, dat haar blikken angst teekenden. Er moest iets zijn, dat haar verontrustte; niet het avon tuur, dat ze zoo juist had beleefd, maat iets, dat bij niet vermoeden kon. On willekeurig sprak hij weer tegen haar. „U moet me niet kwalijk nemen, dat ik zoo blijf aandringen, maar inder daad, dit uur hoort u hier alleen niet. Zooals u misschien niet weet, loopt u groot gevaar telkens aangerand te zul len worden en deze buurt in 't bijzon der heeft een slechte reputatie. „Ja, dat weet ik" viel ze liemi in de rede. „Ik moet beslist iemand spreken aan de Bloemgracht Hoewel hij het reeds vermoed had, dat een der huizen aan de Bloemgracht haar doel was, verraste het 'm niette min, dat ze daarvoor zoo openlijk uit kwam!. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1927 | | pagina 5