0E ZEEUW Tweede mtm. ped"band EILAND Voor den Zondag. HET ADRES §D Sotonlllillta, Een Krijgslist. U VAN beterde jpreme eener ing te erking, dergaat ite-ont-- en der» ndsver- ONE- n garagehouders. GOES. Telef. 181. schrijving te huur ie 6-persoons Brik FEUILLETON. i A. WELKIN® GOES HULST Git den Middelburgschen Raad. J I i j sst Miles APPii nieuwste uitvoering (tchUIende prijzen. beer L. NIEUWENHUIJSE en; voor 4 jareni loer te Vlafce, groot A. 40 cA. (6 Gem. 99 R.) gaat in direct na ie ingsbil jetten met opgave ede borgen in te leveren Woensdag 9 Maart 1927, ore van den Notaris DIJKE te Kruiningen, lere inlichtingen zijn TE KOOR; Zaaimachines, 1 zware olsons Cultivator, 2 ge ivators veertand, 1 vier iedmaehine, 2 tweewie' machines, 1 Schijfegge, likt maar in prima staat Landrollen 2 M. f85 -, n vanaf f18.—Stalen 'euwste constructie, ver- 5,6 en 12 balks, Zakken- 5.Aardappelpootma- 0.zware vorentrek- geheel stalen Raam en JAPPON, Heinkenszani- TEKOOP: oons Slaapkamerameu- estaande uitLedikant veerenbed, Spiegelkast, met spiegel en marmer ïtkast, Tafeltje en 2 jorts1 Canapé, 4 Stoe- luteul, alles met groen goed als nieuw1 gr°ot roote Schilderijen met it, 1 Ligstoel, bij A Noordstraat, Parapluie- Idelburg. TE KOOP: mooie Mahoniekast. iè 6^ ööêS. E KOOP: anden, bij A. P- VA# HUIJZEN, Oostkapelïe- E KOOP: Wltteboonon •ai. P. DE VISSER A*i ZATERDAG 5 MAART 1927, No. 132. ^uaroomcmiimsi—ijii in mw n"ij-mbhsp TOT EEN OORDEEL. En Jezus zeide: Ik ben tot een oordeel in deze wereld gekomen, op dat degenen, die niet zien, zien mogen/ en die zien blind worden. Joh. 9:39. Do beslissing over ons leven hangt enkel en alleen af van de verhouding, waarin we staan tot Jezus. Tweeërlei is mogelijk. We kunnen Hem beneden ons stel len omdat we meenen te „zien" en we' kunnen Hem ver boven ons stellen, omdat we weten „blind" te zijn. Want immers, we zijn menschen, die staan in hun ongebroken hoogmoed en daarom af gaan op hun eigen inzicht óf we zijn menschen, die aangeraakt werden dooi den Heiligen Geest en daardoor tot de ont dekking kwamen, van rond te tasten in zwarte duisternis. Dat is- de reden, waar om de een rogt: „Jezus heb ik niet noo- dig" en de ander belijdt: „Hij, Hij alleen is het Licht der wereld. Wee den „zienden". Ze weten- het zoo goed. Ze zijn zoo zeker van hun zaak. Ze hebben oor zaak tot roem: „Wij zijn^discipelen van Mozes". Het doet er niet toe, ami welke reden we het meenen, maar wee ons, zoo we behooren tot de „zienden", die de ge dachte koesteren, dat we het licht zien zonder het licht. Of we ïnieenen het te vinden bij Mo zes, bij een van de andere profeten of bij een der grooten in het Koninkrijk Gods, dan wel in de resultaten van de moderne wetenschap het is alles pre cies hetzelfde, zoo we niet met alles uitgaan van en eindigen in den Christus. Zoo onze ziel zich niet buigt voor den eenigen Leidsman en zich aan Zijn leiding overgeeft, blijven we behooren tot de „zienden". Maar deze „zienden" zien niets. De werkelijkheid blijft hun totaal verbor gen: ze zien zichzelf niet, ze zien God niet, ze zien den weg der ontkoming niet; zei zien de eeuwige schatten niet, ze zien niets van datgene, wat gezien noet worden. Ze meenen met vasten tred te gaan naar een zeker doel, maar ze waggelen in onvastheid, tastend naar den wand. Ze weten het zoo goed. Maar ze weten inderdaad niets. Ze zijn zoo zeker van hun zaak. Maar de zaak kennen ze niet. Wee den „zienden". En zalig de blinden. Ze hebben al de smart van het niet- zien. Zelfs wanneer? een vriendelijke stem in hun oor fluistert: „Gelooft gij in den Zoon van Go4?" kunnen ze slechts antwoorden: „Wie is Hij, Heere, opdat ik in Hem moge gelooven?" Niets is er, of zij hebben er het licht voor noo- dig, dat van buiten af vooir hen moet opgaan en ook gevoelen ze, dat hun oog dan nog niet eens -kan opvangen dat licht, zoo het niet geopend wordt door de macht der genade. Ze zijn „blind", en ze willen zoo gaarne „ziende worden". En hun vraag is de bede: „Wie is Hij, Heere, opdat ik in Hem gelooven moge." Door Christus wordt hun oog geopend en in Zijn licht doet Hij; hen wande- delen. En door Zijn Geest doet Hij hen zien, zoodat a© Hem kennen als den Chris tus der Schriften. In Zijn licht zien ze het licht, zien ze de werkelijkheid -van zonde en ge nade, van gerechtigheid en vrede, van schuld en verzoening, van aarde en he mel, van God en mensch. Steeds meer zien ze, al dieper en helderder zien ze. „Licht is gezaaid voor de rechtvaardigen, en vroolijkheid voor de oprechten van hart." Maar ook weten ze het altijd door beter, dat alle licht alleen is in CHVistus. Zelf meenen ze, dat ze waggelen, maar inderdaad wordt de tred steeds vaster, 3) _o_ „Ja, majoor, dat zal gebeuren; ik wou dat ik er twaalf had, maar we zullen zien wat vier kunnen doen." Nu er gehandeld moest worden was alle vrees van hem geweken, en binnen enkele minuten had hij zijn instructies gegeven. De majoor sprak tot zijn manschappen in denzelfden geest. De kanonnen moesten hespannen worden en de bestuurders moesten met hun stukken dwars door het bosch rijden, zoodat de grond onder hen dreunde. Van tijd tot tijd moesten ze zoo ver den rand van het bosch naderen, dat de vijandelijke voorhoede ze zien kon, waar ze opgesteld waren. Deze manoeu vres moesten ze telkens op een andere Plaats herhalen. „Misschien zullen ze aarzelen ons aan m vallen," zeide de majoor, „als wij het kunnen doen voorkomen, alsof wij tien maal sterker zijn, dan in werkelijkheid het Seval is. Welnu, mannen, gij hebt uw or-" ders; doet wat ge kunt! Door een krijgslist s wel eens een geheel leger uit den nood gered; wij kunnen het tenminste probee- ren. waarmede ze voortgaan naar een bekend doel. Zalig de blinden. Christus is tot een oordeel in de we reld gekomen'. De beslissing over ons leven hangt af van het antwoord op de vraag, of wij ons zelf aan de leiding van zijn genade hebben overgegeven, ja dan neen; of we tegenover Jezus staan als „zienden", dan wel als „blinden". „Zien" we, dan weten we nog niet eens, dat we „blind" zijn. Dan bouwen we op ons inzicht, dan zijn we trotsch op meer verlichting, zoodat we ons ver heven achten boven duizenden. Maar we zijn blind en we worden blind. Steeds verder komen we van het Licht af te staan, en al steviger wordt ons oog voor het licht gesloten. Blind worden is wegzinken in den eeuwigen nacht, in de buitenste duis ternis. Daarom zij het anders. Christus is gekomen, opdat degenen, die niet zien, zien mogen. In het diepe besef, dat we niet zien, hebben we Van Hem voortdurend te vragen, dat Hij ons zij tot het Licht. En clan zal Hij ons steeds meer Zich Zeiven geven, Hij opent onze oogen en Hij omschijnt ons met Zijn licht, zoo- dat wij al meer gaan zien, wie wij zijn en wie Hij is, en waar de weg der ont kenning ligt. In Zijn licht zien we het Licht. Hij geeft versland aan slechten, wien [*t gemis Van zulk een glans een eeuw'gen nacht [zou baren. EEN VAN U. Matth. 26:21. Zij kwamen in; zij lagen aan; zij' baden, 't Geslachte lam, de wijn, 't gebroken brood, al zinnebeeld van 's Meesters offer dood-; Toen sprak Hij: „Eén van u zal mij ver raden Ben i kvin staat U, Heiland, te verraden? Breng ik U voor wat zilver in den dood? Maak ik U kenbaaf. door omhelzing snood, U sluipend tegemoet langs duis're paden? O neen, niet ik!.... 'tls Judas die gaat plegen het gruwlijk feit in alle eeuw gevloekt; 't Is Judas, dien de Booze zóó verzoekt, dat hij den voet zet op verraderswegen; 't Is Judas Heer, hoe vreqmd ziet Gij' mij aan! Genade, Heer! Ik heb Uw blik verstaan! („Stamelingen."), WERKDAG-CHRISTENEN?- Zullen we op maatschappelijk gebied komen Tot betere toestanden, heeft eens iemand gezegd, dan. moeten we "hebben werkdag- christenen. Mannen en vrouwen die zich in heel bun leven, in handel en wandel openbaren als navolgers van Christus. Dat gaat niet altijd even gemakkelijk. Het is o n m o g 1 iji k zeggen sommigen. Wie handel wil drijven, wie zaken wil doen, wie vooruit wil komen in d© we reld, die heeft nu eenmaal een zekere vrijheid van beweging noodig. Hij moet een beetje de ruimte hebben. Hij kan het nu eenmaal niet al te nauw nemien. Tegenover Ken die zoo redeneeren kan het goed zijn eens de aandacht te vesti gen op wat onlangs in de N. R. C r t te le zen stond. In de „N. H. C r t. schrijft de redacteur der rubriek „Onder de menschen" "over de uitgeverij. Zijn laatste stuk handelde over den heer Kok, van Kampen. ''Sprekende over de ontwikkeling van zijn zaak, zeide de heer Kok: „Toen eindelijk heb ik echter wat het zwaarst was, het zwaarst laten wegen. Mijn spreken en schrijven heb ik geleidelijk beperkt, om der wille van mijn bedrijf. Want daar zit, voor ons menschen, meer in dan enkel handelszin. Dat is, in een zaak als de mijne, me© uitvloeisel van mijn levens- Geestdriftig werden deze woorden toe gejuicht. Binnen vijf minuten leek het heele hosch vol leven en beweging.- Trom petgeschal weerklonk, nu hier, dan daar. Het getrappel der paardenhoeven, het dreunen en 't rumoer, verbonden aan het in batterij brengen van 't geschut, deden den grond trillen. Zelfs de paarden sche nen er door aangestoken te worden: vurig draafden zij door het hosch. In kleine troepjes verdeeld maakten de ruiters zooveel mogelijk gedruisch. Telkens doken zij op, zelfs reden zij nu en dan vrij moedig het open veld in, in 't vole gezicht der vijandelijke verkenners. Zoo leek het, alsof zij de stelling van het naderende le ger opnamen, en dit gebeurde met zulk een onverschrokkenheid, als hadden zij een groote macht achter zich. Zij of hun kameraden trokken dan weder terug om op een ander punt weer te voorschijn te komen, juist v(>lgens de door den majoor aangegeven wijze. De trompetters deden hun metalen klank in iederen hoek van het hosch hooren; het klonk, alsof een le ger zich in slagorde ging stellen. Ook de artillerie spande al haar krachten in, op verschillende plaatsen vertoonde zij haar kanonnen en zoo kregen de Franschen den indruk, alsof op iedere hoogte een batterij geplant was. Op deze wijze was men on geveer een uur bezig, en de majoor ver- beschouwing. Want op mijn wijze wil ik de waarheid hier mee dienen. En nooit gaat er dus hier iets uit/ wat in strijd is met mijn geloofsovertuiging. Dit wil niet zeggen, dat ik aUeen kerke lijk gereformeerde boeken^uitgeef, trouw aan de lijfspreuk van mijn firma „Ik Houd Koers". En dat doe ik met liefde, al moet er soms geld bij. Ik spaar geen moeite voor een mooie uitgaaf, waar van ik meen dat ze ten zegen kan strek ken, ook al weet ik vooruit: dat kost geld. En per slot heb ik in zulk werk vèel meer pleizier, dan in'uitgaven alleen om veel geld aan te verdienen." Dit is, merkte „Patrimonium" terecht op, een nobele opvatting omtrent het doen van zaken. Een echt-christeljjke opvatting. De gTOote ontwikkeling van de zaak van den heer Kok bewijst, dat men onder Gods zegen, ook bij handhaving van de goede beginselen, wel slagen kan. voor Manufacturen Dames- en Kinderconfecfie Tapijten- Gordijnen Bedden - Ledikanten en aanverwante artikelen ia J00DSCHE SABBAtHVlERING. Ds Velders, Gebef. predikant te Rot terdam, deelde in het „N. H. Kerkblad" eenige belangwekkende bijzonderheden over de hedeindaagsche Joodsche Sab- bathviering mede. De Sjabbesmaaltijd op Vrijdagavond wordt in vele Joodsche gezinnen zoo lang mogelijk gerekt. Voor den vromen Jood -rS dat niet alleen om zich in den maaltijd en wat daarmede verbonden is, zoo lang mogelijk te verlustigen, maar ook, om gedurig' gelegenheid te hebben iets uit de wet te recTteeren, een lofzang aan te heffen, dus om ook geestelijk in sab batsstemming te zijn en steeds meer te komen. Als hij1 zich eindelijk ter ruste begeeft beveelt liij zich ook iu de hoede van den Almachtige, door den bekenden psalm op te zeggen, die verzekert, dat ons niets kan overkomen, omdat God met ons is, hetzij wij waken .of slapen. De Joodsche leer schrijft voor om des morgens steeds vroeg op te staan, opdat men zich sterk gevoele als een jonge leeuw en in die stemming den dag be ginne om den Schepper te dienen. Men moet als mensch eigenlijk het mor genrood voor zijn, opdat de mensch, die het hoogste schepsel is, ook de eerste zij in den dienst Gods bij den nieuwen dag. Maar op Sabbathsmorgen mag de Jood wat uitslapen. Dat hebben de geleerden weer heel handig uit het woord „sabbath" afgeleid. Er staat in het Hebreeuwsch Sjabbath. Die beide a's staan er eigen lijk niet, want een Hebr. woord bestaat alleen uit medeklinkers. De drie medeklinkers: sj, b en th vor men uu, volgens de Joodsche geleerden, de beginletters y^n sjenah basjabbath en thasnug, d.i.: de sabbatsslaap is een genot. Nu wrijft misschien de een of ander zich rïjC handen en zegt: hé, wat een heerlijke Joodsche bemaling. Maar bedenkt wel, dat alles is^in verhouding. Want de Jood, die meent, dat de mensch de zon voor moet zijn op de werkdagen, die verstaat onder lang slapen iets anders dan wij. Onze kerken .beginnen om 10 uur, maar dan is de dienst in de synagoge al halfweg. Het hangt af van den 'tijd des jaars, maar nooit begon de dienst zoo laat als bij .ons. Iedere vrome Jood weet, welk gedeel te in de samenkomst der Gemeente zal Iworden gelezen en hij leest dat thuis nog even door, doorgaans met de Targum er bij1. Hoewel wij zulke diensten hij ons niet zouden begeeren, daar het in de samen komst der gemeente juist om de ver klaring en de toepassing van het Woord wonderde zich dat men nog niets merkte van een naderbij komen der troepen. Hij reed naar een kleine hoogte, waar hij een kanon had laten opstellen, dat bewaakt werd door eenige ruiters. Zoo gaf het den indruk als stond daar een generaal of an der hooggeplaatst officier het geheele ver loop gade te slaan. Toen hij deze hoogte op wilde rijden, kwam hem een zijner verken ners te gemoet. „Wat voeren ze toch uit? Komen zij op ons af?" vroeg de majoor. De soldaat salueerde en antwoordde: „De laatste twintig minuten hebben zij zich stil gehouden. Wij zagen hun verken ners naar de voorste gelederen rijden, en bijna onmiddellijk daarna werd halt ge commandeerd, en sedert dien tijd zijn zij niet verder opgerukt. ITun verkenners heb ben voorzichtig rondgereden, maar toen Kapitein Wagner met eenige ruiters hen tegemoet reed, wendden zij den teugel. Toen stonden de voorste gelederen stil, en nu staat het geheele leger zonder zich te bewegen; dit wilde ik u komen melden". Het hart van den majoor zwol op van trots. Nu had hij ten minste tot op zekere hoogte de hem toevertrouwde taak vol bracht. Het naderende leger was tot staan gebracht. Iedere minuut oponthoud was winst voor de geallieerden, die nu wellicht een stelling innamen, waar zij slag konden gaat, mogen wij ons toch wel eens al- vragen of de Jood, afgezien van het gees telijk besef, toch ook door de voorbe reiding en het bijwonen van zulke dien sten niet een buitengewone eerbied toont voor de Thorah. Als bij ons alleen een gedeelte uit de Schrift zou worden gelezen daarbij eenige voorgeschreven (formulier) gebe den, dan denk ik, dat }iet getal kerk gangers heel wat myrder was dan nu de Synagogebezoekers. De liturgie wijkt op Sabbath geheel af van die der weekdiensten. De lof zeggingen en gebeden verschillen; en zelfs het sjema (18 gebed) verandert in het 7 gebed met daarbij ingelascht een bepaal de lofzegging voor den Sabbath. Verschillende uitspraken herinneren ook aan den offerdienst: het z.g.n. moesafgebed bedoelt zelfs de plaats der offers in te nemen. Het voornaam ste deel van den Dienst op Zaterdag morgen is het lezen van het gedeelte uit de Thorah, dat aan-de beurt is, dat steeds besloten wordt door het moesaf gebed, 'dat in vreugdevolle stemming brengt. De wetsrol is het heilige bezit der Joodsche Gemeente. Uit die rol, wel ke in de z.g. ark bewaard wordt, mag alleen gelezen worden. Eigenlijk zondigt de Joodsche Gemeente ten opzichte van de wetsrol togen het eerste gebod, want aan die rol wordt afgodische eer bewezen. De wet is ge schreven op huiden van reine dieren, die met de zenuwen dier diercin aan elkan der zijn genaaid, zoodat de 5 boeken van Mozes op één rol zijn geschreven. Aan beide einden van die rol is een houten rol aangebracht, zooals bij ons aan de landkaarten. Die houten rol wordt, omdat zij aan de wetsrol is aangebracht, eets hachajiem of hout des levens ge noemd. Aan de onderste rol is een mooie handgreep, uit hout of zilver, want nooit mag de hand van een mensch met de perkamente rol in aanmerking komen. De wet wordt dus zoo gelezen, dat tegelijk, af- en opgerold wordt. Zoo als wij een blad, dat gelezen is, om slaan, draait de gazan aan da booten rol om weer op te rollen. De geheele rol is samengebonden door oen zijden band, die niet mooie letters of andere versieringen in goud of zilver is bestikt. Al die sieraden want er zijn er nog veel meer - zijn geschenken van gegoede families als dankofffer op den bar mitswah dag vau hun zoon of bij een of ander familiefeest. Daarom staan dikwijls de namen der gevers of geefsters en de geboortedatum! van het kind zoo het als dank voor de geboorte of kerkelijke meerderjarig ver klaring van een kind werd gegeven op die versieringen. De mi&t, zijden band saamgebonden rol .wordt daarna, dikwijls in een fou- draal meiel gestoken, eveneens van zijde of een andere kostbare stof. En aan dat omhulsel hangt aan een zil veren ketting een zilveren plaatje, waar op gegraveerd isKether Thorah kroon der wet of ook welKodeesch lejhvh is God geheiligd. Aan die zilveren plaat han gen weer kleine zilveren plaatjes, waar op de namen der feestdagen staan, dus een soort permanente kalender. Ons overzicht van de zitting van den Middelburgschen Gemeenteraad kan dit maal kort zijn. Al duurde de vergadering wat langer dan men zou hebben verwacht dank zij de vrij langdurige besloten zit ting en de rondvraag, waar de Raadsleden nu eens echt den tijd voor hadden zij werd er niet belangrijker door. De benoeming van een lid in het Burg. Armbestuur had nogal wat „voeten in de aaide. De meerderheid van den Raad uit de discussies kon men wel opmat ken; zoo goed als de geheele Raad had gaarne gezien, dat in de vacature van mevr. Sc boute weer een vrouw ter benoeming was voorgedragen. Het B.A. zal bij het opmaken zijner aanbeveling in den vervolge zeker met dezen wensch dienen rekening te houden, wil zij op een goeden keer de aanbeveling niet teruggezonden krijgen. Inderdaad lijkt ook ons het. B. A. een instelling, waar een vrouw zeker op haar plaats is. Wij zouden niet weten, waarom leveren. Zonder twijfel zou de list, door hem en zijn dapperen bedacht en volvoerd, spoedig ontdekt worden; het was zeer goed mogelijk, dat zij hun vermetelheid met hun leven zouden moeten betalen. Wat kwam dat er echter op aan, nu zij volgehouden hadden, en de opdracht hadden vervuld? De majoor keek nog een uur lang naar de menschenmenigte, die zonder eenige be weging in de vlakte bleef. Daarop beval hij dezelfde manoeuvres, maar iets minder krachtig uit te voeren. Langzamerhand werd er minder geblazen en de stukken moesten zóó werken, alsof het leger, dat het bosch bezet hield, slechts de aankomst des vijands afwachtte, om het vuur te openen. De Fransche voorposten draafden voort durend heen en weer; ten laatste zag de majoor, dat er eenige beweging ontstond en bijna ademloos wachtte hij het oogen- blik der nadering af. Kapitein Wagner had met groot beleid een al te dichte nadering der vijandelijke verkenners weten te voorkomen. Toch kon het zijn dat men iets bedacht had om heter van den toestand op de hoogte te komen, en met de tijding teruggekeerd was, dat de positie slechts door een kleine schare verdedigd werd. „Het is slechts een kwestie van tijd, de list zal wel spoedig ontdekt zijn," dacht de MAART. f' De wind ia nog wel vinnig koud, Hij blaast en giert en fluit, En jaagt soms in een booze bui Den hagel voor zich uit. Dat 'tklitst en kletst en kettertikL En hoe je ook draait, de deugniet mikt De korrels in je snuit. En toch, en toch, je weet niet of En hoe en waai' het komt. Maar d'r is iets in dien dollen baa* Z'n hollen waai z'n belleblaas Dat zachter bromt. Nauw zendt de zon d'r jonge gloed De natte straten door, Of plots daar pletst de regen neer Zoo vlak het windje voor. f Hij zingt met bulder baas eefl liedl Van pijpesteel lawaai muziek In kletsend, klatsend koor. En toch, en toch, je weet niet of En hoe en waar het komt, Maai' d'r is iets in dat boos la wijl Dat fluistert Van een milder tijd: De lente komt. Ik mag jou wel, jou wildebras, Je bent net als m'n hart. Dat robbedoest, en ligt zoo vaat In raadselen verward. Daar jaagt ook wel een wilde wind Den hagel voor zich uit. Of schijnt een lentezonnetje M'n zielcruitjes uit. M'n hart is ook wel eens onwaar; Net als jouw Maartsche gril, 't Is zon en hagel door elkaar En 'tweet niet wat het wil. OPWAARTS CUE WEGEN. dat .college uitsluitend uit mannen zou moeten bestaan. Er komen juist telkens van die kwesties aan de orde, waarbij het advies van een vrouw niet gemist kan worden. Toch kon een voorstel der S.D.A.P- om nu reeds de aanbeveling terug te zeilde* geen meerderheid vinden. Opmerkelijk was, dat de soc. dein. wethouder tegen zijn vier partijgenooten in en de A.R. weth. dia Veer met deze laatstein meestem- "de. „Dat doen ze met opzet", zei de voor zitter, toen enkele leden hun verwon, dering uitten over de stem van den heer de Veer,, „zoo iets gebeurt meer in groots colleges; dan heft de eene stem da anders op." Het leek wel, of de voorzitter gelijk had, want toen er gestemd werd over een -voorstel van mevr. Weyl, om dan het B.A. te verzoeken bij de eerstvoll gen de vacature met den wensch va* den Raad rekening te houden (welk voor. stel met 8 tegen 7 stemmen werd aangeu nomen), stemde weth. de Veer teigen ea weth. Onderdijk vóór. 'tWas opmerkelijk! Dhr de Veer stemde tegen het laatste voorstel, omdat niet bij voorbaat te zeg. gen is, welke vacature dat zal zijn, waari* dan voorzien zal moeten worden. Tenslotte werd nr 1 der aanbeveling benoemd. Ook bij de benoeming van een curator van het gymnasium was een deel vaa den Raad niet tevreden met .de aanbek veling. Dat deel was bij1 monde van de* nestor van den Raad, den heer Beras- son, van meening, dat het beter was, een classicus, iemand, die behoorlijk op de hoogte is met de oude talen, te bel. noemen. Maar de Raad benoemde met 12 van de 16 stemmen nr 1 der aanbel* veling. De meeste van de verder© voorstellen» geven geen aanleiding tot beschouwingen. De Stoomtram Walcheren kreeg haan sub sidie over 1925. De soc .-democraten ■stemden niet tegen, daar de Mij. juist dezer dagen begonnen is met het plege* van overleg met haar personeel. Dhr v. Arenthals mag niet gaan jagea in de gemeente-duinen onder Vrouwepol der. Het dooden van het wild aldaar zal rechtstreeks door het gemeente-per soneel blijven geschieden. Bij de bespreking van een onbewoon- baarverklaarde woning (de voorzitter wist heel aardig te zinspeleny>p het pakje, dat dhr Vertnegt aantrekt, wanneer hij na mens de gezondheidscommissie dergelijike woningen bezoekt) kwafnen we te weten, dat men in Middelburg nog zoo ver niet is met den bouw vau wonihgen voor deze minst-gesitueerden als in Goes. Eigen lijk gaat men in Middelburg anders te majoor. Hij wist echter, dat de opperbevel hebber zoodra mogelijk hem het hevel zou doen toekomen, de benarde stelling te ver laten; maar daartoe moest het leger der Verbondenen vasten grond onder de voe ten hebben om de aankomst der Fran schen af te wachten. Alles hing er van af, of dit hevel hen zou bereiken, vóór de vij and zijn vergissing bemerkt zou hebben. Maar zie de samengepakte gelederen zetten zich in beweging, daar is geen twij fel mogelijk. De majoor zeide op somberen toon: „Ik wilde, dat ik u had kunnen redden, dap pere kerels! Het eenige, wat ons rest, is ons leven zoo duur mogelijk te verkoopen." Nauwelijks had hij dit gezegd, of hij uitte een kreet van verbazing, en jubelend riep hij: „Zij naderen niet; zij trekken zich terug; gered, gered! Zij gelooven, dat een groote macht, misschien wel dat het gan- sche leger in dit bosch verborgen ligt. Wa ren wij zoo talrijk als zij denken, dan zou den we hen kunnen neersabelen. Wij zijn gered, God dank! Onze moedige kamera den behoeven hun dapperheid niet met hun leven te betalen." Op dat oogenhlik kwam kapitein Wag ner aanrennen, met een gezicht dat straal de van vreugde. (Wordt v»rvolgd.) I I 'ilf' '41 j

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1927 | | pagina 5