0E ZEEUW
Tweede mtm.
ped"band
EILAND
Voor den Zondag.
HET ADRES
§D Sotonlllillta,
Een Krijgslist.
U
VAN
beterde
jpreme
eener
ing te
erking,
dergaat
ite-ont--
en der»
ndsver-
ONE-
n garagehouders.
GOES. Telef. 181.
schrijving te huur
ie 6-persoons Brik
FEUILLETON.
i
A. WELKIN®
GOES HULST
Git den Middelburgschen Raad.
J I
i j
sst Miles
APPii
nieuwste uitvoering
(tchUIende prijzen.
beer L. NIEUWENHUIJSE
en; voor 4 jareni
loer te Vlafce, groot
A. 40 cA. (6 Gem. 99 R.)
gaat in direct na ie
ingsbil jetten met opgave
ede borgen in te leveren
Woensdag 9 Maart 1927,
ore van den Notaris
DIJKE te Kruiningen,
lere inlichtingen zijn
TE KOOR;
Zaaimachines, 1 zware
olsons Cultivator, 2 ge
ivators veertand, 1 vier
iedmaehine, 2 tweewie'
machines, 1 Schijfegge,
likt maar in prima staat
Landrollen 2 M. f85 -,
n vanaf f18.—Stalen
'euwste constructie, ver-
5,6 en 12 balks, Zakken-
5.Aardappelpootma-
0.zware vorentrek-
geheel stalen Raam en
JAPPON, Heinkenszani-
TEKOOP:
oons Slaapkamerameu-
estaande uitLedikant
veerenbed, Spiegelkast,
met spiegel en marmer
ïtkast, Tafeltje en 2
jorts1 Canapé, 4 Stoe-
luteul, alles met groen
goed als nieuw1 gr°ot
roote Schilderijen met
it, 1 Ligstoel, bij A
Noordstraat, Parapluie-
Idelburg.
TE KOOP:
mooie Mahoniekast.
iè 6^ ööêS.
E KOOP:
anden, bij A. P- VA#
HUIJZEN, Oostkapelïe-
E KOOP:
Wltteboonon
•ai. P. DE VISSER A*i
ZATERDAG 5 MAART 1927, No. 132.
^uaroomcmiimsi—ijii in mw n"ij-mbhsp
TOT EEN OORDEEL.
En Jezus zeide: Ik ben tot een
oordeel in deze wereld gekomen, op
dat degenen, die niet zien, zien
mogen/ en die zien blind worden.
Joh. 9:39.
Do beslissing over ons leven hangt
enkel en alleen af van de verhouding,
waarin we staan tot Jezus.
Tweeërlei is mogelijk.
We kunnen Hem beneden ons stel
len omdat we meenen te „zien" en
we' kunnen Hem ver boven ons stellen,
omdat we weten „blind" te zijn. Want
immers, we zijn menschen, die staan in
hun ongebroken hoogmoed en daarom af
gaan op hun eigen inzicht óf we zijn
menschen, die aangeraakt werden dooi
den Heiligen Geest en daardoor tot de ont
dekking kwamen, van rond te tasten in
zwarte duisternis. Dat is- de reden, waar
om de een rogt: „Jezus heb ik niet noo-
dig" en de ander belijdt: „Hij, Hij alleen
is het Licht der wereld.
Wee den „zienden".
Ze weten- het zoo goed. Ze zijn zoo
zeker van hun zaak. Ze hebben oor
zaak tot roem: „Wij zijn^discipelen van
Mozes".
Het doet er niet toe, ami welke reden
we het meenen, maar wee ons, zoo we
behooren tot de „zienden", die de ge
dachte koesteren, dat we het licht zien
zonder het licht.
Of we ïnieenen het te vinden bij Mo
zes, bij een van de andere profeten of
bij een der grooten in het Koninkrijk
Gods, dan wel in de resultaten van de
moderne wetenschap het is alles pre
cies hetzelfde, zoo we niet met alles
uitgaan van en eindigen in den Christus.
Zoo onze ziel zich niet buigt voor
den eenigen Leidsman en zich aan Zijn
leiding overgeeft, blijven we behooren tot
de „zienden".
Maar deze „zienden" zien niets. De
werkelijkheid blijft hun totaal verbor
gen: ze zien zichzelf niet, ze zien God
niet, ze zien den weg der ontkoming
niet; zei zien de eeuwige schatten niet,
ze zien niets van datgene, wat gezien
noet worden. Ze meenen met vasten
tred te gaan naar een zeker doel, maar
ze waggelen in onvastheid, tastend naar
den wand.
Ze weten het zoo goed. Maar ze weten
inderdaad niets.
Ze zijn zoo zeker van hun zaak. Maar
de zaak kennen ze niet.
Wee den „zienden".
En zalig de blinden.
Ze hebben al de smart van het niet-
zien. Zelfs wanneer? een vriendelijke
stem in hun oor fluistert: „Gelooft gij
in den Zoon van Go4?" kunnen ze slechts
antwoorden: „Wie is Hij, Heere, opdat
ik in Hem moge gelooven?" Niets is
er, of zij hebben er het licht voor noo-
dig, dat van buiten af vooir hen moet
opgaan en ook gevoelen ze, dat hun oog
dan nog niet eens -kan opvangen dat licht,
zoo het niet geopend wordt door de macht
der genade.
Ze zijn „blind", en ze willen zoo gaarne
„ziende worden". En hun vraag is de
bede: „Wie is Hij, Heere, opdat ik in
Hem gelooven moge."
Door Christus wordt hun oog geopend
en in Zijn licht doet Hij; hen wande-
delen. En door Zijn Geest doet Hij hen
zien, zoodat a© Hem kennen als den Chris
tus der Schriften.
In Zijn licht zien ze het licht, zien
ze de werkelijkheid -van zonde en ge
nade, van gerechtigheid en vrede, van
schuld en verzoening, van aarde en he
mel, van God en mensch. Steeds meer
zien ze, al dieper en helderder zien ze.
„Licht is gezaaid voor de rechtvaardigen,
en vroolijkheid voor de oprechten van
hart." Maar ook weten ze het altijd door
beter, dat alle licht alleen is in CHVistus.
Zelf meenen ze, dat ze waggelen, maar
inderdaad wordt de tred steeds vaster,
3) _o_
„Ja, majoor, dat zal gebeuren; ik wou
dat ik er twaalf had, maar we zullen zien
wat vier kunnen doen."
Nu er gehandeld moest worden was alle
vrees van hem geweken, en binnen enkele
minuten had hij zijn instructies gegeven.
De majoor sprak tot zijn manschappen in
denzelfden geest. De kanonnen moesten
hespannen worden en de bestuurders
moesten met hun stukken dwars door het
bosch rijden, zoodat de grond onder hen
dreunde. Van tijd tot tijd moesten ze zoo
ver den rand van het bosch naderen, dat
de vijandelijke voorhoede ze zien kon,
waar ze opgesteld waren. Deze manoeu
vres moesten ze telkens op een andere
Plaats herhalen.
„Misschien zullen ze aarzelen ons aan
m vallen," zeide de majoor, „als wij het
kunnen doen voorkomen, alsof wij tien
maal sterker zijn, dan in werkelijkheid het
Seval is. Welnu, mannen, gij hebt uw or-"
ders; doet wat ge kunt! Door een krijgslist
s wel eens een geheel leger uit den nood
gered; wij kunnen het tenminste probee-
ren.
waarmede ze voortgaan naar een bekend
doel.
Zalig de blinden.
Christus is tot een oordeel in de we
reld gekomen'.
De beslissing over ons leven hangt af
van het antwoord op de vraag, of wij
ons zelf aan de leiding van zijn genade
hebben overgegeven, ja dan neen; of we
tegenover Jezus staan als „zienden", dan
wel als „blinden".
„Zien" we, dan weten we nog niet
eens, dat we „blind" zijn. Dan bouwen
we op ons inzicht, dan zijn we trotsch
op meer verlichting, zoodat we ons ver
heven achten boven duizenden.
Maar we zijn blind en we worden
blind. Steeds verder komen we van
het Licht af te staan, en al steviger
wordt ons oog voor het licht gesloten.
Blind worden is wegzinken in den
eeuwigen nacht, in de buitenste duis
ternis.
Daarom zij het anders.
Christus is gekomen, opdat degenen,
die niet zien, zien mogen. In het
diepe besef, dat we niet zien, hebben
we Van Hem voortdurend te vragen, dat
Hij ons zij tot het Licht.
En clan zal Hij ons steeds meer
Zich Zeiven geven, Hij opent onze oogen
en Hij omschijnt ons met Zijn licht, zoo-
dat wij al meer gaan zien, wie wij zijn
en wie Hij is, en waar de weg der ont
kenning ligt.
In Zijn licht zien we het Licht.
Hij geeft versland aan slechten, wien
[*t gemis
Van zulk een glans een eeuw'gen nacht
[zou baren.
EEN VAN U.
Matth. 26:21.
Zij kwamen in; zij lagen aan; zij' baden,
't Geslachte lam, de wijn, 't gebroken
brood,
al zinnebeeld van 's Meesters offer
dood-;
Toen sprak Hij: „Eén van u zal mij ver
raden
Ben i kvin staat U, Heiland, te verraden?
Breng ik U voor wat zilver in den dood?
Maak ik U kenbaaf. door omhelzing snood,
U sluipend tegemoet langs duis're paden?
O neen, niet ik!.... 'tls Judas die gaat
plegen
het gruwlijk feit in alle eeuw gevloekt;
't Is Judas, dien de Booze zóó verzoekt,
dat hij den voet zet op verraderswegen;
't Is Judas
Heer, hoe vreqmd ziet Gij' mij aan!
Genade, Heer! Ik heb Uw blik verstaan!
(„Stamelingen."),
WERKDAG-CHRISTENEN?-
Zullen we op maatschappelijk gebied
komen Tot betere toestanden, heeft eens
iemand gezegd, dan. moeten we "hebben
werkdag- christenen.
Mannen en vrouwen die zich in heel
bun leven, in handel en wandel openbaren
als navolgers van Christus.
Dat gaat niet altijd even gemakkelijk.
Het is o n m o g 1 iji k zeggen sommigen.
Wie handel wil drijven, wie zaken wil
doen, wie vooruit wil komen in d© we
reld, die heeft nu eenmaal een zekere
vrijheid van beweging noodig.
Hij moet een beetje de ruimte hebben.
Hij kan het nu eenmaal niet al te nauw
nemien.
Tegenover Ken die zoo redeneeren kan
het goed zijn eens de aandacht te vesti
gen op wat onlangs in de N. R. C r t te le
zen stond.
In de „N. H. C r t. schrijft de redacteur
der rubriek „Onder de menschen" "over
de uitgeverij.
Zijn laatste stuk handelde over den
heer Kok, van Kampen.
''Sprekende over de ontwikkeling van
zijn zaak, zeide de heer Kok:
„Toen eindelijk heb ik echter wat het
zwaarst was, het zwaarst laten wegen.
Mijn spreken en schrijven heb ik geleidelijk
beperkt, om der wille van mijn bedrijf.
Want daar zit, voor ons menschen, meer
in dan enkel handelszin.
Dat is, in een zaak als de mijne, me©
uitvloeisel van mijn levens-
Geestdriftig werden deze woorden toe
gejuicht. Binnen vijf minuten leek het
heele hosch vol leven en beweging.- Trom
petgeschal weerklonk, nu hier, dan daar.
Het getrappel der paardenhoeven, het
dreunen en 't rumoer, verbonden aan het
in batterij brengen van 't geschut, deden
den grond trillen. Zelfs de paarden sche
nen er door aangestoken te worden: vurig
draafden zij door het hosch.
In kleine troepjes verdeeld maakten de
ruiters zooveel mogelijk gedruisch. Telkens
doken zij op, zelfs reden zij nu en dan vrij
moedig het open veld in, in 't vole gezicht
der vijandelijke verkenners. Zoo leek het,
alsof zij de stelling van het naderende le
ger opnamen, en dit gebeurde met zulk
een onverschrokkenheid, als hadden zij
een groote macht achter zich. Zij of hun
kameraden trokken dan weder terug om
op een ander punt weer te voorschijn te
komen, juist v(>lgens de door den majoor
aangegeven wijze. De trompetters deden
hun metalen klank in iederen hoek van
het hosch hooren; het klonk, alsof een le
ger zich in slagorde ging stellen. Ook de
artillerie spande al haar krachten in, op
verschillende plaatsen vertoonde zij haar
kanonnen en zoo kregen de Franschen den
indruk, alsof op iedere hoogte een batterij
geplant was. Op deze wijze was men on
geveer een uur bezig, en de majoor ver-
beschouwing. Want op mijn wijze
wil ik de waarheid hier mee dienen.
En nooit gaat er dus hier iets uit/ wat
in strijd is met mijn geloofsovertuiging.
Dit wil niet zeggen, dat ik aUeen kerke
lijk gereformeerde boeken^uitgeef, trouw
aan de lijfspreuk van mijn firma „Ik
Houd Koers". En dat doe ik met liefde,
al moet er soms geld bij. Ik spaar geen
moeite voor een mooie uitgaaf, waar
van ik meen dat ze ten zegen kan strek
ken, ook al weet ik vooruit: dat kost
geld. En per slot heb ik in zulk werk
vèel meer pleizier, dan in'uitgaven alleen
om veel geld aan te verdienen."
Dit is, merkte „Patrimonium" terecht
op, een nobele opvatting omtrent het doen
van zaken.
Een echt-christeljjke opvatting.
De gTOote ontwikkeling van de zaak
van den heer Kok bewijst, dat men onder
Gods zegen, ook bij handhaving van de
goede beginselen, wel slagen kan.
voor Manufacturen
Dames- en Kinderconfecfie
Tapijten- Gordijnen
Bedden - Ledikanten en
aanverwante artikelen ia
J00DSCHE SABBAtHVlERING.
Ds Velders, Gebef. predikant te Rot
terdam, deelde in het „N. H. Kerkblad"
eenige belangwekkende bijzonderheden
over de hedeindaagsche Joodsche Sab-
bathviering mede.
De Sjabbesmaaltijd op Vrijdagavond
wordt in vele Joodsche gezinnen zoo lang
mogelijk gerekt. Voor den vromen Jood
-rS dat niet alleen om zich in den maaltijd
en wat daarmede verbonden is, zoo lang
mogelijk te verlustigen, maar ook, om
gedurig' gelegenheid te hebben iets uit de
wet te recTteeren, een lofzang aan te
heffen, dus om ook geestelijk in sab
batsstemming te zijn en steeds meer te
komen.
Als hij1 zich eindelijk ter ruste begeeft
beveelt liij zich ook iu de hoede van
den Almachtige, door den bekenden psalm
op te zeggen, die verzekert, dat ons niets
kan overkomen, omdat God met ons is,
hetzij wij waken .of slapen.
De Joodsche leer schrijft voor om des
morgens steeds vroeg op te staan, opdat
men zich sterk gevoele als een jonge
leeuw en in die stemming den dag be
ginne om den Schepper te dienen.
Men moet als mensch eigenlijk het mor
genrood voor zijn, opdat de mensch, die
het hoogste schepsel is, ook de eerste
zij in den dienst Gods bij den nieuwen
dag.
Maar op Sabbathsmorgen mag de Jood
wat uitslapen. Dat hebben de geleerden
weer heel handig uit het woord „sabbath"
afgeleid. Er staat in het Hebreeuwsch
Sjabbath. Die beide a's staan er eigen
lijk niet, want een Hebr. woord bestaat
alleen uit medeklinkers.
De drie medeklinkers: sj, b en th vor
men uu, volgens de Joodsche geleerden,
de beginletters y^n sjenah basjabbath en
thasnug, d.i.: de sabbatsslaap is een
genot.
Nu wrijft misschien de een of ander
zich rïjC handen en zegt: hé, wat een
heerlijke Joodsche bemaling. Maar bedenkt
wel, dat alles is^in verhouding. Want de
Jood, die meent, dat de mensch de zon
voor moet zijn op de werkdagen, die
verstaat onder lang slapen iets anders
dan wij. Onze kerken .beginnen om 10
uur, maar dan is de dienst in de synagoge
al halfweg. Het hangt af van den 'tijd
des jaars, maar nooit begon de dienst
zoo laat als bij .ons.
Iedere vrome Jood weet, welk gedeel
te in de samenkomst der Gemeente zal
Iworden gelezen en hij leest dat thuis
nog even door, doorgaans met de Targum
er bij1.
Hoewel wij zulke diensten hij ons niet
zouden begeeren, daar het in de samen
komst der gemeente juist om de ver
klaring en de toepassing van het Woord
wonderde zich dat men nog niets merkte
van een naderbij komen der troepen. Hij
reed naar een kleine hoogte, waar hij een
kanon had laten opstellen, dat bewaakt
werd door eenige ruiters. Zoo gaf het den
indruk als stond daar een generaal of an
der hooggeplaatst officier het geheele ver
loop gade te slaan. Toen hij deze hoogte op
wilde rijden, kwam hem een zijner verken
ners te gemoet.
„Wat voeren ze toch uit? Komen zij op
ons af?" vroeg de majoor.
De soldaat salueerde en antwoordde:
„De laatste twintig minuten hebben zij
zich stil gehouden. Wij zagen hun verken
ners naar de voorste gelederen rijden, en
bijna onmiddellijk daarna werd halt ge
commandeerd, en sedert dien tijd zijn zij
niet verder opgerukt. ITun verkenners heb
ben voorzichtig rondgereden, maar toen
Kapitein Wagner met eenige ruiters hen
tegemoet reed, wendden zij den teugel.
Toen stonden de voorste gelederen stil, en
nu staat het geheele leger zonder zich te
bewegen; dit wilde ik u komen melden".
Het hart van den majoor zwol op van
trots. Nu had hij ten minste tot op zekere
hoogte de hem toevertrouwde taak vol
bracht. Het naderende leger was tot staan
gebracht. Iedere minuut oponthoud was
winst voor de geallieerden, die nu wellicht
een stelling innamen, waar zij slag konden
gaat, mogen wij ons toch wel eens al-
vragen of de Jood, afgezien van het gees
telijk besef, toch ook door de voorbe
reiding en het bijwonen van zulke dien
sten niet een buitengewone eerbied toont
voor de Thorah.
Als bij ons alleen een gedeelte uit de
Schrift zou worden gelezen daarbij
eenige voorgeschreven (formulier) gebe
den, dan denk ik, dat }iet getal kerk
gangers heel wat myrder was dan nu de
Synagogebezoekers.
De liturgie wijkt op Sabbath geheel
af van die der weekdiensten. De lof
zeggingen en gebeden verschillen; en zelfs
het sjema (18 gebed) verandert in het
7 gebed met daarbij ingelascht een bepaal
de lofzegging voor den Sabbath.
Verschillende uitspraken herinneren
ook aan den offerdienst: het z.g.n.
moesafgebed bedoelt zelfs de plaats
der offers in te nemen. Het voornaam
ste deel van den Dienst op Zaterdag
morgen is het lezen van het gedeelte
uit de Thorah, dat aan-de beurt is, dat
steeds besloten wordt door het moesaf
gebed, 'dat in vreugdevolle stemming
brengt.
De wetsrol is het heilige bezit der
Joodsche Gemeente. Uit die rol, wel
ke in de z.g. ark bewaard wordt, mag
alleen gelezen worden.
Eigenlijk zondigt de Joodsche Gemeente
ten opzichte van de wetsrol togen het
eerste gebod, want aan die rol wordt
afgodische eer bewezen. De wet is ge
schreven op huiden van reine dieren, die
met de zenuwen dier diercin aan elkan
der zijn genaaid, zoodat de 5 boeken van
Mozes op één rol zijn geschreven.
Aan beide einden van die rol is een
houten rol aangebracht, zooals bij ons
aan de landkaarten. Die houten rol wordt,
omdat zij aan de wetsrol is aangebracht,
eets hachajiem of hout des levens ge
noemd. Aan de onderste rol is een mooie
handgreep, uit hout of zilver, want nooit
mag de hand van een mensch met de
perkamente rol in aanmerking komen.
De wet wordt dus zoo gelezen, dat
tegelijk, af- en opgerold wordt. Zoo
als wij een blad, dat gelezen is, om
slaan, draait de gazan aan da booten
rol om weer op te rollen.
De geheele rol is samengebonden door
oen zijden band, die niet mooie letters
of andere versieringen in goud of zilver
is bestikt. Al die sieraden want er
zijn er nog veel meer - zijn geschenken
van gegoede families als dankofffer op
den bar mitswah dag vau hun zoon of
bij een of ander familiefeest.
Daarom staan dikwijls de namen der
gevers of geefsters en de geboortedatum!
van het kind zoo het als dank voor
de geboorte of kerkelijke meerderjarig ver
klaring van een kind werd gegeven
op die versieringen.
De mi&t, zijden band saamgebonden
rol .wordt daarna, dikwijls in een fou-
draal meiel gestoken, eveneens
van zijde of een andere kostbare stof.
En aan dat omhulsel hangt aan een zil
veren ketting een zilveren plaatje, waar
op gegraveerd isKether Thorah kroon
der wet of ook welKodeesch lejhvh is
God geheiligd. Aan die zilveren plaat han
gen weer kleine zilveren plaatjes, waar
op de namen der feestdagen staan, dus
een soort permanente kalender.
Ons overzicht van de zitting van den
Middelburgschen Gemeenteraad kan dit
maal kort zijn. Al duurde de vergadering
wat langer dan men zou hebben verwacht
dank zij de vrij langdurige besloten zit
ting en de rondvraag, waar de Raadsleden
nu eens echt den tijd voor hadden
zij werd er niet belangrijker door.
De benoeming van een lid in het Burg.
Armbestuur had nogal wat „voeten in de
aaide. De meerderheid van den Raad
uit de discussies kon men wel opmat
ken; zoo goed als de geheele Raad
had gaarne gezien, dat in de vacature
van mevr. Sc boute weer een vrouw ter
benoeming was voorgedragen. Het B.A. zal
bij het opmaken zijner aanbeveling in den
vervolge zeker met dezen wensch dienen
rekening te houden, wil zij op een goeden
keer de aanbeveling niet teruggezonden
krijgen.
Inderdaad lijkt ook ons het. B. A. een
instelling, waar een vrouw zeker op haar
plaats is. Wij zouden niet weten, waarom
leveren. Zonder twijfel zou de list, door
hem en zijn dapperen bedacht en volvoerd,
spoedig ontdekt worden; het was zeer goed
mogelijk, dat zij hun vermetelheid met hun
leven zouden moeten betalen. Wat kwam
dat er echter op aan, nu zij volgehouden
hadden, en de opdracht hadden vervuld?
De majoor keek nog een uur lang naar
de menschenmenigte, die zonder eenige be
weging in de vlakte bleef. Daarop beval hij
dezelfde manoeuvres, maar iets minder
krachtig uit te voeren. Langzamerhand
werd er minder geblazen en de stukken
moesten zóó werken, alsof het leger, dat
het bosch bezet hield, slechts de aankomst
des vijands afwachtte, om het vuur te
openen.
De Fransche voorposten draafden voort
durend heen en weer; ten laatste zag de
majoor, dat er eenige beweging ontstond
en bijna ademloos wachtte hij het oogen-
blik der nadering af.
Kapitein Wagner had met groot beleid
een al te dichte nadering der vijandelijke
verkenners weten te voorkomen. Toch kon
het zijn dat men iets bedacht had om heter
van den toestand op de hoogte te komen,
en met de tijding teruggekeerd was, dat
de positie slechts door een kleine schare
verdedigd werd.
„Het is slechts een kwestie van tijd, de
list zal wel spoedig ontdekt zijn," dacht de
MAART. f'
De wind ia nog wel vinnig koud,
Hij blaast en giert en fluit,
En jaagt soms in een booze bui
Den hagel voor zich uit.
Dat 'tklitst en kletst en kettertikL
En hoe je ook draait, de deugniet mikt
De korrels in je snuit.
En toch, en toch, je weet niet of
En hoe en waai' het komt.
Maar d'r is iets in dien dollen baa*
Z'n hollen waai z'n belleblaas
Dat zachter bromt.
Nauw zendt de zon d'r jonge gloed
De natte straten door,
Of plots daar pletst de regen neer
Zoo vlak het windje voor. f
Hij zingt met bulder baas eefl liedl
Van pijpesteel lawaai muziek
In kletsend, klatsend koor.
En toch, en toch, je weet niet of
En hoe en waar het komt,
Maai' d'r is iets in dat boos la wijl
Dat fluistert Van een milder tijd:
De lente komt.
Ik mag jou wel, jou wildebras,
Je bent net als m'n hart.
Dat robbedoest, en ligt zoo vaat
In raadselen verward.
Daar jaagt ook wel een wilde wind
Den hagel voor zich uit.
Of schijnt een lentezonnetje
M'n zielcruitjes uit.
M'n hart is ook wel eens onwaar;
Net als jouw Maartsche gril,
't Is zon en hagel door elkaar
En 'tweet niet wat het wil.
OPWAARTS CUE WEGEN.
dat .college uitsluitend uit mannen zou
moeten bestaan. Er komen juist telkens
van die kwesties aan de orde, waarbij
het advies van een vrouw niet gemist
kan worden.
Toch kon een voorstel der S.D.A.P- om
nu reeds de aanbeveling terug te zeilde*
geen meerderheid vinden. Opmerkelijk
was, dat de soc. dein. wethouder tegen
zijn vier partijgenooten in en de A.R.
weth. dia Veer met deze laatstein meestem-
"de. „Dat doen ze met opzet", zei de voor
zitter, toen enkele leden hun verwon,
dering uitten over de stem van den heer
de Veer,, „zoo iets gebeurt meer in groots
colleges; dan heft de eene stem da anders
op."
Het leek wel, of de voorzitter gelijk
had, want toen er gestemd werd over
een -voorstel van mevr. Weyl, om dan het
B.A. te verzoeken bij de eerstvoll
gen de vacature met den wensch va*
den Raad rekening te houden (welk voor.
stel met 8 tegen 7 stemmen werd aangeu
nomen), stemde weth. de Veer teigen ea
weth. Onderdijk vóór. 'tWas opmerkelijk!
Dhr de Veer stemde tegen het laatste
voorstel, omdat niet bij voorbaat te zeg.
gen is, welke vacature dat zal zijn, waari*
dan voorzien zal moeten worden.
Tenslotte werd nr 1 der aanbeveling
benoemd.
Ook bij de benoeming van een curator
van het gymnasium was een deel vaa
den Raad niet tevreden met .de aanbek
veling. Dat deel was bij1 monde van de*
nestor van den Raad, den heer Beras-
son, van meening, dat het beter was,
een classicus, iemand, die behoorlijk op
de hoogte is met de oude talen, te bel.
noemen. Maar de Raad benoemde met
12 van de 16 stemmen nr 1 der aanbel*
veling.
De meeste van de verder© voorstellen»
geven geen aanleiding tot beschouwingen.
De Stoomtram Walcheren kreeg haan sub
sidie over 1925. De soc .-democraten
■stemden niet tegen, daar de Mij. juist
dezer dagen begonnen is met het plege*
van overleg met haar personeel.
Dhr v. Arenthals mag niet gaan jagea
in de gemeente-duinen onder Vrouwepol
der. Het dooden van het wild aldaar
zal rechtstreeks door het gemeente-per
soneel blijven geschieden.
Bij de bespreking van een onbewoon-
baarverklaarde woning (de voorzitter wist
heel aardig te zinspeleny>p het pakje, dat
dhr Vertnegt aantrekt, wanneer hij na
mens de gezondheidscommissie dergelijike
woningen bezoekt) kwafnen we te weten,
dat men in Middelburg nog zoo ver niet
is met den bouw vau wonihgen voor
deze minst-gesitueerden als in Goes. Eigen
lijk gaat men in Middelburg anders te
majoor. Hij wist echter, dat de opperbevel
hebber zoodra mogelijk hem het hevel zou
doen toekomen, de benarde stelling te ver
laten; maar daartoe moest het leger der
Verbondenen vasten grond onder de voe
ten hebben om de aankomst der Fran
schen af te wachten. Alles hing er van af,
of dit hevel hen zou bereiken, vóór de vij
and zijn vergissing bemerkt zou hebben.
Maar zie de samengepakte gelederen
zetten zich in beweging, daar is geen twij
fel mogelijk.
De majoor zeide op somberen toon: „Ik
wilde, dat ik u had kunnen redden, dap
pere kerels! Het eenige, wat ons rest, is
ons leven zoo duur mogelijk te verkoopen."
Nauwelijks had hij dit gezegd, of hij
uitte een kreet van verbazing, en jubelend
riep hij: „Zij naderen niet; zij trekken zich
terug; gered, gered! Zij gelooven, dat een
groote macht, misschien wel dat het gan-
sche leger in dit bosch verborgen ligt. Wa
ren wij zoo talrijk als zij denken, dan zou
den we hen kunnen neersabelen. Wij zijn
gered, God dank! Onze moedige kamera
den behoeven hun dapperheid niet met
hun leven te betalen."
Op dat oogenhlik kwam kapitein Wag
ner aanrennen, met een gezicht dat straal
de van vreugde.
(Wordt v»rvolgd.)
I I
'ilf' '41
j