HE /EEUW Voer den Zoodag. MflRy ST JOHN, ZOUTGEBAK FEUiLLtTORI. 'I i - j i n FA. VAN DIXHOORN VAN VRIJDAG 24 DECEMBER 1926. No. 73. "tweede SSLAO. OP HET KERSTFEEST. Zoo dan laat ons feest houden. 1 Corinthe 5: 8a. Christenen zijn feestelingen. Feestgangers! Hun gansehe leven is een festijn! Althans, als het geloofsoog niet verdon kerd is. Als de ster van Bethlehem schijnt in hun hart en leven. Niet het minst, als het Kerstlied weer alom wordt gehoord, en het licht van de ster ons nader schijnt. .Ta, nu jubelt het in onze ziel: „Lof zij den God van Israël Zoo dan laat ons feest houden. Ondanks 's levens donkerheid en de smarten van den tijd, wordt er in de krin gen der wereld nog veel feest gevierd. Er is althans veel luidruchtig vermaak. En naarmate de ecenomische toestand van Europa donkerder wordt, wordt ook het vreugdebetoon luider en woester. Men danst op den vulkaan. En al kan de wereldcatastrophe nog lang uitblijven, al kan er misschien nog een tijdelijke opleving komen van wat kwijnt en dreigt te versterven, toch zijn die festiviteiten eigenlijk groote treurspelen, 's Menschen ziel komt van honger om. Als de tingeltangel zwijgt en de lichten uitgaan, staat het feestvierend kind der wereld eenzaam op straat Zoo dan laat ons feest houden, maar niet de feesten der ijdeheid. Want die voe ren ons in diepten van leed en ellende. De bezoldiging der zonde is de dood. Zeker, er zijn feesten van edeler gehalte dan het lichtspel van de sensatiefilm en de zwoele lucht van de danszaal. Er zijn Gode zij dank nog duizen den in stad en land, die hun vreugde zoe ken in gezin en samenleving, in dingen van wijsheid en wetenschap, in klanken van zang en muziek, in schatten van let teren en kunst. En toch, ook de feesten van wat men de poëzie des levens noemt, stellen teleur. Een wijsgeer heeft eens gezegd: Van bruiloften blijven niets anders over dan verwelkte bloemen en teleurgestelde har ten. Dat geldt in zekeren zin oook van de bruiloft des geestes, ook van de nobelste dingen des levens. Er is niets dat bevredigt. Er is niets of het draagt het stempel der onvolkomenheid. De kiem der vergankelijkheid werkt en woelt in alles. Onze dierbaren moeten we grafwaarts brengen. Wanklanken worden overal gehoord. Van ergernis en afgunst is alle leven vol. En wat we met veel moeite en verdriet tot stand brengen, is nog maar stukwerk. Zoo laat ons feest houden, maar niet het feest der aardsche vreugde. Want wie deze vreugde vermeerdert, vermeerdert smart. Liefde is lijden! Als wij waarlijk feest willen vieren, moeten we ons kunnen verblijden in iets dat onverwelkelijk en onverderfelijk is. Luister dan naar het Kerstevangelie: „Zie, ik verkondig u groote blijd- schap, die al den volke wezen zal, na melijk dat u heden is geboren de Zaig- maker De Zaligmaker Dien hebben we noodig. ■Die brengt een volkomen geluk. Die geeft de ware feestvreugde. Die bereidt een eeuwig festijn. Niets is hier blijvend. Aardsche glorie is vergankelijk. Stand heelden worden afgebroken. Wat heden groot en verheven is, wordt morgen in het slijk vertrapt. Maar wie in den Zoon van God gelooft, die heeft het eeuwige leven De Apostel zegt niet: Laat ons een feest houden. Ook niet: Laat ons het feest hou- n. Enkel: Laat ons feest houden. Uit het Engelsch. o 114.) "Dj Mary; wat zijt ge ons tot ©en zcl I fluisterde Janet, toen zij haar ver moeid hoofd tegen de kussens l'.et rusten, Mary achter haar geplaatst had. Toen lattice een.ge ©ogenblikken later naar innen keek, dacht zij, dat mama sliep en ?mg st.l weer heen. Het vuur, de geur r bloemen, de zachte stilte en het ?eT^,van volkomen rust, hadden haar m ™lf droormcr gen toestand gebracht en m haar slaap gl.mlachte Janeit en was 2öo schoon, dat het kind één oogenblik als betooverd bleef staan. MaiT was geheel voorbereid op de miming van haar broeder. Toen zij e studeerkamer binnentrad zat hij in nonding haar door Janet beschreven, et zijn hoofd in de hand rusten en zijn gestalte was gebogen, deels door zwakte, deels door verslagenheid. Hij zag aan en glimlachte flauw, toen zij „„T„,s naast den zijnen trok, maar ,?-nn woord, en gedurende eenige J? waren zij aan hun eigen gedachten overgelaten Maurice tob- Let daar wel op! Zeker, het vieren van onze vierdagen is nuttig en noodig. Maar wie enkel de feest dagen viert, is er nog arm aan toe. De Apostel mikt hier veel hooger. Feesthouden is het leven van den w e- dergeboren mensch, het leven van den nieuwen mensch. Als dat licht heel zijn leven omschijnt en omstraalt. Dat leven is het leven op hooger plan. Dat leven verheft zich boven de beslom meringen van den dag en de oppervlak kige indrukken van het oogenblik. Dat leven ontworstelt zich aan den druk der tijden. Aan de smart van het men- schenbestaan. Dan is de strijd des levens een gang naar de feestzaal; neen sterker nog, dan is de strijd des levens op zichzelf feestl Louter feestl Zoo dan laat ons feest houden. Want ons leven is feesten en ons feesten is leven. Viert gij feest? Zijn wij feestelingen? Het kan zijn, dat het blijde Kerstevange lie al van uw jeugd aau uw hart verkwikt heeft, en dat ge toch nog niet tot feesten gekomen zijt. Dan is de Kerstmisviering van thans voor u weer een gelegenheid om tot dieper besef en tot klaarder inzicht te komen van de schatten van genade, welke reeds in uw bezit zijn. En met die schatten in uw leven, met die ojiveriies'bare schatten moet ge feest kunnen vieren. Moet het feest voor u zijn niet alleen in de kerstweek, maar al de da- geli van het jaar, van den Nieuwjaarsmor gen tot den Oudejaarsavond. Denk eraan, als gij geen feest viert, gaat ge geestelijk achteruit. Ook, ja vooral op dit gebied, is stilstand achteruitgang. Dan bedreigt u een groot gevaar. Dan kunt ge u ten slotte aan den Christus gaan er geren. Als ge anderen ziet feest houden, als ge anderen hoort zingen: „Het is feest in mijn ziel, want mijn Heiland kwam in", en zelf wordt dit niet meer door u ervaren, dan is de ergernis niet verre meer, Luister dan naar de stem van uw Hei land: Zalig is hij, die aan Mij niet zal ge- ergerd worden Vlucht dan tot uw Jezus. Wie tot Hem komt, zal Hij geenszins uitwerpen. Hoe za lig is het volk dat naar &ijn klanken hoort. Zij wandelen in het licht Zijns aanschijns voort. Zij zullen in Zijn Naam zich al den dag verblijden Niet een feest, zelfs niet het feest; zij vieren feest. Ze zijn niet enkel feest- genooten en feestgangers, zij zijn feestelingen! Feestelingen bij de gratie Gods! Feestelingen bij de kribbe van Bethle hem! Feestelingen van dag tot dag! Zoo dan laat ons feest houden totdat het eeuwig Kerstfeest ons wenkt! SPRUYTE DAVIDS. Een g.pruytgcn heeft de Heer geplant Te Bethlehem, int Jootsche lant, Wt Davids stam gesproten Vol Conincklijke loten. gijn twijgen slaen wijt wt-gebreyt, Met bloemen cierlijek overspreyt, Als niet een pierlen crone; Geen schoonheyt is zoo schone. i In 's Hoeren lusthof zal hij staen Vol vruchten, die de s'el versaën; gijn geloof geneest de crancken, Wijt boven alle drancken. Gods waerhoyt sal zijn wortel sijn Gods heete liefd' sijn sonne schijn, Den grooten Geest een reyne En levende fonteyne. O Vader goet! geeft, dat wij ras Dit over-costeilijck gewas Met herten vreugd genieten; Geen cruys sal ons verdrieten. JAOOBUg REVIUS. DE BÈTEEKEN1S VAN HET KERSTFEEST. In de Nederlander herinnerde A. v. H. g. aan die mémoires van Sir Almeric Fitzroy. Deze taan, zegt hij, heeft gedurende verscheidene jaren het intieme leven ge- de en Mary dacht na hoe zij hem het fcest zou kunnen troosten. Eindelijk richtte hij zich met moeite op. „Ik ben vanavond geen -prettig gezel schap, lieve; waar is Janet?" „Zij is moe en rust wat; mag ik een poosje bij u blijven, Maurice?" Toen ver volgde zij zacht „ik begrijp er alles van, mijn lieve broeder." Toen keek hij op». „Wat begrijpt ge, Mary?" „Wat ge voelt en hoe beklemd uw hart is. Gij stelt u allerlei harde dingen voer hoe het u mislukt is, en hoe nu uw werk van u is weggenomen. Is het niet zoo?" „Ja,' 'antwoordde hij zuchtend. „Ik ben bang, dat ik maar ee»n onnutte dienst- knecht ben. Ik wilde gaarne werken, waar de oogst overvloedig was-, maar de ar beiders waren weinige; en nu begeeft mij de kracht midden op den dag." „O, Manrice, is er iets edelers dan zulk een mislukking?" „Marv, gij moet vanavond geduld met mij hebben, want ik ben bedroefd, omdat ik mijn gemeente heb verlaten, en al deze weelde schijnt mij te drukken en te benauwen." „01" sprak zij, zuchtte èn zweeg. Had dit alles ook haar niet benauwd? „Ik heb een ongewoon drukkend ge kend van velen die in hoogheid gezeten waren in Engeland. Zij schrijft ook over den tijd, toen King Edward nog Prince of Wales was. Op zekeren dag gaat de koningszoon een gesticht zien. Zoo'n droevig gest'cht. Er leefden acht en twintg mannen in, die zóó door de»n oorlog waren mis maakt ,dat je ze niet in het gewone men- schenleven had kunnen terugzenden. Nu waren zij daar bij elkaar die acht en twint g, en de groote dag was daar, dat een Koninklijk bezoek hun gebracht zou worden. Prins Edward zag met groote ontroe ring die voor het leven geschondenen, die zelfs door de menschen der weten schap waren opgegeven. Hij spreekt hen vriendelijk toe, alsof ze er allen heel gewoon uitzagen. Opeens echter vraagt hij: „Waar is de acht en twint'gste? Men fluisterten mompeltkijkt verlegenen spreekt verontschuldigin gen. De acht en twint'gste was niet te voor schijn gekomen. Het was haast niet om aan te zien, en zeker niet voor konings- oogen, zooals de taan geschonden was. De Prins van Wales gaat naar de ka mer van den ongelukkige, praat met hem, en als hij weg gaat, geeft hij hemi een kus. „Een geste- ,een houding!" zegt mis schien een cynicus of een heel nuchtere Maar het was voor dien armen verban nen© een groote dag in zijn leven. De toekomstige» Kon'ng, had hom een kus ge geven, hem, den geschondene! Ik voel altijd alsof in d&n nacht van hot wonder heerlijke Kerslfeest God zich neerboog tot don mensch en hem een kus gaf. Nooit zal hot weer hetzelfde zijn op aarde! Do mensch niet meer de ver vloekte, maar een van Gods welbehagen. In mijn Fransch Bijbeltje staat het zoo mooi; „Pa.ix sur terra parmi les hommes do son bon vouloir." In Jezus Christus was hst welbehagen van den Vader vleeseh geworden, en als we Zijn leven overdenken, zijn het de uit gestrekte handen die ons het meest ont roeren. Naar heil'gen alleen?.... neen! Naar Judassen en Thomassen en Za- chc-üssen en Levi's, naar Nicodemussen Nathanaëls. Als ik het Kerstfeest goed begrijp, dan is het de gedachte aan den grooten dag, toen de Almachtige ,de re'ne God Zich neerboog tot ons, geschondenen en mis- ir,aakten, en een kus drukte o»p ons ge havend voorhoo'fd. KERSTFEEST EN KERSTFEEST VIERING. Het Kerstfeest is door de Christelijke gemeente eerst gevierd in de 4e eeuw on zer jaartelling; Kerstfeest beteekent letter lijk: Christusfeest. 't Laat zich licht verklaren, dat men eerst later tot die viering gekomen is. De eerste Christenen waren bijna allen oor spronkelijk Joden geweest. Als zoodanig hadden zij van jongs af het Paasch- en het Pinksterfeest gevierd. Toen zij Christenen waren geworden, gingen zij voort met de viering van die feesten, maar de beteeke- nis ervan was voor hen verdiept. Het feest, waarop men herdacht den uittocht uit Egypte, was nu voor hen geworden de herdenking van den opgestanen Christus, die hen uitleidde uit de slavernij der zonde en des doods. Het Pinksterfeest, dat vol gens de overlevering herinnerde aan de wetgeving op den Sinaï, op den 50en dag, was nu geworden het herdenkingsfeest aan de uitstorting des Heiligen Geestes, die Gods wet schreef in de harten zijner kinderen. w Maar voor de viering van het geboorte feest van den Heiland, was geen bepaalde aanleiding. En in de eerste drie eeuwen van haar bestaan heeft de Christelijke kerk onder de vervolgingen van de zijde der Joden en Romeinen zóóveel te lijden gehad, dat zij geen gelegenheid had, zich voldoende te organiseeren, en nog veel minder om nieuwe feesten in te stellen. Eerst de vierde eeuw brengt verande ring. Gonstantijn's overgang tot het Chis- tendom is aanleiding tot een algeheele ver nieuwing. De Christelijke kerk, die tot nog toe vervolgd is, wordt heerscheres. De be lijdenis van den Christelijken godsdienst vool", ging hij voort; „het is vreemd, want ik ben niet ziek, en er is niets gebeurd, dat mij verdriet doet. Als ik bij- geloovig was, hetgeen ik gelukkig niet ben, zou ik zeggen, dat een voorgevoel van. naderend onheil mij kwelt. Mary, ben ik zwak geweest door naar u en Janet te luisteren? Kan ik er zeker van zijn, dat ik de duidelijke leiding der voort- zienighcid gevolgd heb en niet uit liefde tot u aldus gehande»ld heb? „Lieve Maurice, waarom kwelt ge u met zulke twijfelingen? Het was een daad van zelfbehoud, terwillo van uw vrouw en kinderen. „Misschien wel; bet gezin moet de oeirste p»licht zijn of men pred kant of leek is. Het leven, dat ik mij had vooil- i gesteld, kon ik slechts leven als onge trouwd man. Maar, Mary, ik moet beken nen, dat ik mij "Teleurgesteld gevoel." „Ik welk opzicht?" Vroeg zij, terwijl zij hare rustige oogen tot hem' opsloeg. Hun stille sympathie scheen den angel zijner smart te verwijderen. „Over mijzelf over alles over het verijdeld doel mijns levens. Toen ik trouwde, toen mijn lieveling haar weelde rig tehuis opgaf en zich van haar familie vervreemde om mijn vrouw te worden, zei de ik bij mijzelf, dat zelfs zij niet tusschen. mij en mijn werk zou mogen wordt een voorwaarde tot verkrijging van bet Romeisch burgerrecht.' Men heeft tijd om zich te bezinnen, om het ten koste van zooveel strijd verkregen bezit zich rustig toe te eigenen. Volgens de tegenwoordig gezaghebbende geleerden moeten alle pogingen om het ontstaan van het Kerstfeest uit heidensche of joodsche feesten te verklaren, beslist worden afgewezen. Zoo heeft men vroeger beweerd, dat het Kerstfeest door de Chris tenen was ingesteld geworden om een ein de te maken aan de heidensche Saturna liën, welke met veel uitspattingen gevierd werden van 1719 December, die later zelfs werden uitgebreid tot een volle week eindigende 23 December. Dit feest moest voorstellen een zinnebeeldigen terugkeer dier gelukkige tijden, toen onder de regee ring van Saturnus, slechts vrede en blijd schap, algemeene vrijheid en gelijkheid onder de menschen geheerscht zouden hebben. Men gaf elkaar geschenken. Zelfs do slaven namen aan de algemeene vreug de deel. Ook wordt tegenwoordig afgewezen het verband, dat men vroeger wel gelegd had tusschen ons Kerstfeest en het Joodsche Chanukkah-feest, het feest van de vernieu wing des tempels (Joh. 10: 22) dat in den winter viel, in de 9e maand genaamd Kis- lew, d. i. op onzen 24en December. Het was een vreugdefeest dat 8 dagen duurde. Zelfs de armste ontstak een olielampje aan de buitendeur en de rijkeren ontstaken een groote menigte lampen. De geschiedschrij ver Josephus noemt het: „feest der lich ten". Wel is 't mogelijk, dat latere gebruiken en gewoonten bij de viering van het Kerst feest tot die vroegere heidensche en Jood sche feesten zijn terug te brengen. Maar de vaststelling van den 25sten December als geboortedatum van onzen Heiland schijnt toch een anderen grond te hebben gehad. In een oud geschrift uit de 3e eeuw na Chr. wordt 25 Maart genoemd als de eer ste dag der schepping. Later brengt men dit over op den dag der herschepping van het mensch dom, in den zin van wat een artikel van onze geloofsbelijdenis aldus uitdrukt: ontvangen van den Heiligen Geest. In overeenstemming daarmede stelde mpn dus den geboortedag op 25 Dec., hoe wel die eerst was bepaald geweest op 6 Ja nuari, het Epiphaniënfeest, in navolging van de Oostersche kerk. („Epipliania" be teekent verschijning of openbaring des Heer en). De Oostersche kerk heeft van dien 6en Januari later gemaakt den doop dag' des Heeren, de Westersche (Room- sche) kerk viert dan: Driekoningen-feest. Er was nog een bijzondere reden, die in de 4e eeuw drong tot viering van het ge boortefeest van den Heiland. Toen eenmaal de kerk overwonnen had, dook de strijd der meeningen op. Arius, die te Nicea ver oordeeld werd, had bestreden de leer van de eeuwige Godheid van den Verlosser. Daartegenover voelde de orthodoxie be hoefte den nadruk te leggen op het feit van de komst des eeuwigen Woords in het vleeseh. Gregorius van Nazianze, die zichzelf als den stichter van het feest beschouwt, heeft het 't eerst gevierd in 379 te Konstanti- nopel. Te Rome schijnt men het reeds op 25 Dec. 354 gevierd te hebben. Te Antio- chië hield Ghrysostomus de groote kerk vader en prediker, in 388 zijn eerste groote Kerstprediking. Hij noemt het daarin „de geboortefeest van alle feesten". Als een bewijs, dat toen 't Kerstfeest, althans in de kerk van het Oosten, nog niet ingeburgerd was, geldt wel, dat Ghrysostomus in een volgende Kerstprediking zeide: „Nog zijn 't geen tien jaren, dat deze dag ons is open baar en bekend geworden", en gedurig vermaant hij het volk, dat van alle zijden toegestroomd was, dezen dag toch ijverig te vieren, dezen grooten en geweldigen dag en hun huizen ledig te maken, opdat er plaats zij voor het kind in de kribbe. Eerst later, toen de dag van de viering voor goed vastgesteld was, kwam men er toe ook een bijzondere beschikking der Voorzienigheid te zien in het feit, dat die dag juist viel in dezen tijd van het jaar. Gregorius van Nyssa wijst op de merk waardige overeenkomst tusschen Jezus' geboorte en het afnemen der duisternis. Hij zegt: „dat kan geen toeval zijn". En Augustinus schrijft: „Daar 't ongeloof, dat de wereld als een nacht bedekt, moest af nemen en het geloof toenemen, daarom begint op den geboortedag van onzen Hee- staan. Ik was er aan verbonden en aan gehuwd, en .toch is het hiertoe ge- komen, dat ik het ter wille van haar en de kinderen heb moeten opgeven." „Ook ter wille van u zelf." „Ter wille van mij ze»lf? Ik was liever op mijn post gebleven, totdat ik st'erf. Welke dood zou glorierijker kunnen zijn, Mary? O, gij weet nie»t zelfs gij niet hoezeer ik die arme menschen heb liefgehad. Het was mij of ik ze op "het hart droeg hun leven was mijn leven ik leefde onder hen. Ik was arm en kon hun armoede begrijpen; ik kende hun gedachten, en zonden èn verleidingen; hoe diep zij ook gezonken waren, toch verachtte ik ze niet. Waarom zou de vrouw, die een zondares was, mij niet aanraken, daar zij toch ook mijn Meester had aangeraakt? En nu," ging hij voort op smartelijkein toon, „nu he»b ik ze ver laten: wie zal hen liefhebben en he grijpen, zooals ik gedaan heb?" „0, Maurice!" e»n er lag een zacht verwijt in haar stem. „Heeft de kerk dan slechts één getrouwen dienstknecht? Zijn al de anderen huurlingen en geen herders? Denkt gij, dat de Meester, die u met zwakte geslagen heeft, niemand heeft om uw plaats in te nemen? Mijn lieve broeder, welke nevel hangt er over u? Waar is uw geloof?" Kerstverhaal. (naar Lucas IIJ In Belhlehems velden, om 't smeulende vuur Verbeidend het licht van den morgen, Bewaakten eens herders in 't n aehtelijk nw De kudden, vertrouwd aan hun zorgen. Daar straalde opeens een verblindende gloed, Een wondere glans uit den hoogen, De herders ontweken 't, ontsteld van gemoed, En hielden de hoofden gebogen. Toen ruischte een stemme uit engelenmond: „Hebt vrede! Waartoe zoudt gij vreezen?" ,,'k Verkondig U blijdschap, die na deze» [stond" „Den volken der aarde zal wezen." De heilige engel, omstuwd door een wacht Van cherubs, deed plechtig nu hooren: „De Christus, gesproten uit Davids geslacht", „Uw Heiland is heden geboren!" „Dit zij U een teeken, dat zekerlijk leidt" „Tot vinden, wanneer gij zult zoeken:" „Men heeft Hem een kribbe tot leger bereid", „En lei er Hem neder in doeken." En nauwlyks nog» zweeg, wie dit Woord had [gebracht, Of bruisend in grootsche accoorden, Doorschalde een hemelsche hymne den nacht, De engelen zongen de woorden: Eere zij God in den hoogen! Vrede op aarde In menschen een welbehagen De herders, ontroerd en van eerbied vervuld. Herdachten 't gehoorde en zwegen, Tot d'aarde, reeds weer in het duister gehuld. De rust van den nacht had herkregen, l' t 'f: Toen schreden zij haastelijk voort naar de stad En zochten en vraagden en vonden Den stal en de kribbe en 't, Kindeke, dat Erin lag, in doeken gewonden. .T. VREEKEN. re Jezus Christus de nacht in te krimpen, en de dag langer te worden". Ook vierde men, reeds op het einde der 4e eeuw, den 2den Kerstdag als den sterf dag van Stefanus. Het sterven van den martelaar was ziin geboorte voor den he mel. Later kwam daar nog bij 27 Dec. als het feest van Johannes den evangelist en 28 Dec. als dat der „Onnoozele (onschul dige) kinderen". De Adventstijd, als voorbereiding voor het Kerstfeest, schijnt eerst in de 6e eeuw gevierd te zijn en door Paus Gregorius den Grooten te zijn bepaald op vier weken. Wat den Kerstboom betreft, de oude Germanen en zelfs veel vroeger de Egypte- naren, hadden wel hun heilige hoornen, maar 't is toch onjuist daarin reeds den oorsprong van onzen Kerstboom te zoeken. Zelfs is de bekende plaat van Otto Schwerdgeburt, voorstellende Luther en zijn gezin bij den Kerstboom, voortgeko men uit de fantasie van den schilder. Van den Kerstboom als zoodanig vinden wij 'teerst gewag gemaakt in een oud handschrift, bevattende „Merkwaardighe den" over Straatsburg in de jaren 1582 1604, waarin wij o.a. lezen, dat men daar ter stede in dien tijd op Kerstdag een boom in huis nam, dien men behing met papie ren rozen, appelen, koek- en suikerwerk en klatergoud. Omstreeks 175CV schijnt de> Kerstboom ook te zijn verlicht geworden. Een Straatsburger godgeleerde richtte in 1657 een fel protest tegen de feestviering met den Kerstboom, dien hij een „godde loos kinderspel" noemde, maar dat niet heeft kunnen verhinderen, dat hij in ge heel Duitschland is ingeburgerd en ook wij ons haast geen Kerstviering in huis en Zondagsschool kunnen denken zonder dien boom. KREMERSTRAAT 17, BERGEN-OPZOOM. 25 cent per ons; f" 1.25 per blikje- „Ik weet het niet," antwoordde hij ne derig; en toen ging hij bijna op ver schrikten toon voort: „Wheeft u die wijsheid gegeven, Mary? Maar waarom- zou ik het vragen? God bestraft mij zeker door u, over mijn ontevredenheid en on. noodige zorg. Ben ik de eenige trouwe dienstknecht? O, daar hebt gij mij ge vat. Ik moest mij schamen, dat. ik zoo aan. mijn smart toegaf!" „Neen, Maurice, uw zwakte was er de schuld van, niet gij. Wij zijn zoo afhan kelijk van de gesteldheid van onze arme lichamen. Een slechte gezondheid maakt iemand gedrukt. Toen gij sterker waart was er niemand, d e duidelijker zag en die minder neiging tot droefgeestigheid had1. Dit komt alleen door uitputting en-ver moeidheid der hersenen. De Filistijnen: zijn vanavond over u gekomen. Als ge minder vermoed waart geweest, had ik u» over Brotherton willen spreken." „Ik had Brotherton vergeten," ant woordde hij, en zweeg toen eenige oogen- blikken. Maar achter zijn hand kon Mary zien. hoe zich zijn bleeke lippen bewogen. Toen hij later de hand van voor zijn gelaat had weggenomen, schrikte zij bijna van- de plotselinge zachte uitdrukking, die over zijn gelaat verspreid lag; het vertoon, de een bijna hemelschen glim'ach. (Wordt vervolgd.);

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1926 | | pagina 5