HE /EEUW
Voer den Zoodag.
MflRy
ST JOHN,
ZOUTGEBAK
FEUiLLtTORI.
'I i - j i n
FA. VAN DIXHOORN
VAN
VRIJDAG 24 DECEMBER 1926. No. 73.
"tweede SSLAO.
OP HET KERSTFEEST.
Zoo dan laat ons feest houden.
1 Corinthe 5: 8a.
Christenen zijn feestelingen.
Feestgangers!
Hun gansehe leven is een festijn!
Althans, als het geloofsoog niet verdon
kerd is.
Als de ster van Bethlehem schijnt in
hun hart en leven.
Niet het minst, als het Kerstlied weer
alom wordt gehoord, en het licht van de
ster ons nader schijnt.
.Ta, nu jubelt het in onze ziel: „Lof zij
den God van Israël
Zoo dan laat ons feest houden.
Ondanks 's levens donkerheid en de
smarten van den tijd, wordt er in de krin
gen der wereld nog veel feest gevierd.
Er is althans veel luidruchtig vermaak.
En naarmate de ecenomische toestand
van Europa donkerder wordt, wordt ook
het vreugdebetoon luider en woester.
Men danst op den vulkaan.
En al kan de wereldcatastrophe nog
lang uitblijven, al kan er misschien nog
een tijdelijke opleving komen van wat
kwijnt en dreigt te versterven, toch zijn die
festiviteiten eigenlijk groote treurspelen,
's Menschen ziel komt van honger om.
Als de tingeltangel zwijgt en de lichten
uitgaan, staat het feestvierend kind der
wereld eenzaam op straat
Zoo dan laat ons feest houden, maar
niet de feesten der ijdeheid. Want die voe
ren ons in diepten van leed en ellende.
De bezoldiging der zonde is de dood.
Zeker, er zijn feesten van edeler gehalte
dan het lichtspel van de sensatiefilm en
de zwoele lucht van de danszaal.
Er zijn Gode zij dank nog duizen
den in stad en land, die hun vreugde zoe
ken in gezin en samenleving, in dingen
van wijsheid en wetenschap, in klanken
van zang en muziek, in schatten van let
teren en kunst.
En toch, ook de feesten van wat men de
poëzie des levens noemt, stellen teleur.
Een wijsgeer heeft eens gezegd: Van
bruiloften blijven niets anders over dan
verwelkte bloemen en teleurgestelde har
ten. Dat geldt in zekeren zin oook van de
bruiloft des geestes, ook van de nobelste
dingen des levens.
Er is niets dat bevredigt.
Er is niets of het draagt het stempel der
onvolkomenheid.
De kiem der vergankelijkheid werkt en
woelt in alles.
Onze dierbaren moeten we grafwaarts
brengen.
Wanklanken worden overal gehoord.
Van ergernis en afgunst is alle leven
vol.
En wat we met veel moeite en verdriet
tot stand brengen, is nog maar stukwerk.
Zoo laat ons feest houden, maar niet het
feest der aardsche vreugde. Want wie deze
vreugde vermeerdert, vermeerdert smart.
Liefde is lijden!
Als wij waarlijk feest willen vieren,
moeten we ons kunnen verblijden in iets
dat onverwelkelijk en onverderfelijk is.
Luister dan naar het Kerstevangelie:
„Zie, ik verkondig u groote blijd-
schap, die al den volke wezen zal, na
melijk dat u heden is geboren de Zaig-
maker
De Zaligmaker
Dien hebben we noodig.
■Die brengt een volkomen geluk.
Die geeft de ware feestvreugde.
Die bereidt een eeuwig festijn.
Niets is hier blijvend.
Aardsche glorie is vergankelijk. Stand
heelden worden afgebroken. Wat heden
groot en verheven is, wordt morgen in het
slijk vertrapt. Maar wie in den Zoon van
God gelooft, die heeft het eeuwige
leven
De Apostel zegt niet: Laat ons een feest
houden. Ook niet: Laat ons het feest hou-
n. Enkel: Laat ons feest houden.
Uit het Engelsch.
o
114.)
"Dj Mary; wat zijt ge ons tot ©en zcl
I fluisterde Janet, toen zij haar ver
moeid hoofd tegen de kussens l'.et rusten,
Mary achter haar geplaatst had. Toen
lattice een.ge ©ogenblikken later naar
innen keek, dacht zij, dat mama sliep en
?mg st.l weer heen. Het vuur, de geur
r bloemen, de zachte stilte en het
?eT^,van volkomen rust, hadden haar
m ™lf droormcr gen toestand gebracht en
m haar slaap gl.mlachte Janeit en was
2öo schoon, dat het kind één oogenblik
als betooverd bleef staan.
MaiT was geheel voorbereid op de
miming van haar broeder. Toen zij
e studeerkamer binnentrad zat hij in
nonding haar door Janet beschreven,
et zijn hoofd in de hand rusten en zijn
gestalte was gebogen, deels door
zwakte, deels door verslagenheid. Hij zag
aan en glimlachte flauw, toen zij
„„T„,s naast den zijnen trok, maar
,?-nn woord, en gedurende eenige
J? waren zij aan hun eigen
gedachten overgelaten Maurice tob-
Let daar wel op!
Zeker, het vieren van onze vierdagen is
nuttig en noodig. Maar wie enkel de feest
dagen viert, is er nog arm aan toe.
De Apostel mikt hier veel hooger.
Feesthouden is het leven van den w e-
dergeboren mensch, het leven van
den nieuwen mensch. Als dat licht heel
zijn leven omschijnt en omstraalt.
Dat leven is het leven op hooger plan.
Dat leven verheft zich boven de beslom
meringen van den dag en de oppervlak
kige indrukken van het oogenblik.
Dat leven ontworstelt zich aan den druk
der tijden. Aan de smart van het men-
schenbestaan.
Dan is de strijd des levens een gang
naar de feestzaal; neen sterker nog, dan
is de strijd des levens op zichzelf feestl
Louter feestl
Zoo dan laat ons feest houden. Want
ons leven is feesten en ons feesten is leven.
Viert gij feest?
Zijn wij feestelingen?
Het kan zijn, dat het blijde Kerstevange
lie al van uw jeugd aau uw hart verkwikt
heeft, en dat ge toch nog niet tot feesten
gekomen zijt.
Dan is de Kerstmisviering van thans
voor u weer een gelegenheid om tot dieper
besef en tot klaarder inzicht te komen van
de schatten van genade, welke reeds in uw
bezit zijn.
En met die schatten in uw leven, met
die ojiveriies'bare schatten moet ge feest
kunnen vieren. Moet het feest voor u zijn
niet alleen in de kerstweek, maar al de da-
geli van het jaar, van den Nieuwjaarsmor
gen tot den Oudejaarsavond.
Denk eraan, als gij geen feest viert, gaat
ge geestelijk achteruit. Ook, ja vooral op
dit gebied, is stilstand achteruitgang. Dan
bedreigt u een groot gevaar. Dan kunt ge
u ten slotte aan den Christus gaan er
geren.
Als ge anderen ziet feest houden, als ge
anderen hoort zingen: „Het is feest in
mijn ziel, want mijn Heiland kwam in", en
zelf wordt dit niet meer door u ervaren,
dan is de ergernis niet verre meer,
Luister dan naar de stem van uw Hei
land: Zalig is hij, die aan Mij niet zal ge-
ergerd worden
Vlucht dan tot uw Jezus. Wie tot Hem
komt, zal Hij geenszins uitwerpen. Hoe za
lig is het volk dat naar &ijn klanken hoort.
Zij wandelen in het licht Zijns aanschijns
voort. Zij zullen in Zijn Naam zich al den
dag verblijden
Niet een feest, zelfs niet het feest; zij
vieren feest. Ze zijn niet enkel feest-
genooten en feestgangers, zij zijn
feestelingen!
Feestelingen bij de gratie Gods!
Feestelingen bij de kribbe van Bethle
hem!
Feestelingen van dag tot dag!
Zoo dan laat ons feest houden totdat
het eeuwig Kerstfeest ons wenkt!
SPRUYTE DAVIDS.
Een g.pruytgcn heeft de Heer geplant
Te Bethlehem, int Jootsche lant,
Wt Davids stam gesproten
Vol Conincklijke loten.
gijn twijgen slaen wijt wt-gebreyt,
Met bloemen cierlijek overspreyt,
Als niet een pierlen crone;
Geen schoonheyt is zoo schone.
i
In 's Hoeren lusthof zal hij staen
Vol vruchten, die de s'el versaën;
gijn geloof geneest de crancken,
Wijt boven alle drancken.
Gods waerhoyt sal zijn wortel sijn
Gods heete liefd' sijn sonne schijn,
Den grooten Geest een reyne
En levende fonteyne.
O Vader goet! geeft, dat wij ras
Dit over-costeilijck gewas
Met herten vreugd genieten;
Geen cruys sal ons verdrieten.
JAOOBUg REVIUS.
DE BÈTEEKEN1S VAN HET
KERSTFEEST.
In de Nederlander herinnerde A. v. H.
g. aan die mémoires van Sir Almeric
Fitzroy.
Deze taan, zegt hij, heeft gedurende
verscheidene jaren het intieme leven ge-
de en Mary dacht na hoe zij hem het
fcest zou kunnen troosten. Eindelijk
richtte hij zich met moeite op.
„Ik ben vanavond geen -prettig gezel
schap, lieve; waar is Janet?"
„Zij is moe en rust wat; mag ik een
poosje bij u blijven, Maurice?" Toen ver
volgde zij zacht „ik begrijp er alles
van, mijn lieve broeder."
Toen keek hij op». „Wat begrijpt ge,
Mary?"
„Wat ge voelt en hoe beklemd uw
hart is. Gij stelt u allerlei harde dingen
voer hoe het u mislukt is, en hoe nu
uw werk van u is weggenomen. Is het
niet zoo?"
„Ja,' 'antwoordde hij zuchtend. „Ik ben
bang, dat ik maar ee»n onnutte dienst-
knecht ben. Ik wilde gaarne werken, waar
de oogst overvloedig was-, maar de ar
beiders waren weinige; en nu begeeft mij
de kracht midden op den dag."
„O, Manrice, is er iets edelers dan zulk
een mislukking?"
„Marv, gij moet vanavond geduld met
mij hebben, want ik ben bedroefd, omdat
ik mijn gemeente heb verlaten, en al
deze weelde schijnt mij te drukken en te
benauwen."
„01" sprak zij, zuchtte èn zweeg. Had
dit alles ook haar niet benauwd?
„Ik heb een ongewoon drukkend ge
kend van velen die in hoogheid gezeten
waren in Engeland. Zij schrijft ook over
den tijd, toen King Edward nog Prince
of Wales was.
Op zekeren dag gaat de koningszoon
een gesticht zien.
Zoo'n droevig gest'cht.
Er leefden acht en twintg mannen
in, die zóó door de»n oorlog waren mis
maakt ,dat je ze niet in het gewone men-
schenleven had kunnen terugzenden.
Nu waren zij daar bij elkaar die acht
en twint g, en de groote dag was daar,
dat een Koninklijk bezoek hun gebracht
zou worden.
Prins Edward zag met groote ontroe
ring die voor het leven geschondenen,
die zelfs door de menschen der weten
schap waren opgegeven.
Hij spreekt hen vriendelijk toe, alsof
ze er allen heel gewoon uitzagen.
Opeens echter vraagt hij: „Waar is de
acht en twint'gste?
Men fluisterten mompeltkijkt
verlegenen spreekt verontschuldigin
gen.
De acht en twint'gste was niet te voor
schijn gekomen. Het was haast niet om
aan te zien, en zeker niet voor konings-
oogen, zooals de taan geschonden was.
De Prins van Wales gaat naar de ka
mer van den ongelukkige, praat met hem,
en als hij weg gaat, geeft hij hemi een
kus.
„Een geste- ,een houding!" zegt mis
schien een cynicus of een heel nuchtere
Maar het was voor dien armen verban
nen© een groote dag in zijn leven. De
toekomstige» Kon'ng, had hom een kus ge
geven, hem, den geschondene! Ik voel
altijd alsof in d&n nacht van hot wonder
heerlijke Kerslfeest God zich neerboog
tot don mensch en hem een kus gaf.
Nooit zal hot weer hetzelfde zijn op
aarde! Do mensch niet meer de ver
vloekte, maar een van Gods welbehagen.
In mijn Fransch Bijbeltje staat het zoo
mooi; „Pa.ix sur terra parmi les hommes
do son bon vouloir."
In Jezus Christus was hst welbehagen
van den Vader vleeseh geworden, en als
we Zijn leven overdenken, zijn het de uit
gestrekte handen die ons het meest ont
roeren.
Naar heil'gen alleen?.... neen!
Naar Judassen en Thomassen en Za-
chc-üssen en Levi's, naar Nicodemussen
Nathanaëls.
Als ik het Kerstfeest goed begrijp, dan
is het de gedachte aan den grooten dag,
toen de Almachtige ,de re'ne God Zich
neerboog tot ons, geschondenen en mis-
ir,aakten, en een kus drukte o»p ons ge
havend voorhoo'fd.
KERSTFEEST EN KERSTFEEST
VIERING.
Het Kerstfeest is door de Christelijke
gemeente eerst gevierd in de 4e eeuw on
zer jaartelling; Kerstfeest beteekent letter
lijk: Christusfeest.
't Laat zich licht verklaren, dat men
eerst later tot die viering gekomen is. De
eerste Christenen waren bijna allen oor
spronkelijk Joden geweest. Als zoodanig
hadden zij van jongs af het Paasch- en het
Pinksterfeest gevierd. Toen zij Christenen
waren geworden, gingen zij voort met de
viering van die feesten, maar de beteeke-
nis ervan was voor hen verdiept. Het feest,
waarop men herdacht den uittocht uit
Egypte, was nu voor hen geworden de
herdenking van den opgestanen Christus,
die hen uitleidde uit de slavernij der zonde
en des doods. Het Pinksterfeest, dat vol
gens de overlevering herinnerde aan de
wetgeving op den Sinaï, op den 50en dag,
was nu geworden het herdenkingsfeest
aan de uitstorting des Heiligen Geestes,
die Gods wet schreef in de harten zijner
kinderen. w
Maar voor de viering van het geboorte
feest van den Heiland, was geen bepaalde
aanleiding. En in de eerste drie eeuwen
van haar bestaan heeft de Christelijke
kerk onder de vervolgingen van de zijde
der Joden en Romeinen zóóveel te lijden
gehad, dat zij geen gelegenheid had, zich
voldoende te organiseeren, en nog veel
minder om nieuwe feesten in te stellen.
Eerst de vierde eeuw brengt verande
ring. Gonstantijn's overgang tot het Chis-
tendom is aanleiding tot een algeheele ver
nieuwing. De Christelijke kerk, die tot nog
toe vervolgd is, wordt heerscheres. De be
lijdenis van den Christelijken godsdienst
vool", ging hij voort; „het is vreemd,
want ik ben niet ziek, en er is niets
gebeurd, dat mij verdriet doet. Als ik bij-
geloovig was, hetgeen ik gelukkig niet
ben, zou ik zeggen, dat een voorgevoel
van. naderend onheil mij kwelt. Mary, ben
ik zwak geweest door naar u en Janet
te luisteren? Kan ik er zeker van zijn,
dat ik de duidelijke leiding der voort-
zienighcid gevolgd heb en niet uit liefde
tot u aldus gehande»ld heb?
„Lieve Maurice, waarom kwelt ge u
met zulke twijfelingen? Het was een daad
van zelfbehoud, terwillo van uw vrouw
en kinderen.
„Misschien wel; bet gezin moet de
oeirste p»licht zijn of men pred kant of
leek is. Het leven, dat ik mij had vooil-
i gesteld, kon ik slechts leven als onge
trouwd man. Maar, Mary, ik moet beken
nen, dat ik mij "Teleurgesteld gevoel."
„Ik welk opzicht?" Vroeg zij, terwijl
zij hare rustige oogen tot hem' opsloeg.
Hun stille sympathie scheen den angel
zijner smart te verwijderen.
„Over mijzelf over alles over
het verijdeld doel mijns levens. Toen ik
trouwde, toen mijn lieveling haar weelde
rig tehuis opgaf en zich van haar familie
vervreemde om mijn vrouw te worden,
zei de ik bij mijzelf, dat zelfs zij niet
tusschen. mij en mijn werk zou mogen
wordt een voorwaarde tot verkrijging van
bet Romeisch burgerrecht.'
Men heeft tijd om zich te bezinnen, om
het ten koste van zooveel strijd verkregen
bezit zich rustig toe te eigenen.
Volgens de tegenwoordig gezaghebbende
geleerden moeten alle pogingen om het
ontstaan van het Kerstfeest uit heidensche
of joodsche feesten te verklaren, beslist
worden afgewezen. Zoo heeft men vroeger
beweerd, dat het Kerstfeest door de Chris
tenen was ingesteld geworden om een ein
de te maken aan de heidensche Saturna
liën, welke met veel uitspattingen gevierd
werden van 1719 December, die later
zelfs werden uitgebreid tot een volle week
eindigende 23 December. Dit feest moest
voorstellen een zinnebeeldigen terugkeer
dier gelukkige tijden, toen onder de regee
ring van Saturnus, slechts vrede en blijd
schap, algemeene vrijheid en gelijkheid
onder de menschen geheerscht zouden
hebben. Men gaf elkaar geschenken. Zelfs
do slaven namen aan de algemeene vreug
de deel.
Ook wordt tegenwoordig afgewezen het
verband, dat men vroeger wel gelegd had
tusschen ons Kerstfeest en het Joodsche
Chanukkah-feest, het feest van de vernieu
wing des tempels (Joh. 10: 22) dat in den
winter viel, in de 9e maand genaamd Kis-
lew, d. i. op onzen 24en December. Het was
een vreugdefeest dat 8 dagen duurde. Zelfs
de armste ontstak een olielampje aan de
buitendeur en de rijkeren ontstaken een
groote menigte lampen. De geschiedschrij
ver Josephus noemt het: „feest der lich
ten".
Wel is 't mogelijk, dat latere gebruiken
en gewoonten bij de viering van het Kerst
feest tot die vroegere heidensche en Jood
sche feesten zijn terug te brengen. Maar de
vaststelling van den 25sten December als
geboortedatum van onzen Heiland schijnt
toch een anderen grond te hebben gehad.
In een oud geschrift uit de 3e eeuw na
Chr. wordt 25 Maart genoemd als de eer
ste dag der schepping. Later brengt men
dit over op den dag der herschepping van
het mensch dom, in den zin van wat een
artikel van onze geloofsbelijdenis aldus
uitdrukt: ontvangen van den Heiligen
Geest.
In overeenstemming daarmede stelde
mpn dus den geboortedag op 25 Dec., hoe
wel die eerst was bepaald geweest op 6 Ja
nuari, het Epiphaniënfeest, in navolging
van de Oostersche kerk. („Epipliania" be
teekent verschijning of openbaring des
Heer en). De Oostersche kerk heeft van
dien 6en Januari later gemaakt den doop
dag' des Heeren, de Westersche (Room-
sche) kerk viert dan: Driekoningen-feest.
Er was nog een bijzondere reden, die in
de 4e eeuw drong tot viering van het ge
boortefeest van den Heiland. Toen eenmaal
de kerk overwonnen had, dook de strijd
der meeningen op. Arius, die te Nicea ver
oordeeld werd, had bestreden de leer van
de eeuwige Godheid van den Verlosser.
Daartegenover voelde de orthodoxie be
hoefte den nadruk te leggen op het feit van
de komst des eeuwigen Woords in het
vleeseh.
Gregorius van Nazianze, die zichzelf als
den stichter van het feest beschouwt, heeft
het 't eerst gevierd in 379 te Konstanti-
nopel. Te Rome schijnt men het reeds op
25 Dec. 354 gevierd te hebben. Te Antio-
chië hield Ghrysostomus de groote kerk
vader en prediker, in 388 zijn eerste groote
Kerstprediking. Hij noemt het daarin „de
geboortefeest van alle feesten". Als een
bewijs, dat toen 't Kerstfeest, althans in de
kerk van het Oosten, nog niet ingeburgerd
was, geldt wel, dat Ghrysostomus in een
volgende Kerstprediking zeide: „Nog zijn
't geen tien jaren, dat deze dag ons is open
baar en bekend geworden", en gedurig
vermaant hij het volk, dat van alle zijden
toegestroomd was, dezen dag toch ijverig
te vieren, dezen grooten en geweldigen dag
en hun huizen ledig te maken, opdat er
plaats zij voor het kind in de kribbe.
Eerst later, toen de dag van de viering
voor goed vastgesteld was, kwam men er
toe ook een bijzondere beschikking der
Voorzienigheid te zien in het feit, dat die
dag juist viel in dezen tijd van het jaar.
Gregorius van Nyssa wijst op de merk
waardige overeenkomst tusschen Jezus'
geboorte en het afnemen der duisternis.
Hij zegt: „dat kan geen toeval zijn". En
Augustinus schrijft: „Daar 't ongeloof, dat
de wereld als een nacht bedekt, moest af
nemen en het geloof toenemen, daarom
begint op den geboortedag van onzen Hee-
staan. Ik was er aan verbonden en
aan gehuwd, en .toch is het hiertoe ge-
komen, dat ik het ter wille van haar
en de kinderen heb moeten opgeven."
„Ook ter wille van u zelf."
„Ter wille van mij ze»lf? Ik was liever
op mijn post gebleven, totdat ik st'erf.
Welke dood zou glorierijker kunnen zijn,
Mary? O, gij weet nie»t zelfs gij niet
hoezeer ik die arme menschen heb
liefgehad. Het was mij of ik ze op "het
hart droeg hun leven was mijn leven
ik leefde onder hen. Ik was arm en
kon hun armoede begrijpen; ik kende hun
gedachten, en zonden èn verleidingen;
hoe diep zij ook gezonken waren, toch
verachtte ik ze niet. Waarom zou de
vrouw, die een zondares was, mij niet
aanraken, daar zij toch ook mijn Meester
had aangeraakt? En nu," ging hij voort
op smartelijkein toon, „nu he»b ik ze ver
laten: wie zal hen liefhebben en he
grijpen, zooals ik gedaan heb?"
„0, Maurice!" e»n er lag een zacht
verwijt in haar stem. „Heeft de kerk
dan slechts één getrouwen dienstknecht?
Zijn al de anderen huurlingen en geen
herders? Denkt gij, dat de Meester, die
u met zwakte geslagen heeft, niemand
heeft om uw plaats in te nemen? Mijn
lieve broeder, welke nevel hangt er over
u? Waar is uw geloof?"
Kerstverhaal.
(naar Lucas IIJ
In Belhlehems velden, om 't smeulende vuur
Verbeidend het licht van den morgen,
Bewaakten eens herders in 't n aehtelijk nw
De kudden, vertrouwd aan hun zorgen.
Daar straalde opeens een verblindende gloed,
Een wondere glans uit den hoogen,
De herders ontweken 't, ontsteld van gemoed,
En hielden de hoofden gebogen.
Toen ruischte een stemme uit engelenmond:
„Hebt vrede! Waartoe zoudt gij vreezen?"
,,'k Verkondig U blijdschap, die na deze»
[stond"
„Den volken der aarde zal wezen."
De heilige engel, omstuwd door een wacht
Van cherubs, deed plechtig nu hooren:
„De Christus, gesproten uit Davids geslacht",
„Uw Heiland is heden geboren!"
„Dit zij U een teeken, dat zekerlijk leidt"
„Tot vinden, wanneer gij zult zoeken:"
„Men heeft Hem een kribbe tot leger bereid",
„En lei er Hem neder in doeken."
En nauwlyks nog» zweeg, wie dit Woord had
[gebracht,
Of bruisend in grootsche accoorden,
Doorschalde een hemelsche hymne den nacht,
De engelen zongen de woorden:
Eere zij God in den hoogen!
Vrede op aarde
In menschen een welbehagen
De herders, ontroerd en van eerbied vervuld.
Herdachten 't gehoorde en zwegen,
Tot d'aarde, reeds weer in het duister gehuld.
De rust van den nacht had herkregen,
l' t 'f:
Toen schreden zij haastelijk voort naar de stad
En zochten en vraagden en vonden
Den stal en de kribbe en 't, Kindeke, dat
Erin lag, in doeken gewonden.
.T. VREEKEN.
re Jezus Christus de nacht in te krimpen,
en de dag langer te worden".
Ook vierde men, reeds op het einde der
4e eeuw, den 2den Kerstdag als den sterf
dag van Stefanus. Het sterven van den
martelaar was ziin geboorte voor den he
mel. Later kwam daar nog bij 27 Dec. als
het feest van Johannes den evangelist en
28 Dec. als dat der „Onnoozele (onschul
dige) kinderen".
De Adventstijd, als voorbereiding voor
het Kerstfeest, schijnt eerst in de 6e eeuw
gevierd te zijn en door Paus Gregorius den
Grooten te zijn bepaald op vier weken.
Wat den Kerstboom betreft, de oude
Germanen en zelfs veel vroeger de Egypte-
naren, hadden wel hun heilige hoornen,
maar 't is toch onjuist daarin reeds den
oorsprong van onzen Kerstboom te zoeken.
Zelfs is de bekende plaat van Otto
Schwerdgeburt, voorstellende Luther en
zijn gezin bij den Kerstboom, voortgeko
men uit de fantasie van den schilder.
Van den Kerstboom als zoodanig vinden
wij 'teerst gewag gemaakt in een oud
handschrift, bevattende „Merkwaardighe
den" over Straatsburg in de jaren 1582
1604, waarin wij o.a. lezen, dat men daar
ter stede in dien tijd op Kerstdag een boom
in huis nam, dien men behing met papie
ren rozen, appelen, koek- en suikerwerk
en klatergoud. Omstreeks 175CV schijnt de>
Kerstboom ook te zijn verlicht geworden.
Een Straatsburger godgeleerde richtte in
1657 een fel protest tegen de feestviering
met den Kerstboom, dien hij een „godde
loos kinderspel" noemde, maar dat niet
heeft kunnen verhinderen, dat hij in ge
heel Duitschland is ingeburgerd en ook
wij ons haast geen Kerstviering in huis en
Zondagsschool kunnen denken zonder
dien boom.
KREMERSTRAAT 17,
BERGEN-OPZOOM.
25 cent per ons; f" 1.25 per blikje-
„Ik weet het niet," antwoordde hij ne
derig; en toen ging hij bijna op ver
schrikten toon voort: „Wheeft u die
wijsheid gegeven, Mary? Maar waarom-
zou ik het vragen? God bestraft mij zeker
door u, over mijn ontevredenheid en on.
noodige zorg. Ben ik de eenige trouwe
dienstknecht? O, daar hebt gij mij ge
vat. Ik moest mij schamen, dat. ik zoo aan.
mijn smart toegaf!"
„Neen, Maurice, uw zwakte was er de
schuld van, niet gij. Wij zijn zoo afhan
kelijk van de gesteldheid van onze arme
lichamen. Een slechte gezondheid maakt
iemand gedrukt. Toen gij sterker waart
was er niemand, d e duidelijker zag en die
minder neiging tot droefgeestigheid had1.
Dit komt alleen door uitputting en-ver
moeidheid der hersenen. De Filistijnen:
zijn vanavond over u gekomen. Als ge
minder vermoed waart geweest, had ik u»
over Brotherton willen spreken."
„Ik had Brotherton vergeten," ant
woordde hij, en zweeg toen eenige oogen-
blikken. Maar achter zijn hand kon Mary
zien. hoe zich zijn bleeke lippen bewogen.
Toen hij later de hand van voor zijn gelaat
had weggenomen, schrikte zij bijna van-
de plotselinge zachte uitdrukking, die
over zijn gelaat verspreid lag; het vertoon,
de een bijna hemelschen glim'ach.
(Wordt vervolgd.);