Asthi leestafel. i Voor lie .leimd. Het Vrouwen-hoekje. iet in de B r i t- (i e is geëindigd. In> overeenkomsten' tus- |iijnworkers tot stand wel algemeen lier vat, irking moet worden ,1e mijnwerkers 'weer rorden gesteld. Hoe Lchtoffers dezer sla- let te zeggen, maar [r op te moeten re- idustrie voor weinig |van het aantal der Iers plaats zal zijn. de verliezen, die m lang volgehouden economisch leven |n de 350 en 400 ;oen kleinigheid belangstelling ziet Iters van buitenland rijk, Engeland en- Itrekken om de ver- V o 1 k e n b o n d s- Izullen tusschen deze besprekingen plaats ek in de Fransche •ede over de bui- auden. Jradering is gekomen Itscbland, zoolang zal' [e in Europa zijn", Briands rede. Aan. |an goede wil zijn. die goede wil niet, deze week eigen-.- jen. Het schijnt, dat. die verlangen naai' om dan hun slag. liens toestand inder- to zijn (de bekende lm opereeren) heelt tot zijn onderdanen in bet belang van. veer aan het werk. I uitbarsting tot hedem 1 Wel werd een deel bor storm en aard- lis de socialistische- Iroken, naar de niet- len. Het socialistisch. |ge moeten aftreden. in China woedt lievigheid voort. Bui- Vn zijn naar enkele- Jiden, om er de be- |n te behartigen, het nog altijd h e t dat veler belang- |er en daar voor de actie levendig I's van actie opgericht In verzameld' worden. |n de Eerste Kamer, om het verdrag te (ijd, dat de eind-be- kwestie dreigt onza kelijk te vertroe- r ging in kalm tem- Jibeid voort, waarvoor J maar matige belang- |iliebegrooting is aan schiet ze goed op. weer een spoor- In.l. te Haarlem. Hét. (schappijen niet voor nwen in onzen spoor- lir een bedenkelijken i e' hair ft he inneren vergadering van de- |inst mogelijke meer- |n niet aan de re der suikerindustrie laf wachtende houding joelde men algemeen Irnationale suikercon- I Koningin in Zeeland. I den alge me enen /ooi de P. Z. E. M- Iwensch uit, dat ein- zich nu eens zal lller sympathie, iets, lel heefj» te wenschen ons hier niet bezig- voor die antipathie aanwezig waren, ad van Middel- Iting voor 1927 aan. jlebalten verwijzen zij in dit nummer. slechts één talent als van hem dien dt ook in deze zaak. ting- in soortgelijke I typeeren, zou ik in r een paar citaten eerste uit ,,de Stan der: Opmerkelijk is pt groot verzet dat F van Amsterdam in tegen het plan van Alen duchtte in Am- varen. Een voorstel psterdalm in de lee- Jte doen deelnemen, I en een krachtig I van Koning Wil- ierdam niet wilde aleer de hoofdstad blijken van deelne- de nationale onder- |ng van Holland op «lig om de Amster- toeschietelijk te ma- voldoende geld g^" Kanaalmaatschappij |t ms thans stellig z0e* iKwr'tl gaat gepaard met verschillende verschijnselen: benauwdheid, kort-, ademigheid, beklemdherd op de borst bij de minste inspanning. Akker'» Abdijsiroop verlicht de aanvallen doordat zij de borst van de prikkelende slijm zuivert en de ontsteking der luchtwegen weg neemt en daarmede de oorzaken van hoest, bronchitis,keelpijn. AKKER's 18 9 Alom verkrijgbaar in lokera van 230 gram C 130 550 gram ƒ2.75 en 1000 gram 4.50 vreemd voor, maar het bewijst toch wel, dat de naaste belanghebbenden in zulke .gevallen soms geheel verkeerd zien." Het tweede uit de verdediging van Mi nister van Karnobeek: „Tloen in 1839 in de Kamerzitting van Maart in België de Minister de Theux de Meylandt het schob dingsverdraig voorlegde aan het Belgische volk, in zijn Parlement vergaderd, toen ging het daar bar toe; ik prijs mij gelukkig dat ik in hetere- omstandigheden verkeer. Hij had het moeilijk, maar het verdrag kwam er, en toen hij stierf, in 1872, schreef do „Indépendance Beige" in een artikel, dat mem kan vinden in het boek van Dé, Ridder: Hat verdrag heeft goede diensten bewezen; de Minister, die het odium op zich had genom-en, zag juist, hij heeft tegenover het Vaderland zijn plicht gedaan; thans, achteraf, is dat gebleken. Ik zeg dit nieit om .een parallel te trekken met mijzelf: de omstandigheden zijn niet gelijk. Maar ik wijs er op, omdat het zoo gaan kan met die dingen; men ziet zo achteraf dikwijls anders in en hetgeen waartegen het volk zich het imeest rebuteert, blijkt, dikwijls naderhand goed te zijn." Hooggeachte Redactie', ik ben betrek kelijk veel te uitvoerig geweest, maar bet lietang van de zaak, meen ik, dat zulks rechtvaardigt. Hoogachtend, D. ZAGH ARIAS SE. Riggekeïke, 27 November 1926- Lourens Ingelse, door A. Janse. Uifg. Oosterbaan en Le Cointre, Goes. Dit opstel, gooals de schrijver het wel wat al te bescheiden noemt, geeft een episode uit het godsdienstig leven op Wal cheren omstreeks 1780, ep werd oor spronkelijk geschreven als lezing voor den kring .Walcheren der Geref. Meisjesver- oenigingen. Een weinig bijgewerkt ver' scheen het daarna als feuilleton in de „Zeeuwsche Kerkbode". De schrijver verhaalt hier de geschie denis van Lourens Ingelse uit Arnemuiden en hij doet het op pakkende wijze, maar tis hem toch meer te doen om liet ge slacht Ingelse, dat ook thans nog voort leeft in ons volksleven, en waarbij het goed bezien toch altijd weer draait om den mensch, zijne bevindingen en gevoelens, dan om den persoon. Wij hebben hier te doen met een zeer belangrijk werkje, waarin ons het leven van onze voorouders, hunne houding ten opzichte van den Bijbel, hunne opvatting van het geestelijke leven en den dwaal weg waarop zij zich ondanks allen vromen schijn bevonden, wordt geteekend. 't Is gezonde, echt Schriftuurlijke kost, die hier wordt geboden. Wij bevelen de lezing van dit mooie boekje gaarne aan. „Mijn toetssteen", 450 vraagstukken en vormen ten dien ste van hen, die examen wenschen to doen voor de eerste klasse eener Normaal- of Kweekschool, enz., door 0. H. Steenwinkel. Uitg. Oos terbaan en Le Gointre, Goes. De bruikbaarheid van deizen toetssteen kan worden afgeleid: uit het feit, dat nu reeds een derde druk noodig bleek, wat niet behoeft te verwonderen, omdat naar de schrijver in het voorbericht mee deelt, dit boekske ruim voldoende is voer en, die toelatingsexamen wenschen te °en voor een kweekschool of zich willen onderwerpen aan het vergelijkend examen TjJ"11 Rijksambtenaar der directe Belastin gen, alsmede voor ben, die zich willen aanmelden voor een politieexamen in de groote steden. Evangel isatielect uu r. Van de J. A. Voorhoeve te 's Gravenhage, 1Se'kie"i een uitstekenden naam noen ontvangen wij een pakketje evange- Ifna r' waaroP wij hier gaarne de werklu i ve®tige*n. Behalve een aantal mkirei' Pakkende tractaten, bevat dit van de tT derde of laatste zending a ae Evangelisatie-Bibliotheek voor dit l 'a' d®n Bijbelsch prentenboek, een g wcekkalendertje voor 1927, voor ©vangelisatiedoeleinden al bijzonder ge schikt en eindelijk nog een boekje „In die pe plaatsen" door Amy le Feuvre. Gaarne wekken wij onze lezers op zich als lid van de Evangelisatie-Bibliotheek te doen inschrijven en mee te werken op deze wijze het Evangelie te verbrei den. Het Ouderlingenblad, Maand- schriit voor hen die de Geref. Kerken, in een ambt dienen, bevat bijdx-agen van Prof. Bouwman over bet ambt dor dia kenen,van Prof. Aalders over zielzorg en twijfel, en van Ds de Geus over het oudc-rlingenambt ©n schoolonderwijs. In de Vrageinbus geeft Prof. Aalders een breedvoerig en bevestigend antwoord op de vraag of hat noodzakelijk en wen- schelijk is, dat bij het huisbezoek ook de gezinnen der ambtsdragers bezocht wor den. „Ons .eigen Tijdschrift". Uiig. van 0. J. van Houten en Zn., Weesp. Aan du verzorging van dit tijdschrift is als naar gewoonte groote zorg besteed. Prof. Dr II. Th. Obhink schreef een mooi, van keurige platen voorzien artikel over het tegenwoordige Bethlehem. Zeer interessant is ook een artikel over „Naar het hart van Azië", waarvan elk van de bijgevoegde platen een kunstwerk op zichzelf vormt. Belangrijk zijn ook de rijk geïllustreerde artikelen over oude Pooltochten c.a., „On ze torenklokken", iets over hare wor ding, en een bijdrage van D. A. Pol- dermans over bijgeloof opi Zuid-Beveland, Dit nummer is voorzien van ©011 fraaie kunstbijlage: Een avondstraat in Toledo, naar een teekening van Wladimir Eielkine. Kalenders. Van de fa. La Rivière en Voorhoeve ontvingen wij de bekende Neeriandiakalender, die eiken dag een plaatje geeft, en de weekkalender „Elf Provir.d'ën"die elke week een stukje van mooi Nederland op voortreffelijke wijze in- beeld brengt. Aan de uitvoe ring van dezei kalenders is 'als altijd zeer veel zorg besteed en we twijfelen niet of ze zullen ook nu wiser graag gekucht worden. Jammer vonden wo het, dat brj de samenstelling van beide kalenders Zee land geheel over het hoofd gezien werd. Dit is natuurlijk een onwillekeurig Ver zuim, dat ongetwijfeld het volgend jaar hersteld zal wordenOverigens gaarne aanbevolen. De handgreep. Een schilder had den kloppenden Hei land afgebeeld; een man, die aan een deur aanklopt en vraagt, binnengelaten te wor den. Het doek was op een tentoonstelling geplaatst, en terwijl de schilder er bij stond te kijken, kwam een man zijn op merkingen maken. Het was een timmer man, die in zijn leven honderden deuren had gemaakt en dus over deuren wel oor- deelen kon. En hij vond, dat de schilder één fout had gemaakt. „Dat is geen hand greep, om een deur open te doen", zei hij „daarmee kun je alleen een deur dicht halen, maar niet openen". De schilder trad op hem toe. „Het ver wondert mij", zei hij, „dat gij al uw aan dacht wijdt aan de deur en in 't geheel niet aan den man, die aanklopt. Eén ding wil ik u echter zeggen: dat gij het mis hebt." J !-ri| „En ik heb al zooveel deuren ge maakt", zei de timmerman. „Dat kan wel zijn", zei do schilder, „maar in uw Bijbel hebt gij niet goedi gelezen. De deur wordt van binnen ge opend, door den bewoner, en niet door den kloppenden Heiland. Luister maar: „Zoo iemand Mijn stem zal hooren en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen." „Ik weet niet, of gij het verstaat", ver volgde de schilder, „maar er zijn heel wat menschen, die meenen, dat ze veel moeten doen en heel wat moeten bidden, om God te bewegen, dat Hij hun de deur opent en hen binnen laat, en zij verstaan niet, dat ze zelf de deur van hun hart moeten ope nen voor het Woord van God." DE LEEMKL0MP. Een klomp leem lag op de werktafel van een pottebakker en zuchtte: „Wat moet ik hier? Ik had heit zoo goed in den frisschen wind en den zonneschijn tusschen mijn kameraden, en nu lig ik hier alleen in dit donkere gebouw. Ik weet niet, waarom ze me dat hebben gedaan." Daax viel zijn blik op een wonderlijk mooie vaas, prijkende in de fraaiste kleu ren, versierd met bloemen en randen in goudglans. Do meester had juist die vaas voltooid, en met een gelukkig gezicht zette hij ze neer op de plank. „Wat zijt ge mooi," sprak bewonderend de klomp leem1. „Eenmaal was ik juist als gij," ant woordde de vaas. „Als ik?" riep het leem. „Dat is onmo gelijk! Uw kleed is immers zoo schoon als ©em vlinder, die dartelt in den zonne schijn, en uw gedaante is slanker en sierlijker dan die van het hert." „Ja en toch ben ik een klomp leem geweest gelijk gij," antwoordde de sier lijke vaas. Do meester had het gespiek aange hoord. Nu nam hij den klomp: leem in zijn handen en zei: „Wilt ge u aan mij toe vertrouwen? Het zal u moeite tosten en pijn, maar ik beloof u, dat gij een sierlijke vaas zult worden als die daar. Vertrouwt ge mij?" Het viel den klómpi leemi niet mee. De meester kneedde hem in zijn sterke handen en legde hem onder het wiel, om zijn deelen goed fijn te krijgen, en de klomp was menigmaal geneigd om te jam meren over zijn moeilijk lot, maar onder alle pijn herinnerde hij zich het woord; dat hij had gehoord: „Vertrouw u toe aan mij En toen bemerkte hij op zekeren dag, dat zijn lcclijkhfeid begon te veranderen in schoonheid door den arbeid van den meester. „Houd maar moed", zeide deze. „Het zwaarste moet nog komen, doch houd moed, weldra zijt gij klaar." En de leem klomp, die reeds de gestalte en de teekening van een vaas had ge kregen, maar nog de kleurenpracht miste, werd naar den oven gebracht. Daar sloe gen de vlammen in de lucht; daar was de hitte groot en de klomp zou terugge deinsd zijn. Maar do moéster fluisterde hem toe: „Vertrouw mij ook nog ditmaal", en de leem klomp hield zich dapper en onderdrukte zijn smartkreten, hij wilde immers zijn meester vertrouwen. En zie, toen was de proeftijd voorbij. Van den armen klomp hem was een sierlijke vaas geworden, een vaas ter eere, tót' ró'em van den kunstenaar. Lieve ziel, 'heeft niet de Pottebakker macht over het leem? En als Hij u wil maken tot een vat ter eere, zult ge; het Hem' dan niet toevertrouwen, ook als het u soms toeschijnt, dat Hij hard mirit u handelt? Hij w-eett toch beter dan gij, wat noodig is - ..1 Beste Jongens en Meisjes, Op 't o-ogenblik dat ik dit schrijf, zijn we nog midden in de St. Nicolaasdrukte. Velen zijn wellicht nog bezig,' met bet maken van pakjes en surprises. Want St. Nicolaasavond is echt een aVorid vól verrassingen. Verscheidene nichtjes en neefjes schreven m-e dan ook, dat ze iets aan het maken waren voor Vader of Moeder. Natuurlijk heb ik er niets van verteld, omdat het nog een geheimpje moest blijven. Maar, nu jullie dit lezen, is voor som migen, en voor anderen misschien Maan dag, dan toch eindelijk de groote avond daar. Dap* zingen dë ouderen zoowel als de jongeren nog graag eens (En ik zal het maar eerlijk zeggen, ik doe 't ook höor „Zie de maan schijnt door do hoo rnen." Ik hoop, dat jullie allemaal een prettigen avond zullen hebben en de goede oude Sint niemand zal teleurstellen. Een vol gende keer moeten jullie mij er maar pens iets van schrijven. Nu de' correspondentie 's-Heer Arendskerke. „Kabouter tje" Je hebt het boek dus al uit. Wat die verrassing betreft, ik hoop van wel, maar ik weet niet of ik het er naar ge maakt heb dit jaar. „Viooltje" Ik kan begrijpen dat je veel van ze houdt. Be dankt voor het raadseltje. Ik hoop het eens te plaatsen. „Vlindertje". Dat boekje wat jij liebt, heb ik ook wel eens ge-r lezen. Jij en „Kaboutertje" zijn dus goede vrienden. „Jasmijn". Je krijgt zeker al gauw een rapport, of heb je het soms al gehad? „Animo". Ja hoor, ik vind het ook een mooien naam, je kunt er nog wel bij en staat al op de lijst. „IJsvogel". Voor jou geldt hetzelfde jls voor „Ani mo". Stuur je mij ook eens een teekening? Kloeting e. „Vergeet mij nietje". Er waren er w-el meer die al de oplossingen goed hadden en toch geen prijs. Misschien een volgende keer wel! Goes. „Boschviooltje", 't Is dus nogal meegevallen. Heb je deze week weer naar de radio geluisterd? Dat zal prettig zijn. „Erica". De vriendinnetjes maar bij el kaar. Vind je ook niet? Was je niet bang voor den Sint? „Henry Ford", 'tEerste was ook- wat moeilijk, 't Nieuwe zal wel naar je zin zijn. Leuk, die roode inkt. Kr. de J. Wat vind je prettiger, een cijfer- of letterraadsel? Je moet maar eens een mooi briefje aan Sint schrijven. J. Z. Is dit raadsel beter? Je moet mij eens een groot geteekend kaartje sturen! Bellefleur tje". Ik vind het wat gezellig hoor, dat je pok meedoet. Je had het briefje keu rig .geschreven. „Leergraag". Ja, je oplos singen waren goed. Heb je 'tdruk met je lessen? „Klaproosje". Ja, er is een letter te veel ingekomen, maar je hebt bet dus toch geraden. K ape lie. „De Zwijger". Gelukkig, dat je het boek nog niet gelezen had. Nu heb je 't zeker al uit? „Sneeuwwitje". Wel ge feliciteerd met de verjaardag van Groot moeder. Je wordt dus niet overgeslagen. Je moet maar voorzichtig zijn hoor! Kruin in gen. „Zeeman". Welkom! Je hebt een goeden naam voor een Zeeuw. En als 'tzoo 'doorgaat, moet je gauw een boekenkast hebben. „Amice". Na tuurlijk mag je zusje ook meedoen. .Te hebt een fijn versje gemaakt zeg. M. H. Wel gefeliciteerd, 't Is voor jou dus dubbel feest. „De kleine landman'Zoo ben je er ook weer. Ik had je al gemist. Dan zou je maar nooit een boek: moeten heb ben, of wel? Grijpskerke. A. L. Je hebt gelijk. Historische verhalen zijn altijd mooi. Dus in het vervolg doe je het ook per maand? „Zus em Broer". Willen jullie dien voor schuilnaam nemen, jullie hebben zeker vergeten, het er bij te zetten. Nieuwdorp. „Mulderinnetje". Prettig dat je ook mee gaat doen. Als je eens een oplossing niet kunt vinden, mag je bet toch wel insturen. Ierseke. „Brandneusje". Nu heb ie het boek zeker al uit. Je 'moet .de raad sels dan maar goed bewaren. „Fluweeltje" Ik zal probeeren er om te denken hoor. Wat dien naam betreft, als je eens bij me komt, zal ik het je wel vertellen. Middelburg. „Blauwoog e". Dit vind ik de mooiste. Je had er heel wat opge schreven, hé? Je oplossingen waren goed. „Wildzang". Ik heb nog eens in de kast gekeken en daar lag nog „Het ware ge luk", dat zal je ook wel mooi vinden. Stuur het andere maar terug. W aarde. „Klokcinia". Ik vind het pret tig dat je ook mee gaat doen. Schrijf je me eens hoe oud je bent? Hansweert. „Zus en Broer". En hoeft Grootvader het al gelezen? Jullie hebben liet zeker samen gedaan. „Zwarte Kees". Zooals je ziet, sta je er ook al bij. De raadsels voor de jongeren kan je best oplossen. Oudeland e. „Pareltje". Er zijn wel meer, die denken dat ze het weten. Ik heb toch naar 't schrijven gekeken, maar 't ging nogal hoor Kou de kerke. „Snuffelgraag". Ja, je had je adres eens geschreven. Wil je je vader en moeder de groeien van mij têrüg doen? Souburg. „Beertje". Ik hoop, dat we goede vrienden zullen worden, dat zal ook wel, als je maar niet te hard gaat brommen. Ser o o skeike. „Landkiab". Je mag ze bést per maand opsturen, vertel je me eens, waarom je dien naam nam. J. M. L. Jij bent dus weer een nieuw nichtje. Op die manier krijg ik een groote familie. P. S. Jullie zijn allebei welkom. Waarom hadden jullie die spreekwoorden er onder .gezet? K' r a b b e n d ij k e. „Kruidj'e roer me niet." Kom er maar bij. Met de kleine raadsels zal het wel gaan. Gezellig dat je ze per week stuurt. „Dahlia". De tweede keer zullen er ook wel weer teleurgesteld zijn. Het raadsel hoop ik te gebruiken. „Luistervink". Dat zal niet meevallen, zoo ver te loópen, maar waarom vlieg je niet? 't Raadsel wil ik graag hebben. „Made liefje". 'tZal wel meevallen, denk ik. In Spanje hebben ze groote zakken. Bedankt voor hét' raadsel. „Kamperfoelie". En jij wordit bedankt voor het aardige rijmpje. „Nu wil ik 'took eens probeeren Misschien kan ik 'twel van je leeren. Je rijmpje was zeer naar mijn zin Stuur je mij ook eens een opstel in?" „Herfstknaap". Wat treft' dat goed zeg, met je verjaardag.. Wellicht ben je een volgende „keer gelukkiger. „Slëütelbloem- pje" Dat had ik dus goed uitgezocht met liet boek. En ben je nog naar- Middelburg geweest? 'tWas er zeker wel erg drnk? „Fazant". Als het kaix, zal ik je raadsel plaatsen. Wat zal jij een fijne middag ge had hebben. Gelukkig maar, dat het mis was hè? Aagteik ark e. „Doornroosje." Hier heb jij ook weer een babbeltje, hoor ik van jou ook nog eans wat? Sch ore. T. J. En kan ja ,de raadsels nogal oplossen. 'tH-eib een tijd niets van je gehoord? A. M. Ben ja nog op school? Dan krijg je zeker wel gauw een rapport. We mal ding©. „Smid je." Natuurlijk vind ik het goed. „Hoe meer zielen, hoe meer vreugd". Mag je je vader al eens helpen? C. B. Je raadsel kan ik wel gebruiken, 't Geheel is zeker uit „De Schoolmeester". Ik stel in alleis wat je vertelt belang, 't Is zoo gezellig lange brieven. J. C. Jammer, dat je het zoo druk hebt. Wel bedankt voor je raadsel. Ik krijg toch nog wel eens een briefje? „Draaitol". Dat was dus gemakkelijk te raden. 'tWas wel een kort briefje, maar beter daix niets, hè? „Watergeus". Ja, 'Cdoet zeer als je je hand er aan brandt, maar de „Watergeus" kan er wel tegen denk ik. Of heb ik 'tmis? Kamperland. „Duinhelm", 'tlswel een echt boek om nog eens over te lezen, hé? en wat 't overige betreft ben ik 't volkomen met je eens. 'sH. H. Kinderen. „Lerngern". Ben je al besloten wat je nemen zal? Heb je 'tdictée al terug en is 't proefwerk wat meegevallen? „Lentebloempje". Ik vind het ook heerlijk dat 't St. N-ic. is. Neen, een klomp heb ik niet, maar als ik die van jullie gebruiken mag, wat graag hoor! „Sneeuwklokje'." Wat zal dat eon feest zijn als Kr. thuis komt. Als ja eens een raadsel heb, mag je 'twel sturen. Wordt poesje al groot? „Vergeet mij niet". Zeker, mag je ook meedoen. Mag ik ook komen met 't Kerstfeest? „Bel lefleur". Als er eens een plaatsje is, komt 'ter wel in. Dat dacht ik wel dat jij ,tniet zou opgeven? „Het Vieilal". Jullie zijn dus blij met de boekjes? Wat heeft P. een goeden verjaardag gehad, daar had ik ook wél bij willen zijn. „Korenaar". Wat heb jij je best gedaan op die teeke ning. Ik krijg er zeker nog wel eens een van je? „Klimop". Ik kan 'tmaar een klein beetje hoor, en zou geen wedstrijd met je aandurven. „De Gebroeders", 't Is wel prettig hé, die versjes te leeren. Jullie moeten hel raadsel maar eens in zenden. Vrouwe polder. „Duindistel". Je oplossingen waren goed hoor. Prett g hé, dat 'tgauw Sint Nicolaas is? Achter vele kachels vindt men nu 's avonds 10, 2, 17, 43- In den 27, 12, 21, 11, 45, 6 is St. Ni colaas jarig. 37 is een chocola-letter. V oor de jongeren: II. Mijn geheel bestaat uit 11 letters. 8, 7, 1, 2 is niet los. 8, 6, 10 vindt men aan een vi.oh. 3, 9, 5, 1 is een bloem. 3, 9, 4, 11 is een kleur. Ziezoo, ik ben klaar, dus nu is het jullie beurt weer. Le hartelijke groeten van TANTE DOL LIE. Hier volgen de nieuwe raadsels. Met 't oog op de St. Nic. gelden ze niet voor prijsraadsels, want jullie hebben mis- i schien toch niet veel tijd om ze te raden. Voor de grooteren: Mijn geheel bestaat uit 51 letters. De 43, 13, 51, 20, 9, 23, 41 van St. Nicolaas is een groote vreugde voor de i kinderen. Maar o 42, 5, 31 velen krijgen slechts een 14, 49, 6, 19. Weken vooruit maakt men al een 1 35, 6, 16, 8, 47, 40, 3, 39> 22, 26 klaar. Vele jongens hebben graag een zak vol 33, 47, 28, 36, 15, 29, 25, 22. En welk meisje heeft niet graag een 18, 34, 18,18, 30, 21, 7, 24, 48, 44, 32. Een 4, 50, 39, 46, 38 van koek is bij ieder nichtje welkom. Waartoe de vrouwen verordend zijn. „De vrouwen praten over het huis houden als meesteressen, met lieftallig heid en met aangename stem, alzoo dat zij Cicero, den welsprekendsten redenaar overtreffen; en wat zij met welsprekend heid niet teweeg kunnen brengen, dat ver krijgen zij met weenen. En tot zulke welsprekendheid zijh zij geboren, vvant voor die dingen zijn zij veel welsprekender en geschikter dan wij, mannen, die zulks door lange ervaring en studie verkrijgen moeten. Wanneer zij zulks evenwel bui ten het huishóuden wagen, dan deiigen zij niet. Want, ofschoon zij woorden genoeg hebben, ontbreekt het haar aan zaken. Die verstaan zij niet goed, en zoo praten zii „daarover op klapachtige wijze en halen alles zeer dooreen. Daaruit blijkt, dat de vrouw geschapen is voor het huishouden en de man voor de staatkunde, het we reldbestuur, den krijg en de rechtzaken, om die te voeren en te besturen." Zoo zegt Luther in een van zijn tafel gesprekken. Enkele recepten. S e 1 d e r ij s o e p. IV2 L- water 40 gram bloem, 60 gram boter, 400 gram selderij knol 10 gram zout. Schil de selderijknol en snijd ze in kleine blokjes. Laat ze drie kwartier gaar koken in het water. Haal de mooiste stukjes er uit en wrijf de rest door een zeef. Maak van boter, bloem en het ge zeefde vocht een gebonden soep. Maak alles af met melk, hotel, zout, en de stukjes selderij. Gestoofde paling. 2 pond dunxip paling, zout, bloem, 3 lepels vet, beschuit- kruim, water, schijfjes citroen, zonder de pitten. Men maakt de paling schoon, wascht ze nog eens goed af en snijdt ze aan moeten. Haalt deze mooten door bloem en doet ze in een vuurvaste schaal, met zooveel water, tot ze even bedekt zijn. Dan doet men er overal tusschenin kluit jes boter, hier en daar een schijfje ci troen en overstroomt ze met beschuit- kruim. Men stooft ze in een oven gaar in plm. 1 uur. Rijstschotel met pruimen- moe s. 600 gram rijst, V2 L. melk, citroen schil, 100 'gram suiker, 1 ei, 500 gr. gedroogdepruimen, suiker, citroensap. Bereiding: De melk met het citroen schilletje aan den kook brengen. De koude rijst er goed warm in laten worden op een hoekje van de kachel. (De hoeveelheid melk is niet precies op te geven, daar dit afhangt van het. min of meer stijve der koude .rijst). Het mengsel, als het goed warm is, met een houten lepel roeren tot de klontjes rijst goed verdeeld zijn en dan vermengen met suiker, eidooier en stijfgeklopt eiwit. De pruimen goed was- schen, in lauw water weeken en gaar koken 'in het weekwater. De pitten ver wijderen, de pruimen met een houten lepel fijn wrijven en op smaak afmaken met suiker en citroensap. Rijst en prui- menmoes laag om laag in een vuurvast schoteltje schikken. De bovenste rijstlaag bedekken met wat suiker, kaneel en go smolten boter en in den oven een korstje laten krijgen. Eenijje wenken. Ei er en. Maak vóór de eieren te koken, de schaal eerst nat met koud water; ze zullen dan nooit barsten. Voor winterhanden. Stort drie A zes droppels glycerine in het water voor ge daarmede uw handen en uw ge laat wascht, of, wanneer gij alleen uw handen wascht, laat dan een druppel val len in de palm van uwe hand, na die gereinigd en er de zeep afgespoeld te hebben, wrijf daarna hand en polsen en droog ze zorgvuldig. Dit middel bewaart de liuide voor den invloed van de scherpe koude. Om bewerkte koperen voor werpen als parapluiestandaards, wand borden, enz. als nieuw te krijgen, wrijft men ze met een doorgesneden citroen, dio herhaaldelijk in zout gedompeld wordt, flink af. Met schoon water naspoelen en met een schoonen zeem nawrijven. Vlekken inkle eren ontstaan door wijn of vruchtensappen, krijgt men niet weg met benzine of tetra. De middeltjes hiervoor zijn spiritus, eau de cologne, ab solute alcohol en citroensap. Olievlekken in marmer. Als vet- of olievlekken in marmer niet geheel ver dwijnen met zeepsop, moet men ze be dekken met een laagje pijpaarde en wa ter of met een papje van magnesia. Dit laat men er eenige uren op liggen, ver wijdert het poeder en herhaalt zoo noodig de bewerking. Afgeven van kleuren. Een goed middel om het afgeven van kleuren te voorkomen is, de stof ta spoelen in een 5 procents aluin-oplossing.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1926 | | pagina 7