Asthi
leestafel.
i
Voor lie .leimd.
Het Vrouwen-hoekje.
iet in de B r i t-
(i e is geëindigd. In>
overeenkomsten' tus-
|iijnworkers tot stand
wel algemeen lier vat,
irking moet worden
,1e mijnwerkers 'weer
rorden gesteld. Hoe
Lchtoffers dezer sla-
let te zeggen, maar
[r op te moeten re-
idustrie voor weinig
|van het aantal der
Iers plaats zal zijn.
de verliezen, die
m lang volgehouden
economisch leven
|n de 350 en 400
;oen kleinigheid
belangstelling ziet
Iters van buitenland
rijk, Engeland en-
Itrekken om de ver-
V o 1 k e n b o n d s-
Izullen tusschen deze
besprekingen plaats
ek in de Fransche
•ede over de bui-
auden.
Jradering is gekomen
Itscbland, zoolang zal'
[e in Europa zijn",
Briands rede. Aan.
|an goede wil zijn.
die goede wil niet,
deze week eigen-.-
jen. Het schijnt, dat.
die verlangen naai'
om dan hun slag.
liens toestand inder-
to zijn (de bekende
lm opereeren) heelt
tot zijn onderdanen
in bet belang van.
veer aan het werk.
I uitbarsting tot hedem
1 Wel werd een deel
bor storm en aard-
lis de socialistische-
Iroken, naar de niet-
len. Het socialistisch.
|ge moeten aftreden.
in China woedt
lievigheid voort. Bui-
Vn zijn naar enkele-
Jiden, om er de be-
|n te behartigen,
het nog altijd h e t
dat veler belang-
|er en daar voor
de actie levendig
I's van actie opgericht
In verzameld' worden.
|n de Eerste Kamer,
om het verdrag te
(ijd, dat de eind-be-
kwestie dreigt onza
kelijk te vertroe-
r ging in kalm tem-
Jibeid voort, waarvoor
J maar matige belang-
|iliebegrooting is aan
schiet ze goed op.
weer een spoor-
In.l. te Haarlem. Hét.
(schappijen niet voor
nwen in onzen spoor-
lir een bedenkelijken
i e' hair ft he inneren
vergadering van de-
|inst mogelijke meer-
|n niet aan de re
der suikerindustrie
laf wachtende houding
joelde men algemeen
Irnationale suikercon-
I Koningin in Zeeland.
I den alge me enen
/ooi de P. Z. E. M-
Iwensch uit, dat ein-
zich nu eens zal
lller sympathie, iets,
lel heefj» te wenschen
ons hier niet bezig-
voor die antipathie
aanwezig waren,
ad van Middel-
Iting voor 1927 aan.
jlebalten verwijzen zij
in dit nummer.
slechts één talent
als van hem dien
dt ook in deze zaak.
ting- in soortgelijke
I typeeren, zou ik in
r een paar citaten
eerste uit ,,de Stan
der: Opmerkelijk is
pt groot verzet dat
F van Amsterdam in
tegen het plan van
Alen duchtte in Am-
varen. Een voorstel
psterdalm in de lee-
Jte doen deelnemen,
I en een krachtig
I van Koning Wil-
ierdam niet wilde
aleer de hoofdstad
blijken van deelne-
de nationale onder-
|ng van Holland op
«lig om de Amster-
toeschietelijk te ma-
voldoende geld g^"
Kanaalmaatschappij
|t
ms thans stellig z0e*
iKwr'tl
gaat gepaard met verschillende
verschijnselen: benauwdheid, kort-,
ademigheid, beklemdherd op de
borst bij de minste inspanning.
Akker'» Abdijsiroop verlicht de
aanvallen doordat zij de borst
van de prikkelende slijm zuivert en
de ontsteking der luchtwegen weg
neemt en daarmede de oorzaken
van hoest, bronchitis,keelpijn.
AKKER's
18 9
Alom verkrijgbaar in lokera van 230 gram C
130 550 gram ƒ2.75 en 1000 gram 4.50
vreemd voor, maar het bewijst toch wel,
dat de naaste belanghebbenden in zulke
.gevallen soms geheel verkeerd zien."
Het tweede uit de verdediging van Mi
nister van Karnobeek: „Tloen in 1839 in
de Kamerzitting van Maart in België de
Minister de Theux de Meylandt het schob
dingsverdraig voorlegde aan het Belgische
volk, in zijn Parlement vergaderd, toen
ging het daar bar toe; ik prijs mij gelukkig
dat ik in hetere- omstandigheden verkeer.
Hij had het moeilijk, maar het verdrag
kwam er, en toen hij stierf, in 1872,
schreef do „Indépendance Beige" in een
artikel, dat mem kan vinden in het boek
van Dé, Ridder: Hat verdrag heeft goede
diensten bewezen; de Minister, die het
odium op zich had genom-en, zag juist, hij
heeft tegenover het Vaderland zijn plicht
gedaan; thans, achteraf, is dat gebleken.
Ik zeg dit nieit om .een parallel te
trekken met mijzelf: de omstandigheden
zijn niet gelijk. Maar ik wijs er op,
omdat het zoo gaan kan met die dingen;
men ziet zo achteraf dikwijls anders in
en hetgeen waartegen het volk zich het
imeest rebuteert, blijkt, dikwijls naderhand
goed te zijn."
Hooggeachte Redactie', ik ben betrek
kelijk veel te uitvoerig geweest, maar bet
lietang van de zaak, meen ik, dat zulks
rechtvaardigt.
Hoogachtend,
D. ZAGH ARIAS SE.
Riggekeïke, 27 November 1926-
Lourens Ingelse, door A.
Janse. Uifg. Oosterbaan en Le
Cointre, Goes.
Dit opstel, gooals de schrijver het wel
wat al te bescheiden noemt, geeft een
episode uit het godsdienstig leven op Wal
cheren omstreeks 1780, ep werd oor
spronkelijk geschreven als lezing voor den
kring .Walcheren der Geref. Meisjesver-
oenigingen. Een weinig bijgewerkt ver'
scheen het daarna als feuilleton in de
„Zeeuwsche Kerkbode".
De schrijver verhaalt hier de geschie
denis van Lourens Ingelse uit Arnemuiden
en hij doet het op pakkende wijze, maar
tis hem toch meer te doen om liet ge
slacht Ingelse, dat ook thans nog voort
leeft in ons volksleven, en waarbij het
goed bezien toch altijd weer draait om den
mensch, zijne bevindingen en gevoelens,
dan om den persoon.
Wij hebben hier te doen met een zeer
belangrijk werkje, waarin ons het leven
van onze voorouders, hunne houding ten
opzichte van den Bijbel, hunne opvatting
van het geestelijke leven en den dwaal
weg waarop zij zich ondanks allen vromen
schijn bevonden, wordt geteekend.
't Is gezonde, echt Schriftuurlijke kost,
die hier wordt geboden.
Wij bevelen de lezing van dit mooie
boekje gaarne aan.
„Mijn toetssteen", 450
vraagstukken en vormen ten dien
ste van hen, die examen wenschen
to doen voor de eerste klasse eener
Normaal- of Kweekschool, enz.,
door 0. H. Steenwinkel. Uitg. Oos
terbaan en Le Gointre, Goes.
De bruikbaarheid van deizen toetssteen
kan worden afgeleid: uit het feit, dat
nu reeds een derde druk noodig bleek,
wat niet behoeft te verwonderen, omdat
naar de schrijver in het voorbericht mee
deelt, dit boekske ruim voldoende is voer
en, die toelatingsexamen wenschen te
°en voor een kweekschool of zich willen
onderwerpen aan het vergelijkend examen
TjJ"11 Rijksambtenaar der directe Belastin
gen, alsmede voor ben, die zich willen
aanmelden voor een politieexamen in de
groote steden.
Evangel isatielect uu r. Van de
J. A. Voorhoeve te 's Gravenhage,
1Se'kie"i een uitstekenden naam
noen ontvangen wij een pakketje evange-
Ifna r' waaroP wij hier gaarne de
werklu i ve®tige*n. Behalve een aantal
mkirei' Pakkende tractaten, bevat dit
van de tT derde of laatste zending
a ae Evangelisatie-Bibliotheek voor dit
l 'a' d®n Bijbelsch prentenboek, een
g wcekkalendertje voor 1927, voor
©vangelisatiedoeleinden al bijzonder ge
schikt en eindelijk nog een boekje „In die
pe plaatsen" door Amy le Feuvre.
Gaarne wekken wij onze lezers op zich
als lid van de Evangelisatie-Bibliotheek
te doen inschrijven en mee te werken
op deze wijze het Evangelie te verbrei
den.
Het Ouderlingenblad, Maand-
schriit voor hen die de Geref. Kerken, in
een ambt dienen, bevat bijdx-agen van
Prof. Bouwman over bet ambt dor dia
kenen,van Prof. Aalders over zielzorg en
twijfel, en van Ds de Geus over het
oudc-rlingenambt ©n schoolonderwijs. In
de Vrageinbus geeft Prof. Aalders een
breedvoerig en bevestigend antwoord op
de vraag of hat noodzakelijk en wen-
schelijk is, dat bij het huisbezoek ook de
gezinnen der ambtsdragers bezocht wor
den.
„Ons .eigen Tijdschrift". Uiig.
van 0. J. van Houten en Zn., Weesp. Aan
du verzorging van dit tijdschrift is als
naar gewoonte groote zorg besteed. Prof.
Dr II. Th. Obhink schreef een mooi, van
keurige platen voorzien artikel over het
tegenwoordige Bethlehem. Zeer interessant
is ook een artikel over „Naar het hart van
Azië", waarvan elk van de bijgevoegde
platen een kunstwerk op zichzelf vormt.
Belangrijk zijn ook de rijk geïllustreerde
artikelen over oude Pooltochten c.a., „On
ze torenklokken", iets over hare wor
ding, en een bijdrage van D. A. Pol-
dermans over bijgeloof opi Zuid-Beveland,
Dit nummer is voorzien van ©011 fraaie
kunstbijlage: Een avondstraat in Toledo,
naar een teekening van Wladimir Eielkine.
Kalenders. Van de fa. La Rivière
en Voorhoeve ontvingen wij de bekende
Neeriandiakalender, die eiken dag een
plaatje geeft, en de weekkalender „Elf
Provir.d'ën"die elke week een stukje
van mooi Nederland op voortreffelijke
wijze in- beeld brengt. Aan de uitvoe
ring van dezei kalenders is 'als altijd zeer
veel zorg besteed en we twijfelen niet
of ze zullen ook nu wiser graag gekucht
worden. Jammer vonden wo het, dat brj
de samenstelling van beide kalenders Zee
land geheel over het hoofd gezien werd.
Dit is natuurlijk een onwillekeurig Ver
zuim, dat ongetwijfeld het volgend jaar
hersteld zal wordenOverigens gaarne
aanbevolen.
De handgreep.
Een schilder had den kloppenden Hei
land afgebeeld; een man, die aan een deur
aanklopt en vraagt, binnengelaten te wor
den. Het doek was op een tentoonstelling
geplaatst, en terwijl de schilder er bij
stond te kijken, kwam een man zijn op
merkingen maken. Het was een timmer
man, die in zijn leven honderden deuren
had gemaakt en dus over deuren wel oor-
deelen kon. En hij vond, dat de schilder
één fout had gemaakt. „Dat is geen hand
greep, om een deur open te doen", zei hij
„daarmee kun je alleen een deur dicht
halen, maar niet openen".
De schilder trad op hem toe. „Het ver
wondert mij", zei hij, „dat gij al uw aan
dacht wijdt aan de deur en in 't geheel
niet aan den man, die aanklopt. Eén ding
wil ik u echter zeggen: dat gij het mis
hebt." J !-ri|
„En ik heb al zooveel deuren ge
maakt", zei de timmerman.
„Dat kan wel zijn", zei do schilder,
„maar in uw Bijbel hebt gij niet goedi
gelezen. De deur wordt van binnen ge
opend, door den bewoner, en niet door
den kloppenden Heiland. Luister maar:
„Zoo iemand Mijn stem zal hooren en de
deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen."
„Ik weet niet, of gij het verstaat", ver
volgde de schilder, „maar er zijn heel wat
menschen, die meenen, dat ze veel moeten
doen en heel wat moeten bidden, om God
te bewegen, dat Hij hun de deur opent en
hen binnen laat, en zij verstaan niet, dat
ze zelf de deur van hun hart moeten ope
nen voor het Woord van God."
DE LEEMKL0MP.
Een klomp leem lag op de werktafel
van een pottebakker en zuchtte:
„Wat moet ik hier? Ik had heit zoo
goed in den frisschen wind en den
zonneschijn tusschen mijn kameraden, en
nu lig ik hier alleen in dit donkere
gebouw. Ik weet niet, waarom ze me dat
hebben gedaan."
Daax viel zijn blik op een wonderlijk
mooie vaas, prijkende in de fraaiste kleu
ren, versierd met bloemen en randen in
goudglans. Do meester had juist die vaas
voltooid, en met een gelukkig gezicht
zette hij ze neer op de plank.
„Wat zijt ge mooi," sprak bewonderend
de klomp leem1.
„Eenmaal was ik juist als gij," ant
woordde de vaas.
„Als ik?" riep het leem. „Dat is onmo
gelijk! Uw kleed is immers zoo schoon als
©em vlinder, die dartelt in den zonne
schijn, en uw gedaante is slanker en
sierlijker dan die van het hert."
„Ja en toch ben ik een klomp leem
geweest gelijk gij," antwoordde de sier
lijke vaas.
Do meester had het gespiek aange
hoord. Nu nam hij den klomp: leem in zijn
handen en zei: „Wilt ge u aan mij toe
vertrouwen? Het zal u moeite tosten
en pijn, maar ik beloof u, dat gij een
sierlijke vaas zult worden als die daar.
Vertrouwt ge mij?"
Het viel den klómpi leemi niet mee.
De meester kneedde hem in zijn sterke
handen en legde hem onder het wiel,
om zijn deelen goed fijn te krijgen, en de
klomp was menigmaal geneigd om te jam
meren over zijn moeilijk lot, maar onder
alle pijn herinnerde hij zich het woord;
dat hij had gehoord: „Vertrouw u toe aan
mij
En toen bemerkte hij op zekeren dag,
dat zijn lcclijkhfeid begon te veranderen
in schoonheid door den arbeid van den
meester. „Houd maar moed", zeide deze.
„Het zwaarste moet nog komen, doch
houd moed, weldra zijt gij klaar."
En de leem klomp, die reeds de gestalte
en de teekening van een vaas had ge
kregen, maar nog de kleurenpracht miste,
werd naar den oven gebracht. Daar sloe
gen de vlammen in de lucht; daar was
de hitte groot en de klomp zou terugge
deinsd zijn. Maar do moéster fluisterde
hem toe: „Vertrouw mij ook nog ditmaal",
en de leem klomp hield zich dapper en
onderdrukte zijn smartkreten, hij wilde
immers zijn meester vertrouwen. En zie,
toen was de proeftijd voorbij. Van den
armen klomp hem was een sierlijke vaas
geworden, een vaas ter eere, tót' ró'em
van den kunstenaar.
Lieve ziel, 'heeft niet de Pottebakker
macht over het leem? En als Hij u wil
maken tot een vat ter eere, zult ge; het
Hem' dan niet toevertrouwen, ook als
het u soms toeschijnt, dat Hij hard mirit
u handelt? Hij w-eett toch beter dan gij,
wat noodig is
- ..1
Beste Jongens en Meisjes,
Op 't o-ogenblik dat ik dit schrijf, zijn
we nog midden in de St. Nicolaasdrukte.
Velen zijn wellicht nog bezig,' met bet
maken van pakjes en surprises. Want
St. Nicolaasavond is echt een aVorid vól
verrassingen. Verscheidene nichtjes en
neefjes schreven m-e dan ook, dat ze
iets aan het maken waren voor Vader
of Moeder. Natuurlijk heb ik er niets van
verteld, omdat het nog een geheimpje
moest blijven.
Maar, nu jullie dit lezen, is voor som
migen, en voor anderen misschien Maan
dag, dan toch eindelijk de groote avond
daar. Dap* zingen dë ouderen zoowel als
de jongeren nog graag eens (En ik zal
het maar eerlijk zeggen, ik doe 't ook
höor „Zie de maan schijnt door do hoo
rnen."
Ik hoop, dat jullie allemaal een prettigen
avond zullen hebben en de goede oude
Sint niemand zal teleurstellen. Een vol
gende keer moeten jullie mij er maar pens
iets van schrijven.
Nu de' correspondentie
's-Heer Arendskerke. „Kabouter
tje" Je hebt het boek dus al uit. Wat
die verrassing betreft, ik hoop van wel,
maar ik weet niet of ik het er naar ge
maakt heb dit jaar. „Viooltje" Ik kan
begrijpen dat je veel van ze houdt. Be
dankt voor het raadseltje. Ik hoop het
eens te plaatsen. „Vlindertje". Dat boekje
wat jij liebt, heb ik ook wel eens ge-r
lezen. Jij en „Kaboutertje" zijn dus goede
vrienden. „Jasmijn". Je krijgt zeker al
gauw een rapport, of heb je het soms
al gehad? „Animo". Ja hoor, ik vind het
ook een mooien naam, je kunt er nog
wel bij en staat al op de lijst. „IJsvogel".
Voor jou geldt hetzelfde jls voor „Ani
mo". Stuur je mij ook eens een teekening?
Kloeting e. „Vergeet mij nietje". Er
waren er w-el meer die al de oplossingen
goed hadden en toch geen prijs. Misschien
een volgende keer wel!
Goes. „Boschviooltje", 't Is dus nogal
meegevallen. Heb je deze week weer naar
de radio geluisterd? Dat zal prettig zijn.
„Erica". De vriendinnetjes maar bij el
kaar. Vind je ook niet? Was je niet bang
voor den Sint? „Henry Ford", 'tEerste
was ook- wat moeilijk, 't Nieuwe zal wel
naar je zin zijn. Leuk, die roode inkt.
Kr. de J. Wat vind je prettiger, een cijfer-
of letterraadsel? Je moet maar eens een
mooi briefje aan Sint schrijven. J. Z.
Is dit raadsel beter? Je moet mij eens een
groot geteekend kaartje sturen! Bellefleur
tje". Ik vind het wat gezellig hoor, dat
je pok meedoet. Je had het briefje keu
rig .geschreven. „Leergraag". Ja, je oplos
singen waren goed. Heb je 'tdruk met je
lessen? „Klaproosje". Ja, er is een letter
te veel ingekomen, maar je hebt bet dus
toch geraden.
K ape lie. „De Zwijger". Gelukkig, dat
je het boek nog niet gelezen had. Nu heb
je 't zeker al uit? „Sneeuwwitje". Wel ge
feliciteerd met de verjaardag van Groot
moeder. Je wordt dus niet overgeslagen.
Je moet maar voorzichtig zijn hoor!
Kruin in gen. „Zeeman". Welkom! Je
hebt een goeden naam voor een Zeeuw.
En als 'tzoo 'doorgaat, moet je gauw
een boekenkast hebben. „Amice". Na
tuurlijk mag je zusje ook meedoen. .Te hebt
een fijn versje gemaakt zeg. M. H. Wel
gefeliciteerd, 't Is voor jou dus dubbel
feest. „De kleine landman'Zoo ben je
er ook weer. Ik had je al gemist. Dan
zou je maar nooit een boek: moeten heb
ben, of wel?
Grijpskerke. A. L. Je hebt gelijk.
Historische verhalen zijn altijd mooi. Dus
in het vervolg doe je het ook per maand?
„Zus em Broer". Willen jullie dien voor
schuilnaam nemen, jullie hebben zeker
vergeten, het er bij te zetten.
Nieuwdorp. „Mulderinnetje". Prettig
dat je ook mee gaat doen. Als je eens
een oplossing niet kunt vinden, mag je
bet toch wel insturen.
Ierseke. „Brandneusje". Nu heb ie
het boek zeker al uit. Je 'moet .de raad
sels dan maar goed bewaren. „Fluweeltje"
Ik zal probeeren er om te denken hoor.
Wat dien naam betreft, als je eens bij
me komt, zal ik het je wel vertellen.
Middelburg. „Blauwoog e". Dit vind
ik de mooiste. Je had er heel wat opge
schreven, hé? Je oplossingen waren goed.
„Wildzang". Ik heb nog eens in de kast
gekeken en daar lag nog „Het ware ge
luk", dat zal je ook wel mooi vinden.
Stuur het andere maar terug.
W aarde. „Klokcinia". Ik vind het pret
tig dat je ook mee gaat doen. Schrijf je
me eens hoe oud je bent?
Hansweert. „Zus en Broer". En
hoeft Grootvader het al gelezen? Jullie
hebben liet zeker samen gedaan. „Zwarte
Kees". Zooals je ziet, sta je er ook al
bij. De raadsels voor de jongeren kan
je best oplossen.
Oudeland e. „Pareltje". Er zijn wel
meer, die denken dat ze het weten. Ik
heb toch naar 't schrijven gekeken, maar
't ging nogal hoor
Kou de kerke. „Snuffelgraag". Ja, je
had je adres eens geschreven. Wil je je
vader en moeder de groeien van mij
têrüg doen?
Souburg. „Beertje". Ik hoop, dat we
goede vrienden zullen worden, dat zal
ook wel, als je maar niet te hard gaat
brommen.
Ser o o skeike. „Landkiab". Je mag
ze bést per maand opsturen, vertel je
me eens, waarom je dien naam nam. J.
M. L. Jij bent dus weer een nieuw nichtje.
Op die manier krijg ik een groote familie.
P. S. Jullie zijn allebei welkom. Waarom
hadden jullie die spreekwoorden er onder
.gezet?
K' r a b b e n d ij k e. „Kruidj'e roer me
niet." Kom er maar bij. Met de kleine
raadsels zal het wel gaan. Gezellig dat
je ze per week stuurt. „Dahlia". De tweede
keer zullen er ook wel weer teleurgesteld
zijn. Het raadsel hoop ik te gebruiken.
„Luistervink". Dat zal niet meevallen, zoo
ver te loópen, maar waarom vlieg je niet?
't Raadsel wil ik graag hebben. „Made
liefje". 'tZal wel meevallen, denk ik. In
Spanje hebben ze groote zakken. Bedankt
voor hét' raadsel. „Kamperfoelie". En jij
wordit bedankt voor het aardige rijmpje.
„Nu wil ik 'took eens probeeren
Misschien kan ik 'twel van je leeren.
Je rijmpje was zeer naar mijn zin
Stuur je mij ook eens een opstel in?"
„Herfstknaap". Wat treft' dat goed zeg,
met je verjaardag.. Wellicht ben je een
volgende „keer gelukkiger. „Slëütelbloem-
pje" Dat had ik dus goed uitgezocht met
liet boek. En ben je nog naar- Middelburg
geweest? 'tWas er zeker wel erg drnk?
„Fazant". Als het kaix, zal ik je raadsel
plaatsen. Wat zal jij een fijne middag ge
had hebben. Gelukkig maar, dat het mis
was hè?
Aagteik ark e. „Doornroosje." Hier
heb jij ook weer een babbeltje, hoor
ik van jou ook nog eans wat?
Sch ore. T. J. En kan ja ,de raadsels
nogal oplossen. 'tH-eib een tijd niets van
je gehoord?
A. M. Ben ja nog op school? Dan krijg
je zeker wel gauw een rapport.
We mal ding©. „Smid je." Natuurlijk
vind ik het goed. „Hoe meer zielen,
hoe meer vreugd". Mag je je vader al eens
helpen?
C. B. Je raadsel kan ik wel gebruiken,
't Geheel is zeker uit „De Schoolmeester".
Ik stel in alleis wat je vertelt belang, 't Is
zoo gezellig lange brieven.
J. C. Jammer, dat je het zoo druk
hebt. Wel bedankt voor je raadsel. Ik
krijg toch nog wel eens een briefje?
„Draaitol". Dat was dus gemakkelijk te
raden. 'tWas wel een kort briefje, maar
beter daix niets, hè? „Watergeus". Ja,
'Cdoet zeer als je je hand er aan
brandt, maar de „Watergeus" kan er wel
tegen denk ik. Of heb ik 'tmis?
Kamperland. „Duinhelm", 'tlswel
een echt boek om nog eens over te
lezen, hé? en wat 't overige betreft ben
ik 't volkomen met je eens.
'sH. H. Kinderen. „Lerngern". Ben
je al besloten wat je nemen zal? Heb
je 'tdictée al terug en is 't proefwerk
wat meegevallen? „Lentebloempje". Ik
vind het ook heerlijk dat 't St. N-ic. is.
Neen, een klomp heb ik niet, maar als
ik die van jullie gebruiken mag, wat
graag hoor! „Sneeuwklokje'." Wat zal dat
eon feest zijn als Kr. thuis komt. Als
ja eens een raadsel heb, mag je 'twel
sturen. Wordt poesje al groot? „Vergeet
mij niet". Zeker, mag je ook meedoen.
Mag ik ook komen met 't Kerstfeest? „Bel
lefleur". Als er eens een plaatsje is, komt
'ter wel in. Dat dacht ik wel dat jij
,tniet zou opgeven? „Het Vieilal". Jullie
zijn dus blij met de boekjes? Wat heeft
P. een goeden verjaardag gehad, daar had
ik ook wél bij willen zijn. „Korenaar".
Wat heb jij je best gedaan op die teeke
ning. Ik krijg er zeker nog wel eens
een van je? „Klimop". Ik kan 'tmaar een
klein beetje hoor, en zou geen wedstrijd
met je aandurven. „De Gebroeders", 't Is
wel prettig hé, die versjes te leeren.
Jullie moeten hel raadsel maar eens in
zenden.
Vrouwe polder. „Duindistel". Je
oplossingen waren goed hoor. Prett g hé,
dat 'tgauw Sint Nicolaas is?
Achter vele kachels vindt men nu
's avonds 10, 2, 17, 43-
In den 27, 12, 21, 11, 45, 6 is St. Ni
colaas jarig.
37 is een chocola-letter.
V oor de jongeren:
II. Mijn geheel bestaat uit 11 letters.
8, 7, 1, 2 is niet los.
8, 6, 10 vindt men aan een vi.oh.
3, 9, 5, 1 is een bloem.
3, 9, 4, 11 is een kleur.
Ziezoo, ik ben klaar, dus nu is het
jullie beurt weer.
Le hartelijke groeten van
TANTE DOL LIE.
Hier volgen de nieuwe raadsels. Met
't oog op de St. Nic. gelden ze niet
voor prijsraadsels, want jullie hebben mis- i
schien toch niet veel tijd om ze te raden.
Voor de grooteren:
Mijn geheel bestaat uit 51 letters.
De 43, 13, 51, 20, 9, 23, 41 van St.
Nicolaas is een groote vreugde voor de i
kinderen.
Maar o 42, 5, 31 velen krijgen slechts
een 14, 49, 6, 19.
Weken vooruit maakt men al een 1
35, 6, 16, 8, 47, 40, 3, 39> 22, 26 klaar.
Vele jongens hebben graag een zak vol
33, 47, 28, 36, 15, 29, 25, 22.
En welk meisje heeft niet graag een
18, 34, 18,18, 30, 21, 7, 24, 48, 44, 32.
Een 4, 50, 39, 46, 38 van koek is bij
ieder nichtje welkom.
Waartoe de vrouwen verordend zijn.
„De vrouwen praten over het huis
houden als meesteressen, met lieftallig
heid en met aangename stem, alzoo dat
zij Cicero, den welsprekendsten redenaar
overtreffen; en wat zij met welsprekend
heid niet teweeg kunnen brengen, dat ver
krijgen zij met weenen. En tot zulke
welsprekendheid zijh zij geboren, vvant
voor die dingen zijn zij veel welsprekender
en geschikter dan wij, mannen, die zulks
door lange ervaring en studie verkrijgen
moeten. Wanneer zij zulks evenwel bui
ten het huishóuden wagen, dan deiigen zij
niet. Want, ofschoon zij woorden genoeg
hebben, ontbreekt het haar aan zaken.
Die verstaan zij niet goed, en zoo praten
zii „daarover op klapachtige wijze en halen
alles zeer dooreen. Daaruit blijkt, dat de
vrouw geschapen is voor het huishouden
en de man voor de staatkunde, het we
reldbestuur, den krijg en de rechtzaken,
om die te voeren en te besturen."
Zoo zegt Luther in een van zijn tafel
gesprekken.
Enkele recepten.
S e 1 d e r ij s o e p. IV2 L- water 40 gram
bloem, 60 gram boter, 400 gram selderij
knol 10 gram zout.
Schil de selderijknol en snijd ze in
kleine blokjes. Laat ze drie kwartier gaar
koken in het water. Haal de mooiste
stukjes er uit en wrijf de rest door een
zeef. Maak van boter, bloem en het ge
zeefde vocht een gebonden soep. Maak
alles af met melk, hotel, zout, en de
stukjes selderij.
Gestoofde paling. 2 pond dunxip
paling, zout, bloem, 3 lepels vet, beschuit-
kruim, water, schijfjes citroen, zonder de
pitten.
Men maakt de paling schoon, wascht
ze nog eens goed af en snijdt ze aan
moeten. Haalt deze mooten door bloem
en doet ze in een vuurvaste schaal, met
zooveel water, tot ze even bedekt zijn.
Dan doet men er overal tusschenin kluit
jes boter, hier en daar een schijfje ci
troen en overstroomt ze met beschuit-
kruim. Men stooft ze in een oven gaar
in plm. 1 uur.
Rijstschotel met pruimen-
moe s. 600 gram rijst, V2 L. melk, citroen
schil, 100 'gram suiker, 1 ei, 500 gr.
gedroogdepruimen, suiker, citroensap.
Bereiding: De melk met het citroen
schilletje aan den kook brengen. De koude
rijst er goed warm in laten worden op een
hoekje van de kachel. (De hoeveelheid
melk is niet precies op te geven, daar dit
afhangt van het. min of meer stijve der
koude .rijst). Het mengsel, als het goed
warm is, met een houten lepel roeren tot
de klontjes rijst goed verdeeld zijn en
dan vermengen met suiker, eidooier en
stijfgeklopt eiwit. De pruimen goed was-
schen, in lauw water weeken en gaar
koken 'in het weekwater. De pitten ver
wijderen, de pruimen met een houten
lepel fijn wrijven en op smaak afmaken
met suiker en citroensap. Rijst en prui-
menmoes laag om laag in een vuurvast
schoteltje schikken. De bovenste rijstlaag
bedekken met wat suiker, kaneel en go
smolten boter en in den oven een
korstje laten krijgen.
Eenijje wenken.
Ei er en. Maak vóór de eieren
te koken, de schaal eerst nat met koud
water; ze zullen dan nooit barsten.
Voor winterhanden. Stort
drie A zes droppels glycerine in het water
voor ge daarmede uw handen en uw ge
laat wascht, of, wanneer gij alleen uw
handen wascht, laat dan een druppel val
len in de palm van uwe hand, na die
gereinigd en er de zeep afgespoeld te
hebben, wrijf daarna hand en polsen en
droog ze zorgvuldig. Dit middel bewaart de
liuide voor den invloed van de scherpe
koude.
Om bewerkte koperen voor
werpen als parapluiestandaards, wand
borden, enz. als nieuw te krijgen, wrijft
men ze met een doorgesneden citroen, dio
herhaaldelijk in zout gedompeld wordt,
flink af. Met schoon water naspoelen en
met een schoonen zeem nawrijven.
Vlekken inkle eren ontstaan door
wijn of vruchtensappen, krijgt men niet
weg met benzine of tetra. De middeltjes
hiervoor zijn spiritus, eau de cologne, ab
solute alcohol en citroensap.
Olievlekken in marmer. Als vet-
of olievlekken in marmer niet geheel ver
dwijnen met zeepsop, moet men ze be
dekken met een laagje pijpaarde en wa
ter of met een papje van magnesia. Dit
laat men er eenige uren op liggen, ver
wijdert het poeder en herhaalt zoo noodig
de bewerking.
Afgeven van kleuren. Een goed
middel om het afgeven van kleuren te
voorkomen is, de stof ta spoelen in een
5 procents aluin-oplossing.