PE ZEEUW
Is Uw borst
beklemd?
ABDusïro©!®
BI66ELAAR!
w -c
TWEEDE BLAPT
Voor den Zondag.
Kerknieuws
Zoeklichtjes.
MARy ST JOHN.
VAN
ZATERDAG 20 NOV. 1926, No. 44.
WANDELEN MET GOD.
En Henoch wandelde met God,
nadat hij Methusala gewonnen had,
driehonderd jaar; en hij gewon zo
nen en dochteren.
Genesis 5:22.
iWandelen met God is een teer werk.
Het luistert nog veel nauwer daïi de
wandel voor God, want terwijl dit laat
ste bestaat in een godvruchtig gehoorza
men van 's Hoeren geboden, is het eerste
de intieme gemeenschap met den Almach
tige, .en het gemeenzaam verkeer met on
zen Vader in do hemelen.
En dan goen gemeenschap, die nu en
dan geoefend wordt.
Dan niet oen verborgen omgaing bij
-enkele tijden en oogenblikken, doch de
wandel met God is het voortdurend ver
keer met den Heere in heel de practijk
van ons leven, en op alle wegen, waarop
wij door Hem geleid worden.
Wandel en leven vallen dan eigenlijk
samen.
Het ganscha leven is een gemeen
schapsoefening met God geworden.
Een gedurig ontmoeten van Zijn ver
troostend aangezicht.
Een leven in Zijn nabijheid.
Is die gemeenschap mlogelijk?
Hoe kunn-en twee te zamen wandelen,
tenzij zij bijeengekomen zijn, en hoe kun
nen wij met God gemeenschap oefenen?
Dat verkeer kan niet van u uitgaan.
Van nature is er tusschen den Heere
en u een diepe kloof, en gij kunt die
niet dempen. Maar, welk een on'ffermiing,
God Zelf heeft den weg der gemeenschap
gebaand en ontsloten. Hij geeft Zijn eigen
Zoon, en Christus heeft de vijandschap
verbroken, en is van den Vader ver
laten geweest, om ons weer dicht, zoo
dicht mogelijk tot Hemi te brengen, en nu
is er «en wandel met God mogelijk. Nu
kunt ge in Zijn nabijheid verkeeren. Nu
moogt ge in heel uw leven kinderlijk
met uw heimelschen Vader omgaan, Die
Zich zoo diep mogelijk tot u neerbuigt.
Zoo kan het.
Maar komt deze wandel in de werkelijk
heid voor?
Is deze gemeenschap met God een be
reikbaar goed voor menschen, die in den
gewonen 'gang van het leven meemoeten,
en in dei volle drukte van den dage-
lijkschen arbeid den hemel zoo licht uit
het oog verliezen? Het schijnt van niet,
en Henoch, die met God wandelde, is
voor ons een ideaal, dat in ons leven
nooit tot werkelijkheid zal worden.
gezin' onderbreekt door en besluit met
de vermelding: En Henoch wandelde met
God. Hier is da godzaligheid, die tot alle
dingen nut is, en een belofte heeft voor
dit en het toekomende leven.
FEUILLETON,
Echter, vergissen we ons niet in He
noch!
Hij was allerminst een m'an, die zich
van het gewone leven niets aantrok, en
als een soort hemeling of kluizenaar of
'pilaarheilige zijn dagen in eenzaamheid
en enkel meditatie sleet. De Schrift tee
kent hem wel anders. Zij' begint zijn beeld
ook niet met zijn godvruchtigen wandel
te schetsen, maar het eerste, wat zij van
hem zegt, is heel natuurlijk en heel ge
woon: En Henoch leefde vijf-en-zestig
ja,ar; en hij gewon Me-thusa'lah.
Precies als z'n tijdgenooten.
Hij leeft het gewone leven mee.
En wanneer het Schriftverhaai van zijn!
wandel met God gesproken heeft, houdt
het niet op, en beschrijft het ook niet
ineens zijn sterven, maar gaat echt-mem
schelijk voort: „en hij gewon zonen en
dochteren." Henoch heeft dus een huise
lijk leven gekend en een gezin gehad'. Voor
dat gezin lweft hij gezorgd, en mede
den harden strijd des Tevens geworsteld,
en zijn wandel met God maakte hem
allerminst ongeschikt voor deze aarde.
Dioch weet ge, wat die wandel wel
doet?
Hij beheerschte het aakdsche leven.
Hij gaf in het gezin van Henoch den
toon aan, wat het Woord Gods ons hierin
toekent, dat het de beschrijving van zijn
Maar misschien was Henoch een stille
man!
Een huisvader, die wel voor zijn ge
zin werkte; doch overigens zich stille-
kens onttrok aan het menschenleven om
zich heen, en zoo spoedig mogelijk naar
de intimiteit van eigen binnenkamer
vluchtte, om daar te peinzen over het
zoete leven der verborgenheid met God.
Henoch heeft de wereld; zijner dagen
niet gelaten voor wat ze was.
Hij is allerminst een geestelijke gierig
aard geweest, die met passievollen wel
lust zich verloor in eigen schatten, en de
roeping naar buiten verwaarloosde. Hij
heeft niet de stad van Kaïn en het huis
van den goddeloozen Lamech met wee-
.nende oogen aanschouwd, zonder een
hand uit te steken, doch hij is, naar het
getuigenis van Judas, den broeder des
Herren, in zijn dagen als profeet des Hee-
ren opgetreden, en kloekmoedig heeft hij
geijverd tegen de goddeloosheid van Kaïn
en voor de eere van zijn God.
Dat is de ware wandel met God.
Het 'echte gemeenschapsleven met den
Heere maakt ons niet koud en ongevoelig
Voor de nood-en der wereld, en voor het
leven van ons geslacht, maar drijft ons
uit om tegen don geest der eeuw en voor
onzen Koning den strijd) te. voeren op
elke plaats waar onze God ons roept.
i i 1
"Wandelen met God is moeilijk.
Henoch is ©en zeldzaamheid.
Zijn omgang met den Heere wordt
■apart vermeld.
Tot tweemaal toa noemt de Schrift dit
heilig verkeer.
Maar Henoch was toch ©en medisch
van gelijk© bewegingen als wij, en een
.man, die midden in het volle, volle le
ven stond, cn geen pilaarheilige, die ver
boven u in goddelijke hoogten zweeft.
Gods Woord stelt hem tot exempel.
■Om u tot jaloerschheid te 'wekken.
'Om ui to© te roepen, dat gij u benaarsti
gen zult om zijn voetstappen te volgen,
■en al is het, dat gij het niet grijpt, en niet
de hoogt© van godzaligheid bereikt, waar
op Henoch stond, toch te jagen, of ge
het ook grijpen mocht, waartoe, ge van
Christus gegrepen zijt.
Midden in uw dagelijksch leven.
In het midden ook van uw gezin.
Daar vraagt de Heere juist den omgang
met Hem.
Och, in ©en eng celletje-, en een stil
hoekje -en een afgezonderd- binnenkamer
tje, waar niemand u ziet, en geen geluid
doordringt en ge alleen zijt, gaat het nog
wel God te ontmoeten, doch in de volle
levenspractijk en gezinsdrukte met Hem
te verkeeren, eischt sterke geloofsoefening
-en veel, veel gebed.
Zou het onmogelijk zijn?
Di© Ideiere vraagt het toch.
En Hij ©ischt ook van u, dat gij als
Zijn profeet of profetes in deze wereld
getuigt voor da eer van Zijn Naam.
D'at behoort ook tot den wandel met
Hem.
Wandelen is niet slechts stil genieten,
doch ook strijden.
Wat is die wandel dan moeilijk!
Doch Hij, Di© u roeipt is getrouw, Die'
het ook doen zal.
Uit het Engelsch.
98) -o-
„Denkt ge, -dat ge uw nieuwe tehuis
prettig zult vinden, Janet?" vroeg Mary
terwijl ze even voor de met klimop be
groeide pastorie stonden te kijken. Tot
haar verbazing vulden zich hare oogen
met tranen.
„O, Mary", zei-d-e zij, „het schijnt bijna
te goed om waar te zijn. Stel u voor, om
ied-eren morgen in die heerlijke, ou-de
kamer te ontwaken, terwijl de zon op
het klimop schijnt; en om de kinderen
te zien, die natte voeten krijgen van den
dauw; en Maurice maar toen zweeg
Janet als werd zij door haar gevoel over
weldigd; maar -even later zei-de zij op
zachten toon, „en \yij hebben het alles
aan u te danken."
Mary zag haar aan met haar ouden
z-onnigen glimlach, -die nu zoo zeldzaam
geworden was. „En wij zullen druk werk
hebben om het oude huis in -orde te
brengen", zeide zij. „Ik zou willen, dat
gij uw oude meubelen verkocht, behalve
enkele dingen, waarop wij zwak hebben,
DE DOOD.
D-e dood dat is het slotakkoord
van de harpmuziek van mijn leven;
van het, lied, mij te zingen gegeven,
is hij het allerlaatste -woord.
Maar als op aarde verklinkt dat woord,
gaan ginds d-e lieidren aan 't zingen
van ganscli nieuw© en heerlijke dingen,
van louter zaligheid, ongestoord.
En als hier vergalmt het slotakkoord
gaan ginds me-lodieën aan 't ruischen,
al zwellend van fluistre-n tot bruisen,
en juichen en jublen in eeuwigheid voort.
Vrijwillig had ik mij in den dood
toet mijnen He-er begeven
Uit den beker van Eigen Leven
Zijn liefde een lavenden teug mij bood
Nu komen, m)et stemmen van lieflijkheid
en altoos blijde monden,
de vliedende uren mij konden:
In 'tOosten dag-et de Eeuwigheid!
en wü zullen de kamers der kinderen
versieren met nieuwe ijz-eren ledikanten,
kl-eine toilettafeltjes bekleed met lila-stof,
platen aan d-en muur, een klein kastje
yoor hunne schatten; en er moeten ook
nieuwe kleeden in de voor- en eetkamer
komen, 'de gordijnen in de studeerkamer
waren ook verkleurd. Ik b-en van plan,
er eene ideaal pastorie van "te maken",
besloot Mary met -een geestdrift, die
vreemd afstak Pij Tiaar onverschilligheid
omtrent Crome Park. „Maar, Mary, dat
zal u te veel kosten", antwoordde Jan-et
twijfelachtig.
„Wat do-et het er toe wat het kost?"
antwo-oidde Mary met groote edelmoedig
heid. Zij zou geen lid verroerd h-ebh-en,
om nieuwe overtrekken in. haar eigen
huiskamer te krijgen, maar de woninig van
Maurice en Janet moest zij zooveel vol
maken, als zij maar kon. Het is waar,
e-d meubelen zo-udan van de Champneiys
zijn en niet van hen, maar de kamers
mo-esten opgesierd worden do-or nieuwe
kleeden en behangsels, en de bovenst©
verdieping m-o-est veranderd worden in
een soort van kinderp-aradijs; daar zou
den zij -en Janet wel v-oor zorgen.
„O, Mary, stel u nu -eens voor, als zij
terugkomen, en wij er van zijn gaan hou
den, en het als ons huis zijn gaan be-
Nii ruischt mijn' I elven als harpspel voort. J
Al inniger worden de klanken
die Hom loven, aanbidden en danken
De dood is 'tblijde slotakkoord!
(„Stamel ingen")'
WAT BAAT HET ME....?
Onder dit opschrift schreef indertijd het
roomsch-kath. Patroonsblad het volgende:
Wat nut heeft het, dat ik een christen-
mensch ben, gestempeld en uitverkoren bij
den Doop, als ik het peil van mijn le
ven niet liooger weet te brengen dan dat
-der ongedoopte niet-christenen om me
heen?
Wat geeft mij een eeuwenlange christe
lijke traditie mijner voorgangers, wan
neer de kleur van mijn leven even grauw,
even weinig warm-geloovig als van den
paganist van huis xiit?
Wat nu geeft mij de kennis van Gods
Wet en de gestadige aanprediking der
Evangelische leer, indien de groote, lei
dende motieven van mijn leven stof en
stoffelijk gewin zijn?
Wat geeft mij de kennis en theoretische
waardeering der christelijke deugd, wan
neer ik haar voorschriften volg naar nuk
en luim, en haar dus haar karakter ont
neem van te zijn een blijvende gesteldheid
der ziel?
Wat baat het, dat ik toestemmend knik
bij het aanhooren der Evangelische waar
heid, dat alle menschen broeders zijn,
indien ik-zucht en eigenbelang mij weer
houden van de practijk?
Wat win ik aan Christus' poging, om
mij -door woord en voorbeeld te heffen bo
ven de materie, indien ik met eenzelfde
oog rijkdom en zingenot, voor- en tegen
spoed in zaken, -beschouw als degenen „die
geen hoop hebben" en geen dividend hier^
namaals verwachten?
Wat baat het me, als ik, ploeterend vail
den morgen tot den avond, fortuin maak
en het nalaat aan mijn kinderen wan
neer ik dezen in de bekoring breng van een
nutteloos, in-rust-roestend leven, en bij de
afrekening geen ander resultaat te hoeken
heb dan: dat ik schade geleden heb aan
mijne ziel?
Wat heeft de maatschappij aan het
Christendom, als haar christenleden niet
uitblinken door een christelijk leven, chris
telijke levensopvatting, niet zijn de dee-
sem van het geheel?
Wat baat het dan?
De Vereen, voor B ij balver-
spreiding. Keizersgracht 328, Amster
dam, hieldi Dinsdag j.l. een Alg. Ledenver
gadering. Uit het uitgebrachte financieel
verslag van den secretaris-penningm. over
het afgeloope-n boekjaar 1 Sept. 192531
Aug. 1926 bleek, dat d« ontvangsten aan
giften, comributiën, rente-, enz. hadden
bedragen f 58.644.29. Uitgegeven werd
aan drukwerken voor aankoop van Bijbels,
geïllustreerde Evangeliën, Wandteksten
enz. de som van f41.890.09, aan sala-
Hijgt gij bij de minste inspan
ning? Wentelt die last van U
af en versterkt borst en lucht-
"Jf -r
wegen met de krachtdadige
i
welke uit geneeskrachtig*
kruiden is bereid en beroemd
is om haar slijmoplossende
en krachtige werking. Onge
ëvenaard bij bronchitis, kink
en slijmhoest en aandoenin
gen der ademhalingsorganen.
Overal verkrijgt), in kokers f 1.50, f 2.75, f 4.58
De groote flacons zijn voordeeliger.
schouwen, zal h-et -dan niet hard zijn,
-om er uit te moeten?" Want het maakte
©en -deel uit van Janets ongelukkig karak
ter, dat zij niet kon genieten van het tegen
woordig -geluk, maar steeds haar geest
vermoeid-e met mogelijke schaduwen.
„Onzin!" antwoordde Mary bout, want
zij had niet veel geduld met dit gebrek
aan g-eloof, dat, zooals zij zeer goed wist,
den grondslag vorm-d-e van deze twijfe
lingen. „Misschien komen zij wel nooit
terug. Mr Champneys is nog niet zoo
heel oud; maar toch schijnt het mij toe,
of hij wel dit werk zou willen schorsen.
Als Maurice hem bevalt, is het wel mo
gelijk, dat hij jaren uitblijft; en wat baat
bet -of m-en al vooruitziet? Wie kan er
zegg-en, wat gebeuren zal?" Mary zeide
«dit, z-onder ©enigszins te vermoeden, welke
-veranderingen -de jaren brengen zouden.
„Misschien gevoelde Janet, dat zij om
har© woorden een© berisping verdiend
had, want zij hoorde deze rustig aan
-en Mary zette hun vorig gesprek voort.
„Wat de bosten betreft, daarover be
hoeft ge uw hoofd niet te breken", zeide
zij; „want sedert ik Mr Senhurst ge
sproken heb, sta ik verstomd over de
som g-elds, die ik jaarlijks kan uitgeven.
Ik vermoedde niet, dat Mrs Reid zóó
rijk was. Ik mo-et hem nog eens weer
spreken, en hem vragen mij- raad te geven'
want Maurice schijnt weinig verstand van
geldzaken te hebben; gij en ik moeten-
de zaken alleen schikken, Jan-et. Mau
rice denkt zeker, dat bij, daar de pastorie
geen huur doet, gemakkelijk van zijn trak
tement zal kunnen leven; -en," zij lachte
even -over haar eigen slimheid, „ik zie niet
in, waarom wij hem wijzer zouden
maken."
„Ho-e m-eent ge -dat?" vroeg Janet ver
baasd over Mary's wijze van spreken.
„Wel, ik zal nog -eens weer met Mr
S-enhorst over d-e zaken spreken', de teu
gels zelf strakker in -de hand nemen, en
dan zal ik u meer van mijne p-lannen ver
tellen. Ik wil eene bepaalde som voor
Maurice ter zijde leggen, -die u maande
lijks kon worden uitbetaald voor huishou
delijk gebruik. Gij hebt altijd al de uit
gaven -geregeld -en ik zie niet in, dat wij
er hem nu mee mo-eten lastig vallen,
Janet."
„O, Mary!" maar Janet kon geen: woord
meer zeggen, doch in haar hart dacht
zij, „zij hoopt kolen vuurs op mijn hoofd".
Mary begreep haar -ontroering.
„,0, arme Jan-et!" riep zij uit, „hoe
moet gij geleden hebben -onder den druk
van al deze jaren. Gij hebt den geheelen
last op u genomen, om Maurice te spa-
Een hooge plaats was door God aan den
mensch geschonken.
Geschapen naar den beelde Gods, ont
ving hij de heerschappij over de werkeu
van Gods handen. Met eere en heerlijkheid
werd hij gekroond.
Maar met die hooge plaats niet tevre
den, greep de mensch naar het hoogste.
„Gij zult als God wezen" dat was de re
volutionaire leuze -die hem bekoorde.
En toen, terwijl hij zich tot den hemel
meende te verheffen, is de mensch neerge
ploft in naamlooze ellende, en hij blijft in
die ellende voortdolen, zoolang hij zich te
gen God blijft verzetten.
Er is een weg ter ontkoming. Maar al
leen in den weg der vernedering. Door het
„als God zijn" te laten varen en diep voor
God te buigen.
Maar dan keert ook de vroegere glorie
weer terug.
Dan klinkt den gevallen en onttroonden,
mensch in de ooren de blijde boodschap:
a 11 e s is uwe.
Want gij zijt van Christus.
En Chi-istus is Gods.
OPMERKER.
«W—I1JI J. J.l
rissen personeel f6207.50, aan kantoor-
en pakhuishuur f1338, kantoorb-enoodigd-
liedc-n f 1694.4-1, porti, expeditie, diversen,
c-nz. f 12.526.61.
In het afgöloopen boekjaar werd in
totaal gratis verstrekt 60 173 kalenders.
210.345 diverse wandteksten, 126.768 Bij
belbladen en belooningskaartjes, 42.597
Evangeliën, 40.604 Bijbe-1- e-n Evangelisa-
tieboe-kjes, 6222 Uitgekozen •Schriftgedeel
ten, 691 Psalmboekjes, 1667 diverse Bij
bels, 118 Nieuwe- Testamenten, 1 Ou«l-
Te-s lament, 640-000 Huisvrienden. 4
De secretaris merkte in zijn verslag(
in 't bijzonder op, dat de vereenigiug voor
Bijbelverspreiding in het afgeloop-en jaar
(zooals uit honderden brieven, die haar
bereikten, bleek) met zeer veel zegen
had g-earb-eid.
HetEvangelie-in eigentaai.
De Fransch-e regeering heeft een tijd ge
leden voor den Blza;s toezeggingen gedaan,
ten. aanzien van de vrije keuze van taal
bij het; godsdienstonderwijs. Men begint
nu eraan te wanhopen, dat er iets van
deze be-lofte komen zal. Men mioet wel
een ©zei wezen of geen hart hebben voor
het godsdienstonderwijs, wanneer men
niet begrijpt we-lk een dwaasheid1 het is
om -een kind, dat 10 jaar oud is, het
onderwijs in den catechismus te geven in
©en taal w-e-lke het niet begrijpt. De R.K.
zoowel als da prote-st. pers is ontevreden
en ©ischt, dat daar, waar de- kerktaal
en die van het ouderlijk huis de Duitsche
is, ook het godsdienstonderwijs op de
school in het Duitsch gegeven zal wor
den. In die ,,Ev. Prot. Kirche-nbote" van
31 October werd geschreven:
„Gedurende vier eeuwen hebben onze
voorvaderen, welke regeering ze dan oo-k
hadden, h-et evangelie in de eigen taal
bewaard, gedurende de verschrikkelijkste
tijden ze-lfs. Zullen wij, het geslacht van
den tegeinwoordigen tijd, ons dezen schat
der reformatie laten ontnemen? Zullen
onze kinderen en kleinkinderen over vijf
en twintig jaar het Lutherlied niet meer
kunnen zingen? Zullen ze den Bijbel niet
m-e-e-r begrijpen, noch in het D-uitsch, nocli
in bet Fransch!"
Zendingszegen. D-e (Ind.) Ba
nier geeft een verslag van het 75-jarig;,
bestaan van de- Javaansche Christenge
meente te Modjowarno, waar het juist 75
jaar geltde-n is, dat het Nederlandsch
Zending Genootschap aldaar zijn arbeid
aanving.
In het jaar 1851 vestigde de zendeling
E. J. Jellesma, die- van de Regeering,
toestemming verkreeg o-m onder de Chris
ten-Javanen te gaan arbeiden zich in de-
pas ontgonnen dessal Modjowarno, welke-5
toen Dagangan heette. Het merkwaardige-
was, dat Jellesma een zelfstandige groep»
Christen-Javanen aantrof, die in Paulus-
Tosari -een bezielende leider hadden ge
vonden.
D-eze twee pioniers zijn op "waardige
wijze herdacht, en bij hunne graven wer
den woorden van hartelijk herdenken ge*
sproken.
Een kleinzoon van Jellesma! mr C- CL
van Helsding-en, legde een kra'ns op het
graf neer en sprak, uit naam van de
ren; g-een wonder, dat ge er dikwijls
zoo vermoeid en afgetobd uitzaagt. Gij-
zult g-een enkelen dag jm-eer zorg heb
ben, als ik er wat aan doen kan", ging
zij voort op m-edelij-dgnden toon. „Gij moet
mij al uwe rekeningen oren-gen, en wij
zull-en ze samen betalen; ik zal uw ban
kier zijn en gij moogt wissels op jriij
trekken. Waarlijk, Janet, hoe jammer, dat
door het testament mij dit groote huis be
hoort!" want zij gingen juist door het
!park; „het schijnt mij zo-o'n vermorsen
!van geld toe, dit alles in orde te hou
den voor ééne enkele vervelende, jonge
vrouw; en ik zou bovendien veel liever
wonen in een klein huisje, en kippen
en bijen houden en mijn eigen groenten
verbouwen."
„O, Mary!" zuchtte Janet, „het komt
mij voor, dat gij niets geeft om één der
goede dingen, die u geworden zijn"; en er
trok een schaduw over haar gelaat.
„0, zeker, ik geef er wel om", antwoord
de zij snel.
„Ik ben blij, als ik u gelukkig zie, en
Maurice hoor lachen, zooals hij vanmorgen
deed. 0, daar is hij!" en zij hoorden zijn
zwaren stap achter zich; en Janet stond,
stil en wachtte hem op met een blijden
glimlach op het gelaat.
t i (Wordt vervolgd»)