lngezMieR Stakkem.
Voor de Jengd.
Het Vrouwen-hoekje.
ONS TELEFOON- EN GIRO-NUMMER.
Zooals aan het hoofd van dit nummer
van ons blad wordt medegedeeld, is ons
telefoonnummer, zoowel voor Redaciie als
Administratie, vanaf heden: 11. Ons giro
nummer is thans 44455.
Vriendelijk verzoeken wij onzen lezers
en adverteerders hiervan nota te nemen.
(Buiten verantwoordelijkheid der redactie.)
Geachte Redacteur
Kom over en help ons!
Onder dit opschrift dat ontleend is aan
den man van Macedonië, zou ondergeteekende
wel gaarne den diep geestelijken nood waar
in de eilanden Voorne-Putten zich be
vinden, tengevolge van een veeljarige vrij
zinnige prediking, onder de welwillende aan
dacht uwer lezers willen brengen.
Er wordt hier in deze geestelijk dorre om
geving met groote opoffering, doch ook met
zegen gewerkt onder een geestelijk onkundige
bevolking.
De geestelijke achterstand is hier werkelijk
zeer groot en werpt ook een schaduw op
den maatschappelijken levenstoestand. In tal
van gezinnen is de bijbel onbekend en wordt
noch gedankt noch gebeden.
Gedurende ruim twee jaar werd hier de
arbeid breed opgevat en werden de gezinnen
weer bezocht onder leiding van de Vereen,
voor Inwendige Zending op Voome-Putten.
Deze vereeniging is betrekkelijk nog maar
weinig bekend in den lande, eenerzijds om
dat zij noch jong is en anderzijds omdat
zij allereerst naar binnen heeft gewerkt.
Nu het echter gebleken is dat haar werk
n.l. tentevangelisatie, lectuurverspreiding, huis-
en ziekenbezoek, catechisatie en prediking wel
degelijk levensvatbaarheid heeft en er ook
zegen op mag rusten, nu meent het Bestuur
dat men ook niet langer mag wachten .met
een roep naar buiten uit te zenden, opdat
dit schoone werk in het geestelijk donkere
Voorne-Putten niet langer zuchtende behoeft
te worden gedaan.
Met vrijmoedigheid vragen wij den vrienden
in Zeeland, help ons, de geestelijke nood
is groot, wij vragen uw gebed, uwe mede
werking en uw steun.
Met vereende krachtèn en samenwerking
kan onder Gods zegen noch veel gered worden.
Laat ons dan werken terwijl het dag is,
werken met de overtuiging, dat alleen het
volle rijke Evangelie van Christus de macht
des ongeloofs kan verbreken.
De arbeid is Hervormd omdat daar de
achterstand het grootst is, doch buiten de
kerkmuren om werken hier Hervormden, Gere
formeerden en Luthersohen samen zonder
een bepaald kerkelijk etiket.
U, mijnheer de Redacteur dankend voor
het plaatsen van deze regelen.
Zwartewaal. JOH. DE GROOT.
Reeds 21 April 1926 verscheen in deze
courant de mededeeling dat het voornemen
bestond om op 30 April 1927 den dag waar
op onze geëerbiedigde Prinses Haren acht
tienden verjaardag hoopt te vieren, te 's-Gra-
venhage een gedenkteeken te onthullen ter
eere van Juliana van Stolberg, de stammoeder
van ons Vorstenhuis.
Later werd medegedeeld dat, met het doe]
om gelden voor dit huldeblijk te verzamelen,
ook in Middelburg, gelijk alom in den lande,
zich een comité had gevormd, waarin zich
bereid verklaarden zitting te nemen de heeren:
Ch. Boasson, J Boone., Mr R. M. van Dussel-
doTp, H. Dronkers, H. den Engelsman, Chr.
Hondius, Jhr Mr F. H. van Kinschot, Mr A.
Meerkamp van Embden, G. M. Mes, Mr G. F.
baron thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg,
Mr G. J. Sprenger.
Het uitvoerend comité besloot om a. s.
Woensdag 27 October eene collecte langs de
huizen te houden, waarvoor tal van dames
zoo vriendelijk waren zich beschikbaar te
stellen. Van harte hoopt het comité dat deze
dames niet vergeefs bij' U zullen aankloppen
en dat ook ditmaal wederom zal blijken, dat
de Middelburgsche burgerij, welke de eeuwen
door zoo innig aan Oranje verknocht was,
van gansche harte bereid zal zijn een bewijs
van aanhankelijkheid en trouw aan het Huis
van Oranje Nassau, te geven op den voor
ons Vorstelijk Huis ons land en volk zoo
hoogst belangrijken dag, waarop onze Prinses
Juliana Haar 18den verjaardag moge vieren
als Prinses van Oranje.
Het uitvoerend Comité,
Mr R. VAN DUSSELDORP.
Jhr Mr F. H. VAN KINSCHOT.
H. DRONKERS.
G. M. MES.
Uit de geschiedenis van de cacao.
Vier eeuwen zijn verloo-pen, sedert de
cacaoboonen voor het eerst van uit de
Nieuwe Wereld in het oude Europa be
landden. Het waren de Spanjaarden, die in
de jaren 15191521, gedurende de ver
overing van Mexico door Cortez, deze
boenen voor bet eerst „aanschouwden"
in .de landen der Azteken. Deze Azteken
namen de zaden uit een vrucht, die ze
„quacaholt" noemden ,en daaruit bereid
den ze, met toevoeging van maïsmeel en
allerlei kruiderijen, waaronder peper, een
papachtige massa. Volgens de oude Az
teken-legende was deze „quacaholtvrucht
rechtstreeks uit het paradijs afkomstig;
de paradijs-tuinman Quatsecolt bracht
haar, als geschenk van de goden, op
aarde. De inwoners van Mexico hadden de
gewoonte om de kostbare zaden uit het
vruchtvleesch te halen en ze daarna in
den grond te bewaren, opdat het vrucht
vleesch, dat er nog mocht aankleven,
snel zou verteren. De boontjes werden
dan weer opgegraven, geroosterd, fijnge
stampt en als gezegd, vermengd met maïs
meel vanille en peper. Het verkregen
poeder vermengde men met koud water
en nu ontstond een dikke, breiachtige
vloeistof. De welvarendsten onder de Az
teken voegden hier nog honig aan toe. Do
toevoeging van peper geschiedde om den
drank, die door zijn hoog vetgehalte mach
tig was, wat lichter verteerbaar te maken.
Maar de cacaoboonen dienden den Az
teken niet slechts tot voedsel, ze dien
den hun ook als geld. De veroverende
Spanjolen waren in den jare 1519 niet
weinig beduusd toen de Azteeksche han
delaren niet met edel metaal, maar met
cacaoboonen betaalden. Hieruit blijkt wel,
hoeveel waarde de Mexicanen hechtten
aan het zqad der vruchten uit hun para
dijs. De Spanjaarden brachten dit zaad
naar hun vaderland over, doch daar de
toevoeging van een vrij hoog peper-percen
tage voor Europeesche magen wel wat
al te straf was en de maïs den drank
te zwaar maakte, begon men in Spanje
het cacaopoeder te vermengen met sui
ker, vanille, geurige kruiden en met melk
of water. Nu kreeg men een zoeten smake-
lijken drank. Later gelukte het hun om de
cacao-massa een vasten vorm te geven
en daarmee was de chocolade uitgevon
den. De Spanjaarden hielden herkomst
en samenstelling van het nieuwe genot
middel echter ijverig geheim en zoo kwam
het dat cacao en chocolade langen tijd
uitsluitend in Spanje bekend waren, en
'door de duurte ervan, slechts door de
bemiddelden genoten werden. Bovendien
ging men van den kansel hevig te keer
regen deze nieuwe lekkernij. Ze gold voor
een uitvinding des duivels. De Jezuïten
kwamen echter op de gedachte om de
voedzame snoeperij aan te bevelen als
spijs voor de vastendagen.
Toch vond ze niet allerwege instem
ming. De Venetiër Benozni verklaarde in
1572 dat de chocolade-drank meer voor
de varkens dan voor de menschen ge
schikt was, en in Gutzkow's „Uriël Acos-
ta" noemt de held van het stuk het drin
ken van cacao „smaak-verwarring". Doch
toen de aanvankelijk zeer dure suiker
meer erf-meer in gebruik kwam en de bit
tere cacao-poeder dus ook in den letter
lijken zin des woord verzoeten kon, kreeg
de chocolade meer verbruikers. Vermoe
delijk kwam zij in 1614 of 1615 aan het
Fransche hof, waar zij ingevoerd werd
door Anna van Oostenrijk, na haar huwe
lijk met Lodewijk XIII; een tweede lezing
zegt, dat het de gemalin van Lodewijk
XIV is geweest, die in 1601 de chocolade
uit Spanje mee naar Frankrijk bracht, en
volgens een derde lezing was het kardi
naal Alphonse de Richelieu, een broeder
van den minister van dien naam, die den
Aztekendrank in 1653 Frankrijk binnen
voerde. Aanvankelijk werd deze drank
slechts genoten door de deftigsten, die
er een modesnoeperij van maakten. Dich
ters verheerlijkten hem, zedepredikers ver
klaarden hem voor voortreffelijk, dokto
ren achtten hem geneeskrachtig. Lang
zaam maar zeker verbreidde decacao
zich over geheel Europa en in onze dagen
behooren de cacao-producten tot de ge
notmiddelen, welke men in alle maat
schappelijke kringen pleegt te verbruiken.
Beste Jongens en meisjes.
Ik zal maar geen lange inlei
ding houden ditmaal, want ik heb heel
wat ruimte noodig om al de briefjes te
beantwoorden. Wel, wel, wat hebben jul
lie me een werk bezorgd'. Maar ik vind
het echt prettig hoor! Jammer dat van
daag het vervolg van het verhaal achter
wege zal moeten blijven. Ik heb nog
eens bij de redactie geïnformeerd, of er
nog een plaatsje voor over kon schieten
maar 'tzal niet gaan, denk ik. We zullen
dus geduld moeten hebben tot de vol
gende week. Ik hoop dan tevens wat te
vertellen, waarin jullie, naar ik denk,
allemaal wel belang zult stellen.
Hier volgt nu allereerst onze correspon
dentie.
Baarland. J. E. Je mag de oplos
singen gerust eens per maand sturen,
krijg ik dan van M. ook een briefje?
Souburg. „Roosje". Welkom als
raadselnichtje. Dat is dus wel een groote
familie. J. W. Ja, de vorige keer was
je wat laat, maar nu heb je beter opge
past. M. W. Het is best hoor, dat je
alleen het laatste stuurde. Het eerste telt
toch niet mee.
Gapinge. „Roosje". Zooals je ziet
is er al een nichtje van dien naam. Hoe
vind je voor jou „Rosemarie"? E.
L. Je begrijpt nu zeker wel hoe het in
elkaar zit met het sturen van de raad
sels.
Koudekerke. J. A. Je briefje ziet
er toch netjes uit. Is „Stijfkopje" geen
mooie schuilnaam voor je? Kr.
B. Van jou moet ik eigenlijk twee brieven'
beantwoorden. Blijf je iedere week schrij
ven? C. H. Je kunt nog best meedoen,
hoor en je zusje ook. B. K. Doe maar
goed je best met de raadsels, dan valt
'twel mee. J. de K. Alweer een nieuw
neefje. De eerste keer is het zeker wel
moeilijk.
Kruiningen. J. H. Prettig, dat jij
toch meedoet. Lees je het verhaal ook?
„Heidebloempje". Natuurlijk
mag je mee doen. Houd je veel van de
hei? C. B. Schrijf je de volgende keer
eens wat meer? Dit was zoo erg weinig.
.p. A. V. Wat een langen brief was
dat, dank je wel hoor. C. C. J. V,
Jullie moet ook maar een schuilnaam
bedenken. Zoo valt het nog eens mee, hè?
Nieuwdorp. W. 3e K. Stuur je de
antwoorden dus per maand in? J. S.
Ja, je was een beetje laat, maar toch
nog op tijd. „Resida". Heb je dien
naam zelf bedacht? Ik vind hem erg
mooi! „Eik en Olm". Dat zijn twee
flinke boomen, zijn jullie ook zoo? Bewaar
de oplossingen maar tot h'et eind der
maand.
Kamperland. M. V. Nu begrijp je
het zeker wel? Hoe oud hen je?
„Zeeuw". Wel, gefeliciteerd met je ver
jaardag! Een prettige dag, hoor!
'sH. Arend skerke. J. v. d. P.
Schrijf je me ook eens wal nieuws? Zoo
blijven we zoo onbekend. M. H. Je
briefje was net te laat, maar nu heb je
toch een antwoord. „Viooltje". Je
naam vind ik prachtig. Het is een mooi
bloempje.
'sH. Hendrikskinderen.
„Sneeuwklokje Wat een mooi post
papier heb jij. Hartelijk gefeliciteerd hoor!
L. B. K. en B. M. K. Jullie moeten
samen maar een naam kiezen. Prettig
dat jullie het verhaal mooi vinden.
C. van S. Het is best, dat je met de
jongeren meedoet, het groote is wel wat
moeilijk. „De Ge broeders". Jullie
zijn zeker veel samen. Maak je wel eens
ruzie? D. J. R. Wat zal jij nu knap
worden en wat een mooie teekening.
P. R. 'Ja, hoor, ik kan ook fietsen.
J. R. Fijn, dat je nu zoo gezond bent!
B. R. Heb je het versje goed geleerd?
Nu moet je zeker weer een ander op
zeggen?
Driewegen. „Parel". Ik zal nooit
meer zoo dom zijn. Je hebt een mooie
schuilnaam. W. van O. Als het te
moeilijk is, mpet je maar met de jon
geren meedoen.
Hoofddorp. G. F. Wat een gezel
lige brief jgas dat. Gaat G. ook mee
doen?
Kloe tinge. „Vergeet mij
nietje". Neen, vergeten doe ik je niet.
Schrijf me eens hoe oud je bent.
„Rozenknopje". Je hebt het raad
sel dus toch gevonden. Je naam vindt
ik best.
Aagtekerke. „Doornroosje".
Hier heeft bet ook gestormd. Ik weet
niet ,of ik je Vader en Moeder ken.
Gr o ede. L. P. Je moet maar goed
je best doen, dan kun je later mijn
huis ook opknappen. „Koren
bloem". Heb je soms blauwe oogen?
Want korenbloemen zijn toch blauw?
Oud e lande. J. J. S. Ik zou wel
graag willen weten, hoe oud je bent.
„De kleine tuinman". We hebben
dus ook een tuinman voor al die
bloemen. Je raadsel was goed. F.
W. Dat heeft je-tante goed bedacht, het
is een mooie naam. C. J. J. Nu zal
ik er beier om denken. Ben je erg boos?
J.. C. J. Vinden jullie het niet aardig
om voor schuilnaam „De twee zusjes" te
nemen
S c h o r e. A. M. Je brief kan nooit
te lang zijn hoor, zoo leeren we elkaar
wat kennen. lT
Rij swïjik. F. v. d'. P. Nog al ee^verre
neef. Ik hoop dat je het goed kunt vin
den met de Zeeuws'che Tante.
O u d-V o s s e m e e r. J. L. P. Je mag
me gerust zoo noemen, anders zou ik
geen beste tante zijn.
'Vrouwepolder. R. van H. Als je
het liever per maand stuurt, mag dat ook.
Ritthem. W. M. Heb je het nogal
gemakkelijk kunnen vinden?
Waarde. „Crocusje". Alweer een
bloempje in onze tuin. De tuinman krijgt
het druk.
Hans weert. P. L. Dat was slim be
dacht, om eerst eens te kijken hoe of
'tgaat. L. L. Help jij je zusje maar,
dan krijg je vast wel eens een beurt,
om 'top te sturen.
Borssele. J. van Z. Je bent tot nu
toe de eenigste in B. Ik moet dus trotsch
op je zijn.
Anna Pau Low na. J. L. Ik ben wél
een beetje bekend in N.-H. Hoe vind je
de schuilnaam „Noord-ster"?
Ierseke. „Oester". Dat is een
echte naam zeg. Je bent denk ik goed
thuis in den Bijbel, dat je het zoo gauw
merkte. „Brandneusje". Je mag
nu wel voorzichtig zijn, anders wordt
het konijntje jaloersch. C. v. P. Het
moet ook niet al te gemakkelijk zijn. Het
zal .nu wel in orde komen met de ant
woorden. M. van O. Krijg ik een
andere keer eens een langere brief? Dat
is veel gezelliger. D. P. Dat trof ook
goed, datje net jarig was. Mag ik je
nog feliciteeren?
Middelburg. J. H. Zeker, vind ik
het goed, als je vader je wat helpt. Mag
ik ook eens met je mee? Z. K. Stuur
ze maar eens in de maand hoor, anders
wordt 'twel duur. M. D. Ja hoor, ik
heb nog nooit zooveel brieven gehad,
Kies je geen schuilnaam?
„Blondje". Je hebt gelijk hoor: hoe
meer, hoe liever.
„Robbedoes". Jullie schuilnamen
vind ik erg leuk. Ben je zoo'n Robbedoes?
Goes. K!' K. Jij gaat zeker wel veel
uit, niet de auto. -„V r g e e t m ij -
nietje". Zullen we voor jou ook een
andere naam bedenken? Erica b.v.;
schrijf 'tmij maar eens. „Bosch-
Viooltje". Jij moet maar weer het
kleine, raadsel oplossen. Dat zal wel gaan.
- „Leergraag". Dat vind ik prettig,
jongens die graag leeren. Doe maar goed'
je best. „Hengelaar". Breng je
mij ook eens wat visch? Zelf kan ik
niet goed hengelen. „Leesgraag".
Nu heb je ook een antwoord. Heb je veel
'hoeken? O- v. d. P. Vind' je de
raadsels erg moeilijk. Schrijf me dat eens?
I. P. G. Je kan ze ook per maand
opsturen. Doet je broer niet mee?
O. M. Heb je al over een naam gedacht.
Je mag me wel eens een zelfgemaakt raad
sel sturen. O. de B. Leuk dat je
me toch nog een briefje stuurde. Je
broertje kan best meedoen. J. D. Al
is 'tsoms wat moeilijk, jei moet maar
denken: „De aanliouder wint". D|. R.
Je moest ook maar een schuilnaam ne
men. Krijg ik deze week weer een brief?
K. de J. Ja, da vorige- keer was je
wat laat, maar nu is t' goed. A. K.
Er ziju nog heel wat bij gekomen hé,
vooral uit Goes. K. K. -Er is nog
ruimte genoog, kom er maar gerust bij.
M. en F. W. Jullie oplossing was goed,
schrijf jullie ook eens apart? P- de J.
Stuur je ze ook per maand, of nu iedere
week?
Krabbend ijk©. M. A. G- Ja, ze
hebben allemaal tevergeefs in de Spr.
gezocht. Voortaan zal ik beter oppassen.
J. K. Niemand weet toch hoe je naam
is. Wat oen beste broer heb jij. I. v.
B. Als 'tte lastig is, moet je het tweede
maar probeeren. Dat zal je wel kunnen.
B. v. 'tH. W,at ben jij goed bedacht met
je verjaardag. Zou je het eerste wel kun
nen raden? O. P. v. V. Schrijf je
iedere1 week, of straks alle antwoorden
samen? B. M. Gefeliciteerd hoor, met
de jaardag van je zusje-. Gaat ze later
ook meedoen? A jan ie. Je staat al
op de lijst- Dat portret zal niet gemakke
lijk gaan. Stuur mij eens een van jou?
„Kamperfoelie". Wat een prach
tig vers, als er plaats was zpu ik het
laten drukken. J. S. Ja, die broer van
jou, ken het, maar met jouw briefje ben
ik ook best tevreden.
W em 1 d i n geK. J. Prettig, dat je
het toch gevonden hebt. Al doende leert
men. „A1 p e n r o o s j e". Dat is een
mooie naam zeg. Ik heb je al ingeschre
ven. „Eekhoorn". Nu ben je niet
meer de eenigste. Ben je zoo vlug?
„S oei us". Dat was dus een te
genvaller. Wat be-teekent die schuilnaam?
C. B. Nu weet je wel hoe het gaat hé?
Je mag toch wel eens een opstel sturen.
P. H. de G. Als jei de-zen keer weer
zoo je best doet, zal je het wel kunnen
raden. K. N. Jei rapport wil ik graag
eens zien. Kies maar een schuilnaam
hoor. J. M. L. Hefc verhaal is nog
lang niet uit. Nu heb je ook een briefje
in de krant. J. L. Blijf je iedere week
schrijven; ik vind het allebei goed.
Kap e 11e. „De Zwijger". Ik dacht
niet dat we ook al een Zwijger in ons mid
den hadden. Welkom hoor!
St- Laurens. J. P. Ja, hoor, ik wil
er nog wel een neefje bij hebben. Stuur
ze dan maar per maand.
C o 1 ij n s p 1 a a t„V er g ei e t m ij -
ni et je". Al weer een nichtje met dien
naam. Wil je niet lie-ver een andere be
denken?
Goes. J. Z. Nu had ik je hakst ver
geten, maar heb het gelukkig nog ge
zien.
0 o s t-K a p el 1 e. W;- L. Heb ik nu beter
opgepast. Ik krijg graag lange 'brieven.
Grij p skerk e. „Puck". Ik vond 't
toch prettig, dat je me nog een brief
stuurde. Ja, 'tis wel een heel werk.
A. L. Heb je al de briefjes gelezen'.
Nu zijn 't er nog meer. „Trienapi e".
Wil je je Grootvader van mij groeten.
Wel bedankt voor je langen brief; je
leeftijd kon ik niet raden.
Ka pel la D. J. K. B- Misschien
gaat 'tnu al wat beter. Hoe oud ben je?
Kats. L. de W, Neen hoor, je was
niet de laatste-. Te lang kunnen ze nooit
zijn.
Clad zand A. L. Jij bent dus dei oud
ste. Je helpt Moeder zeker al flink?
H. I. C. Vader mag heusch' wel eens
helpen. -Stuur jullie ze nu eens per
maand?
Kruiningen. J. N. Nu had ik je
bijna overgeslagen. Schrijft je zusje ook
eens? i
Waarde. „Crocusje". Jei moet de
post maar oen standje geven. Ja het zijn
lieve bloemen.
Wiolphaartsdijk. D. J. L. Als je
zoo je best doet, leer je het wel gauw!
Je leeftijd weet ik nog niet.
N. en St- Joosland. A. B- Jij bent
hekkesluiter vandaag. Een moet toch de
laatste zijn hé?
Eindelijk ben ik toch klaar gekomen,
't Heeft wel lang geduurd. Ik hoop nu
maar dat er niemand vergeten is. Dat
zou jammer zijn. Hier volgt het nieuwe
raadsel.
Voor de grooteren:
Het geheel bestaat uit 69 letters.
36, 52, 65, 65, 28, 30, 59, 12, 24
is een plaats in de- provincie Groningen.
9, 49, 39, 36, 33, 6, 35, 56 een in
de provincie Friesland.
4, 21, 64, 58, 41, 22, 18, 13, 32 een in
Drenthe.
'45, 25, 20, 66, 27, 16, 34 een in Over-
ijsel.
17, 49, 3, 45, 38, 42 een in Gelder
land
47, 8, 68, 48, 14, 2, 21, 60, 44 een in
Utrecht.
31, 11, 7, 42, 62, 15, 24 een in Noord-
Holland.
40, 64, 60, 54, 24, 23, 3, 45, 37 een
in Zuid-Holland.
33, 46, 30, 55, 39, 1, 67, 26, 69, 12
een in Zeeland.
33, 67, 11, 17, 43, 47, 36, 50, 57, 63
een in N.-Brabant.
36, 67, 53, 37, 61, 35, 51 een in Lim
burg.
0, 19, 24, 66, 19, 29 een plaats niet ver
van 5 is een j. Allernaar.
Voor wie dit raadsel wat te moeilijk
is, volgt hier nog een tweede:
Mijn geheel bestaat uit 25 letters.
Een 3, 21, 9 is een boom.
Een 6, 2, 8, 15 is een schietwerktuig.
Een 25, 23, 18, 13, 17 is een meubel
stuk.
22, 19, 10, 24, 16, 11 is het tegen
overgestelde van lachen.
4, 7, 9 gebruikt men om te1 plakken.
14, 5, 12, 20, 11 zijn familieleden.
1 en 13 vormen een uitroep.
Een gevaarlijke tijd.
Er is reeds zoovele malen op gewezen,
dat we leven in een gevaarlijken tijd-
Het schijnt wel, of deugd en ondeugd
stuivertje hebben gewisseld. De zonde is
gee-n zonde meer. Zekere vormen van
onzedelijkheid worden „ziekelijke afwijkin
gen" genoemd, de zonde van overspel en
echtbreuk wordt goedgepraat en in vele
gevallen verklaarbaar geacht en men
streeft er dan ook in vrijzinnige en so
cialistische kringen naar om den huwe
lijksband wat losser en de huwelijkswet
geving wat soepeler te maken.
Daarom- is zooveel litteratuur in onze
dagen zoo bij uitstek gevaarlijk en onze
vrouwen mogen wel toezien, welke lectuur
de kinderen, ook de meisjes, onder de
oogen hebben, teneinde te voorkomen,
dat de kinderziel door allerlei vuil be
smeurd wordt-
Het heeft er alles van, als men de
moderne romans en de liberale en so
cialistische bladen leest, of trouw niet
meer bestaat- Dat artikel schijnt uitver
kocht t© zijn-
Trouw tusschen man en vrouw, er
wordt om gelachen, als er een derde in
'tspel komt-
Trouw aan het eens gegeven woord
och kom, als ik er toch schade door
lijd, is dat immers dwaasheid? Wie ziet
er nu op tegen contractbreuk, wie hecht
nog- waarde aan een eerewoord'?
Trouw aan Vorstenhuis en vaderland
nu, hoe het daarmee in onze dagen
staat, weten we allen wel-
Zie, daartegen, tegen dien geest van on
zen tijd moet dei Christenvrouw positie
nemen. Ook in de opvoeding harer kin
deren. Die heerlijke deugd van trouw
-moet vooral weer in vollen luister straj-
len. Laten we onzen kinderen leeren, niet
lichtvaardig iets te beloven, want dan
komt het o zoo gauw tot 'hat verbreken
van een afgelegde belofte.
Laten we in ons leven, onzen kinderen
ten voorbeeld, eerlijkheid' en trouw aan
den dag leggen. Laat ons niet meedoen
met den tijdgeest.
Recepfen.
Gebakken lei ver.
De le-ver in water laten uittrekken plm.
-een uur; ze opzetten met koud water en
5 minuten laten koken, dan afgieten en
overspoelen met koud water. In plakken
van een vinger dik snijden, deze in bloemi
wikkelen, die men heeft vermengd met
1 lepel zont, en 1 theelepel peper. De
plakken in boter of reuzel bruin bakken;
telkens koeren. Wanneer men bij- het iu-
prikken geen bloed meer te voorschijn;
ziet komen, is de lever ook van binnen
gaar.
Men kan ze bij de boterham presen-
teeren, doch ook bij het middagmaal.
Daartoe wordt d-e boter, waarin men de
lever bakte, even nagebraden met wat
water, -een theelepel Maggi's Aroma toe
gevoegd en zoo noodig nog met wat bloem
gebonden. Hierbij kan roode kool worden
■gegeten.
Dtikke koek.
Wanneer u de kinderen in verrukking
wilt brengen, maak dan eens de echte
dikke koek of ketelkoek. Neem daarvoor
een half pond meel (half om half tarwe-
en boekwedtenmeel), 'n kwart liter melk,
wat zout, ongeveer 5 gram gist (of 1
of meeT eieren), en een half ons krenfen.
Meng eerst het meel en het zout door el
kaar en maak er vervolgens met een-
houten lepel, door de melk er door te
mengen, een luchtig beslag van. Roer
er do gewasschen krenten door en ten
slotte de met lauwe melk aangemengde
gist (of geklopte eieren). Laat het beslag
op oen lauwe plek gedurende ongeveer
één uur rijzen. Dan moet het in een met
vet ingesmeerd keulsch potje gedaan
worden. Dit wordt met eon deksel afge
dekt. Do koek wordt nu gekookt, door
het potje in een p:an met kokend water
gedurende' circa IV2 uur te laten koken.
Eenige wenken.
Het komt wel eens voor, dat pas ge
schilderde kasten nog kleverig aanvoelen,
als de verf toch al droog is. Men kan de
planken dan niet inruimen zonder groote
kans te loop-en, de nieuwe verf te be
schadigen. Om het hard- worden van 't
versch-e schilderwerk te bevorderen, neme
men de kasten uit met spons en lalp! en
koud water. En dan verder geduld oefe
nen tot er van plakken geen sprake
meer is.
Zilver kan men zeer mooi poetsen,
door het in te wrijven met een pasta',
gemaakt van één deel poedervormiga
aluin, drie deielen wijnsteenzuur en drie
de-elen krijt en een weinig water. Men
brengt daze pastaJ met een zachten doek
op en wrijft het met een zeemlederen
lap uit-
Meestal worden oude tafellakens tot
poetsdoeken verscheurd, die na korten
tijd in de prullemand terecht komen.
Veel aardiger is het, om er rond© of
vierkante kleedjes van t© knippen, welke
men met een eenvoudig steekje bewerkt
of met ©en goedkoop kantje afzet. Zulke
kleedjes zijn altijd- te gebruiken, hetzij!
in de keuken, hetzij' voor de wasch- of
toillettafel.
Tegen houtworm. Meubels, die
door houtworm zijn aangetast, moeten niet
met petroleum worden behandeld, dat
geeft niets. Spuit de gaatjes in met geest
van terpentijn of ammoniak.