land- en Tninboaw.
Voor de Jeugd.
Bet Vrouwen-hoekje.
opgenomen. De werking van het rooken
hangt af van het gehalte van de gerookte
tabak aan nicotine en van de gevoeligheid
van den rooker voor deze stof. Matig roo
ken schaadt den volwassen mensch meest
al niet, maar er zijn er ook vooral jon
gelieden die het niet kunnen verdragen.
Wordt het rooken overdreven, vooral het
rooken van zware en vochtige sigaren en
van sigaretten, dan treden ernstige stoor
nissen der gezondheid op, o.a. nervositeit,
keel- en maagontsteking, die zelfs tot tij
delijke blindheid kan leiden. Ook slagader
verkalking wordt door overmatig rooken
veroorzaakt of tenminste begunstigd,
waarbij voornamelijk de bloedvaten der
beenen worden aangedaan, hetgeen het
zoogen. periodieke hinken tengevolge heeft.
Men heeft getracht de sigaren en siga
retten zóó te behandelen, dat de overgang
van de nicotine en haar ontledingsproduc
ten in de rook wordt verhinderd. Zulke fa
brikaten worden dan nicotine-vrij ge
noemd en het is niet te loochenen, dat som
mige dezer fabrikaten aan het doel beant
woorden, maar nog grooter is het aantal,
dat als nicotinevrij wordt aangeprezen,
maar deze eigenschap in 't geheel niet be
zit. Nieuwere onderzoekingen hebben dien
aangaande merkwaardige dingen aan 't
licht gebracht. In dit opzicht is dus groote
voorzichtigheid aan te raden. Zieken, die
in het vertrouwen op de onschadelijkheid
der zoogen. nicotine-vrije sigaren en si
garetten, meer dan van de gewone soorten
wilden rooken, zouden de nadeelige gevol
gen van 't rooken in dubbele mate moeten
ondervinden.
(Uit „de Dokter in huis".)
Het oudste letterschrift
De letterteekens, die wij gebruiken en
waarin ook deze courant gedrukt is, zijn
zeer oud.
Wij; hebben ze van de Romeinen over
genomen, vandaar dat ze Latijnsche let
ters genoemd worden, want het Latijn
was de taal der Romeinen.
'En de Romeinen hebben hun letter
schrift van de Grieken ontvangen, met
name van de West-Grieken, die Zuid-
Italië koloniseerden.
De Grieken waren zich bewust, dat zij
hun alfabet aan de Feniciërs te danken
hadden en zij schreven de invoering daar
van en de uitvinding van het schrift
toe aan den F'eniciër Cadmus, een half-
legendarische persoonlijkheid, die na veel
omzwervingen in Hellas terecht kwam en
daar de stad Thehe stichtte.
Het Fenicische, of liever Semietische al
fabet (van de West-Semieten wel te ver
staan, want de Oost-Semieten, de Assy-
riërs en Babyloniërs, hadden hun spijker
schrift) werd niet slechts gebruikt in de
steden en koloniën der Feniciërs, doch
ook bij de Israëlieten, de Moabieten en
andere naburige stammen.
Uit dit Fenicische schrift heeft zich la
ter het Hebreeuwsche schrift' in den vorm,
zooals wij dat nu nog; kennen, ontwik
keld.
Dat het Grieksche en Latijnsche schrift
van Semietischen oorsprong is, blijkt daar
uit, dat zoowel de oudste Grieksche als de
oudste Latijnsche inscripties, evenals het
Hebreeuwsch van rechts naar links ge
schreven zijn; voorts ook uit de namen'
der letters.
(Men denke b.v. aan de eerste drie let
ters die in het Hebreeuwsch heeten: alef,
beth en gimel, in het Grieksch alpha, bèta
en gamma en in het Latijn: a, b en c,
waarbij men in het oog houde, dat het La
tijn oorspronkelijk voor de c, die als k
werd uitgesproken en de g slechts één let-
terteeken had.
Kunnen wij nu den oorsprong van het
letterschrift nog verder nagaan?
Aan wie hebben de Feniciërs het ont
leend, of naar welk voorbeeld' hebben zij
het gevormd?
Reeds Champollion, de groote Egypto
loog, wien het in 1822 gelukt was het
hiëroglyfenschrift te ontcijferen, sprak het
vermoeden uit, dat het Fenicische al
fabet in het Egyptische schrift zijn metho
disch voorbeeld moest hebben gehad.
Dit vermoeden is door de onderzoekin
gen der laatste jaren bevestigd.
In d6 eerste jaren onzer eeuw werd on
der leiding van den Londenschen hoog
leeraar W. M. Flinders Petri© een En-
gelsche expeditie naar het Sinaï-schier-
eiland uitgezonden, die daar de mijnwer
ken, door de Egyptenaren op verschillende
punten van het Sinaï-gebergte aangelegd,
alsmede den tempel van Serabit-al-Kha-
dem, zooals de berg, waar deze tempel
zich bevindt, door de Arabieren wordt
genoemd, onderzocht.
Prof. Flinders Petrie gaf in 1906 een
rijk geïllustreerd werk uit „Researches in
Sinaï", waarin hij het resultaat zijner
onderzoekingen publiceerde.
De Engelsche geleerden hebben daar
o.m. een vrouwenbeeld gevonden, plomp
van maaksel en laag bij den grond, doch
dat een uiterst gewichtig opschrift be
vatte.
Gewichtig niet om den inhoud, doch om
de letters, „waarin het geschreven was.,
Het opschrift is slechts kort en deelt
alleen mede, dat het beeld een wij-ge
schenk was voor de Egyptische godin
Hathor.
Doch dit opschrift is niet in het Egyp
tisch gesteld, doch in een taal, die men
aanvankelijk niet ontcijferen kon1.
Alleen kreeg men al dadelijk den in
druk, hier te doen te hebben met een
zeer oude proeve van het Semietische
letterschrift. j
Latere onderzoekingen hebben aan het
licht gebracht, dat we hier den ont-
brekenden schakel tusschen het Egyp
tische hiëroglyphen en het Fenicische let
terschrift voor ons hebben.
De man, aan wien we dit resultaat te
danken hebben, is de knappe Engelsche
Egyptoloog Alan H. Gardiner, die behalve
de reeds genoemde vrouwenfiguur nog
ander materiaal had_, gevonden in de mijn-
groeven van Serabit-el-Khadem, ix.I. nog
een mensQhelijke buste, een sfinx en een
aantal gedenksteenen, tezamen een elf
tal voorwerpen.
Het Sinaï-schrift is zooals Gardiner
uiteengezet heeft geen beeldschrift, ook
niet, zooals men oorspronkelijk meende,
gedeeltelijk, doch een zuiver letterschrift.
De letterteekens zijn ontleend aan het
Egyptische hiëroglyphenschrift, doch dui
den in tegenstelling met dit laatste
niet het geheele woord, doch slechts de
eerste letter daarvan aan.
Wij' nemen als voorbeeld de tweede
letter van het Hebreeuwsche alfabet; de
beth. Zooals ieder weet, beteekent dit
woord „huis", men denke aan Rethle-
hem, broodhuis, Bethel, huis Gods, enz.
Nu gebruikte men, om de eerste letter
van dit woord, de b. uit te drukken
het Egyptische teeken voor „huis".
Op dezelfde wijze drukte men de j uit
door den Egyptischen hiëroglyf voor hand,
omdat „hand" in het Hebreeuwsch is
jod, welk woord met een j aanvangt, enz.
Ons letterschrift heeft alzoo een lan
gen ontwikkelingsgang afgelegd in den
loop der tijden.
Wij Japhetieten hebben het via de Se
mieten ontvangen van de Chamieten (de
Egyptenaren, wier stamvader Mizraïm, een
zoon was van Cham).
W. BRAK.
Prijzen op het platteland en in de stad.
In het R.K. „Boeren- en Tuindersblad"
wordt gewezen op de groote verliezen
wélke vele tuinders thans lijden. De schr.
wijst daarbij op het feit, dat de bloem
kool aan de veilingen in Holland voor
f 10^f 30 per wagon van 10.000 k.g.
verkocht wordt. Het snijloon wordt niet
eens betaald, vandaar dat vele telers be
sloten hebben de kool maar op het veld
te laten staan. Verloren is alle arbeidsloon
besteed aan den verbouw, alle meststof
fen; de hooge pacht kan niet worden be.
taald; alles is zuiver verlies.
Ondanks het feit da't dei bloemkool ge
middeld 0.5 cent per k.g. kost, wordt in
de stad echter nog steeds 1020 cent
voor een. matig kooltje betaald.
Hoewel overheidsbemoeiing op1 menig
gebied heel wat last bezorgt, meent schr.
dat zij vaak door handelingen der bur
gerij in het leven geroepen wordt. De
overheid zal somtijds prijsreigelend moeten
optreden, indien de organisaties ten .min
ste zelf de zaken niet in beter spoor
wefcen te< leiden.
Wat de slechte prijzen in de koude-
grond produCtten betreft, schijnt het ver
hoogd© Duitscha tarief geen rol van be-
teakenis te spelen. De uitvoer van bloem
kool, sla, peen, uien, komkommers en an
dere groenten, alsmede van aardappelen,
kersen, aardbeien en kruisbessen, is tot
Juni van dit jaar belangrijk grooter ge
weest dan het vorige jaar tot dezelfde
maand; tomaten toornen zelfs een gewel
dige stijging. De stijging der waarde blijft
echter verre beneden die der hoeveelheid;
da laatste nam met 112 pet. toe, de
waarde slechts met 57 pet.
Een en ander wijst op internationale d!a-
ling der handelsprijzen; een toestand, die
waarschijnlijk gevolgd zal worden door
internationale daling der consumptieprij
zen, indien de daling ten minste aan
houdt en niet van tijdelijken aard is.
Hoe gewenscht dalende prijzen ook mo
gen zijn, toch zullen zij tot groote moeilijk
heden in het land- en tuinbouwbedrijf aan
leiding geven. De hooge grond- en pacht
prijzen hier te1 lande, de hooge belastin
gen en de hooge prijzen van allerlei be-
drijfsbenoodigdherlen zullen niet nalaten
geweldig in te grijpen in het bedrijfsleven.
Het is daarom van belang dat dei land
bouworganisaties waakzaam blijven.
DE NOORSCHE WALVISCHVANGST.
In verband met de voorbereiding van
de groote walvischvangst in Noorwegen
schrijft de correspondent van de „Maas
bode" te Tromsö aan zijn blad:
De walvischvangst beeft in Noorwegen,
de laatste jaren, groote uitbreiding ge
nomen. Vooral sinds de ontdekking van
Spitsbergen kwam ze in vollen bloei.
De Engelsche ontdekkingsreiziger, Jonas
Pool, kwam in 1583 van een ontdekkings
reis in Spitsbergen terug en verhaalde
van' de groote massa's walvisschen welke
hij in die paragiën aantrof. Engeland,
Denemaken, Noorwegen, Frankrijk en
Duitschland begonnen zich uit te rusten
en hadden weldra een grootere of kleinere
walvischvloot. Maar Holland overvleugelde
ze toch alle met een floot van circa
260 schepen en 14.000 man. Van 1770
t'ot 1779 werden door Holland, Duitsch
land en Engeland meer dan 2500 schepen
uitgerust. Een walvisch, van Groenland
bijv., had toen een waarde van een
20.000 gulden.
Men had nog geien ander wapen dan de
handharpoen aan oen lijn, waarmee het
dier werd gevangen en afgemat, waarna
het met lansen werd gedood. Dat gebeurde
alles van een open boot uit en was dus
een niet ongevaarlijke operatie.
'Omstreeks 1870 werd door den Nooor
Sven John een explosieharpoen uitgevon
den. De bijna geluidloos werkende mo
derne walvischbooten hebben aan den
voorsteven een groot kanon, waarmee de
200 kilo zware harpoen wordt afgescho
ten. Is bet dier getroffen, dan dringen uit
de spits van den harpoen groote haken'
diep in het vleesch, terwijl een zich even
eens in den harpoen bevindende granaat
ontploft. Het doode dier wordt dan vol
gepompt met gas en drijft nu met de
boot mee tot het later aan boord ge
haald wordt in de drijvende kokerij.
De Noorsche vangst is mettertijd zeer
toegenomen. Van IJsland, Nieuw-Found-
land en de Noordelijke stille zee werden
vangsten thuis gebracht, zoo groot, dat
er in 1904 een verbod moest uitgevaar
digd worden, krachtens hetwelk er in tien
jaar geen walvisch mocht gevangen wor
den, daar er gevaar bestond, dat dit dier
geheel zou uitgeroeid worden.
Maar nu had men den smaak er terdege
van beet en men was er op Ingericht.
Men moest zich natuurlijk aan het verbod
onderwerpen, maar men zocht andere
„jachtterreinen". Spitsbergen, Zu'd-Afrika.
Spitsbergen, Zuid-Afrika. Om geheel
onafhankelijk te zijn van land, begon
men de drijvende kokerijen in te
richten, dat wil zeggen, booten waar de
walvisch dadelijk na dei vangst tot traan
gekookt wordt. De practische voordeelen
van zoo'n inrichting zijn duidelijk. Natuur
lijk is er aan zoo'n dier veel onbruik
baars. Dat behoeft men nu' niet langer
mee te sjouwen. Men behoeft ook niet zoo
gauw terug van dei expeditie en kan dus
van een tocht grooteren voorraad traan
etc meebrengen.
Zoo werden er in 1907 2114 walvis
schen gevangen tot een gezamenlijke
waarde van 4V2 millioen kronen.
Juist dezer dagen staat Noorwegen
weer in het teeken van den walvisch,
d.w.z. men bereidt zich voor om op
vangst te gaan. Een enorme en tevens in
teressante drukte geeft dat in de be
treffende plaatsen.
Er heerscht een enorme bedrijvigheid
bij het in gereedheid brengen van zulk
een expeditie. Er moet gerepareerd, omge
bouwd, schoongemaakt en geproviandeerd
worden. Allerhande materialen moeten
meegenomen worden.
Er wordt van alles ingeladen: hout
en hooi, tonnen en kruiwagens, buizen,
'itouwen, varkens en schapen, enz. Het
lijkt een ark van Noach. Het proviand, 'n
1200 zakken aardappelen, 250 tonnen
vleesch, 9000 ton kolen, welke men nog
in Rio zal complefceeren, bergen van 'alle
soorten levensmiddelen, voldoende voor
de bemanning, 'n 250 koppen, gedurende
18 a 10 maanden. 1
Er zijn er genoeg die mee willen, vooral
onder hef jonge volkje. Een avontuurlijk
leven immers lokt, om niet te spreken van
da ruime verdiensten.
Over ©enige weken is de drukte voorbij)
De haven ligt dan eenzaam en verlaten,
bet dorp als uitgestorven. Thuis zit moe
der de vrouw met de kleinen 10 maanden,
ze leven tusschen hoop en vrees. Er loe
ren duizend gevaren voor echtgenoot en
zoon.
Alle walvischbooten en kokerijen heb
ben den laatsten tijd draadlooze instal
laties. Beihalvei het directe nut dat de
verschillende booten onderling daarvan
hebben, daar zij elkaar berichten kunnen
sturen over bijv. het verblijf der walvis
schen, bezorgen ze ook den zeelui menig
uurtje van ontspanning. Radio kunnen
ze hooren van Buenos Aires en Rio de Ja
neiro. Men begrijpt wat dit in die een
zaamheid zeggen wil.
Tenslotte zij' nog vermeld, dat Noor
wegén de grootste walvischkokerij van
de wereld heeft, Het is de groote drijvende
fabriek van Larsen in Sandefjord.
Aan de jeugdige lezers en lezeressen van
„De Zeeuw".
Beste jongens en meisjes.
't Is mij bekend, dat „De Zeeuw" niet
alleen door de groote menschen, de vaders
en moeders en de grootere broers en zus
ters gelezen wordt, maar ook door de
jeugd.
Ik begrijp echter dat er in zoo'n krant
heel wat staat waar het jonge volkje nu
niet zoo heel veel belangstelling voor heeft.
Daarom leek 't mij dan ook een goede ge
dachte van de redactie om voortaan in het
Zaterdagnummer van „De Zeeuw" een
klein plaatsje, speciaal voor de jeugd, te
reserveeren en toen mij gevraagd werd, de
zorg daarvoor op mij te nemen, heb ik
daarin gaarne toegestemd.
Ik begrijp wel dat het niet zoo gemakke
lijk is, maar ik wil toch probeeren het zoo
te maken, dat alle jongens en meisjes des
Zaterdags met belangstelling naar de
krant grijpen om allereerst de jeugd
rubriek te lezen. Of dit gelukken zal? Ja,
zie eens, dat zal van allerlei omstandig
heden afhangen en vooral ook hiervan of
jullie zelf de noodige medewerking wilt
verleenen.
Want alleen kan ik het niet af.
Als jullie mij niet helpt, dan komt er
niets van terecht.
Wat dan wel mijn bedoeling is?
Om te beginnen is 't mijn plan elke week
een raadsel te geven, dat dan door jullie
kan worden opgelost. Aan de beste oplos
sers zullen elke maand een paar mooie
prijzen, denkelijk een paar mooie boeken,
maar misschien ook wel wat anders, be
schikbaar worden gesteld.
Ik verwacht dat jullie die raadsels zoo
veel mogelijk zult oplossen en ze mij zult
sturen. Natuurlijk mag hef briefje dat je
mij schrijft ook wel wat meer bevatten. Ik
zal dat zelfs heel prettig vinden, want dan
leer en we mekaar een beetje kennen en
bovendien heb ik dan ook weer stof voor
een volgend artikel, want mijn plan is ge
regeld de briefschrijvers te beantwoorden.
Nu kan 't wel zijn dat Vader of Moeder
een beetje bezwaar maakt. Want een brief
kost 'een dubbeltje port en dat zou dus 40
of 50 cent port per maand worden. Hier
aan is echter voor wie dit wenscht wel te
ontkomen. Om te beginnen kan men wel op
een briefkaart schrijven zoo je weet kost
het verzenden van een briefkaart nu
slechts 5 cent en verder kan 't ook wel
zóó, dat de antwoorden eens per maand
worden ingezonden. Ik zal dan wel tijdig
waarschuwen, wanneer de antwoorden
hier moeten zijn.
Verder is 'tmijn plan, elke week een
verhaal, of een stuk van een verhaal te ge
ven. Daar begin ik vandaag al mee. 't Ver
volg komt de volgende week.
Me du'nkt- nu moesten jullie beginnen
met me eens te schrijven hoe jullie dit plan
vindt en tevens of je de antwoorden elke
week of eens per maand wilt inzenden,
't Kan ook wel zijn dat er jongens of meis
jes zijn die zoo'n jeugdhoekje graag een
beetje anders zagen ingericht.
Welnu, schrijf me dat dan maar eens.
De brieven en briefkaarten ik hoop
dat het er heel wat zullen zijn, kunnen
worden geadresseerd aan: „Bureau de
Zeeuw" Goe s, en daaronder of er bo
ven: „Voor de jeugd".
Hier volgt nu ons eerste raadsel, dat
jullie denk ik, wel zonder al te veel moeite
zult kunnen oplossen:
Het geheel bestaat uit 40 letters.
Een 22, 4, 11, 13, 2, 36, 6, 7 is een storm
vogel.
Een 31, 8, 16, 12, 5, 37 is onkruid.
14, 19, 24 is een getal.
29, 35, 21, 27 is niet vol.
3, 26, 33, 25 vindt ge aan het strand.
Een 40, 38, 18, 28, 20, 30, 1 krijgt men
in de meeste gezinnen.
Een 10, 23, 39 is geen liaan.
34, 15, 32, 9, 17 is een dorp bij Utrecht.
Nu jongelui, nu maar eens flink aan
't werk.
En overstelp me nu maar eens met een
groot aantal brieven en kaarten. Hoe meer
hoe liever.
Vele groeten van
Tante Dollie.
Op verkeerde paden.
I.
De Kerstfeestviering van de groote
stads-Zondagsscliool liep ten einde.
't Was voor de onderwijzers en onder
wijzeressen een heele drukte geweest, om
voor een goede driehonderd kinderen alles
in gereedheid te brengen.
Maar zij mochten nu ook met voldoening
op hun arbeid terugzien, want het was een
goed geslaagde avond geweest.
Hoe stil was het in de zaal toen de lei
der der Zondagsschool het heerlijke Kerst
evangelie vertelde. Het was hem aan te
zien dat het hem ook een heerlijke vreugde
was, om tot de kinderen telkens en telkens
weer te mogen spreken van den Heiland,
Die hen zoo onuitsprekelijk liefhad.
En naar het verhaal dat juffrouw Ane-
ma verteld had, van een arm moederloos
meisje, was ook met spanning geluisterd.
De versnaperingen en geschenken werden
als naar gewoonte met gejubel begroet.
En nu restte nog slechts één ding. Voor
aan in de zaal zat een groepje jongens en
meisjes van dertien a veertien jaar.
Deze avond was de allerlaatste, dien zij
in het midden der Zondagsschoolleerlingen
zouden doorbrengen. Van hen moest nog
met een korte toespraak afscheid genomen
worden en dan zou deze avond ook weer
tot het verleden behooren.
De leider der Zondagsschool, de heer
Martijn, trad naar voren. 'tWas een nog
jonge man, en onder al die kinderen wa
ren er niet veel die hem niet een warm
hartje toedroegen. -
Vooral bij de grooteren die hij zelf on
derwijs gaf was hij zeer geliefd. Voor hem
zelf was deze avond ook een gewichtige.
Want niet alleen dat hij de scheidende
leerlingen moest toespreken, maar ook hij
was dezen avond voor het laatst in het
midden der Zondagsschool. Binnenkort
moest hij van woonplaats veranderen en
kon hij aan deze Zondagsschool dus niet
verbonden blijven.
En het scheiden viel hem zwaar, want
hoe lief had hij den arbeid onder de kin
deren zijner stad!
Terwijl hij daar zoo voor al de kinderen
stond, liet hij peinzend zijn oog gaan over
allen. Hij wenkte met zijn hand, tot het
volkomen stil was geworden. En toen be
gon hij te spreken. Hij herinnerde aan het
blijde Kerstevangelie, dat zij zoo pas weer
gehoord hadden, en dat sommige jongens
en meisjes (en hier wendde hij zich tot het
groepje vooraan) voor de laatste maal op
de Zondagsschool hadden gehoord.
„Jullie gaat nu heen, jongens en meis
jes, 'ging hij voort, de tijd van de Zondags
school ligt nu achter je. Straks gaan jullie
het leven in. De jongens misschien naar
een patroon, de meisjes naar een mevrouw
of een atelier, maar waar jullie ook gaat,
of wat je moge overkomen, vergeet nooit
wat je hier geleerd hebt, vergeet nooit dat
de Heiland met je wil gaan en je in alle
omstandigheden helpen". Nu wendde hij
zich weer tot alle kinderen.
„Voor jullie is de tijd nog niet gekomen
om heen te gaan; jullie blijven nog wat, de
een langer, de ander korter. Maar ik moet
heengaan jongens en meisjes, al valt het
mij nog zoo zwaar. Langen tijd heb ik,
week op week, jullie mogen vertellen van
den grooten Kindervriend. En nu ik heen
ga, wil ik je nog slechts één ding zeggen.
Mij mag je vergeten, maar vergeet nooit
den Heiland, van Wie ik jullie altijd
sprak."
't Was doodstil in de zaal.
Ernstig stonden alle gezichtjes. Eén voor
één stonden nu de oudste leerlingen op, en
ontvingen uit de handen van den leider het
afscheidsgeschenk der Zondagsschool, een
mooien, nieuwen bijbel.
Nog eenmaal werden zij er aan herin
nerd, dat die bijbel nu niet was, om zoo
mooi en nieuw te houden, maar dat zij ge
regeld alle dagen weer er in moesten lezen.
Nu zong de Zondagsschool het afscheids
lied aan de oudste kinderen. Menige moe
der, die als toeschouwster de feestviering
bijwoonde, bad in haar hart mede, terwijl
de kinderen zongen:
Bestraal hen met Uw licht,
Die onze school verlaten,
Neem Gij, 0 Heer, hen bij de hand,
Op reis naar 'tHemelsch Vaderland,
En houdt hun oog gericht,
Om op Uw Woord te staren.
(Wordt vervolgd.)
De vrouwen hebben in de laatste jaren
niet te klagen over weinig belangstelling.
Over roeping en taak der vrouw, ook der
Christen-vrouw, is reeds veel gezegd en
geschreven. Talrijke brochures en perio
dieken zijn of worden uitgegeven met het
doel den vrouwen van voorlichting op al
lerlei gebied te dienen. En vele vrouwen
zijn er, vooral in onze steden, die reeds
lang lid zijn van een eigen, neutrale, of,
naar wij hopen, Christelijke organisatie.
Wanneer wij dan ook met ingang van
onzen 41en Jaargang een, zij het beschei
den, hoekje afstaan aan onze vrouwen,
dan zijn er wellicht vele onzer lezeressen,
voor wie daarmede heusc'h niet in een be
hoefte wordt voorzien. Ze kunnen in ver-
eeniging en tijdschrift voldoende kennis
opdoen, al vleien we ons met de stille hoop,
dat er zoo nu en dan voor hen toch ook
eens iets in deze rubriek zal voorkomen,
dat nog nieuw voor hen is.
Maar er zijn onder onze lezeressen er
zeer zeker ook vele, vooral op de dorpen,
die om verschillende redenen geen lid zijn
van een vrouwen-organisatie, of die zich
de luxe van een abonnement op een vrou
wenblad niet kunnen veroorloven. Welnu,
wij hopen, dat vooral z ij in deze rubriek
wel eens iets zullen vinden, waarmede zij
winst kunnen doen.
Wij zullen er naar streven, zoo eenvou
dig mogelijk te 'blijven, opdat ook zij, die
zich niet tot de meer-ontwikkelden durven
rekenen, deze lectuur zullen kunnen vol
gen.
Moge dan onze bescheiden poging eenig
nut afwerpen voor onze lezeressen en
daardoor voor onze huisgezinnen.
Waar wij ons niet uitsluitend zullen be
palen tot huishouden en koken, maar ook
geestelijke voorlichting zullen trachten te
geven, hopen wij, dat wij, met de hulpe
Gods, ook velen tengeestelijken zegen
zullen zijn.
Voor ditmaal geven wij, na dit inleidend
artikeltje, nog de volgende wenken:
A p p e 1 j a m.
Het is nu de appeltijd. We kunnen volop
appels koopen en dus ook appeljam ma
ken. Doe dit laatste als volgt:
1 K.G. appelen, 2 d.L. water, stukje ka
neel, paar kruidnagelen, stukje gember
wortel, alles in een lapje gebonden. 714
G. citroenzuur, zooveel suiker als van
het gewicht der gekookte, gezeefde appelen
bedraagt. Borstel de appelen af, snijd ze
in vieren en kook ze met het water tot ze
zacht zijn geworden. Zeef ze, zet het moes
op met de suiker en de kruiden en kook ze
tot jamdikte in. Voeg er ten slotte het ci
troenzuur bij, of zooveel citroensap dat de
jam niet te zoet is en vul er de schoonge
maakte jampotjes mee. Verwijder de krui
den in het lapje.
Het gebruik van brood
en eieren.
In de Vragenbus van „De Dokter in
Huis" vonden we de volgende berekening
van de verhouding voor de voedingswaar
de van melk en eieren tot elkaar.
Koemelk bevat 3.41 pet. eiwit en 3.65 pet.
vet, een liter melk bevat dus ongeveer 34
gram eiwit en 36 lé gram vet. Een ei van
50 gram (zonder schaal) bevat 6% gram
eiwit (13 pet.) en bijna evenveel vet (12
pet.), waaruit volgt dat 1 Liter melk, wat
het gehalte aan eiwit en melk betreft, on
geveer met 6 eieren van normale grootte
gelijk staat; hieruit kunt u berekenen, dat
eieren duurder in het gebruik zijn dan
melk.
Bovendien bevat echter de melk meer
suiker en kalk dan eieren en is daarom
voor geregeld gebruik te verkiezen. Aan
den anderen kant bevatten echter zoowel
de melk als de eieren te weinig jjzer-be-
standdeelen; zij moeten daarom door an
dere voedingsmiddelen aangevuld worden.
In dit opzicht is melk met brood en spina
zie met eieren een goede combinatie.
Losgelatenmessen.
Een middel om losgelaten mesheften
weer aan het mes te bevestigen, is:
Men kan het staal weer vastzetten in
het heft van een mes door een mengsel
van fijngestooten hars en krijt in de ope
ning van het heft te strooien. Daarna ver
hit men dat gedeelte van het mes, dat in de
opening gestoken moet worden en drukt
het onmiddellijk zoo vast mogelijk in de
hars.
Achteruit r ij: d e n:.
Wat rijdt u liever, achteruit of vooruit?
Vooruit zeggen de meeste menschen,
nietwaar, je kunt zien wat er aan komt,
je bestuurt als 'tware dan het vervoer
middel mee.
„Ik rijd liever achteruit" zei op eens
een vrouw in een coupé met allemaal
klagende en ontevreden menschen, die
breed hun zorgen zaten uit te meten.
„Liever achteruit?" vroeg een der aan
wezigen verwonderd, die uitroep had niets
te maken met het daareven verhandelde'.
„Ja" zei de spreekster „u moet
als ik achteruit rijden. Zooals u nu zit,
ziet gij vooruit eiken steen, elke oneffen
heid, elk gevaar, ik bemerk dit eerst
wanneer wij er voorbij zijn, zoodat wat
voor u zorg is, voor mij een oorzaak
tot danken is geiworden.