land- en Tninboaw. Voor de Jeugd. Bet Vrouwen-hoekje. opgenomen. De werking van het rooken hangt af van het gehalte van de gerookte tabak aan nicotine en van de gevoeligheid van den rooker voor deze stof. Matig roo ken schaadt den volwassen mensch meest al niet, maar er zijn er ook vooral jon gelieden die het niet kunnen verdragen. Wordt het rooken overdreven, vooral het rooken van zware en vochtige sigaren en van sigaretten, dan treden ernstige stoor nissen der gezondheid op, o.a. nervositeit, keel- en maagontsteking, die zelfs tot tij delijke blindheid kan leiden. Ook slagader verkalking wordt door overmatig rooken veroorzaakt of tenminste begunstigd, waarbij voornamelijk de bloedvaten der beenen worden aangedaan, hetgeen het zoogen. periodieke hinken tengevolge heeft. Men heeft getracht de sigaren en siga retten zóó te behandelen, dat de overgang van de nicotine en haar ontledingsproduc ten in de rook wordt verhinderd. Zulke fa brikaten worden dan nicotine-vrij ge noemd en het is niet te loochenen, dat som mige dezer fabrikaten aan het doel beant woorden, maar nog grooter is het aantal, dat als nicotinevrij wordt aangeprezen, maar deze eigenschap in 't geheel niet be zit. Nieuwere onderzoekingen hebben dien aangaande merkwaardige dingen aan 't licht gebracht. In dit opzicht is dus groote voorzichtigheid aan te raden. Zieken, die in het vertrouwen op de onschadelijkheid der zoogen. nicotine-vrije sigaren en si garetten, meer dan van de gewone soorten wilden rooken, zouden de nadeelige gevol gen van 't rooken in dubbele mate moeten ondervinden. (Uit „de Dokter in huis".) Het oudste letterschrift De letterteekens, die wij gebruiken en waarin ook deze courant gedrukt is, zijn zeer oud. Wij; hebben ze van de Romeinen over genomen, vandaar dat ze Latijnsche let ters genoemd worden, want het Latijn was de taal der Romeinen. 'En de Romeinen hebben hun letter schrift van de Grieken ontvangen, met name van de West-Grieken, die Zuid- Italië koloniseerden. De Grieken waren zich bewust, dat zij hun alfabet aan de Feniciërs te danken hadden en zij schreven de invoering daar van en de uitvinding van het schrift toe aan den F'eniciër Cadmus, een half- legendarische persoonlijkheid, die na veel omzwervingen in Hellas terecht kwam en daar de stad Thehe stichtte. Het Fenicische, of liever Semietische al fabet (van de West-Semieten wel te ver staan, want de Oost-Semieten, de Assy- riërs en Babyloniërs, hadden hun spijker schrift) werd niet slechts gebruikt in de steden en koloniën der Feniciërs, doch ook bij de Israëlieten, de Moabieten en andere naburige stammen. Uit dit Fenicische schrift heeft zich la ter het Hebreeuwsche schrift' in den vorm, zooals wij dat nu nog; kennen, ontwik keld. Dat het Grieksche en Latijnsche schrift van Semietischen oorsprong is, blijkt daar uit, dat zoowel de oudste Grieksche als de oudste Latijnsche inscripties, evenals het Hebreeuwsch van rechts naar links ge schreven zijn; voorts ook uit de namen' der letters. (Men denke b.v. aan de eerste drie let ters die in het Hebreeuwsch heeten: alef, beth en gimel, in het Grieksch alpha, bèta en gamma en in het Latijn: a, b en c, waarbij men in het oog houde, dat het La tijn oorspronkelijk voor de c, die als k werd uitgesproken en de g slechts één let- terteeken had. Kunnen wij nu den oorsprong van het letterschrift nog verder nagaan? Aan wie hebben de Feniciërs het ont leend, of naar welk voorbeeld' hebben zij het gevormd? Reeds Champollion, de groote Egypto loog, wien het in 1822 gelukt was het hiëroglyfenschrift te ontcijferen, sprak het vermoeden uit, dat het Fenicische al fabet in het Egyptische schrift zijn metho disch voorbeeld moest hebben gehad. Dit vermoeden is door de onderzoekin gen der laatste jaren bevestigd. In d6 eerste jaren onzer eeuw werd on der leiding van den Londenschen hoog leeraar W. M. Flinders Petri© een En- gelsche expeditie naar het Sinaï-schier- eiland uitgezonden, die daar de mijnwer ken, door de Egyptenaren op verschillende punten van het Sinaï-gebergte aangelegd, alsmede den tempel van Serabit-al-Kha- dem, zooals de berg, waar deze tempel zich bevindt, door de Arabieren wordt genoemd, onderzocht. Prof. Flinders Petrie gaf in 1906 een rijk geïllustreerd werk uit „Researches in Sinaï", waarin hij het resultaat zijner onderzoekingen publiceerde. De Engelsche geleerden hebben daar o.m. een vrouwenbeeld gevonden, plomp van maaksel en laag bij den grond, doch dat een uiterst gewichtig opschrift be vatte. Gewichtig niet om den inhoud, doch om de letters, „waarin het geschreven was., Het opschrift is slechts kort en deelt alleen mede, dat het beeld een wij-ge schenk was voor de Egyptische godin Hathor. Doch dit opschrift is niet in het Egyp tisch gesteld, doch in een taal, die men aanvankelijk niet ontcijferen kon1. Alleen kreeg men al dadelijk den in druk, hier te doen te hebben met een zeer oude proeve van het Semietische letterschrift. j Latere onderzoekingen hebben aan het licht gebracht, dat we hier den ont- brekenden schakel tusschen het Egyp tische hiëroglyphen en het Fenicische let terschrift voor ons hebben. De man, aan wien we dit resultaat te danken hebben, is de knappe Engelsche Egyptoloog Alan H. Gardiner, die behalve de reeds genoemde vrouwenfiguur nog ander materiaal had_, gevonden in de mijn- groeven van Serabit-el-Khadem, ix.I. nog een mensQhelijke buste, een sfinx en een aantal gedenksteenen, tezamen een elf tal voorwerpen. Het Sinaï-schrift is zooals Gardiner uiteengezet heeft geen beeldschrift, ook niet, zooals men oorspronkelijk meende, gedeeltelijk, doch een zuiver letterschrift. De letterteekens zijn ontleend aan het Egyptische hiëroglyphenschrift, doch dui den in tegenstelling met dit laatste niet het geheele woord, doch slechts de eerste letter daarvan aan. Wij' nemen als voorbeeld de tweede letter van het Hebreeuwsche alfabet; de beth. Zooals ieder weet, beteekent dit woord „huis", men denke aan Rethle- hem, broodhuis, Bethel, huis Gods, enz. Nu gebruikte men, om de eerste letter van dit woord, de b. uit te drukken het Egyptische teeken voor „huis". Op dezelfde wijze drukte men de j uit door den Egyptischen hiëroglyf voor hand, omdat „hand" in het Hebreeuwsch is jod, welk woord met een j aanvangt, enz. Ons letterschrift heeft alzoo een lan gen ontwikkelingsgang afgelegd in den loop der tijden. Wij Japhetieten hebben het via de Se mieten ontvangen van de Chamieten (de Egyptenaren, wier stamvader Mizraïm, een zoon was van Cham). W. BRAK. Prijzen op het platteland en in de stad. In het R.K. „Boeren- en Tuindersblad" wordt gewezen op de groote verliezen wélke vele tuinders thans lijden. De schr. wijst daarbij op het feit, dat de bloem kool aan de veilingen in Holland voor f 10^f 30 per wagon van 10.000 k.g. verkocht wordt. Het snijloon wordt niet eens betaald, vandaar dat vele telers be sloten hebben de kool maar op het veld te laten staan. Verloren is alle arbeidsloon besteed aan den verbouw, alle meststof fen; de hooge pacht kan niet worden be. taald; alles is zuiver verlies. Ondanks het feit da't dei bloemkool ge middeld 0.5 cent per k.g. kost, wordt in de stad echter nog steeds 1020 cent voor een. matig kooltje betaald. Hoewel overheidsbemoeiing op1 menig gebied heel wat last bezorgt, meent schr. dat zij vaak door handelingen der bur gerij in het leven geroepen wordt. De overheid zal somtijds prijsreigelend moeten optreden, indien de organisaties ten .min ste zelf de zaken niet in beter spoor wefcen te< leiden. Wat de slechte prijzen in de koude- grond produCtten betreft, schijnt het ver hoogd© Duitscha tarief geen rol van be- teakenis te spelen. De uitvoer van bloem kool, sla, peen, uien, komkommers en an dere groenten, alsmede van aardappelen, kersen, aardbeien en kruisbessen, is tot Juni van dit jaar belangrijk grooter ge weest dan het vorige jaar tot dezelfde maand; tomaten toornen zelfs een gewel dige stijging. De stijging der waarde blijft echter verre beneden die der hoeveelheid; da laatste nam met 112 pet. toe, de waarde slechts met 57 pet. Een en ander wijst op internationale d!a- ling der handelsprijzen; een toestand, die waarschijnlijk gevolgd zal worden door internationale daling der consumptieprij zen, indien de daling ten minste aan houdt en niet van tijdelijken aard is. Hoe gewenscht dalende prijzen ook mo gen zijn, toch zullen zij tot groote moeilijk heden in het land- en tuinbouwbedrijf aan leiding geven. De hooge grond- en pacht prijzen hier te1 lande, de hooge belastin gen en de hooge prijzen van allerlei be- drijfsbenoodigdherlen zullen niet nalaten geweldig in te grijpen in het bedrijfsleven. Het is daarom van belang dat dei land bouworganisaties waakzaam blijven. DE NOORSCHE WALVISCHVANGST. In verband met de voorbereiding van de groote walvischvangst in Noorwegen schrijft de correspondent van de „Maas bode" te Tromsö aan zijn blad: De walvischvangst beeft in Noorwegen, de laatste jaren, groote uitbreiding ge nomen. Vooral sinds de ontdekking van Spitsbergen kwam ze in vollen bloei. De Engelsche ontdekkingsreiziger, Jonas Pool, kwam in 1583 van een ontdekkings reis in Spitsbergen terug en verhaalde van' de groote massa's walvisschen welke hij in die paragiën aantrof. Engeland, Denemaken, Noorwegen, Frankrijk en Duitschland begonnen zich uit te rusten en hadden weldra een grootere of kleinere walvischvloot. Maar Holland overvleugelde ze toch alle met een floot van circa 260 schepen en 14.000 man. Van 1770 t'ot 1779 werden door Holland, Duitsch land en Engeland meer dan 2500 schepen uitgerust. Een walvisch, van Groenland bijv., had toen een waarde van een 20.000 gulden. Men had nog geien ander wapen dan de handharpoen aan oen lijn, waarmee het dier werd gevangen en afgemat, waarna het met lansen werd gedood. Dat gebeurde alles van een open boot uit en was dus een niet ongevaarlijke operatie. 'Omstreeks 1870 werd door den Nooor Sven John een explosieharpoen uitgevon den. De bijna geluidloos werkende mo derne walvischbooten hebben aan den voorsteven een groot kanon, waarmee de 200 kilo zware harpoen wordt afgescho ten. Is bet dier getroffen, dan dringen uit de spits van den harpoen groote haken' diep in het vleesch, terwijl een zich even eens in den harpoen bevindende granaat ontploft. Het doode dier wordt dan vol gepompt met gas en drijft nu met de boot mee tot het later aan boord ge haald wordt in de drijvende kokerij. De Noorsche vangst is mettertijd zeer toegenomen. Van IJsland, Nieuw-Found- land en de Noordelijke stille zee werden vangsten thuis gebracht, zoo groot, dat er in 1904 een verbod moest uitgevaar digd worden, krachtens hetwelk er in tien jaar geen walvisch mocht gevangen wor den, daar er gevaar bestond, dat dit dier geheel zou uitgeroeid worden. Maar nu had men den smaak er terdege van beet en men was er op Ingericht. Men moest zich natuurlijk aan het verbod onderwerpen, maar men zocht andere „jachtterreinen". Spitsbergen, Zu'd-Afrika. Spitsbergen, Zuid-Afrika. Om geheel onafhankelijk te zijn van land, begon men de drijvende kokerijen in te richten, dat wil zeggen, booten waar de walvisch dadelijk na dei vangst tot traan gekookt wordt. De practische voordeelen van zoo'n inrichting zijn duidelijk. Natuur lijk is er aan zoo'n dier veel onbruik baars. Dat behoeft men nu' niet langer mee te sjouwen. Men behoeft ook niet zoo gauw terug van dei expeditie en kan dus van een tocht grooteren voorraad traan etc meebrengen. Zoo werden er in 1907 2114 walvis schen gevangen tot een gezamenlijke waarde van 4V2 millioen kronen. Juist dezer dagen staat Noorwegen weer in het teeken van den walvisch, d.w.z. men bereidt zich voor om op vangst te gaan. Een enorme en tevens in teressante drukte geeft dat in de be treffende plaatsen. Er heerscht een enorme bedrijvigheid bij het in gereedheid brengen van zulk een expeditie. Er moet gerepareerd, omge bouwd, schoongemaakt en geproviandeerd worden. Allerhande materialen moeten meegenomen worden. Er wordt van alles ingeladen: hout en hooi, tonnen en kruiwagens, buizen, 'itouwen, varkens en schapen, enz. Het lijkt een ark van Noach. Het proviand, 'n 1200 zakken aardappelen, 250 tonnen vleesch, 9000 ton kolen, welke men nog in Rio zal complefceeren, bergen van 'alle soorten levensmiddelen, voldoende voor de bemanning, 'n 250 koppen, gedurende 18 a 10 maanden. 1 Er zijn er genoeg die mee willen, vooral onder hef jonge volkje. Een avontuurlijk leven immers lokt, om niet te spreken van da ruime verdiensten. Over ©enige weken is de drukte voorbij) De haven ligt dan eenzaam en verlaten, bet dorp als uitgestorven. Thuis zit moe der de vrouw met de kleinen 10 maanden, ze leven tusschen hoop en vrees. Er loe ren duizend gevaren voor echtgenoot en zoon. Alle walvischbooten en kokerijen heb ben den laatsten tijd draadlooze instal laties. Beihalvei het directe nut dat de verschillende booten onderling daarvan hebben, daar zij elkaar berichten kunnen sturen over bijv. het verblijf der walvis schen, bezorgen ze ook den zeelui menig uurtje van ontspanning. Radio kunnen ze hooren van Buenos Aires en Rio de Ja neiro. Men begrijpt wat dit in die een zaamheid zeggen wil. Tenslotte zij' nog vermeld, dat Noor wegén de grootste walvischkokerij van de wereld heeft, Het is de groote drijvende fabriek van Larsen in Sandefjord. Aan de jeugdige lezers en lezeressen van „De Zeeuw". Beste jongens en meisjes. 't Is mij bekend, dat „De Zeeuw" niet alleen door de groote menschen, de vaders en moeders en de grootere broers en zus ters gelezen wordt, maar ook door de jeugd. Ik begrijp echter dat er in zoo'n krant heel wat staat waar het jonge volkje nu niet zoo heel veel belangstelling voor heeft. Daarom leek 't mij dan ook een goede ge dachte van de redactie om voortaan in het Zaterdagnummer van „De Zeeuw" een klein plaatsje, speciaal voor de jeugd, te reserveeren en toen mij gevraagd werd, de zorg daarvoor op mij te nemen, heb ik daarin gaarne toegestemd. Ik begrijp wel dat het niet zoo gemakke lijk is, maar ik wil toch probeeren het zoo te maken, dat alle jongens en meisjes des Zaterdags met belangstelling naar de krant grijpen om allereerst de jeugd rubriek te lezen. Of dit gelukken zal? Ja, zie eens, dat zal van allerlei omstandig heden afhangen en vooral ook hiervan of jullie zelf de noodige medewerking wilt verleenen. Want alleen kan ik het niet af. Als jullie mij niet helpt, dan komt er niets van terecht. Wat dan wel mijn bedoeling is? Om te beginnen is 't mijn plan elke week een raadsel te geven, dat dan door jullie kan worden opgelost. Aan de beste oplos sers zullen elke maand een paar mooie prijzen, denkelijk een paar mooie boeken, maar misschien ook wel wat anders, be schikbaar worden gesteld. Ik verwacht dat jullie die raadsels zoo veel mogelijk zult oplossen en ze mij zult sturen. Natuurlijk mag hef briefje dat je mij schrijft ook wel wat meer bevatten. Ik zal dat zelfs heel prettig vinden, want dan leer en we mekaar een beetje kennen en bovendien heb ik dan ook weer stof voor een volgend artikel, want mijn plan is ge regeld de briefschrijvers te beantwoorden. Nu kan 't wel zijn dat Vader of Moeder een beetje bezwaar maakt. Want een brief kost 'een dubbeltje port en dat zou dus 40 of 50 cent port per maand worden. Hier aan is echter voor wie dit wenscht wel te ontkomen. Om te beginnen kan men wel op een briefkaart schrijven zoo je weet kost het verzenden van een briefkaart nu slechts 5 cent en verder kan 't ook wel zóó, dat de antwoorden eens per maand worden ingezonden. Ik zal dan wel tijdig waarschuwen, wanneer de antwoorden hier moeten zijn. Verder is 'tmijn plan, elke week een verhaal, of een stuk van een verhaal te ge ven. Daar begin ik vandaag al mee. 't Ver volg komt de volgende week. Me du'nkt- nu moesten jullie beginnen met me eens te schrijven hoe jullie dit plan vindt en tevens of je de antwoorden elke week of eens per maand wilt inzenden, 't Kan ook wel zijn dat er jongens of meis jes zijn die zoo'n jeugdhoekje graag een beetje anders zagen ingericht. Welnu, schrijf me dat dan maar eens. De brieven en briefkaarten ik hoop dat het er heel wat zullen zijn, kunnen worden geadresseerd aan: „Bureau de Zeeuw" Goe s, en daaronder of er bo ven: „Voor de jeugd". Hier volgt nu ons eerste raadsel, dat jullie denk ik, wel zonder al te veel moeite zult kunnen oplossen: Het geheel bestaat uit 40 letters. Een 22, 4, 11, 13, 2, 36, 6, 7 is een storm vogel. Een 31, 8, 16, 12, 5, 37 is onkruid. 14, 19, 24 is een getal. 29, 35, 21, 27 is niet vol. 3, 26, 33, 25 vindt ge aan het strand. Een 40, 38, 18, 28, 20, 30, 1 krijgt men in de meeste gezinnen. Een 10, 23, 39 is geen liaan. 34, 15, 32, 9, 17 is een dorp bij Utrecht. Nu jongelui, nu maar eens flink aan 't werk. En overstelp me nu maar eens met een groot aantal brieven en kaarten. Hoe meer hoe liever. Vele groeten van Tante Dollie. Op verkeerde paden. I. De Kerstfeestviering van de groote stads-Zondagsscliool liep ten einde. 't Was voor de onderwijzers en onder wijzeressen een heele drukte geweest, om voor een goede driehonderd kinderen alles in gereedheid te brengen. Maar zij mochten nu ook met voldoening op hun arbeid terugzien, want het was een goed geslaagde avond geweest. Hoe stil was het in de zaal toen de lei der der Zondagsschool het heerlijke Kerst evangelie vertelde. Het was hem aan te zien dat het hem ook een heerlijke vreugde was, om tot de kinderen telkens en telkens weer te mogen spreken van den Heiland, Die hen zoo onuitsprekelijk liefhad. En naar het verhaal dat juffrouw Ane- ma verteld had, van een arm moederloos meisje, was ook met spanning geluisterd. De versnaperingen en geschenken werden als naar gewoonte met gejubel begroet. En nu restte nog slechts één ding. Voor aan in de zaal zat een groepje jongens en meisjes van dertien a veertien jaar. Deze avond was de allerlaatste, dien zij in het midden der Zondagsschoolleerlingen zouden doorbrengen. Van hen moest nog met een korte toespraak afscheid genomen worden en dan zou deze avond ook weer tot het verleden behooren. De leider der Zondagsschool, de heer Martijn, trad naar voren. 'tWas een nog jonge man, en onder al die kinderen wa ren er niet veel die hem niet een warm hartje toedroegen. - Vooral bij de grooteren die hij zelf on derwijs gaf was hij zeer geliefd. Voor hem zelf was deze avond ook een gewichtige. Want niet alleen dat hij de scheidende leerlingen moest toespreken, maar ook hij was dezen avond voor het laatst in het midden der Zondagsschool. Binnenkort moest hij van woonplaats veranderen en kon hij aan deze Zondagsschool dus niet verbonden blijven. En het scheiden viel hem zwaar, want hoe lief had hij den arbeid onder de kin deren zijner stad! Terwijl hij daar zoo voor al de kinderen stond, liet hij peinzend zijn oog gaan over allen. Hij wenkte met zijn hand, tot het volkomen stil was geworden. En toen be gon hij te spreken. Hij herinnerde aan het blijde Kerstevangelie, dat zij zoo pas weer gehoord hadden, en dat sommige jongens en meisjes (en hier wendde hij zich tot het groepje vooraan) voor de laatste maal op de Zondagsschool hadden gehoord. „Jullie gaat nu heen, jongens en meis jes, 'ging hij voort, de tijd van de Zondags school ligt nu achter je. Straks gaan jullie het leven in. De jongens misschien naar een patroon, de meisjes naar een mevrouw of een atelier, maar waar jullie ook gaat, of wat je moge overkomen, vergeet nooit wat je hier geleerd hebt, vergeet nooit dat de Heiland met je wil gaan en je in alle omstandigheden helpen". Nu wendde hij zich weer tot alle kinderen. „Voor jullie is de tijd nog niet gekomen om heen te gaan; jullie blijven nog wat, de een langer, de ander korter. Maar ik moet heengaan jongens en meisjes, al valt het mij nog zoo zwaar. Langen tijd heb ik, week op week, jullie mogen vertellen van den grooten Kindervriend. En nu ik heen ga, wil ik je nog slechts één ding zeggen. Mij mag je vergeten, maar vergeet nooit den Heiland, van Wie ik jullie altijd sprak." 't Was doodstil in de zaal. Ernstig stonden alle gezichtjes. Eén voor één stonden nu de oudste leerlingen op, en ontvingen uit de handen van den leider het afscheidsgeschenk der Zondagsschool, een mooien, nieuwen bijbel. Nog eenmaal werden zij er aan herin nerd, dat die bijbel nu niet was, om zoo mooi en nieuw te houden, maar dat zij ge regeld alle dagen weer er in moesten lezen. Nu zong de Zondagsschool het afscheids lied aan de oudste kinderen. Menige moe der, die als toeschouwster de feestviering bijwoonde, bad in haar hart mede, terwijl de kinderen zongen: Bestraal hen met Uw licht, Die onze school verlaten, Neem Gij, 0 Heer, hen bij de hand, Op reis naar 'tHemelsch Vaderland, En houdt hun oog gericht, Om op Uw Woord te staren. (Wordt vervolgd.) De vrouwen hebben in de laatste jaren niet te klagen over weinig belangstelling. Over roeping en taak der vrouw, ook der Christen-vrouw, is reeds veel gezegd en geschreven. Talrijke brochures en perio dieken zijn of worden uitgegeven met het doel den vrouwen van voorlichting op al lerlei gebied te dienen. En vele vrouwen zijn er, vooral in onze steden, die reeds lang lid zijn van een eigen, neutrale, of, naar wij hopen, Christelijke organisatie. Wanneer wij dan ook met ingang van onzen 41en Jaargang een, zij het beschei den, hoekje afstaan aan onze vrouwen, dan zijn er wellicht vele onzer lezeressen, voor wie daarmede heusc'h niet in een be hoefte wordt voorzien. Ze kunnen in ver- eeniging en tijdschrift voldoende kennis opdoen, al vleien we ons met de stille hoop, dat er zoo nu en dan voor hen toch ook eens iets in deze rubriek zal voorkomen, dat nog nieuw voor hen is. Maar er zijn onder onze lezeressen er zeer zeker ook vele, vooral op de dorpen, die om verschillende redenen geen lid zijn van een vrouwen-organisatie, of die zich de luxe van een abonnement op een vrou wenblad niet kunnen veroorloven. Welnu, wij hopen, dat vooral z ij in deze rubriek wel eens iets zullen vinden, waarmede zij winst kunnen doen. Wij zullen er naar streven, zoo eenvou dig mogelijk te 'blijven, opdat ook zij, die zich niet tot de meer-ontwikkelden durven rekenen, deze lectuur zullen kunnen vol gen. Moge dan onze bescheiden poging eenig nut afwerpen voor onze lezeressen en daardoor voor onze huisgezinnen. Waar wij ons niet uitsluitend zullen be palen tot huishouden en koken, maar ook geestelijke voorlichting zullen trachten te geven, hopen wij, dat wij, met de hulpe Gods, ook velen tengeestelijken zegen zullen zijn. Voor ditmaal geven wij, na dit inleidend artikeltje, nog de volgende wenken: A p p e 1 j a m. Het is nu de appeltijd. We kunnen volop appels koopen en dus ook appeljam ma ken. Doe dit laatste als volgt: 1 K.G. appelen, 2 d.L. water, stukje ka neel, paar kruidnagelen, stukje gember wortel, alles in een lapje gebonden. 714 G. citroenzuur, zooveel suiker als van het gewicht der gekookte, gezeefde appelen bedraagt. Borstel de appelen af, snijd ze in vieren en kook ze met het water tot ze zacht zijn geworden. Zeef ze, zet het moes op met de suiker en de kruiden en kook ze tot jamdikte in. Voeg er ten slotte het ci troenzuur bij, of zooveel citroensap dat de jam niet te zoet is en vul er de schoonge maakte jampotjes mee. Verwijder de krui den in het lapje. Het gebruik van brood en eieren. In de Vragenbus van „De Dokter in Huis" vonden we de volgende berekening van de verhouding voor de voedingswaar de van melk en eieren tot elkaar. Koemelk bevat 3.41 pet. eiwit en 3.65 pet. vet, een liter melk bevat dus ongeveer 34 gram eiwit en 36 lé gram vet. Een ei van 50 gram (zonder schaal) bevat 6% gram eiwit (13 pet.) en bijna evenveel vet (12 pet.), waaruit volgt dat 1 Liter melk, wat het gehalte aan eiwit en melk betreft, on geveer met 6 eieren van normale grootte gelijk staat; hieruit kunt u berekenen, dat eieren duurder in het gebruik zijn dan melk. Bovendien bevat echter de melk meer suiker en kalk dan eieren en is daarom voor geregeld gebruik te verkiezen. Aan den anderen kant bevatten echter zoowel de melk als de eieren te weinig jjzer-be- standdeelen; zij moeten daarom door an dere voedingsmiddelen aangevuld worden. In dit opzicht is melk met brood en spina zie met eieren een goede combinatie. Losgelatenmessen. Een middel om losgelaten mesheften weer aan het mes te bevestigen, is: Men kan het staal weer vastzetten in het heft van een mes door een mengsel van fijngestooten hars en krijt in de ope ning van het heft te strooien. Daarna ver hit men dat gedeelte van het mes, dat in de opening gestoken moet worden en drukt het onmiddellijk zoo vast mogelijk in de hars. Achteruit r ij: d e n:. Wat rijdt u liever, achteruit of vooruit? Vooruit zeggen de meeste menschen, nietwaar, je kunt zien wat er aan komt, je bestuurt als 'tware dan het vervoer middel mee. „Ik rijd liever achteruit" zei op eens een vrouw in een coupé met allemaal klagende en ontevreden menschen, die breed hun zorgen zaten uit te meten. „Liever achteruit?" vroeg een der aan wezigen verwonderd, die uitroep had niets te maken met het daareven verhandelde'. „Ja" zei de spreekster „u moet als ik achteruit rijden. Zooals u nu zit, ziet gij vooruit eiken steen, elke oneffen heid, elk gevaar, ik bemerk dit eerst wanneer wij er voorbij zijn, zoodat wat voor u zorg is, voor mij een oorzaak tot danken is geiworden.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1926 | | pagina 7