DE ZEEUW TWEEDE BLAD. Voor den Zondag. 0!lMASIG4ft£V StnenlaKl. ZoeklicMjes. MARy ST JOHN. FEUILLETON. BIJZONDcdc f VAK 1 i ZATERDAG 2 OCTOBER 1926, No. 2. JEZUSi OP HET SCHIP. „En nederzittende, leerde Hij de scharen1 uit het schip." Lukas 6:3. Het is daar aan den oever van Genne- sareth's meer, in den morgen een druk tooneel. Zoo straks zijn een paar schepen terug gekeerd van hun nachtelijken tocht ter vischvangst, en de visschers hebben hun pinken gedeeltelijk op het strand ge trokken. Maar de mannen zijn niet naar huis ge gaan om te rusten; neen er was werk te doen. i Ze hebben hun netten opgehaald, en zijn nü druk bezig die te reinigen, te herstellen en uit te spoelen. Want ze moeten straks weer uit, het water op. En alles moet voor den. volgen den tocht in gereedheid gebracht. Hunne huisgenooten zijn uitgeloopen om te zien of de vangst gelukt is en bieden hun bij het werk de behulpzame hand. Een tooneel, gelijk de aankomst van een schip in een visschersdorp te zien geeft. Wij zien daar het leven, het bedrijvig leven; een stukje maatschappij, een ta fereeltje uit den strijd om hst bestaan. Altijd belangwekkendOf het daar in het Oosten plaats yoind, eeuwen geleden, of hier in het Westen, in onzen tijd; of het plaats vindt bij een schip of in een; fa briek altijd belangwekkend! En wat geschiedt nu volgens dit ver haal? Daar komt Jezus, de Christus, en Hij gaat recht op het tooneel af. Hij komt! tot die menschen daar druk in hun werk, daar 'in hun dagelijksch leven en Hij gaat er midden in staan. Hij klimt in hun schip en gaat van daaruit, vanuit dat dagelijksch leven prediken tot de wereld. Jezus is de Zoon van God, de Zaligmaker; der wereld. Hij openbaart het Evangelie, eeuwige leven, de Goddelijke, geestelijke dingen. Nu dan is Zijn plaats op het spreek gestoelte in de synagoge, of in d<e gewijde zalen van den Tempel? Daar hoort Hij. Hoogstens op een stil grasveld of eene eenzame berghelling, ver van het druk gewoel der wereld. Zeker, daar hoort Hij en daar heeft Hij ook gepredikt. Maar nu is dit het schoone: Jezus heeft óók gepredikt pp een schip. Hij is ingegaan in het drukke, -bezige, dagelijksche leven, het leven van brood- winnen en strijdHij is gegaan op ©en schip, in een werkplaats der menschen Hij heeft Zich niet afgezonderd gehouden, maar "is gaan staan midden in het leven van allen dag. En Hij is daar niet wat gaan kijken en beeft niet nieuwsgierig daar rondgewan deld, maar Hij heeft van die visschers- werkplaats Z ij n werkplaats gemaakt. Hij heeft van .dat bedrijf daar Zijn tri bune gemaakt, om te spreken, om te getuigen van God en de eeuwige dingen, pm Zijn Woord daar te brengen en Zijne genade daar te openharen. Jez.us is mid den in het leven, midden onder het volk gegaan. Wij lezen: „en nederzittende leerde Hij de scharen vanuit het schip". Zoo deed de Heiland. Zoo doet Hij nog. En wij, wat hebben wij te doen? Wij hebben te doen gelijk Simon 'Pe tras deed. Zie, 'daar nadert Jezus den visscher, en Hij vraagt hem of Hij ge bruik mag maken van zijn schip. En Pe trus staat bet Hem gaarne toe. Zoo komt Jezus bij elk onzer persoon lijk. Wij hebben niet allen een kansel', of een spreekgestoelte, of een blad om in te schrijven. Dat behoeft ook niet. Jezus wil pok spreken van een schip. En een schip hebben wij allen. Uit het Engelsch. 68.) o— Mary zuchtte en Bertie deed het haar na. Hij begreep dien zucht maar al te wel. Hij kon in haar hart even duidelijk lezen als in het zijne. Hij wist, dat zij weldra zouden moeten scheiden en dat hij aan zijn eer verplicht was afscheid van 'haar te nemen, zonder één woord van liefde of ééne belofte. Wat zon Maurice wel zeggen, als hij haar vroeg zich met hem te verloven, daar de verloving zich wellicht over ontelbare jaren kon uitstrekken? En toch was hij ze ker, dat zij beiden veel gelukkiger zouden zijn, zoo .zij elkander de liefdesbelofte mochten geven. Hoe zou het zijn, als hij toch eens tot haar sprak en haar voor beiden liet be slissen? Hij wist reeds, wat zij zeggen zou. Zij zou zich aan hem verhinden en haar leven en haar werk weer vroolijk opnemen, en in hem en zichzelve vertrouwen stellen. Zij zou niet ongeduldig zijn of murmuree- ren, zooals andere vrouwen. Zij zou op hem wachten, totdat er zich grijze draden in heur haar vertoonden, en de frischheid barer jeugd verdwenen was, en nooit zou Ons schip, dat is voor ons, gelijk voofl Siniion, de plaats waar wij eiken dag leven en arbeiden, onze dagelijksche po sitie. Uw .gchip dat is uw huiskamer en uw winkel, uw kantoor en uw karwei. Daarvan wil de Christus gebruikmaken, Hij komt tot u, gelijk tot Petrus, en vraagt u, of gij' Hem vergunnen wilt uw Ischip te gebruiken als een middel tot prediking. Moet gij daar dan gaan staan preeken? Volstrekt niet! Het kan zijn, dat ge in 't geheel niets behoeft te zeggen, en dat Jezus tóch predikt. Ge moet Christus alleen b innen laten, zooals Petrus Hem op zijn schip, liet; en dan komt het andere vanzelf. Dan hebt ge verder geene aanwijzing noodig. Als wij Christus maar waarlijk toelaten op de plaats, waar wij eiken dagen leven en arbeiden, 'dan spreekt Hij veel meer dan wij. denken. Dan spreekt Hij eenvoudig en onge zocht; door onze houding, door ons ge drag, door ons correcte werk, door een woord op zijn pas, door heel onze levens- openbaring; en zóó spreekt Hij het beste. Laat Christus dan toe op uw schip! i Ziet, er was in Jezus' dagen eene breede schare, 'die Hij in den Tempel en in de synagoge niet meer bereikte. Er waren tollenaren en ongeloovigen, Romeinsche soldaten en Samaritanen. Die kwamen niet in de kerk. Die hoorden den Heiland daar niet preeken. En daarom ging Jezus op een schip. Daar hoorden zij Hem. Er was ook in ons verhaal een schare, die daar om Hem heen kwam staan. En zóó bereikte Hij hen. Is het niet als voor onze dagen ge schreven? Zijn er niet velen in uwe omgeving, in uw bedrijf, die naar de kerk niet meer omzien? Er is alle eeuwen door, ook nu nog, eene schare, die op Jezus aandringt om het Woord Gods te hooren, (vs 1) maar die van den kansel niet meer is te be reiken. En is) 'tgeen schoone gedachte, dat Jezus hen bereiken wil v.Éna£ uw schip? Daar hooren en zien ze Hem nog wel. Welnu, christen en christin, Jezus komt eiken dag bij u, -pm u te vragen pf Hij van uw gchip mag gebruik maken. Laat Hein toe op uw schip; en laat door u een stille voortdurende sprake van Hem uitgaan, waardoor de dienst van den Heiland wordt aangeprezen als een liefde dienst, die nooit verdriet. BELIJDENIS EN GEBED. O Jezu Christe, Gij zijè waardig Te houden Avondmaal met mij; Maar ik beken, hoe gansch onwaardig Ik die genad' en weldaad zij. Te kjein is mijnes herten woning Te vuil is mijner ziele huis, Dat Gij, o heilig machtig koning! Zoudt trekken in zoo slechten kluis. Ook zelfs der heemlen hemel, Heere, En zoud' U toch begrijpen niet: Zal ik .aannemen dan deez' eere, Die .Gij1 uw arme schepsel biedt? En zoud' ik niet door schaamte schromen Dat uwe groote Majesteit Wil onder 'tdak mijns herten komen, Daar niet en is voor U bereid? Doch Gij zult alles brengen "Snede: De spijs, den drank, en 't schoon gewaad, Waarmee Gij alles zult bekleeden. En schikken op naar Uwen staat. Doe zulks o Heer! zoo zal ik wezen Geheel gewillig en bereid Voor U mijns herten huis na dezen Te houden tot in eeuwigheid. 1 I i i 1 W. SLUITEB. Een boodschap uit de heerlijkheid. Zoo noemt Dr J. H. Gunning een onlangs uitgegeven geschrift van wijlen Prof. Dr J. H. Gunning uit het jaar 1879, waaraan wij bet volgende ontleenen „Wat gij verzuimd, wat gij verkeerd ge- hij één woord van spijt of ééne klacht hoo ren. Als hij het maar durfde wagen! als Maurice hem dan maar niet afkeurend zou aanzien en hem eerloos zou noemen! „Ik geloof, dat ik het moet doen, dat ik één woord tot haar moet spreken. Om haar ditmaal te verlaten zal mijn hart bre ken," dacht arme Bertie, want hij voelde zich plotseling zeer droevig gestemd, toen hij Mary hoorde zuchten. Ten slotte stond het toch aan hen om te beslissen; geen broeder, zelfs Maurice niet, had het recht zich tusschen hen te stellen, als zij elkan der waarlijk liefhadden! „Morgen zal ik haar wel eens alleen kunnen te spreken krijgen, en het met haar afdoen, voordat Charlotte komt," be sloot 'hij; de arme jongen wist niet, dat de schoone gelegenheid reeds voorhij was. Als hij gesproken had, wie weet hoe anders de zaak tusschen hen dan misschien gestaan had. Maar op hetzelfde oogenblik, dat zijn plotseling besluit zich in zijne oogen weerspiegelde, ging Dollie eensklaps recht op in haar stoel zitten en nam eene luiste rende houding aan. „Hebt gij dat gehoord? Ik ben zeker, dat .ik het geluid van wielen op de plaats hoorde. Luister dat is het kloppen van Charlotte," vervolgde zij, toen er weer hard op de deur gebonsd werd. „Dat was dus de reden, dat Justine zoo geheimzinnig was; zij wist er vanmorgen alles van. Dat is nu juist eene verrassing daan hebtach, ik voel daf bij het noemen hiervan een wreede pijl door uwe ziel gaat. Gij hebt, niet waar, mijn broe der! met eigen hand, door eigen dwaas heid en zonde, de toorts in den tempel van uw geluk geslingerd, pf helaas! dat van anderen verwoest. Wat u nu drukt, ja u alle levensvreugd beneemt, is de gedachte aan het on herstelbare van hetgeen' gij door eigen schuld verdorven hebt. Gij vraagt mij of ïk opk voor u een woord van troost heb? O ja, ik heb' het. Allereerst, vergoelijk niets. Laat God Zijn Woord in uw hart uitspreken, dat hart verbrijzelen. Val in de schuld voor Hem. Een mensch, die waarachtig berouw heeft, kan niet ver loren gaan. De sterkte des Satans is onze hoogmoed, die, ragfijn, maar onverbreek baar sterk, het hart omwikkelt. Het be rouw scheurt, onder een stillen lofzang der engelen, in de kracht Gods dat net van één. En dan, o dan staat onweerlegbaar in zijn hemelsche schoonheid, het Evangelie van Jezus Christus vóór u, gelijk een lang miskende vriend u schreiend om denhals valt en in zijn omhelzing de vraag om vergiffenis smoort, die gij tracht te sta melen. Als gij dan aldus uwe zonde verfoeit, zijt gij ook in staat het verdere te hooren. En dat is: dat inderdaad (op enkele uit zonderingen na) hétgeen gij verdorven hebt niet te herstellen is. Ja, dit onherstelbaar verleden moet gij in de kracht Gods aanvaarden. Het is u vergeven, dus de scherpste prik kel is er uit weggenomen, nochtans ja, het onherstelbare b 1 ij f t voor deze wereld. - Maar nu, vooreerst: daar het een ge beurde zaak is, daar het voor goed zijn ■plaats beeft ingenomen in de samenscha- keling der dingen, nu is.-het, ondanks al u w blijvende schuld, toch bestanddeel van Gods heiligen Raad en onnaspeurlijk bestel over uw leven en dat van anderen geworden. Berust daarin, aanvaard ten volle de straf, die er aan .hangt, maar ga dan ook, zonder verder mijmeren, frisch en onbevangen dien eenmaal bestaanden toestand in, gelijk het, naief en gezond, zelfs van den gekroonden overspeler en moordenaar beschreven staat: „daarna troostte David Bathseba en hij ging_ tot haar". Is dp,n nu uw verleden onherstel baar ,zoo moet het toch voor de toe komst zijn heilzame vracht dragen. Eerst voor uzelven. Mogelijk heeft God dezen val, dien gij blijft betreuren, over u toe gelaten, opdat een toekomstige, misschien zwaardere zou voorkomen worden door de behoedzaamheid, die gij thans met zooveel pijn hebt geleerd. Welberaden moed is na smartvol verlies toch dubbel schoon. 5 En dan voor anderen. Gij zijt nu de aangewezen man om uw broeder te waar schuwen eer het te laat is;. Drie Vierden van bet moeielijke voor u, van het pijn lijke voor den ander, is weggenomen al? gij uwe waarschuwing begint met te zeg gen: „ik zelf ken, helaas! die zonde hij ervaring". En heeft hij werkelijk gezon digd, dan zijt gij de man om hem juist te beoordeelen. Waarom oordeelt de groote menigte zoo schrikkelijk onbarmhartig over een zon daar? Waarom loopt, is iemand -eens ge vallen, de geheeie wereld trappende over hem heen? Uit wreedheid? Och neen, de lieden kennen de kracht van hun woor den niet. Zij weten in de verte niet, dat hun losse beoordeelingen dolken zijn, want zij hebben geen ervaring, zij leven in de zonde, zoolang zij niet door krachtige ont dekking wakker gestooten worden, droo- mende voort. Welnu, gij weet het anders. Gij kunt spreken: „o menschen, matigt uwe woor den; bedenkt wat gij zegt: vreest toch om in dergelijk oordeel te vallen". Dan gaat gij tot den verstootene en redt wel licht zijne ziel door een sympathetischen handdruk, een traan. Blijft er dus smart in u over, eene pijn, die wel verzacht, maar nooit geheel meer wordt weggenomen, een ledig, dat niet meer vervuld wordt welnu, God geeft niet alleen kracht om met open wonden voort te leven, maar ook .om door eigen worstelingen het lijden der broederen te heter te kunnen verstaan. En zoo wordt van lieverlede het leven u toch nog schoon, immers overglansdl met Gods licht, gedrenkt van oneindige genade. Een plan van hemelsche wijs heid rijst langzamerhand, eerst in on gewisse breede trekken, vervolgens al duidelijker bepaald voor uw verrukten geest op en doet u alle eigen arme levens plannen met een glimlach, ook met een blos van schaamte verzaken. In uw leven blijkt u, ondanks de zonde, die helaas! talrijke bloesems onherstelbaar verwaaien dèed, toch door Gods ontfer ming ten slotte niets wezenlijks verloren te zijn gegaan. De latere ervaringen doen u met ontroering het vroeger doorleef de begrijpen. Wat gij eertijds bedroefd of verstoord hadt ter zijde gelaten, nu ziet gij het in een ander, hooger licht weder aan; het wordt'u duidelijk; gij begrijpt den samen hang en de gedachte lost zich op in aan bidding." voor Charlotte, God zegene haar goed hart!" Was het Charlotte? Mary en Bertie za gen elkander aan, en schoven onwillekeu rig wat dichter tot elkander. „O, Mary, is onze prettige tijd nu waar lijk ten einde?" riep Bertie op spijtigen toon uit, en vatte haar hand; deze bewe ging scheen gansch natuurlijk. Mary trok ze niet terug. Daar stonden zij nu te za- men, arme jonge schepsels! hand aan hand, terwijl hunne Nemesis buiten op hen stond te wachten, om hen evenals de engel der wrake uit het paradijs te verdrijven. Dollie sloeg geen acht op hen; zij schoof het zware gordijn, dat voor de deur hing op zijde. Iedere verandering was haar wel kom, zelfs de terugkomst van Carlotte. Zij opende de deur, liep de donkere gang in en vloog regelrecht in de armen barer moeder! HOOFDSTUK XX. Een onverwachte aankomst. Maar waar is Tante Mary? Waarom komt zij ons niet verwelkomen?" riep eene schelle, besliste stem, die ergens uit de duisternis kwam. Mary kreeg een schok en liet de hand van Bertie los, als ware zij gestoken. Weer zagen zij elkander aan ditmaal was het bijna èen blik vol wan hoop. Het was de stem van Janet. „Wat is er nu aan de lucht? Waarom De heer C o 1 ij n over den p o 1 i- tieken toestand. Oud-Minister H. Golijn heeft Woensdag avond te Leeuwarden een politieke rede gehouden, aan het verslag waarvan wij een en ander ontleenen. Na gewezen te hebben op de vruchten van de rechtsche samenwerking en op de offers, door de A.-R. partij aan de coalitie gebracht, omdat zij niet de groote verant woordelijkheid op zich wilde laden die te breken, vervolgde spr.: Nu buiten onze schuld die samenwer king verbroken is, zullen wij, zoodra po sitieve samenwerking aan de orde gesteld wordt, ons ernstig moeten 'beraden, of we op dien weg kunnen voortgaan. We behoe ven ons niet voor te stellen, dat we alles kunnen krijgen, maar we behoeven ook niet alles te laten schieten. Daarmee is ook onze taak voor het he den aangewezen. Wij moeten in en buiten de Saten-Generaal propaganda maken voor onze A.-R. beginselen. Spr. kan nu niet veel meer over de toe komst zeggen. Hij profeteert op dit gebied niet gaarne. Eerste plicht is, dat we onszelf moeten verdiepen. We hebben de laatste jaren zoo vooraan gestaan in de gevechtslinie, dat we geen tijd van rustige verdieping en be zinning hebben gehad. Laat daarom de tijd aanbreken, dat we 't nu doen, opdat, wan neer we na eenigen tijd morgen, of over morgen, of over tien jaar geroepen wor den, met anderen saam de verantwoorde lijkheid van het bewind te aanvaarden, we voor onszelf klaar en helder de lijnen zien. Tweede plicht is, misverstanden tus schen hen, die bijeenhooren, zooveel mo gelijk op te ruimen. Spr. heeft daarbij vooral het oog op de Staatkundig Gerefor meerden. In tegenstelling met de partij van Ds Lingbeek, die ondergraaft den bodem waarop wij nu 50 jaar gestaan hebben, zoodat er een absolute tegenstelling van beginsel is, is er bij de Staatk. Geref. mis verstand, dat voor opheldering en toenade ring vatbaar is. Maar dat moet zijn tijd hebben en men doet wijs dat verschil niet toe te spitsen. Zij hooren -bij ons. Hun diepere gedachten zijn dezelfde als de onze. Alleen is er misverstand. In de derde plaats moeten we ons eiken dag bereid verklaren tot verdere politieke samenwerking als op redelijke wijze met onze politieke inzichten en verlangens re- ke.ning gehouden wordt. Spr. zou aan de R.-K. in ons vaderland willen zeggen: ont zie een weinig de Protestantsche gevoelig heden. In onzen kring heeft Dr Kuyper eerst, spreker daarna alles gedaan, om zuiver anti-papistische gevoelens te be strijden. Het anti-papisme behoort in de A.-R. gelederen niet thuis. Nu mogen wij aan Rome vragen: Ontzie de Protestant sche gevoeligheden en denk er aan, dat gij woont in een land, waar de minderheid R.-K. is. Aan de G.-H. heeft spr. geen bijzondere boodschap. Van huis uit staan zij ons na der. Toch is de verhouding tot hen wel eens meer gespannen geweest dan tot de is zij gekomen om alles te bederven?" steunde Bertie. Arme jongen! deze plot selinge komst van zijne vijandin vervulde hem met allerlei treurige voorgevoelens. Was het lot hem tegen? „Mary, wat betee- kent dat?" riep hij uit, terwijl hij beproef de haar terug te houden. „Stil, hoe zullen wij dat weten?" maar Mary was ook een weinig bleek geworden. „Hier ben ik, Ja- net," zeide zij haar best doende natuurlijk te spreken en op de statige gedaante toe gaande, die vol ongeduld in de duisternis tuurde. Bertie volgde haar gemelijk. Welk een tooneel bood het voorportaal op dat oogen blik aan! Charlotte stond 'druk met Ro many en den koetsier te praten; Justine en Ursula brachten sjaals en pakjes naar binnen; in het verste hoekje op de eiken houten bank zaten Dollie en haar moeder en hielden elkander vast omsloten; en ginds was Mary bezig den mantel van Janet af te nemen; zij deed haar best ver heugd te kijken over deze plotselinge ver schijning. Janet was blijde hare zaken af te kun nen doen. Hoe sdhoon zag zij er uit, terwijl zij haar weelderig haar met beide handen glad streek hij het .schijnsel der lamp! „Nu ben ik klaar," sprak zij, terwijl zij Mary's arm nam, maar ternauwernood op Bertie lette. Zij zweefde hem voorbij, op weg naar de zitkamer, met opgeheven De politieke hoofdredacteur van „Het Vaderland" onze vriend Roodhuijzen, be treurt het, dat bij den rooden optocht onlangs te 's-Gravenhage de kerkdienst gestoord werd, maar hij verheugt er zich over, dat Burgemeester Patijn van geen verbod van dergelijke optochten op Zondag wil weten. Uit het vrijlaten van den Dag des Hee- ren voor dergelijke rumoerige betoogingen, zoo zegt hij, spreekt de echt liberale geest. Het verheugt mij, dat de heer Rood huijzen (lit zoo duidelijk uitspreekt. Het is wel geen nieuws, maar daar, het de laatste jaren gewoonte was gewor den, vooral in verkiezingsdagen, gods dienstige termen te gebruiken en te ver zekeren, dat de vrijzinnigen volle eerbied hebben voor den godsdienst was het niet altijd even gemakkelijk de echt li b e- r a 1 e g e e s t te onderkennen. 1 Maar we zijn er nu weer achter. De heer Roodhuijzen heeft er nog eens weer aan herinnerd, dat het Liberalisme een vrijheid huldigt die met Gods Woord en Wet onbestaanbaar is. Van deze verzekering neem ik gaarne aC-P' OPMERKER. R.-K. Dat behoorde niet zoo te zijn. En van onzen kant moet alles gedaan, om span ning te vermijden, waarbij wij van hen vragen, tegen ons een standpunt in te ne men als spr. tegenover hen. Typhu s - alarm. Naar aanleiding van het groot aantal (typhus-gevallen behandelt de geneeskun dige medewerker van de N.R.Crt. verschil lende vragen die zich hierbij voordoen.: Op de vraag waaraan het optreden van najaars-epidemiën moet worden toege schreven, antwoordt hij volmondig: wijl weten het niet. Gemakkelijker zegt hij, is het antwoord op de vraag waaraan het explosieve op treden van typhus-epidemiën in het alge meen te wijten is. Hier moet gedacht worden aan besmet ting van velen ongeveer terzelfder tijd- Die besmetting vliegt bij typhus niet dooï de lucht. Die besmetting komt bij ty phus ook niet van binnen uit. De hoofd bron der besmetting is (voor plm. 73 pet.) besmette spijs en drank: met namï water en melk. Typhus is een water-en- melk-ziekte bij uitnemendheid. En ik haast mij het er bij te voegen een onzindelijkheidsziekte 'bij uitnemendheid. Want zonder onzindelijkheid is water- en melkbesmetting wel niet uitgesloten, maai] toch meestal van ondergeschikte betee- kenis. Zwaarder dan de melkbesmetting (bij; ziekte in het gezin van iemand betrok ken 'bij het melkbedrijf, 'resp. bij spoe len van melkbussen in verontreinigd wa ter, maar dan is waterbesmetting tochi weer het primaire) weegt de wat er he 's met ting ontstaan door loozing van riolen of direct van vloeibare en vaste uitwerpselen in openbare wateren. Langs de groote waterwegen zijn de schippers hier en de schuldigen ,pn de slachtoffers- In het polderland komt een overeenkom stige Verontreiniging, maar al' te vaak in de .omgeving van een bacillendrager voor. Maar daarin kan ik niet dieper tre den. De groote moeilijkheid is dat men wel zeggen kan en vaak ook aannemen m.oet dat waterbesmetting een epi demie veroorzaakt maar het bewijs bijna nooit leveren kan. De kans dat in besmet water (en 'in besmette melk\ typhnba- cillen worden gevonden is buitenge woon. klein. We nemen aan dat er een onzichtbare vorm der typhussmetstof in zit de epidemie bewijst het? maai' door bacte riologisch onderzoek slagen wij er niet in het bewijs te leveren. Contactbesmetting d.w.z. overbren ging der ziekte door aanraking van den lijder speelt bij typhus ongetwijfeld een ,r.ol, vooral wanneer de eerste epide mische explosie heeft plaats gehad, maar, die eerste explosie veroorzaakt en ver klaart zij niet.' In verband met de epidemie te 'Breda wordt voortdurend gewezen op de Mark- 1 1 ll.m.»,—.n II I I hoofd en een vreemd vuur straalde op haar bleek gelaat. „Lieve Janet, welk eene verrassing," zeide Mary vriendelijk, toen haar schoon zuster zich weder tot haar overboog en haar op den wang kuste. Janet uitte zich niet dikwijls op deze wijze, uitgezonderd tegen haar man. Zij verkwistte nooit hare liefkoozingen; nu streelden hare vingers het gelaat van Mary op moederlijke wijze. „Arme tante Mary! Wat ziet ge er bleek en mager uit! Wat zou Maurice wel zeg gen, als hij u nu zag? Wij moeten goed voor u zorgen en u maar flink vertroete len, -om u al deze narigheid te doen ver geten." „Dank u, Janet," antwoordde Mary dankbaar, „maar ik heb een heerlijk tijdje gehad om uit te rusten en voel mij weer geheel als van ouds gereed om alle werk te aanvaarden, dat gij en Maurice voor mij hebt. Nu moet ge mij eens ver tellen, wat u er toe gebracht heeft zulk een reis te maken en Maurice en de kin deren alleen te laten?" „Wij wensdhten u te spreken, Mary, en Maurice was niet wel genoeg om te ko men"; en nu werd haar gelaat merkbaar verduisterd. Mary merkte het op. „Is Maurice niet wel?" vroeg zij be zorgd; en weder zag zij de wolk op Janet's gelaat. (Wordt vervolgd.)1

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1926 | | pagina 5