eel Aardappel"
Gemengd Nieuws.
TWEEDE BLAD.
MARy ST JOHN.
STI A AL.
September 1921
[alfvaarzen, geki
ekalfde Vaarzen t[|
ty Loopvarkens.
ftftfasssH
I)E ZEEUW
1 r \m IVAN
I De Regeeringsverklaring van 11 Maart
1926 vermeldt omtrent de sociale verze
kering slechts dit weinige: „Unificatie van
de sociale verzekering".
FEUILLETON.
- 1 j iïlL
i i i iJii
fc HEIJBOER, deii^j
n °P cl
;s om I uur
ivoli" te Goesi I
rkoopen
bij inschrij*'»®1
elten en iD massai
ot 2.1 M.A.» I
in den Goesc^|
den Oostweg.
gen in te zended
'0, Goes.
AG 18 SEPT. 1926, No. 296.
Waclhter, wat is er van tien nacht?
In het Octobcmummer van de g. V- G-
ruimde de redactie mij een bladzijde in
roor oen artikel over de Ziekteverzekering,
getiteld „Vorstelijke woorden".
5 sindsdien is geen troonrede meer ge-
I jl0ord en kan ca- in engeren zin over
vorstelijke woorden" niet nader geschre-
I Jen worden.
Steeds gelden dus nog de woorden van
ijfroonredei 1925:
Invoering der Ziektewet, nadat deze ge-
wijzigd is, óók in dezen zin, dat weer
tii'imfce wordt gelaten aan hetgeen in de
maatschappij is opgekomen, is geboden".
En toch, die woorden zijn van betee-
(.«liis veranderd, omdat na de laatste
troonrede gokomen is een Regeeringsver.
klaring, afgelegd door den Minister-Pre-
gjdent, nndat het kabinet-Galijn was af
getreden en het extra-parlementaire ka-
binet-De Geer was opgetreden.
ju daarmede is vervallen de strek-
I ting van het artikel van October, te we
ten, dat wa een half jaartje geduld moes-
ten'hebben om Minister Kooien zijn voor
bereidingstijd te gunnen. Na dat half
jaartje, 200 schreef ik, zon er aan 's Mi-
fiislers deur zachtbens geklopt kunnen
volden en zou Z. E- herinnerd kunnen
worden aan hel gebod van de uitvoering
van de Ziektewet.
Echter zooals boven is gezegd, het ka.
tinet-Colijn en daarmede ook Minister
Kooien, verdween van het politieke to-o-
I nee]; zoodat we onze belofte om in het
Aprilnummer van 1926 op de zaiak te
zullen terugkomen, niet mochten inlossen.
I Hoe is de toestand nu?
En over de Ziektewet, die toch volgens
de Troonrede 1925 ingevoerd dient te wor
den, vermeldde de Regeeringsverklaring
[niets.
I Was het niet om wanhopig te worden?
Bijna wel, tenzij men door den gang
[van zaken sinds 1913 gansch onver-
[schillig geworden ware.
Maar wanhoop is ten deze al evenmin
aanbevelenswaardig als onverschilligheid.
Wel malen de Regecringsmolens lang
zaam, maar 't geluid des molens is nog
nooit verstomd, mede door de omstandig
heid, dat men nog biet tot onverschil
ligheid verzonken is; noch in het Parle
ment, noch daarbuiten.
„Unificatie van de sociale verzekering",
aldus de Regeeringsverklaring.
Moedgevend is dit pro-gram van 5 woor
den niet; vooral niet, zoo men bedenkt,
dat ook Minister Aalbe-rse- dit program
overnam, toen hij bezig was aan het
i wijzigen van da 'Ziektewet en door dat
f overnemen de invoering van de Ziektewet
feitelijk prijs gaf.
Ware de S.V-G- een blad1, dat zich tot
taak stelt aan bewindslieden en aanstaan
de bewindslieden wijze lessen gratis te
verstrekken en stelregels aan te geven
voor rege-erbeleid, ik zou de Redactie
gevraagd hebben een levenswijzen mede
werker, doorkneed in onze parlementaire
historie, te verzoeken hier helder en bon
dig aan te géven, dat zoo er ooit een
kapstok is, waaraan goediei voornemens
ongewild worden opgehangen, het de kap-
stok is van systematiseeren van wat nog
niet gerealiseerd is.
'De tijd vliegt snel, gebruikt hem wel.
Er zijn in het verleden niet alleen
extra-parlementaire, maar oo-lc parlemen
taire kabinetten aan te wijzen, die last
hadden met da tijdrekenkunde, en die
door liet ni-eit willen geven van inciden-
teelo regelingen hun levensbestaan geëin
digd zagen voor en aleer de wetsontwer
pen, waarin liet uitgedachte systeem ver
werkt was, in behandeling konden ko
men.
In dei Kamers der gtaten-Generaal heb
ben verschillende leden met den Minister
van Arbeid -enz. over zijn program van vijf
woorden van gedachten gewisseld.
Daarbij is gebleken, dajj wel is waar
Uit het Engelsch.
GO) _0_
»Gü spreekt zeer dwaas en verkeerd,
hollie," antwoordde Mary met een blos op
mar bleek gelaat, want de volharding van
jonge meisje hinderde haar. „Nu ik
cb geen recht hot u te 'beletten; maar gij
moet er eerst met Dr Arnaud over spre-
eJ'; "en toen wendde zij vermoeid haar
gelaat af. Was het een gevolg van deze
«mattende verpleging of een geheim voor-
Smoel van naderend verdriet, dat haar
zoo neerdrukte?
(1 begon het eerste te vermoe-
Daarom gaf hij- zijne welwillende
eJ'keuring, toen Dollie haar nederig ver-
e<^ 'n beste Fransch, dat zij
ar kon voortbrengen. Charlotte en Ma-
waren zóó vermoeid, mocht zij niet een
'le^en door soms ook eens te wa-
terze^er'" antwoordde de kleine dok-
s Mademoiselle verstandig en rus-
s is en zacht loopt en niet meer doet dan
sieren; stilte, rust dat is alles, wat
voor Madame gedaan kan worden."
a> ja, dat begrijp ik wel," antwoordde
enkel-en voor unificatie in dit stadium
gevoelen, maar dat toch de drang naar
de invoering van de Ziektewet, of van
otin Ziektewet nog niet verflauwd is.
Zoo zelfs, dat de Minister ten slotte in
de Tw-cede Kamer opmerkte:
„Ik begrijp volkomen den aandrang,
uitgeoefend om onmiddellijk met de Ziek
tewet te beginnen, omdat wij anders al
weer vertraging krijgen."
Toch waagt de Minister het om zeer
kort te pleiten voor tijd, dat de Minister
den omgekeerden weg volge en eerst on-
derzoefce-, hoe ver Z.E- „zonder veel tijd
verlies met de unificatie komen kan, waar
in clan d© Ziekte-wet onmiddellijk een
plaats moet vinden."
Do Minister meent over een half jaar
(d.i- dan pl.m. 1 Dec. 1926) „wel to
weten hoe to oordeelen o-ver de unificatie
en dan is geien vertraging er het gevolg
van geweest."
Dat is zeer optimistisch gedacht en
gesproken, zou men kunnen opmerken,
ware heit niet, dat do Minister zelf op
merkt, al te1 hebben afgeleerd optimistisch
te zijn.
Maar dat er geien vertraging zou ont
slaan met da invoering van de Ziekte
verzekering, is bezwaarlijk aan te ne
men.
W©1 meent de Minister, dat, wanneer er
©en algemeen syste'em zou zijn van de
gansche sociale verzekering, dit zou mede
brengen, dat -elke bijzondere cpiaestie vee]
heter zou zijn to overzien en al deze vra
gen, zooals nu niet geschiedt, zullen wor
den behandeld terwijl men ze als een
geheel en in een geheel beschouwt*.
Bcigrijpcn wij den Minister goed, dan
zal dus de unificatie leiden tot het be
schouwen van de organisatie, ambtelijke
of niet ambtelijke' organen, van Raden
van Arbeid enz. en dan komt in de uni
ficatie de Ziektewet.
Dat dit de vertraging van de invoering
van. die wet niet tengevolge zal hebben,
wagen we te- betwijfelen.
Immers, dan wordt mode de Ongevallen
wet, de Invaliditeitswet, -de Land- en
Tuinbouwongevall-emw-ct overhoop ge
haald, clan komt de vraag van dei fonds
vorming in het debat, danzal hef;
worden une m-er a boire, een moeten
uitdrinken van een zee, alvorens men do
Ziekte-wet zelve aan de beurt stelt.
Als cle minister -in December 1926 weet,
hoei hij unificcieren zal, dan wordt het
De-cembor 1927 eer al de wetsontwerpen
zijn ingediend', dan wordt het December
1928 eer ze in de Tweede Kamer in
mondelinge behandeling komen, dan
wordt het verkiezingstijd! eer ze in -de
Eerste Kamer aanhangig zijn, dan
wordt de Ziekte-wet niet ingevoerd vóór -cle
verkiezingen 1929, dan.... 'tis immers
meer gebeurd?komt er een nieuwe
regcering, die aan de invoering van -de
nieuwe Ziektewet wil doen vooraf gaan
eeinig-ei noodzakelijke wijzigingen, dan
ja -eiein- ze-e uitdrinken -is een onbegonnen
werk, 't schijnt ook onbegonnen werk te
zijn eem Ziektewet, een andere Ziektewet
dan die van Talm a in ijei voeren.
W.as het ta veel gezegd, toen ik boven
dit artikel schreef;
De morgenstond is gekomen en het is
nog nacht?
Gelukkig heieft cle Minister toch zijn
woord verpand tot spoedige invoering van
cle Ziektewet t.e willen overgaan. Althans,
de Minister lieeft uitdrukkelijk gezegd, het
uïte-rmatb w-enschelijk te achten, dat de
Ziektewet tot stand komt, -dat Z.E;- ver
trouwt in betrekkelijk korten tijd iets te
jbereiiken, dat hij overtuigd' is van de
urgentie! van dei Ziektewet en dat het
b-estei is te beginnen met de invoering
van de- Ziektewet.
Zoodatd-e ochtendstond) toch ge
paald gaat met het zonnegloren?
Ja,, als die unificatie er maar niet pis
sebed zat, 'kzoui go-aden moecl hebben;
maar nu?
Tot hiertoe schreef ik in verband met
do behandeling va;n de begrooting van
Arbeid in de Tweede Kamer der Staten
Generaal op 11 Mei 1926.
-Op 27 Mei daaraanvolgende werd die
begrooting besproken in de Eerste Ka
mer.
In die v-ergadering heeft de mini-ster
duidelijk -doein uitkomen, -clat, houdt de
unificatie tei lang op, bij de- Ziektewet
voor cle unificatie wil zetten.
Dollie haastig; en zij sloop weg, om Mary
de goede tijding te brengen, terwijl Dr Ar
naud zich in stilte verbaasde over „Ges
demoiselles anglaises."
„Het is ongelooflijk," hoorde Justine
hem zeggen, „gij zijt uw tijd ten achteren,
Pierre Gaston Arnaud." En later sprak hij
altijd op eerbiedigen toon over „Gette de
moiselle met haar mooi blond haar".
Arme kleine Dollie! Zij hacl bijna be
rouw over haar eigenzinnigheid, toen zij
naast het groote bed met de groene gordij
nen zat. Het grijze hoofd, dat zoo stil op
de kussens lag, het onbewust gefluister, de
plotselinge uitbarstingen en aanvallen van
ijlhoofdigheid, de donkere kamer, Justine
met haar streng afkeurend gelaat, die af
en aan liep, dat alles vervulde haar met
eene heimelijke vrees. Als het overdag al
zoo vreeselijk was, wat moest het dan
's nachts niet zijn? Geen wonder, dat
Charlotte niet hield van waken en het aan
Mary overliet. Mary moest altijd 's nachts
waken, terwijl Charlotte en Justine gerust
in de aangrenzende kamer sliepen.
„Lieve Mary, gij hebt zulke sterke zenu
wen, zulk een moed, en ik ben zoo laf,"
placht Charlotte te zeggen; „ik kan den
geheelen nacht niet met die arme Tante
alleen zijn; ik zou mij een ongeluk schrik
ken; en Justine denkt er evenzoo over.
Overdag lijkt het minder vreeselijk"; en
Charlotte's blauwe oogen stonden even
Als de Minister dan maar de unificatie
plannen voor zich behoudt ,tot de in
voering van de Ziektewet in het Staats
blad staat, want zoo niet, clan zullen.
we-1 anderen zorgen, dat de unificatie-
plannen tegen de incidenteele invoering
van de Ziektewet worden uitgespeeld.
't Is we-1 een moeilijke positie, waarin de
Minister verkeert; 'tis wel een moeilijke
positie, waarin de zieke arbeider verkeert,
die nog sbee-ds op de wettelijke regeling
van zijn ziekteverzekering te wachten zit.
'tls te hopen, hoe moeilijk het voor
sommigen ook zij, zich te onthouden van
officieuse adviezen, welke theoretische be
spiegelingen uitlokken, dat een ieder die
e-c-n Ziektewet inderdaad wil, over liet
hoe zijn mond houdt.
Men sclueipt de zee niet leeg met een
emmertje. Met praten ko-mt men er niet.
't Geval -e-ischf daden.
Moge hot de-zen Minister gegeven zijn in
December 1926 zijn wetsontwerp tot in
voering van de Ziektewet in te dienen en
blijve men Z. E -dan zoolang van het lijf
met cle unificatie-, het paardje, dat on
der Minister Aalbe-rse den wagen lcelijk
stuk wist te trappen, den voermain menig
moeilijk oogenblik bezorgd heeft en nu
weer naar onze- meening ontijdig van
sta] gehaald is.
Laten voerman en stalknecht het
be-e-stjo maar weer op stal zetten, er zo-o
noodig den veearts hij halen, en laten
ze intusschein met eigen hand het Ziekte-
wetskarref.je de wereld induwen.
"Want laat m-an het dier voor liet kar
retje staan, clan zijn er altijd straatjongens
die gillen en met' keitjes gooien, ware
het alleen maar om 't plezier van gijntjes
uithalen, -en werkelijk, 't beest zal weer
gaan trappenTrekken doet het niet!
Hoe staat het me-t de Ziektewet?
De patiënt maakt op 't oogenblik do
crisis door. 'tGaat -er op o-f er onder,
'tls nu of nooit.
W-aChte-i', wat is -er van don nacht?
P. KEULEMANS.
(SecVerz-eke-ringsgicis-)
Walcheren vóór 1500.
VIII -
Een paar maal hebbe-n wij gesproken
over ambachten o-n ambachtsheeren. Wil
len wij de plaatselijk© toestanden van
Walcheren in do- middeleeuwen, ja zelfs
die in onzen tijd beter begrijpen, zoo
dienen wij ©enigszins te weten wat am
bachten -e-n ambachtsheeren zijn.
Het is niet met zekerheid vast te stel
len, welke- cle aanleiding is geweest tot
do vorming der heerlijkheden en den
grondslag d-e-r atobachtsheierlijke rechten,
vooral niet van de- oudste-. Waarschijn
lijk zijn de ambachten, of zooals men
oudtijds in Zeeland schroef ambo-cbten,
©en ze-er oude Gerniaansche instelling'.
Reeds bij Caesar komt het woord ambacti
voor in den zin van vazallen, volgelingen
van den vorst. Als zoodanig ontvingen
zij van hem geschenken, die ook beston
den in stukken land.
Wij zullen niet' uitvoerig het leenstelsel
uit de middeleeuwen bespreken. Toch
dient e-r iets van gezegd- te worden om
cle verhouding tussche-n de ambachtshee
ren en den graaf heter te begrijpen. De
Frankische vorsten gaven groote landgoe
deren in leen aan de edelen, waarbij
later tal van rechten, zooals rechtspraak,
belastinginn-en, enz. De leenheer eischtè
van zijn leenman steun in cle vele oor
logen, dia hij voerde. Als alles goed ging,
werd d-e leenman altijd opgevolgd door
zijn zoon of naaste bloedverwant. Som
mige leenmannen vereenigden verschillen
de leen en door huwelijk en erfenis. Toen
later zwakke vorsten kwamen, deden de
leenmannen of zij zelf vorst waren. Zoo
ontstonden -er ve-le kleine staatjes.
De graaf van Holland -cm Zeeland- had
zich ook los weten te maken van zijn
leenheer, den keizer van D-uitschland.
Walcheren, dat met Noord- en Zuid-Beve
land, Ze-eland- bewester-Schelde vormde,
was faite-lijk vroeger een deel van 't graaf
schap Vlaanderen, dat alles omvatte wat
tem Z. en, O. lag van de Schelde, de
tegenwoordig© -Ooster-Schelde. Na veel
moeite en strijd hadden -de Hollandsche
graven, die- Ze-eland bewester-Schelde van
Vlaanderen als achterleen hadden gekre
gen, zich in 1323 geheel onafhankelijk
van dit gewest weten te maken. De graaf
verschrikt als die van een kind.
„Het maakt mij niets bevreesd," ant
woordde Mary bedaard; en zij sprak de
waarheid; maar toch zag zij steeds op te
gen de eenzaamheid en eentonigheid van
die lange nachten. Zij was sterk en had
eene goede gezondheid; maar zes dagen
en nachten waken, slechts onderbroken
door kleine dutjes, waren genoeg om de
meest geoefende verpleegster uit te putten.
Zij hoorde -dus met een gevoel van verlich
ting, dat Dollie op den avond van den be-
wusten dag het eerste gedeelte van den
nacht zou blijven waken.
„-Charlotte en Justine moeten naar bed
gaan en gij moet een lang slaapje doen op
de canapé in de kleedkamer," smeekte
Dollie. „Als wij het gordijn terugslaan zal
ik een gevoel hebben of gij bij mij in de
kamer zijt. Als ik dien stoel verzet kan ik
u heelemaal zien en als ik mij niet op mijn
gemak voel, zal ik Mary! Mary! roepen en
dan kunt gij terstond komen."
„Maar ge weet niet hoe eenzaam ge u
zult voelen, als gij alleen naar dat ver
warde praten moet luisteren. Gij Zijt er
niet aan gewoon; uwe moeder zou het niet
goed vinden, Dollie."
•„Mijn moeder zou gaarne zien, dat ik
mijn plicht deed," antwoordde Dollie, van
wege hare inwendige onrust des te moe
diger sprekend.
Wat zou het nog of zij al bang was?
gaf zelf ook kleine stukken land aan de
edelen in leen. Deze stukken land, feite
lijk achterleienen, waren de ambachten
of anibach tshee-rlijk he d endie overal in
ons land, voornamelijk in Holland en Zee
land waren.
De ambachten waren meestal spille
leen-en, d.w.z. ook een vrouw ko-n het
ambacht bezitten. Als alleen een man kon
opvolgen, heetten ze zwaaxdleenen. Liet
leenman of ambachtsheer geen nakome
lingen na, dan verviel het ambacht aan de
grafelijkheid. Voor overgangsrecht aan
nakomelingen moest een som gelds be
taald worden, welke som afhankelijk was
van den familie-graad en van de grootte
der bezitting.
Reeds in den Frankischen tijd waren
de rivieren en andere stroomen staats-
of koninklijk domein. D-a graven hebben
dit recht op zich z-elven doen over
gaan. Zij hi-evein daarom tolgelden, brug
gelden enz. Dat gezag ging door costume
(d.i. gewoonte) over in eigendomsrecht.
Wat aan de wateren annex was, kwam
hun ook toe, zooals dei zande-n, de schor
ren, enz., die- in den stroom opwasten.
Door de bedijking van zoo-'n opwas, b'.v.
St- Joosland -en Vrouw-eip older, ontsto-nd
•een nieuw ambacht, 'twelk door den
graaf aan den bedijker werd verkocht.
Meestal eischte de graaf als loon een
gedeelte van den grond, vrij van alle
lasten. In dei middeleeuwen traden de
ambachtsheeren op als vrij aanzienlijke
personen, veelal van edelen bloede. Toen
later dei ©delen ook in de stad gingen
won-en en zich verzwagerden met de
aristocraten der stad, werden deze laat
st© door aankoo-p bezitters van ambachts
heerlijkheden en namen ook een wapen
aan. Elk ambacht had -een c-igen wapen,
meest afkomstig van he-t adelijk geslacht,
dat -do heerlijkheid het eerst bezat.
D-o tegenwoordige burgerlijke gemeenten
hebben dat wapen meest overgenomen.
Hadden -de steden haar eigen regee
ring, het platteland w-erd bestuurd door
de ambachtsheeren. Zij inden voor den
•graaf de -grafelijke beden of belastingen en
benoemden een schout en vijf schepenen,
bijgestaan door ©en schrijver of secretaris.
Schout en schepenen, samen ook wel de
wet genoemd, moesten toezien op kleine
overtredingen, zij verkochten de onroeren
de goederen, maakten testamenten op,
-enz. Zij waren, oorspronkelijk bestuurs
lichamen, maar w-erdem ook rechterlijke
coll-eiges e-n deden tevens wat thans van
peigeeringswege door een notaris wordt
gedaan. Zij had-den de- middelbare en lage
jurisdictie of rechtspraak, de- hoogere o-f
ci'imin-e-elo jurisdictie geschiedde door den
graaf of door zijn vertegenwoordiger den
burggraaf, of ook wel rentmeester-generaal
genoemd.
-Ook hadden zij het reicht om personen
li-et won-en in bet ambacht te verbieden
-en na dei hervorming liet recht van me
de-benoemen van den predikant, den kos
ter, te-ve-ns schoolmeester. Dit waren rech
ten, die: e-er en macht gaven, maar e-r
waren ook nog rechten, die geldelijk voor
dele] brachten, zooals liet windrecht of
dwangmal-erij, lioerendiensten, 't recht tot
jacht, vissch-e-rij ©n voge-larij, het plant-
reclit, het cijnsrecht van erven en vaak
ook de opbrengst van 'tienden.
Lag het ambacht aan do zee, dan had
de ambachtsheer nog het strandrecht, dat
voor sommige ambachten niet het minst
belangrijk was, want al wat op li-e-t strand
aanspoelde en niet dooi' de rechthebben
den werd opg-eëisebt, was voor hem, ter
wijl hij ©en derde van de zuivere op
brengst genoot van 'tgeen wel opgevor
derd werd. D© opbrengst was soms nog al
be-teiekenend, want de ambachtsheer van
Domburg b,v. verpachtte liet strandrecht
aan particulieren voor 100 pnd. vb of
f 600 's jaars. Toch waren ©r nog veel
strandjutters. Het schijnt dat de- strand-
roo-f nergens zooi -erg geweest is als te
Domburg.
Thans zijn bijna al die ambachtsheer-
lijk© recïiten verdwenen.
Die heerschappij
Is lang voorbij.
Met alles wat d© glans van heerschappij
vereie-higt.
W-e-1 bestaan op Walcheren nog de am
bachten, maar d-ci oenige rechten, die de
bezitters nog lie-bben, zijn; het plantrecht
©n het cijnsre-cht van sommige huizen.
Verder het recht den naam te mogen
dragen en he-t wapen te mogen voeren
van het ambacht. Al de namen der Wal-
Zou zij hare lafheid aan Mary bekennen?
Zij moest ook een aandeel in het waken
hebben en ter wille van Walter op eene
gunstige gelegenheid wachten. Zij had het
beloofd, en geen vrees, geen vermoeienis
of moeite zouden haar van haai' voorne
men af kunnen brengen; want Dollie had
wat Puriteinscli bloed in de aderen, en kon
soms zeer stijfhoofdig zijn. Het trof juist,
dat de zieke een rustigen dag gehad had.
Dokter Arnaud had zijn avondbezoek ge
bracht en was vrij tevreden over zijne pa
tiënte geweest. Ik vertrouw, dat gij een
goeden nacht zult hebben," maar hij zin
speelde noch tegen Mary noch tegen Char
lotte op een naderende crisis. „In de vol
gende vierentwintig uur gaat het op leven
en -dood," sprak hij tot zichzelven, „mis
schien komt zij ook in het geheel niet weer
bij kennis." Dollie was niet in de kamer,
toen hij nog eenige laatste wenken gaf; hij
vermoedde evenmin, dat er dien nacht een
ander zou waken. Hij wist, dat er altijd
iemand sliep onder het bereik van de stem
dei' waakster, en er kon niets meer gedaan
worden dan tot nu toe aangewend was.
„Ik heb haar voorbereid. Als het einde
komt, zal het niet geheel onverwacht zijn,"
dacht hij met een half medelijdenden en
half bewonderenden blik op het rustig ge
laat van Mary. „Mijne beste verpleegster
is vermoeid, maar morgen zal zij rusten,
als er tenminste geen verandering komt,
clie-rscha ambachten zullen wij niet opnoe
men. De grenzen komen ongeveer over
een met die der tegenwoordige burgerlijke
gemeenten.
Sommige ambachten zijn klein, andere
vrij groot. Enkel© burgerlijke gemeenten
omvatten 2 of 3 anibachtsheerlijkheden.
Door huwelijk, erfenis of aankoop kwa
men ook dikwijls 2 of meer ambachten
aan één persoon, waardoor diens aanzien
natuurlijk niet weinig verhoogd werd.
Het adellijk geslacht van Borssele had
in de 15de eeuw de meeste ambachtsheer
lijkheden op Walcheren. Er waren ver
schillende geslachten Van Borssele. De
heeren Van Borssele van der Veere wa
ren de voornaamste. Zij achtten zich zelf
bijna den gelijke van den graaf. Zij waren
ook verwant aan ©en bastaardtak van
Bourgondië.
Later kochten zelfs de steden Middel
burg en Vlissing-en ambachtsheerlijkheden.
Thans bezitten zij z© niet meer.
|Worden thans aan de installatie van
een nieuwen burgemeester op Walcheren
c-n in andere deelen van Zeeland ver
schillend© feestelijkheden verbonden, niet
minder werd er leest gevierd, voorname
lijk na 1700, als de nieuwe ambachtsheer
ingehuldigd werd, die zich bij die gelegen
heid z-e-er royaal betoonde. Je Domburg
was liet oudei gebruik, dat de nieuwe am
bachtsheer, in een armstoel gezeten, naar
het stadhuis we-rd ge-dragen.
(Wordt vervolgd.)
R. - B- J. d. M.
Een oplichter. Sedert eenige
dagen logeerde in een hotel te Haarlem
een man, die zich nogal groot en rijk
voordeed. Hij zei bijv. een huis gehuurd
te hebben van f 800 en een garage van
f 200 en een auto- van f 6700 te hebben
gekocht. Bij een Haarlemsche firma deed
hij een bestelling van f 1600, bij een an
dere firma een van f 1500; bij de firma
Pander in Den Haag bestelde hij voor
niet minder dan f 4700 aan meubilair.
Waarschijnlijk lieeft hij ook no-g bij audere
firma's bestellingen gedaan. In het hotel
deelde hij o.m. nog mee, dat hij veel
geld op zijn crediet had en dat hij een
groote hoeveelheid bagage uit Britsch-
lndië wachtte. T,oen deze bagage even
wel niet kwam, begon de ober in bet
hotel argwaan te .krijgen. Hij verzocht
den man om voorloopig zijn f35 kamer
huur" te betalen, wat dezen echter niet
convenieerde. Dit kwam den ober verdacht
voor en daarom stelde hij de politie met
de zonderlinge handelwijze van den rijken
heer in kennis. De politie arresteerde
den man en bracht hem naar het bureau
waar hij tenslotte door de mand viel en
verklaarde geen cent te bezitten.
Intusséhen had d-e man, na 28 Augus
tus j.l. uit de gevangenis te zijn ontslagen
kennis gemaakt met een meisje in Den
Haag, dat bij uit haar betrekking had
gehaald. Het meisje, dat hem blijkbaar
vertrouwde, had hem eenig geld in be
waring gegeven, dat hij had opgemaakt.
De bedrieger had zelfs verlovingskaarten
laten drukken. De auto was door den
handelaar nog niet afgeleverd. Als d-e
kooper een ritje wilde mak-en, ging iemand
van de firma voorzichtigheidshalve mee.
De man is in verzekerde bewaring ge
steld als verdacht van oplichting en po
ging daartoe.
K a s s i e r s f r a u d ei te- Zeven,
bergen. -Omtrent de frauduleuze han
deling-en gepleegd door de Handelsven
nootschap fa;. J. D„ t© Zevenbergen, meldt
het Dagbl. v. N. Br. het volgende:
Gebleken is, dat de firmant J. D- van
zeer vele cliënten de stukken had opge
vraagd onder voorwendsel, dat ze waren
uitgeloot, zoodat hij ze zou inwisselen.
Hij nam de stukken steeds in ontvangst
zonder afgifte van 'n ontvangstbewijs. Ach
teraf -echte-r bleek, dat de stukken niet
'waren uitgeloot, en da.t ze doo-r den
lirmant waren verzilverd. De opbrengst
werd niet aan de: eigenaars ter hand
gesteld. Hierdoor zijn zeer vele en
vooral kleine lieden de dupe gewerden.
Ook vroeg hij aan dei hypotheekkantoren
da pandbrieive-n nooit meer dan twee
tegelijk op om ze eveneens ten éigen
bat© of tem bate van het kantoor te ver
zilveren. J. D. is voortvluchtig. De po
litie heeft nog geen vermoeden waar
heen hij de wijk genomen heeft.
'•I
en zal de blonde dame haar plaats inne
men," toen ging hij weg en fluisterde nog
lang in de flauw verlichte gang met Char
lotte.
Bertie kwam juist uit de huiskamer en
hoorde de laatste woorden.
„Goeden avond, lieve vriendin. Dus mag
ik het aan Hortense vertellen?"
„Zeker, als gij het goed vindt, dokter
Arnaud."
„Natuurlijk! Maar morgen of overmor
gen is ook goed; wat doet het er ook toe?
Ik heb immers uwe belofte. Gaston en
Jean Jacques zullen niet lang meer moe
derloos zijn. Hortense is een uitnemende
vrouw, maai' zij is zoo streng, hardvochtig
of hoe zal ik het noemen? Zij heeft voor-
oordeelen; Madame Arnaud bezat die
niet."
„En zijt gij er zoo zeker van, dokter Ar
naud," fluisterde een bedeesde stem.
„Wat waarvan zou ik zeker zijn? van
uwe goedheid, engel?"
„Hoe dwaas!" dacht Bertie, terwijl hij
bijna luid begon te lachen. Het geluid van
zich verwijderende voetstappen verschrikte
Charlotte en zij sprong weg als een opge
jaagde haas, terwijl dokter Arnaud kalm
zijn garen handschoenen aantrok.
(Wordt vervolgd.)