eel Aardappel" Gemengd Nieuws. TWEEDE BLAD. MARy ST JOHN. STI A AL. September 1921 [alfvaarzen, geki ekalfde Vaarzen t[| ty Loopvarkens. ftftfasssH I)E ZEEUW 1 r \m IVAN I De Regeeringsverklaring van 11 Maart 1926 vermeldt omtrent de sociale verze kering slechts dit weinige: „Unificatie van de sociale verzekering". FEUILLETON. - 1 j iïlL i i i iJii fc HEIJBOER, deii^j n °P cl ;s om I uur ivoli" te Goesi I rkoopen bij inschrij*'»®1 elten en iD massai ot 2.1 M.A.» I in den Goesc^| den Oostweg. gen in te zended '0, Goes. AG 18 SEPT. 1926, No. 296. Waclhter, wat is er van tien nacht? In het Octobcmummer van de g. V- G- ruimde de redactie mij een bladzijde in roor oen artikel over de Ziekteverzekering, getiteld „Vorstelijke woorden". 5 sindsdien is geen troonrede meer ge- I jl0ord en kan ca- in engeren zin over vorstelijke woorden" niet nader geschre- I Jen worden. Steeds gelden dus nog de woorden van ijfroonredei 1925: Invoering der Ziektewet, nadat deze ge- wijzigd is, óók in dezen zin, dat weer tii'imfce wordt gelaten aan hetgeen in de maatschappij is opgekomen, is geboden". En toch, die woorden zijn van betee- (.«liis veranderd, omdat na de laatste troonrede gokomen is een Regeeringsver. klaring, afgelegd door den Minister-Pre- gjdent, nndat het kabinet-Galijn was af getreden en het extra-parlementaire ka- binet-De Geer was opgetreden. ju daarmede is vervallen de strek- I ting van het artikel van October, te we ten, dat wa een half jaartje geduld moes- ten'hebben om Minister Kooien zijn voor bereidingstijd te gunnen. Na dat half jaartje, 200 schreef ik, zon er aan 's Mi- fiislers deur zachtbens geklopt kunnen volden en zou Z. E- herinnerd kunnen worden aan hel gebod van de uitvoering van de Ziektewet. Echter zooals boven is gezegd, het ka. tinet-Colijn en daarmede ook Minister Kooien, verdween van het politieke to-o- I nee]; zoodat we onze belofte om in het Aprilnummer van 1926 op de zaiak te zullen terugkomen, niet mochten inlossen. I Hoe is de toestand nu? En over de Ziektewet, die toch volgens de Troonrede 1925 ingevoerd dient te wor den, vermeldde de Regeeringsverklaring [niets. I Was het niet om wanhopig te worden? Bijna wel, tenzij men door den gang [van zaken sinds 1913 gansch onver- [schillig geworden ware. Maar wanhoop is ten deze al evenmin aanbevelenswaardig als onverschilligheid. Wel malen de Regecringsmolens lang zaam, maar 't geluid des molens is nog nooit verstomd, mede door de omstandig heid, dat men nog biet tot onverschil ligheid verzonken is; noch in het Parle ment, noch daarbuiten. „Unificatie van de sociale verzekering", aldus de Regeeringsverklaring. Moedgevend is dit pro-gram van 5 woor den niet; vooral niet, zoo men bedenkt, dat ook Minister Aalbe-rse- dit program overnam, toen hij bezig was aan het i wijzigen van da 'Ziektewet en door dat f overnemen de invoering van de Ziektewet feitelijk prijs gaf. Ware de S.V-G- een blad1, dat zich tot taak stelt aan bewindslieden en aanstaan de bewindslieden wijze lessen gratis te verstrekken en stelregels aan te geven voor rege-erbeleid, ik zou de Redactie gevraagd hebben een levenswijzen mede werker, doorkneed in onze parlementaire historie, te verzoeken hier helder en bon dig aan te géven, dat zoo er ooit een kapstok is, waaraan goediei voornemens ongewild worden opgehangen, het de kap- stok is van systematiseeren van wat nog niet gerealiseerd is. 'De tijd vliegt snel, gebruikt hem wel. Er zijn in het verleden niet alleen extra-parlementaire, maar oo-lc parlemen taire kabinetten aan te wijzen, die last hadden met da tijdrekenkunde, en die door liet ni-eit willen geven van inciden- teelo regelingen hun levensbestaan geëin digd zagen voor en aleer de wetsontwer pen, waarin liet uitgedachte systeem ver werkt was, in behandeling konden ko men. In dei Kamers der gtaten-Generaal heb ben verschillende leden met den Minister van Arbeid -enz. over zijn program van vijf woorden van gedachten gewisseld. Daarbij is gebleken, dajj wel is waar Uit het Engelsch. GO) _0_ »Gü spreekt zeer dwaas en verkeerd, hollie," antwoordde Mary met een blos op mar bleek gelaat, want de volharding van jonge meisje hinderde haar. „Nu ik cb geen recht hot u te 'beletten; maar gij moet er eerst met Dr Arnaud over spre- eJ'; "en toen wendde zij vermoeid haar gelaat af. Was het een gevolg van deze «mattende verpleging of een geheim voor- Smoel van naderend verdriet, dat haar zoo neerdrukte? (1 begon het eerste te vermoe- Daarom gaf hij- zijne welwillende eJ'keuring, toen Dollie haar nederig ver- e<^ 'n beste Fransch, dat zij ar kon voortbrengen. Charlotte en Ma- waren zóó vermoeid, mocht zij niet een 'le^en door soms ook eens te wa- terze^er'" antwoordde de kleine dok- s Mademoiselle verstandig en rus- s is en zacht loopt en niet meer doet dan sieren; stilte, rust dat is alles, wat voor Madame gedaan kan worden." a> ja, dat begrijp ik wel," antwoordde enkel-en voor unificatie in dit stadium gevoelen, maar dat toch de drang naar de invoering van de Ziektewet, of van otin Ziektewet nog niet verflauwd is. Zoo zelfs, dat de Minister ten slotte in de Tw-cede Kamer opmerkte: „Ik begrijp volkomen den aandrang, uitgeoefend om onmiddellijk met de Ziek tewet te beginnen, omdat wij anders al weer vertraging krijgen." Toch waagt de Minister het om zeer kort te pleiten voor tijd, dat de Minister den omgekeerden weg volge en eerst on- derzoefce-, hoe ver Z.E- „zonder veel tijd verlies met de unificatie komen kan, waar in clan d© Ziekte-wet onmiddellijk een plaats moet vinden." Do Minister meent over een half jaar (d.i- dan pl.m. 1 Dec. 1926) „wel to weten hoe to oordeelen o-ver de unificatie en dan is geien vertraging er het gevolg van geweest." Dat is zeer optimistisch gedacht en gesproken, zou men kunnen opmerken, ware heit niet, dat do Minister zelf op merkt, al te1 hebben afgeleerd optimistisch te zijn. Maar dat er geien vertraging zou ont slaan met da invoering van de Ziekte verzekering, is bezwaarlijk aan te ne men. W©1 meent de Minister, dat, wanneer er ©en algemeen syste'em zou zijn van de gansche sociale verzekering, dit zou mede brengen, dat -elke bijzondere cpiaestie vee] heter zou zijn to overzien en al deze vra gen, zooals nu niet geschiedt, zullen wor den behandeld terwijl men ze als een geheel en in een geheel beschouwt*. Bcigrijpcn wij den Minister goed, dan zal dus de unificatie leiden tot het be schouwen van de organisatie, ambtelijke of niet ambtelijke' organen, van Raden van Arbeid enz. en dan komt in de uni ficatie de Ziektewet. Dat dit de vertraging van de invoering van. die wet niet tengevolge zal hebben, wagen we te- betwijfelen. Immers, dan wordt mode de Ongevallen wet, de Invaliditeitswet, -de Land- en Tuinbouwongevall-emw-ct overhoop ge haald, clan komt de vraag van dei fonds vorming in het debat, danzal hef; worden une m-er a boire, een moeten uitdrinken van een zee, alvorens men do Ziekte-wet zelve aan de beurt stelt. Als cle minister -in December 1926 weet, hoei hij unificcieren zal, dan wordt het De-cembor 1927 eer al de wetsontwerpen zijn ingediend', dan wordt het December 1928 eer ze in de Tweede Kamer in mondelinge behandeling komen, dan wordt het verkiezingstijd! eer ze in -de Eerste Kamer aanhangig zijn, dan wordt de Ziekte-wet niet ingevoerd vóór -cle verkiezingen 1929, dan.... 'tis immers meer gebeurd?komt er een nieuwe regcering, die aan de invoering van -de nieuwe Ziektewet wil doen vooraf gaan eeinig-ei noodzakelijke wijzigingen, dan ja -eiein- ze-e uitdrinken -is een onbegonnen werk, 't schijnt ook onbegonnen werk te zijn eem Ziektewet, een andere Ziektewet dan die van Talm a in ijei voeren. W.as het ta veel gezegd, toen ik boven dit artikel schreef; De morgenstond is gekomen en het is nog nacht? Gelukkig heieft cle Minister toch zijn woord verpand tot spoedige invoering van cle Ziektewet t.e willen overgaan. Althans, de Minister lieeft uitdrukkelijk gezegd, het uïte-rmatb w-enschelijk te achten, dat de Ziektewet tot stand komt, -dat Z.E;- ver trouwt in betrekkelijk korten tijd iets te jbereiiken, dat hij overtuigd' is van de urgentie! van dei Ziektewet en dat het b-estei is te beginnen met de invoering van de- Ziektewet. Zoodatd-e ochtendstond) toch ge paald gaat met het zonnegloren? Ja,, als die unificatie er maar niet pis sebed zat, 'kzoui go-aden moecl hebben; maar nu? Tot hiertoe schreef ik in verband met do behandeling va;n de begrooting van Arbeid in de Tweede Kamer der Staten Generaal op 11 Mei 1926. -Op 27 Mei daaraanvolgende werd die begrooting besproken in de Eerste Ka mer. In die v-ergadering heeft de mini-ster duidelijk -doein uitkomen, -clat, houdt de unificatie tei lang op, bij de- Ziektewet voor cle unificatie wil zetten. Dollie haastig; en zij sloop weg, om Mary de goede tijding te brengen, terwijl Dr Ar naud zich in stilte verbaasde over „Ges demoiselles anglaises." „Het is ongelooflijk," hoorde Justine hem zeggen, „gij zijt uw tijd ten achteren, Pierre Gaston Arnaud." En later sprak hij altijd op eerbiedigen toon over „Gette de moiselle met haar mooi blond haar". Arme kleine Dollie! Zij hacl bijna be rouw over haar eigenzinnigheid, toen zij naast het groote bed met de groene gordij nen zat. Het grijze hoofd, dat zoo stil op de kussens lag, het onbewust gefluister, de plotselinge uitbarstingen en aanvallen van ijlhoofdigheid, de donkere kamer, Justine met haar streng afkeurend gelaat, die af en aan liep, dat alles vervulde haar met eene heimelijke vrees. Als het overdag al zoo vreeselijk was, wat moest het dan 's nachts niet zijn? Geen wonder, dat Charlotte niet hield van waken en het aan Mary overliet. Mary moest altijd 's nachts waken, terwijl Charlotte en Justine gerust in de aangrenzende kamer sliepen. „Lieve Mary, gij hebt zulke sterke zenu wen, zulk een moed, en ik ben zoo laf," placht Charlotte te zeggen; „ik kan den geheelen nacht niet met die arme Tante alleen zijn; ik zou mij een ongeluk schrik ken; en Justine denkt er evenzoo over. Overdag lijkt het minder vreeselijk"; en Charlotte's blauwe oogen stonden even Als de Minister dan maar de unificatie plannen voor zich behoudt ,tot de in voering van de Ziektewet in het Staats blad staat, want zoo niet, clan zullen. we-1 anderen zorgen, dat de unificatie- plannen tegen de incidenteele invoering van de Ziektewet worden uitgespeeld. 't Is we-1 een moeilijke positie, waarin de Minister verkeert; 'tis wel een moeilijke positie, waarin de zieke arbeider verkeert, die nog sbee-ds op de wettelijke regeling van zijn ziekteverzekering te wachten zit. 'tls te hopen, hoe moeilijk het voor sommigen ook zij, zich te onthouden van officieuse adviezen, welke theoretische be spiegelingen uitlokken, dat een ieder die e-c-n Ziektewet inderdaad wil, over liet hoe zijn mond houdt. Men sclueipt de zee niet leeg met een emmertje. Met praten ko-mt men er niet. 't Geval -e-ischf daden. Moge hot de-zen Minister gegeven zijn in December 1926 zijn wetsontwerp tot in voering van de Ziektewet in te dienen en blijve men Z. E -dan zoolang van het lijf met cle unificatie-, het paardje, dat on der Minister Aalbe-rse den wagen lcelijk stuk wist te trappen, den voermain menig moeilijk oogenblik bezorgd heeft en nu weer naar onze- meening ontijdig van sta] gehaald is. Laten voerman en stalknecht het be-e-stjo maar weer op stal zetten, er zo-o noodig den veearts hij halen, en laten ze intusschein met eigen hand het Ziekte- wetskarref.je de wereld induwen. "Want laat m-an het dier voor liet kar retje staan, clan zijn er altijd straatjongens die gillen en met' keitjes gooien, ware het alleen maar om 't plezier van gijntjes uithalen, -en werkelijk, 't beest zal weer gaan trappenTrekken doet het niet! Hoe staat het me-t de Ziektewet? De patiënt maakt op 't oogenblik do crisis door. 'tGaat -er op o-f er onder, 'tls nu of nooit. W-aChte-i', wat is -er van don nacht? P. KEULEMANS. (SecVerz-eke-ringsgicis-) Walcheren vóór 1500. VIII - Een paar maal hebbe-n wij gesproken over ambachten o-n ambachtsheeren. Wil len wij de plaatselijk© toestanden van Walcheren in do- middeleeuwen, ja zelfs die in onzen tijd beter begrijpen, zoo dienen wij ©enigszins te weten wat am bachten -e-n ambachtsheeren zijn. Het is niet met zekerheid vast te stel len, welke- cle aanleiding is geweest tot do vorming der heerlijkheden en den grondslag d-e-r atobachtsheierlijke rechten, vooral niet van de- oudste-. Waarschijn lijk zijn de ambachten, of zooals men oudtijds in Zeeland schroef ambo-cbten, ©en ze-er oude Gerniaansche instelling'. Reeds bij Caesar komt het woord ambacti voor in den zin van vazallen, volgelingen van den vorst. Als zoodanig ontvingen zij van hem geschenken, die ook beston den in stukken land. Wij zullen niet' uitvoerig het leenstelsel uit de middeleeuwen bespreken. Toch dient e-r iets van gezegd- te worden om cle verhouding tussche-n de ambachtshee ren en den graaf heter te begrijpen. De Frankische vorsten gaven groote landgoe deren in leen aan de edelen, waarbij later tal van rechten, zooals rechtspraak, belastinginn-en, enz. De leenheer eischtè van zijn leenman steun in cle vele oor logen, dia hij voerde. Als alles goed ging, werd d-e leenman altijd opgevolgd door zijn zoon of naaste bloedverwant. Som mige leenmannen vereenigden verschillen de leen en door huwelijk en erfenis. Toen later zwakke vorsten kwamen, deden de leenmannen of zij zelf vorst waren. Zoo ontstonden -er ve-le kleine staatjes. De graaf van Holland -cm Zeeland- had zich ook los weten te maken van zijn leenheer, den keizer van D-uitschland. Walcheren, dat met Noord- en Zuid-Beve land, Ze-eland- bewester-Schelde vormde, was faite-lijk vroeger een deel van 't graaf schap Vlaanderen, dat alles omvatte wat tem Z. en, O. lag van de Schelde, de tegenwoordig© -Ooster-Schelde. Na veel moeite en strijd hadden -de Hollandsche graven, die- Ze-eland bewester-Schelde van Vlaanderen als achterleen hadden gekre gen, zich in 1323 geheel onafhankelijk van dit gewest weten te maken. De graaf verschrikt als die van een kind. „Het maakt mij niets bevreesd," ant woordde Mary bedaard; en zij sprak de waarheid; maar toch zag zij steeds op te gen de eenzaamheid en eentonigheid van die lange nachten. Zij was sterk en had eene goede gezondheid; maar zes dagen en nachten waken, slechts onderbroken door kleine dutjes, waren genoeg om de meest geoefende verpleegster uit te putten. Zij hoorde -dus met een gevoel van verlich ting, dat Dollie op den avond van den be- wusten dag het eerste gedeelte van den nacht zou blijven waken. „-Charlotte en Justine moeten naar bed gaan en gij moet een lang slaapje doen op de canapé in de kleedkamer," smeekte Dollie. „Als wij het gordijn terugslaan zal ik een gevoel hebben of gij bij mij in de kamer zijt. Als ik dien stoel verzet kan ik u heelemaal zien en als ik mij niet op mijn gemak voel, zal ik Mary! Mary! roepen en dan kunt gij terstond komen." „Maar ge weet niet hoe eenzaam ge u zult voelen, als gij alleen naar dat ver warde praten moet luisteren. Gij Zijt er niet aan gewoon; uwe moeder zou het niet goed vinden, Dollie." •„Mijn moeder zou gaarne zien, dat ik mijn plicht deed," antwoordde Dollie, van wege hare inwendige onrust des te moe diger sprekend. Wat zou het nog of zij al bang was? gaf zelf ook kleine stukken land aan de edelen in leen. Deze stukken land, feite lijk achterleienen, waren de ambachten of anibach tshee-rlijk he d endie overal in ons land, voornamelijk in Holland en Zee land waren. De ambachten waren meestal spille leen-en, d.w.z. ook een vrouw ko-n het ambacht bezitten. Als alleen een man kon opvolgen, heetten ze zwaaxdleenen. Liet leenman of ambachtsheer geen nakome lingen na, dan verviel het ambacht aan de grafelijkheid. Voor overgangsrecht aan nakomelingen moest een som gelds be taald worden, welke som afhankelijk was van den familie-graad en van de grootte der bezitting. Reeds in den Frankischen tijd waren de rivieren en andere stroomen staats- of koninklijk domein. D-a graven hebben dit recht op zich z-elven doen over gaan. Zij hi-evein daarom tolgelden, brug gelden enz. Dat gezag ging door costume (d.i. gewoonte) over in eigendomsrecht. Wat aan de wateren annex was, kwam hun ook toe, zooals dei zande-n, de schor ren, enz., die- in den stroom opwasten. Door de bedijking van zoo-'n opwas, b'.v. St- Joosland -en Vrouw-eip older, ontsto-nd •een nieuw ambacht, 'twelk door den graaf aan den bedijker werd verkocht. Meestal eischte de graaf als loon een gedeelte van den grond, vrij van alle lasten. In dei middeleeuwen traden de ambachtsheeren op als vrij aanzienlijke personen, veelal van edelen bloede. Toen later dei ©delen ook in de stad gingen won-en en zich verzwagerden met de aristocraten der stad, werden deze laat st© door aankoo-p bezitters van ambachts heerlijkheden en namen ook een wapen aan. Elk ambacht had -een c-igen wapen, meest afkomstig van he-t adelijk geslacht, dat -do heerlijkheid het eerst bezat. D-o tegenwoordige burgerlijke gemeenten hebben dat wapen meest overgenomen. Hadden -de steden haar eigen regee ring, het platteland w-erd bestuurd door de ambachtsheeren. Zij inden voor den •graaf de -grafelijke beden of belastingen en benoemden een schout en vijf schepenen, bijgestaan door ©en schrijver of secretaris. Schout en schepenen, samen ook wel de wet genoemd, moesten toezien op kleine overtredingen, zij verkochten de onroeren de goederen, maakten testamenten op, -enz. Zij waren, oorspronkelijk bestuurs lichamen, maar w-erdem ook rechterlijke coll-eiges e-n deden tevens wat thans van peigeeringswege door een notaris wordt gedaan. Zij had-den de- middelbare en lage jurisdictie of rechtspraak, de- hoogere o-f ci'imin-e-elo jurisdictie geschiedde door den graaf of door zijn vertegenwoordiger den burggraaf, of ook wel rentmeester-generaal genoemd. -Ook hadden zij het reicht om personen li-et won-en in bet ambacht te verbieden -en na dei hervorming liet recht van me de-benoemen van den predikant, den kos ter, te-ve-ns schoolmeester. Dit waren rech ten, die: e-er en macht gaven, maar e-r waren ook nog rechten, die geldelijk voor dele] brachten, zooals liet windrecht of dwangmal-erij, lioerendiensten, 't recht tot jacht, vissch-e-rij ©n voge-larij, het plant- reclit, het cijnsrecht van erven en vaak ook de opbrengst van 'tienden. Lag het ambacht aan do zee, dan had de ambachtsheer nog het strandrecht, dat voor sommige ambachten niet het minst belangrijk was, want al wat op li-e-t strand aanspoelde en niet dooi' de rechthebben den werd opg-eëisebt, was voor hem, ter wijl hij ©en derde van de zuivere op brengst genoot van 'tgeen wel opgevor derd werd. D© opbrengst was soms nog al be-teiekenend, want de ambachtsheer van Domburg b,v. verpachtte liet strandrecht aan particulieren voor 100 pnd. vb of f 600 's jaars. Toch waren ©r nog veel strandjutters. Het schijnt dat de- strand- roo-f nergens zooi -erg geweest is als te Domburg. Thans zijn bijna al die ambachtsheer- lijk© recïiten verdwenen. Die heerschappij Is lang voorbij. Met alles wat d© glans van heerschappij vereie-higt. W-e-1 bestaan op Walcheren nog de am bachten, maar d-ci oenige rechten, die de bezitters nog lie-bben, zijn; het plantrecht ©n het cijnsre-cht van sommige huizen. Verder het recht den naam te mogen dragen en he-t wapen te mogen voeren van het ambacht. Al de namen der Wal- Zou zij hare lafheid aan Mary bekennen? Zij moest ook een aandeel in het waken hebben en ter wille van Walter op eene gunstige gelegenheid wachten. Zij had het beloofd, en geen vrees, geen vermoeienis of moeite zouden haar van haai' voorne men af kunnen brengen; want Dollie had wat Puriteinscli bloed in de aderen, en kon soms zeer stijfhoofdig zijn. Het trof juist, dat de zieke een rustigen dag gehad had. Dokter Arnaud had zijn avondbezoek ge bracht en was vrij tevreden over zijne pa tiënte geweest. Ik vertrouw, dat gij een goeden nacht zult hebben," maar hij zin speelde noch tegen Mary noch tegen Char lotte op een naderende crisis. „In de vol gende vierentwintig uur gaat het op leven en -dood," sprak hij tot zichzelven, „mis schien komt zij ook in het geheel niet weer bij kennis." Dollie was niet in de kamer, toen hij nog eenige laatste wenken gaf; hij vermoedde evenmin, dat er dien nacht een ander zou waken. Hij wist, dat er altijd iemand sliep onder het bereik van de stem dei' waakster, en er kon niets meer gedaan worden dan tot nu toe aangewend was. „Ik heb haar voorbereid. Als het einde komt, zal het niet geheel onverwacht zijn," dacht hij met een half medelijdenden en half bewonderenden blik op het rustig ge laat van Mary. „Mijne beste verpleegster is vermoeid, maar morgen zal zij rusten, als er tenminste geen verandering komt, clie-rscha ambachten zullen wij niet opnoe men. De grenzen komen ongeveer over een met die der tegenwoordige burgerlijke gemeenten. Sommige ambachten zijn klein, andere vrij groot. Enkel© burgerlijke gemeenten omvatten 2 of 3 anibachtsheerlijkheden. Door huwelijk, erfenis of aankoop kwa men ook dikwijls 2 of meer ambachten aan één persoon, waardoor diens aanzien natuurlijk niet weinig verhoogd werd. Het adellijk geslacht van Borssele had in de 15de eeuw de meeste ambachtsheer lijkheden op Walcheren. Er waren ver schillende geslachten Van Borssele. De heeren Van Borssele van der Veere wa ren de voornaamste. Zij achtten zich zelf bijna den gelijke van den graaf. Zij waren ook verwant aan ©en bastaardtak van Bourgondië. Later kochten zelfs de steden Middel burg en Vlissing-en ambachtsheerlijkheden. Thans bezitten zij z© niet meer. |Worden thans aan de installatie van een nieuwen burgemeester op Walcheren c-n in andere deelen van Zeeland ver schillend© feestelijkheden verbonden, niet minder werd er leest gevierd, voorname lijk na 1700, als de nieuwe ambachtsheer ingehuldigd werd, die zich bij die gelegen heid z-e-er royaal betoonde. Je Domburg was liet oudei gebruik, dat de nieuwe am bachtsheer, in een armstoel gezeten, naar het stadhuis we-rd ge-dragen. (Wordt vervolgd.) R. - B- J. d. M. Een oplichter. Sedert eenige dagen logeerde in een hotel te Haarlem een man, die zich nogal groot en rijk voordeed. Hij zei bijv. een huis gehuurd te hebben van f 800 en een garage van f 200 en een auto- van f 6700 te hebben gekocht. Bij een Haarlemsche firma deed hij een bestelling van f 1600, bij een an dere firma een van f 1500; bij de firma Pander in Den Haag bestelde hij voor niet minder dan f 4700 aan meubilair. Waarschijnlijk lieeft hij ook no-g bij audere firma's bestellingen gedaan. In het hotel deelde hij o.m. nog mee, dat hij veel geld op zijn crediet had en dat hij een groote hoeveelheid bagage uit Britsch- lndië wachtte. T,oen deze bagage even wel niet kwam, begon de ober in bet hotel argwaan te .krijgen. Hij verzocht den man om voorloopig zijn f35 kamer huur" te betalen, wat dezen echter niet convenieerde. Dit kwam den ober verdacht voor en daarom stelde hij de politie met de zonderlinge handelwijze van den rijken heer in kennis. De politie arresteerde den man en bracht hem naar het bureau waar hij tenslotte door de mand viel en verklaarde geen cent te bezitten. Intusséhen had d-e man, na 28 Augus tus j.l. uit de gevangenis te zijn ontslagen kennis gemaakt met een meisje in Den Haag, dat bij uit haar betrekking had gehaald. Het meisje, dat hem blijkbaar vertrouwde, had hem eenig geld in be waring gegeven, dat hij had opgemaakt. De bedrieger had zelfs verlovingskaarten laten drukken. De auto was door den handelaar nog niet afgeleverd. Als d-e kooper een ritje wilde mak-en, ging iemand van de firma voorzichtigheidshalve mee. De man is in verzekerde bewaring ge steld als verdacht van oplichting en po ging daartoe. K a s s i e r s f r a u d ei te- Zeven, bergen. -Omtrent de frauduleuze han deling-en gepleegd door de Handelsven nootschap fa;. J. D„ t© Zevenbergen, meldt het Dagbl. v. N. Br. het volgende: Gebleken is, dat de firmant J. D- van zeer vele cliënten de stukken had opge vraagd onder voorwendsel, dat ze waren uitgeloot, zoodat hij ze zou inwisselen. Hij nam de stukken steeds in ontvangst zonder afgifte van 'n ontvangstbewijs. Ach teraf -echte-r bleek, dat de stukken niet 'waren uitgeloot, en da.t ze doo-r den lirmant waren verzilverd. De opbrengst werd niet aan de: eigenaars ter hand gesteld. Hierdoor zijn zeer vele en vooral kleine lieden de dupe gewerden. Ook vroeg hij aan dei hypotheekkantoren da pandbrieive-n nooit meer dan twee tegelijk op om ze eveneens ten éigen bat© of tem bate van het kantoor te ver zilveren. J. D. is voortvluchtig. De po litie heeft nog geen vermoeden waar heen hij de wijk genomen heeft. '•I en zal de blonde dame haar plaats inne men," toen ging hij weg en fluisterde nog lang in de flauw verlichte gang met Char lotte. Bertie kwam juist uit de huiskamer en hoorde de laatste woorden. „Goeden avond, lieve vriendin. Dus mag ik het aan Hortense vertellen?" „Zeker, als gij het goed vindt, dokter Arnaud." „Natuurlijk! Maar morgen of overmor gen is ook goed; wat doet het er ook toe? Ik heb immers uwe belofte. Gaston en Jean Jacques zullen niet lang meer moe derloos zijn. Hortense is een uitnemende vrouw, maai' zij is zoo streng, hardvochtig of hoe zal ik het noemen? Zij heeft voor- oordeelen; Madame Arnaud bezat die niet." „En zijt gij er zoo zeker van, dokter Ar naud," fluisterde een bedeesde stem. „Wat waarvan zou ik zeker zijn? van uwe goedheid, engel?" „Hoe dwaas!" dacht Bertie, terwijl hij bijna luid begon te lachen. Het geluid van zich verwijderende voetstappen verschrikte Charlotte en zij sprong weg als een opge jaagde haas, terwijl dokter Arnaud kalm zijn garen handschoenen aantrok. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1926 | | pagina 5