üo t79
Zaterdag 11 Augustus IJ
niEHEuors
NIEMEUER5
ST JOHN
HET H tl HE 5
A. WIL K I N G
Buitenland.
FEUILLETON.
<S«' 8?
Drukkers-Exp!oitanlen:
gCSTERBAAN LE COINTRE GOES
gureaux: Lange Vorstsiraat 63—70, Goes
Tel.: Redactie no. 11; Administratie no. 58
Postrekening No. 36000.
Bijkantoor te Middelburg:
firma F. P. DHUiJ, L„ Burg. Tel. no. 259
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. I
Abonnementsprijs:
Per 3 maanden, franco per post, f3.-^s
Losse nummersfO.OS
Prijs der Advertentiën:
14 regels f 1.20, elke regel meer 30 et<
Bij abonnement belangrijke korting.
AAN MIJN HEILAND.
Gij wilt van mij, dat ik, in vreugd' en
[smart,
In lief en leed, mijn leven U zal wijden,
volgen zal gewillig t' allen tijde.
'kHoor steeds uw stem: „Mijn zoon, geef
[mij uw hart."
De wereld moet ik in zoo heel ver-
[ward
Om andren op den weg naar U te leiden,
Om, toonend van U kind te zijn, te
[strijden
Te lijden, als de wereld-mensch mij tart.
Mijn levenHeer, ik zie heten
['k moet klagen:
In blijde tijden, en in donkre dagen,
Ik was zoo weinig dicht bij U.
Be wereldHeer, 'k hoor spotten
['k hoor ook vragen
En in mijn spreken, toonen en verdragen,
Ik deed zoo weinig nog voor U.
1 - i i
Maar Gij hebt mij geroepen in den nacht!
Mijn naam genoemd, m' o, wonder!
[uitverkoren.
„Kom tot Mij", klonk Uw stemme in
[mijn ooren,
„Trees niet". „Mijn last is licht, mijn
[juk is zacht."
En toen ik U bekende in mijn klacht:
„Door zwakheid gaat mijn werk voor U
[verloren",
Toen deedt Gij mij deez' woorden, troost
vol, hooren:
„Mijn kracht wordt toch in zwak
heid steeds volbracht."
Mijn levenHeer, als ik van schuld
[moet klagen,
Ik steun op U het wordt door U
[gedragen,
Ik bid, om dicht te zijn bij U.
De wereldHeer, zoo donker, zoo vol
[vragen,
Daarin van Licht en Waarheid te
[gewagen,
Leer mij, om vèèl te zijn voor U.
16-8-'26. M. d. B.
Verhooring.
En het zal te dieni dage geschieden,
•dat Ik verhooren zal, spreekt de HEERE;
Ik zal den hemel verhooren en die zal
de aarde verhooren; en de aarde zal
het koren verhooren, mitsgaders den most
en de olie; en die zullen Jizreël ver
hooren.
Hosea 2:20, 21.
We maken in onze overleggingen maar
al te veel scheiding lusschen wat recht
streeks- en wat middellijk van God komt.
Het is zeer zeker noodig om het onder
scheid goed in het oog te houden, opdat
we niet voorbijzien de verantwoordelijk
heid der menschen, die als tweede oor
zaken werkzaam zijn, en opdat we niet
verwaarloozen het gebruik der van God
ons verordende wegen en middelen.
Maar wat niet mag is, dat we dit onder
scheid tot een tegenstelling verscherpen.
In de praktijk komt dat dan hier op
neer, dat we wel bidden om datgene, wat
ons voorkomt onmiddellijk door God te
worden gegeven, maar dat we al het an
dere meer bij de schepselen zoeken dan bij
Hem, die toch in alle dingen is.
In verband hiermede is het nu opmerke
lijk, wat de Heere door Hosea zegt van de
uiterlijke zegeningen, die Hij weleer aan
zyn^volk had geschonken, maar daarna
^Jhun^afwijking hun onthouden had, en
43)
Uit het Engelsch.
-o
V at was er toch in het karakter van
erüe, dat zoo'n vast vertrouwen in hem
on verwekken? Zoo'n onwankelbaar ge-
oot m de goedheid van zijn hart? Wat
as het dat haar ondanks al zijne fouten
en ^^standvastigheid, zijne loomheid en
onzekere vooruitzichten met zulk een tee-
nC|le,t.l;ouw aan- hem hechtte? Kon enkel
erhJk schoon een hart als dat van
Mary veroverd hebben?
ollie mocht geroerd en aangetrokken
orden door zijne bekoorlijkheden, maar
Kou men van Mary toch niet den-
11maar daar stond zij toch een f
rouw in niets zwak, dan in dit ééne
i' die nochtans in hare zwakheid roem
an „Tï bereid was met al haar kracht
liaar moed voor hem en met he'mi te
"wereM WaS oob: ^eSen de geheele
to?r°°ibad zh stilte om de zelfzucht
,in+ er[hiiven, en beproefde verblijd te zijn,
at zij m dit vreemde land ook werk had
-geKregen, en dat anderen hadden ontdekt,
die Hij in het einde hun zal wedergeven
als zij door zijn genade zich zullen hebben
bekeerd tot Hem.
Koren, most en olie zijn de drie namen,
waarin die weldaden worden saamgevat.
Onder koren hebben we te verstaan al wat
tot onderhouding van ons leven onmisbaar
is. Most is, evenals wijn, de saamvatting
van wat tot veraangenaming van het le
ven dient. Terwijl olie vertegenwoordigt al
wat ons leven tot sieraad Strekt: immers
olie werd gebruikt tot zalving, om het
lichaam te doen glanzen,
Deze weldaden had het volk aan de af
goden toegeschreven. Daarom heeft de
Heere ze weggenomen, opdat zijn volk,
door deze tuchtiging geleerd, tot Hem zou
wederkeeren.
Deze bekeering' tot den Heere brengt
vanzelf mede, dat ze alleen Hem weer vra
gen naar zijn vorige weldaden, en niets
meer van de afgoden verwachten.
En de Heere zal het op hun smeeken
ook geven: Ik zal „verhooren", zoo zegt
Hij.
Maar nu staat er niet: Ik zal U verhoo
ren. Er wordt in 't geheel geen persoon
genoemd. Alleen: Ik zal den hemel ver
hooren, en die zal de aarde verhooren. En
de aarde verhoort weer het koren, en den
most en de olie; en deze weer verhooren
het volk.
Er is hier een aaneenschakeling van
oorzaken en gevolgen. De Heere zelf is de
eerste en opperste Oorzaak. Hij geeft den
hemel wolken; en de hemel geeft de aarde
regen uit de wolken. De aarde, aldus be
vochtigd en gedrenkt, geeft vruchtbaar
heid aan wat erin gezaaid is. En de voort
brengselen van het aardrijk voeden en
verkwikken en sieren het volk des Heeren.
Zie nu, hoe hoog hier de majesteit des
Heeren wordt verheven, en hoe diep de
mensch wordt vernederd.
Op den Heere moet alles wachten; de
hemel, de aarde, het koren met de most en
de olie, en het volk, waarover de Heere
zich weder ontfermd heeft. Maar de Heere
zelf heeft op niets of niemand te wachten.
En daartegenover staat, dat het volk
Israël op alles wachten moet, van alles
afhankelijk is. Niet alleen van den Heere,
maar ook van den regen des hemels, van
de vruchtbaarheid der aarde, van het ko
ren, de most en de olie.
En wie of wat is er dan van Israël weer
afhankelijk? Niets. Welk een geringheid!
En dat is nu de mensch, die geroepen
was om te heerschen over alle Gods wer
ken! Dat is nu het volk, dat door den
Heere gezet was aan het hoofd der volken.
Toch is er ook zoo een treffelijke ver
troosting in deze woorden gelegen.
Immers, de Heere zal dan alle dingen
ook weer ten beste van zijn volk schikken.
Al wat Hij doet in den hemel en op aarde,
komt zijn volk ten goede.
Neen, nadat zij zich tot den Heere be
keerd hebben, worden zij niet op den troon
gezet. De Heere verhoogt dan zijn bekeer
de volk wel op kennelijke wijze, maar Hij
verhoogt ze toch zoo, dat alle reden tot
zelfverheffing hun bij voorbaat onthou
den is.
Israël was geworden Jizreël. En Jizreël
wil zeggen: God strooit en verstrooit. Maar
nu is het in een anderen zin Jizreël ge
worden: God strooit, Hij strooit uit, Hij
zaait, zoodat het verstrooide volk weer op
komt en vermenigvuldigd wordt in zijn
land.
En daar zal de Heere op dat volk in zijn
geringheid zijn zegen doen rusten, en alle
ding, tot hun zaligheid doen medewerken.
En dan zal Hij hun geven niet alleen
het koren, dat onmisbaar is, maar ook
den wijn die verkwikt, en de olie die het
aangezicht doet blinken,
dat zij nuttig kon zijn; en daarna peinsde
zijl niet meer, maar begaf zich aan den
arbeid en had weldra met hulp van Jus
tine de ziekenkamer netjes opgeruimd, de
reukfleschjes van Charlotte weggebracht,
en eenige herfstbloemen in de pui-peren
vazen gezet.
Toen Charlotte terug kwam, en er vrij
terneergeslagen en onderworpen uitzag ua
haar onderhoud met den dokter, ging
Mary terstond naar haar toe, ën sprak
vriendelijk, doch-beslist met haar.
„Het was niet hare schuld", zeide zij,
„dat dokter Arnaud zulke strenge bevelen
gegeven had; en zij vond het zelfs hard
voor Charlotte. Maar ziet ge, Maurice
en ik zijn zoo gewend aan verplegen",
vervolgde zij verontschuldigend; „er zijn
soms zulke vreeselijke ziekten in de wijk,
dat men verhardt en geheel gewoon raakt
aan tooneelen van lijden. Niet werkelijk
gewoon misschien", verbeterde Mary zich-
ezlve; was zij: niet dikwijls thuis geko
men, om bitter te weenen over de ziekten,
waartegen zij niets vermocht?
„O, het doet er niets toe", antwoordde
Charlotte, die hare tranen al weer ge
reed had. „Natuurlijk voldoet gij beter
dan ik. Dat weet dokter Arnaud ook
wel. Ik heb er niets op tegen, dat gijl die
arme tante voornaamlijk verpleegt. Hoe
Naar des Heeren wijs bestel moet het
een op het ander wachten. Israël moet
wachten op koren, most en olie. Maar deze
moeten het van de aarde hebben. En de
aarde weer van den hemel. En de hemel
kan van zichzelf niets tenzij de Heere den
hemel met water verzadigt.
Er is dus als een voortdurend zuchten
en vragen, dat tot den Heere opklimt, en
in den Heere eindigt. Maar er is ook een
antwoord op dat zuchten en vragen en de
verhooring, die de Heere geeft.
En dan ruischt zijn almacht door alle
oorzaken en gevolgen heen.
De Heere is in alles groot, Hij alleen.
In heel die kunstig samengestelde keten
van oorzaken en gevolgen, die de wereld
beheerscht, is Hij de werker.
En Israël, tot den Heere bekeerd, ziet,
en kent, en geniet Hem erin. En het roept
uit: o mijn God!
voc-r B0»«!afae4wre»
össssseia-esï SJisscJer
Tagsajites? - S^rsÜRïsïes»
SetϣϮe9 - LosSikanteü! SK
«anserveate ariïte«Jo» is
GOES HULST
ft-
Waleheren vóór 1500.
IV.
Het zou ons te ver voeren de vele door
braken op Walcheren op te sommen of er
over uit te weiclen. Alleen willen wij' melding
maken van een groote overstrooming in 1339,
toen tusschen Vlissingen en Arnemuiden de
dijk op 15 plaatsen was doorgebroken en
vele menschen en dieren verdronken. Ook
door den eersten St. Elisabeth vloei (19 Nov.
1404) liep het geheele eiland gevaar. De be-
Owoners van Arnemuiden moesten een nieuwe
woonplaats zoeken (1438) Ritthem verloor in
de 14o en 15e eeuw 174 gemeten land en
Welzinge zelfs 577 gemeten. Door latere in
polderingen zijn deze gronden grooteadeelsl
teruggewonnen. Ewoud uit de Walchersche
Areadia zegt dan ook, dat men hier gewon
nen. Dit kwam omdat door overstroomingen
de Scheldemond steeds breeder en dieper
en daardoor meer een zeegat werd. De Schel
de was vroeger (voor 1500) nog geen 3000
M. breed en thans is zij' 5000 M.
Op de gevaarlijkste plaatsen legde men
achter den dijk een slaperdijk, die vroeger
den typischen naam had van zorgdijk of weer-
dij.fc. Men ging dus voor den waterwolf ach
teruit. Thans bestrijdt men- hem weer aan den
buitenkant van den dijk door zinkstukken
en andere wijzen van oeververdediging.
Niet minder was de afname van het land
aan den West- of zeekant. Wordt in Frank
rijk van. de duinen in Les Landes gezegd,
dat zij wandelen, 't zelfde kan ook gezegd
worden van de duinen in Holland en Zeeland.
Langs de geheele zeekust lagen de duinen
vroeger veel verder zeewaarts. Oud-Vlissin-
gen, Oud-Zoutelande en Oud-Westkapelle zijn
door de zee verzwolgen. In oude stukken
wordt terecht gesproken van „vervlogen dui
nen. Het strand, de voet der duinen, de
duinen zelf, niets werd vroeger beschermd
tegen den nooit verzadigden waterwolf. Bij'
Westkapelle was de afname der duinen zoo
groot geworden, dat men in 1543 den beken
den dijk begon te leggen, die later verlengd
en verzwaard is moeten worden.
Toen men eindelijk tot oeververdediging
zou ik zoo'n zelfzuchtig monster kunnen
zijn? het is maar" eh hier verborg
het arme schepseltje haar gelaat in haar
zakdoek „het is maar allleen maar,
dat hij; zulk een meening omtrent mij
heeft, na alles wat hij gezegd heeft!"
Charlotte weende zóó, en hare oogen
stonden zóó droevig, dat Mary niet wist,
wat er van te denken. Eerst later toen
Charlotte genoegzaam bedaard was om
een van haar vele vertrouwelijke mededee-
lingen te doen vermoedde zij: de waar
heid. Want zijl kwam tot de ontdekking,
dat dokter Pierre Arnaud een weduwnaar
was, die twee kleine jongens had met
bruin gelaat, die Gaston en Jean Jacques
heetten, en dat hij: in het groote huis
met de groene zonneschermen in de Rue
d' Equerre woonde; en dat „die lieve Hor-
tense" zijn zuster was.
„Hij: is een zeer knap dokter, en heeft
een uitgebreide practijk onder de rijken te
Lesponts", fluisterde Charlotte. „Arme
Madame Arnaud was een allerliefste
vrouw. Ik kende haar zeer goed, maar zij:
was ouder dan hij: zij moet al van
middelbaren leeftijd geweest zijn, toen hij
met haar trouwde; maar zij. had zeer
goede manieren en een grooten bruids
schat dus hinderde het misschien niet.
De Fransche begrippen omtrent het hu-
overging, was deze nog zeer gebrekkig. Het
strand was een vaste vlakte, die vaak ge
bruikt werd als rijweg. Toen de aarden wegen
moeilijk te berijden waren, werd de reis van
Middelburg naar Westkapelle b.v. gedaan over
Koudekerke naar de duinen en verder langs
het strand. In de rijen paalhoofden was dan
een opening. Bij enkele oude hoofden ziet
men nog een oprei.
Over het afnemen der duinen, of beter
gezegd, over het zich verplaatsen der duinen
vindt men in 't archief van den polder Wal
cheren één doorloopende klacht, al was die
afname na 1600 door het optreden van een
daadwerkelijk bestuur niet zoo groot meer
als voor dien tijd.
Om den lezers esnig denkbeeld te geven
van landveriies, 't volgende voorbeeld. Zjj ken
nen allen het tegenwoordige strand te Vlis
singen. In 1424 was dit strand nog bouw
en weiland. Duinen of strand waren er daar
nog niet. Van Vlisdingen tot Dishoek lag
een dijk met een klein strand bij Dishoek.
Van uit het tegenwoordige Badhotel te Vlis
singen 1250 M ze.ewaarts lag de genoemde
dijk. We kunnen, het ons moeilijk voorstel
len, dat de tegenwoordige vaargeul eertijds
land was. Vlissingen heeft dan ook 444 ge
meten gronds verloren, zooals wiji reeds op
merkten. Maar verder noordwaarts was er ook
veel verlies. Koudekerke 200 gemeten, Bigge-
ikerke 178 gem., Zoutelande 121 gemeten
en Westkapelle 174 gemeten. Het zoogen.
Willebrordsputje te Zoutelande, thans tegen
de duinen aanliggende, lag vroeger in 't mid
den van een marktplein (de vischmarkt.) Hel
vinden van Romeinsche geldstukken en andere
voorwerpen van de Romeinen afkomstig, aan
het strand bij zeer lagen waterstand is even
eens een bewijs, dat, waar nu zee is, vroe
ger bewoond land was. Het verlies aan den
Noordrand was minder: Achter „Onze lieve
Vrouwepolder" kwam zelfs na de 19de eeuw
een nieuwe rij duinen met een breed strand
Het Zuid-Oosten van Walcheren zag er' vroe
ger geheel anders uit dan thans. Het tegen
woordige Sloe is het overblijfsel van een
grooten waterplas, die lag tusschen de eilan
den Walcheren, Zuid-Beveland en Rorssele,
en in den volksmond -het „Vlakke" genoemd
werd.
Wij hebben reeds melding gemaakt van de
vele overstroomingen en grondbraken, die hiej
voor en na 1500 voorkwamen. De stad Mid
delburg (ook de abdij, want de abt -kwam vaak
persoonlijk den toestand onderzoeken) gaf veel
geld uit tot onderhoud en versterking det
dijken, daar bij doorbraak 't grootste deel
van Walcheren gevaar liep. Het hielp eohtei
niet altijd. Wij zeiden reeds; dat de be
woners van Arnemuiden, welke stad, zooals
de naam aangeeft, aan den mond der Arne
lag, door overstrooming genoodzaakt waren
hun stad te verlaten en verder Oostwaarts
een nieuw Arnemuideen (1438).
In het „Vlakke", het groote water tus
schen Walcheren en de Bevelanden, waren
verscheidene zandbanken en schorren, van
elkaar gescheiden door diepe vaargeulen, zoo
als de Welsinge, de Lemmer, de Slaecke
en het Jonker Fransengat. In de Lemmer
'kwam de Arne uit, aan welker mond oud-
Arnemuiden lag. Het vaarwater van Middel
burg naar Antwerpen, tusschen welke twee
steden een drukke handel was, liep door
de Arne en de Lemmer, verder door de wa
teren de Schenge, de Looijve en de Zwake
tot in de Honte of Wester-Schelde. Door
aanslibbing vernauwden de wateren in de
Bevelanden en toen in 1480 de Zwake werd
afgedamd was het vaarwater van de Lemmer
door de Welzinge naar de Schelde. De Arne
werd ook ondiep, hoeveel geld de stad Mid
delburg ook uitgaf om het vaarwater op vol
doende diepte te houden. In 1535 was' de
Nieuwe Haven gegraven naar de Welsinge
en de Arne werd afgedamd. De naam Sl^e
komt eerst voor in 1630. Een der voornaam
ste schorren in het „Vlakke" was het Arne-
muiderzand, dat als opwas voor 1395 als
St.-Joospolder was bedijkt door den ambachts
heer van 's-Heer Arendskerke.
In 1551 is het weer geïnundeerd (onder-
vloeid) en nadat het 80 jaar drijvende is
geweest, werd het in 1631 opnieuw beverschl
(herüijkt).
Later zijn er meer polders tegenaan bedijkt.
In 1818 werd Nieuw- en St.Joo-sland door
dammen met Walcheren verbonden. Waar nu
de landman zijn ploeg door de zware klui
ten drijft, ankerden eenmaal de groote zee
schepen zonder dat hun kiel den bodem der
zee schuurde.
R. B. J. d. M.
(Wordt vervolgd.)
welijk zijn zoo geheel anders dan de
Engelsche de Franschen doen. alles
voor de welvoegelijkheid, en het huwelijk
wordt overeengekomen, als het van beide
kanten eenig voordeel oplevert."
„Die arme Dr Arnaud! het moet wel
heel treurig voor hem en de arme jongens
zijn", merkte Mary deelnemend op, want
zij wag zeer ingenomen met den kleinen
dokter.
„Ach, het is zoo treurig", hernam Char
lotte met vuur. Zij bekeek al de verande
ringen, die Mary in de kleedkamer ge
maakt ha,d, en bevoelde de kussens der
tijdelijke rustbank, die voor haar in ge
reedheid was gebracht. „D;at groote huis
en die ledige kamers, en niemand dan de
oude Jaennett© om voor die lieve jongens
te zorgen; en Jean Jacques, die nog wel
zoo zwak is. Hij praat soms met mij
over hem, en soms ook over zichzelven!
Hij zegt, dat wij, Engelsche vrouwen, zoo
veel medegevoel hebben", vervolgde Char
lotte vertrouwelijk.
Nu begon Mary het te begrijpen. Zij.
Macht er over, of Dr Arnaud zoude den
ken, dat Charlotte een bruidsschat had,
of kon hij; werkelijk ingepakt zijn door
Ihaar jeugdig uiterlijk en haar goedhartig
heid? Zij zag er niet kwaad uit. Nu be-
greep Mary, waarom Charlotte altijd wëg-
Geen ontmoeting Poincaré-Mellon.
Dat Poincaré een onderhoud met Mel
lon, den Amerikaanschen minister van de
schatkist, zal hebben, wordt tegengespro
ken.
Wel wordt verklaard, dat, indien men
in Amerika een gedachtenwisseling
wenscht, Poincaré zich natuurlijk beschik
baar zal stellen. Voorloopig bestaat daar
voor echter geen aanleiding.
Eveneens wordt het bericht tegengespro
ken, dat de bank van Frankrijk haar dis
conto zal verhoogen.
Men vsijst er op, dat de wekelijksche
staat van de bank van Frankrijk voor do
derde week van Augustus opnieuw een
achtcruifgang in het bedrag der voorschot
ten aan den staat te zien geeft, doordien
de staat aan de bank van Frankrijk 35J
millioen francs heeft terugbetaald. Het be
drag der biljetten in omloop is in nog
hoogere mate verminderd en wel met 600
millioen francs.
De staking in Engeland.
Van de zijde der mijnwerkers wordt het
afbreken der onderhandelingen geweten
aan den eisch van de mijneigenaars, dat
over den 8-urigen werkdag niet zou wor
den beraadslaagd, doch dat deze terstond
zal worden ingevoerd.
De executieve der mijnwerkers zal van
daag vergaderen om den toestand te be
spreken.
ging om zich te kleeden, voordat hij
kwam. De opgeschikte japonnen, de wel
riekende zakdoek en de nette lage
schoentjes waren alle te zijner eere. Zij
had dus haar ouden minnaar vergeten,
dacht Mary, toen zij zich op de canapé
uitstrekte, om eenige uren te rusten, ter
wijl Charlotte en Justine waakten. Zou zij
hem werkelijk bemind hebben? en met de
eenzijdigheid, aan de jeugd eigen, laak
te May Charlrotte in haar hart, omdat zij
aan een levenden Franschman dacht, ter
wijl haar doode minnaar onder de groene
zoden in een vreemd graf lag, en hield
geen rekening met de behoefte aan ge
negenheid, die een eenzaam leven voor
een natuur als die van Charlotte ondra
gelijk maakte.
„Al zeide Bertie mij nooit, dat hij mij
liefhad, al bestond er geen hoop voor ons,
en al trouwden wij nooit, en werden wij, in
dit leven nooit vereenigd, zou ik toch
evenveel van hem blijven houden, en
nooit een ander begeeren", dacht Mary,
terwijl haar vermoeid hoofd op1 het kus
sen rustte; en om haar en Bertie recht
te doen wedervaren, dient gezegd te wor
den, dat zij van weerszijden zeker van
elkander waren, hoewel er nooit eene
belofte gevraagd of gegeven was.
i (Wordt vervolgd.);