jtfo 269
Woensdag 18 Augustus 2926
40e Jaargang
marv st john.
feuilleton,
iBtelanl
Drukkers-Exploitanten:
00STERBAAN LE COINTRE - GOES
Bureaux: Lange Vorststraat 68—70, Goes
Tel.: Redactie no. 11; Administratie no. 58
Postrekening No. 36000.
Bijkantoor te Middelburg:
Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259
Ik Zeeuw
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs:
Per 3 maanden, franco per post, f3.—
Losse nummersfO.OS
Prijs der Advertentiën:
14 regels f1.20, elke regel meer 30 cL,
Bij abonnement belangrijke korting.
GROEN VAN PRINSTERER.
Voor de anti-revolutionaire, d.i. de chr.-
tjistorische beginselen heeft Groen van
Prinsterer gestreden zijn leven lang. Van
omstreeks 1830 lot 1876,
Meest met de p e n. 'L Best was hij thuis
inhet stille studeervertrek. Daar zat hij
dan met die ernstige, peinzende trek op
het edel gelaat, temidden va nzijn boe-
keil van zijn geliefden grieksclien
Plato af tot de schotschriften en
scliimpkranten toe, die hem dagelijks met
hun giftige pijlen bestookten. Vandaar
zond bij zijn tallooze geschriften: groote
standaardwerken en kleine broohuretjes
in 't licht.
Wat Groen schreef, draagt nog thans
de bewondering weg van vriend en vijand.
Meester van de taal als hij was, werd
elke zin uit het zuiverste marmer gehou
wen. Zijn zinnen zijn zwaar van gedach
ten. Al schrijvende vermenigvuldigden de
gedachten in hem en dan wist hij ze
als een geboren kunstenaar toch op één
bladzijde, in weinige zinnen soms saam
te persen. Van pén vel, dat hij schreef
kon een ander een o e k maken, zonder
ook ook maar eenigszins breedsprakig
te wezen.
Zoo schreef hij zijn „Handboek der
Vad-erlandscbe Geschiedenis"; „Ongeloof
en Revolutie"; „Nederlandsclie Gedach
ten" en andere wefken.
Laten we door een beeld mogen op
helderen, wat Groen voor onze partij is
geweest.
Men heeft wellicht liooren spreken van
den Keulschen Dom. In de Middel-eeuwen
reeds werd aan den houw begonnen; in
deze eeuw pas werd hij voltooid. Vele
bouwmeesters hebben er aan gearbeid.
Maar elk, die geroepen, werd tot verdere
voltooiing, vroeg zich vóór alles af: „Hoe
waren de plannen en bestekken van den
ontwerper van den oorspronkelijken
bouwmeester ,die de fondamenten legde
en de muren optrok?" Zóó belieerschte
tdle eerste architect den houw nog,
eeuwen na zijn dood.
Zóó is het nu pok met Groen van
Prinsterer.
Nóg zijn de anti-revolutionaire beginse
len niet op eik punt tot volledige ontwik
keling gekomen. De bouw gaat nog steeds
voort. Maar ieder, die zich opmaakt, om
een spits af te werken, of een hoek te
voltooien of een muur verder op te trek
ken, vraag zich eerst af: „Hoe heeft de
oorspronkelijke bouwmeester Groen
zijn plannen .uitgestippeld?"
En 'tantwoord daarop vindt men in zijn
niet genoeg te waardeeren geschriften.
Er is nog iets, dat de waarde dier ge
schriften ongemeen verhoogt.
Groen, was, meer dan iemand, ©en man
urt één stuk, Nooit heeft liij, waar het
ook maar eenigszins belangrijke zaken
gold, moeten herroepen, wat hij geschre
ven had. De Groen van 1830 is dezelfde
'als van 1875 Dit bewijst, hoe vast
hij gefundeerd stond in de beginselen.
Dit maakt, dat zijn geschriften zulk een
veilige gids zijn voor wie wil rondwande
len op het anti-revolutionaire erf.
Maar hij was ook een man van het
w o o r d.
Vier malen maakte hij deel uit van de
Natuurlijk moet dit verstaan worden
roet het oog op zijn beginselen. Niet met
fietrekkmg tot het in practijk brengen der
oegmseien. Waar 'de omstandigheden ver
anderden, wijzigde ook Groen zijn taktiek.
pe®™alen b.v. in de onderwijskwestie,
uelijk oók den christen-staatsman past.
Uit het Engelsch.
u 0
Wat voert gij beiden uit?" vroeg Grey,
erwyl hij plotseling in de deur verscheen
moneeltje vóór hem met onverholen
gadesloeg. Het presenteerblad
nü er nog en men rook ontegenzeggelijk
mi geur van warme chocolade. Bertie zat
P zijn gemak bij het vuur en Dollie stond
a'n °roene japon, met een servet voor-
7io., 'en emde zich niet vuil te maken,
over !f'm te dijken. „Weet ge wel, dat het
i//'® cn dat Mary laat vragen, waar
voort SmS ^rey eeniSszins wrevelig
lntt„H?ie het met Mrs Reid? Is Ghar-
UeT mms?" vroegen beiden tegelijk.
a, en de dokter is juist weggegaan,
zpirla^aS 6en z.®n.llwtoeval, zooals elk reeds
pi,. ??aar ZÜ is nu iets beter. Mary en
Mn-,,0 zudeu vannacht bij haar waken,
snroi wfnscIite u even in uwe kamer te
SKtei" vervolgde hij, zich tot Dollie
vererJ i en schaduw op zijn gelaat
slont o i 'toen kij de deur achter haar
w n mgenover zijn broeder ging zitten.
Bertie had op luiden, vroolijken
Tweede Kamer: in 1840 (slechts kort);
van 1"849 tol 1854; van 1855 tot 1857 en
van 1862 tot 1865. Dadelijk had hij het oor
der Kamer. Al stond hij gansch alleen, al
was de gansclie Kamer het met hem
oneens, tóch legde zijn woord gewicht
in do schaal, was het ook, dat er de
tegenstand slechts feller door werd.
Groen was van nature een man van
gloed, van toorn, van felheid.
Zoetsappigheid was hem vreemd. Soms
bruiste en kookle het daar van binnen,
als de vijand bespotte, wat hem dierbaar,
was pf al® de vrienden zijn kracht ver
lamden.
Maar Groen wist wat zelfbeheerschinig
en zelfverloochening was. Nooit was zijn
wederwoord, zelfs op den venijnigsten
aanval den christen onwaardig. Wie hem
grofheden naar 't hoofd wierp, beant
woordde hij met een fijnen zet; wie als
een onbehouwen poldergast bij hem kwam
binnenvormen-, liet hij in het salon en
bood hem hoffelijk een zetel om 'hem
eerst dim het ongepaste van zijn gedrag
onder 't oog te brengen.
Groen van Prinsterer is in zijn schrijven
en spreken nooit populair geweesl.
Zijn geschriften en redenoeringen waren
er niet pp berekend, om door den werk
man in zijn schaftuur te worden overge
lezen. Zijn taal, zijn stijl, zijn gedachten-
gang waren niet die van het eenvoudige*
volk. Vaak laschte hij Franscbe of Duit-
sclie stukken in, zonder ze te vertalen.
Eveneens soms een griekschen zin of een
Latijnsch spreekwoord. Hij deed dit met
opzet.. Hij wist, dat hij niet „populair"
schreef.
Of hij dat niet kón? We zouden 't niet
gaarne beweren. Of wat dunkt u van een
beschrijving als deze: De Franschen in
't land, 1795
„Doch de Franschen maakten veel ver
tering! Wel zeker, zij verteerden al wat
de Hollander met vlijt gewonnen en met
zuinigheid bespaard had. Zij betaalden het
immers? Wel zeker, met assignaten, met
papier, in waarde nagenoeg aan scheur
papier gelijk. Goede negotie voorwaar, als j
men voor een gulden koopt en met een
stuiver betaalt. Zij kwamen als vrienden;
dus hadden zij recht op vriendelijk ont
haal. Als broedersdus wilden ze met ons
deelen, wat wij' van de vaderen geërfd
hadden."
Zóó zijn er nog wel meer bladzijden in
Green's geschriften aan te wijzen.
.We bedoelen ook niet, dat het volk
liem niet begreep. Juist de lagere klassen
begrepen hem het best en wat ze van
wege den vorm niet begrijpen konden, dat
raadden en voelden ze.
toon
gezegd: „Goeden nacht, ILebe," en
Koelie-mishandelingen.
Er zijn in de laatste maanden weer
ernstige klachten gerezen over koelie-mis
handelingen in Indië.
Deze mishandelingen zijn voor het Ne
derlandsclie volk geen nieuws, tenminste
voorzoover het zich nog de kreten van
verontwaardiging herinnert, die opgingen
bij de lezing van de békende brochure-
v. d. Brand over ditzelfde onderwerp,
't Is zoo jammer, dat de verontwaar
diging aan onze „koele westers tranden"
altijd zoo kort duurt-
Toen een kwarteeuw geleden de berich
ten van mishandeling uit Indië ons volk
bereikten, meenden velen in hunne on-
noozelbeid, dat aan dergelijke gruwelen
nu wel terstond, en voor altoos, paal
en perk zou gesteld worden.
Men hoorde er in lang niets meer van,
en meende daarom met de oude gemoe-
Dollie had hem toegewuifd en was snel
uit de kamer gegaan, zonder acht op Grey
te slaan.
HOOFDSTUK XII.
„Ik wist, dat ik dat gelaat ver
trouwen ko n."
Mary stond droevig en in gepeins ver
zonken hij de kachel te kijken, toen Dollie
binnenkwam. Op het geluid der vlugge
voetstappen hief zij het hoofd op. „Wat
zijt ge lang uitgebleven, lieve Dollie!"
sprak zij mistroostig; ik had niet veel lan
ger kunnen wachten, en toch wilde ik u
gaarne goedennacht wenschen, voordat ik
naar Charlotte ginv, en alles hooren wat
gij mij te zeggen hebt"; en er kwam een
licht blosje op Mary's bleelce wangen en
haar oogen straalden van blijde verwach
ting.
„0, er valt niets bijzonders te vertellen,"
antwoordde Dollie onverschillig, terwijl zij
hare blanke armen behagelijk boven haar
hoofd uitstrekte. Zij was vermoeid en op
gewonden door al de akelige gebeurtenis
sen van dien dag, en de herinnering aan
het laatste uur vervulde haar geheel met
een vreemde, aangename gewaarwording.
Zij had gedaan, wat men haar verzocht
had; maar Mary behoefde haar niet zoo
nauwkeurig te ondervragen. „Er valt niets
bijzonders te vertellen; ik heb het hem
.lelijkheid tot den dut te kunnen terug-
koeren.
Thans echter op eenmaal komt men
den droeven droom van „vrede en geen
gevaar" weer verstoren.
En weer gaat oen kreet van verontwaar
diging op tegcin de. onmenschen, die hun
medémenschen op zoo schandelijke,
mensehontcerende wijze, tot s'.ervens ton
pijnigen cn martelen.
D© Javaan is van naturel goedig en
onderworpen, ofschoon lui. Een groot kind,
dat echter bezig gehouden moet worden,
en dan de zweep niet noodig heeft.
Toch zijn er in Indië „hoeren", be
schaafde, blanke, Nederlandschc hoeren,
die den euvelen moed hebben desse men-
schen te slaan en ten bloede toe te gee-
selen.
Dit geschiedt onder een Chri telijlc gou
vernement, een Christelijke regeering!
Laat die nu aan deze dingen eens éen.
einde maken. Met straffe hand ingrijpen.
En desnoods door voorbeeldige en voot-
beeldlooze tuchtmiddelen dezen duivel uit
bannen.
Do doodstraf is immers in Indië niet
afgeschaft.
Moge dan de rechter in Indië voor
de arme misdeelden op Java, menschen
van gelijke bewegingen als hij het recht
bestellen, desnoods door de doodstraf uit
te spreken over den ergsten misdadiger;
opdat deze zondaar uit ons midden worde
weggedaan, de ban die vanwege deze
zonde op Nederland rust, worde opgehe
ven, en de schandvlek, die reeds zooveel
jaren kleeft aan den Christennaam, kon
bet zijn, word® weggewischt.
De Rijksmiddelen.
De opbrengst dezer middelen in Juli
1926 is circa 2 millioen hooger dan in
Juli 1925.
Meer brachten opde Personeele be
lasting; de Dividend- en Tantième-belas
ting; de Accijnzen (met uitzondering van
Gedistilleerd en Geslacht); Speelkaarten,
Zegelrechten; Successie-rechten; Invoer
rechten; Statistiekrecht; Loodsgelden.
Minder: Grondbelasting; Inkomsten
belasting; Vermogensbelasting; de Accijn
zen op Gedistilleerd en Geslacht; Rijwie
len; Gpud- en Zilver; Domeinen, Jacht
en Vischacten.
De Successie-rechten waren 61/2 ton
hooger (3.314 duizend en 2.634 duizend)
De Invoerrechten 9V2 ton hooger. De Sui
ker ruim 5 ton hooger.
De totaal opbrengst was in Juli 1925
f37.400.263; in Juli 1928 f 39.373.553.
De opbrengst van de eerste zeven maan
den van 1925 was f265 miljoen; die van
het .gelijknamige tijdvak van 1926 was
f 287 miljoen; een voordeelig verschil der
halve nog van circa *22 millioen.
Het zeven twaalfde van Ue geraamde op
brengst is f 267.281.000, zoodat de op
brengst van Jan.Juli 1926 de raming
over diezelfde periode met circa 20 mil
joen overtreft.
De inkomsten ten bate van liet'Leening-
fonds bedroegen in Juli 1926 eventjes over
de zeven miljoen; en Juli 1925 eventjes
benéden de zeven miljoen; een verschil
van nog geen f 16000.
Die inkomsten bedroegen in de zeven
verloopen maanden .61 miljoen tegen 57
miljoen in liet gelijknamige tijdperk van
't vorige jaar.
Derhalve de oude slotsom: Zachtaan
vooruit; doch nog lang niet aan de eind
paal!
prettig gemaakt, en hij heeft zich gewarmd
en gegeten, zooveel hij wilde. Dus behoeft
ge Charlotte niet te laten wachten," be
sloot Dollie, die in een slechte luim was.
„Maar hoe heeft hij het opgenomen? hij
moet wel hevig geschrokken zijn," hield
Mary aan, geduldig op een ander ant
woord wachtend. Zij had gehoopt, dat Ber
tie haar een boodschap zou gezonden heb
ben, een klein woordje, om haar op te
beuren, gedurende den langen nacht, dien
zij wakend moest doorbrengen. Was het
mogelijk, dat haar naam niet eens ge
noemd was?
„Hij gebruikte zijn avondeten, voordat
liij mij liet spreken, en dat gaf hem kracht
om het treurig bericht te dragen," ant
woordde Dollie, half guitig, half boos. Ma
ry had het recht niet haar dus te onder
vragen; als Mary met Bertie verloofd was
geweest, zou zij niet meer belang in hem
hebben kunnen stellen. „Natuurlijk was hij
bedroefd, maar dat bedierf zijn eetlust
niet. Ik zag hem nooit met meer smaak
eten," vervolgde Dollie ondeugend; zij wist
best, dat de arme Bertie in geen zeven of
acht uur iets gegeten had.
Mary zuchtte, maar zij had een te zacht
karakter, om boos te antwoorden. „Slaap
wel, lieve," zeide zij vriendelijk; „ik wilde
u niet lastig vallen; ik dank u, dat ge zoo
goed voor hem gezorgd hebt. Gij zult wel
Een communistisch getuigenis.
Er wordt weer druk gewerkt met aller
lei „arbeidersdelegaties" naar Rusland, die
dan „uit eigen aanschouwing" de verlok-
kendste mededeelingen doen over de toe
standen in het paradijs der communisten.
Zoo publiceert de Berlijnsche „Rote
Fahne" nu en dan uitingen van den lei
der van een z.g. Duitsche arbeidersdele
gatie, een zekeren Ivorber, die onder den
.diepen indruk is van al het schoons, dat
hem te zien en te verstaan is gegeven. De
reclame is in Rusland goed ingericht,
kan dat ook zijn daar de slachtoffers dezer
reclame meestentijds geen woord Russisch
verstaan dus slikken wat hun wordt voor
gezet. Soms zijn deze lieden wel eens
ongewild grappig. Zoo bijv. de bekende
heer Lansbury, het Britsche parlementslid,
de eerste hoofdredacteur van de „Daily
Herald", die thans in Rusland reist en
o.a. vertelt van een schoonmaakster, die
hij ontmoette en die hem met tranen
in de oogen geld overhandigde voor de
Britsche mijnwerkers, voor wie de Rus
sische arbeiders alles, alles over hadden.
Hoe deze schoonmaakster zich voor den
heer Lansbury verstaanbaar kon maken,
vertelt deze niet. Misschien heeft Lans
bury haar dan ook verkeerd begrepen.
Hoe de Russische arbeiders het heb
ben, werd dezer dagen bevestigd in een
rede van de communiste Ruth Fischer,
welke in een communistische vergadering
te Berlijn werd uitgesproken en waarvan
de „Rote Fahne" dan pok wel verslag
moet geven. 1
Ril tb Fischer dan zeide: „Wij zien in de
practijk dat de öp-örde-brènging in Rus
land juist zoo wordt doorgevöèixl als in
Duitschland. Op 1 Mei, waarop het élan
van het proletariaat zoo groot is, worden
de volgende maatregelen doorgevoerd:
Verlenging van den arbeidstijd tot tien
uren, nachtarbeid voor vrouwen en slechte
stukloonen, ontslag zonder toestemming
van de bedrijfsraden.
In de Duitsche club in Rusland en in de
„cellen" worden alle partijgenooten aan
gespoord tegen loonsverhoogingen van het
arbeiderspersoneel te strijden. Als men
in dezen vorm tracht het vertrouwen in
de Sovjetmacht te versterken, zal dat het
communisme in discrediet brengen. Ik
wist uit ervaring, dat de arbeiders in Rus
land zwaar hebben te lijden. Het loon is
met 25 proc. gedaald, het leger der werk-
loozen is gelijk aan dat in andere landen."
Ruth Fischer beeft dus jn Rusland wel
met andere oogen gezien, dan al die op
kosten van de Russische regeering rond
reizende „arbeidersdelegaties", die van het
door haar opgemerkte „lijden" nooit iets
zien.
De dood van Dsjersjinski.
Naar de Letlandsche bladen melden,
zijn de verslagen in de sowjet-pers over
Ide rede, door Dsjersjinski eenige uren
voor zijn dood gehouden, zeer onvolledig
geweest en is onder meer een belangrijk
gedeelte van het slot weggelaten, Dsjers
jinski zou daarin het volgende gezegd
hebben:
„Gij, heeren Trotski, Pjatakof, Medwje-
def, Sokolnikof en Zinowjef, zijt practisch
beschouwd de personen, die de industrie
het maatschappelijke leven en de eenheid
in de partij- ondermijnen. Ik betreur ten
zeerste, dat ik zoo laat kennis kreeg van
de door u belegde geheime samenkomst
in het bosch; ander had ik zeker niet
geaarzeld om er troepen heen te zenden
met mitrailleurs, -die u en uw aanhangers
zeer vermoeid zijn." Toen kuste zij haar en
ging de kamer uit. De kus en de vriende
lijke woorden deden Dollie's geweten ont
waken! Zij had die arme Mary niet moeten
teleurstellen; als zij gewild had, had zij
haar allerlei kleinigheden kunnen vertel
len, die haar genoegen zouden gedaan heb
ben; maar het was nu te laat, om haar
terug te roepen, en Dollie begaf zich be
schaamd en terneergeslagen naar bed, en
had een gevoel of zij iets laags gedaan
had, en met eene gewaarwording van ja-
loerschheid in haar hart, die zij echter
voor geen geld zoude hebben bekend. Maar
toch werd Mary getroost, want Bertie
wachtte haar buiten de deur op.
Hij hield zijn nachtkaars in de hand,
want hij had zijne vermoeidheid als reden
opgegeven, om zijn broeder haastig goe
dennacht -te zeggen; en zooals hij daar
stond, terwijl zijn blond haar zijn hoofd
als eene stralenkrans omgaf, en het licht
der kaars er een gouden gloed op wierp,
geleek hij in Mary's oogen haast op een
verheerlijkten engel.
„O, Bertie, hebt ge op mij gewacht?"
riep zij uit en hare oogen straalden van
vreugde. Als Dollie hen toen maar had
kunnen zien!
„Wel, ik wilde u goedennacht zeggen.
Ik dank u, dat gij Miss Maynard tot mij
hebt gezonden, om voor mij te zorgen. Zij
Beter d&n 6osd: D£
aan flarden zouden hebben geschoten".
Trotski en Pjatakof vielen hem hierop
heftig in de rede en vlak daarop viel
Dsjersjinski in zwijm. Hij werd uit de zaal
weggedragen en naar zijn woning gebracht,
waar hij eenige uren later overleed.
Het zeekanaal Petersnurg-Kroonstad.
De werkzaamheden voor de verdieping
van de vaargeul tusschen Petersburg en
Kroonstad (de „Izwestia", aan welk blad.
wij dit bericht, ontleenen, spreekt over
„het zee-kan)aal" zijn reeds geëindigd. De
diepte van de vaargeul is nu 2530 meter
zoodat groote zeeschepen Petersburg kun
nen aandoen, zonder eerst te Kroonstad;
een gedeelte van de Jading behoeven te
lossen.
De contrabande. i J-
De zeer hooge prijzen van de fabrikaten
in Rusland fen het nijpend tekort aan ver
schillende producten van de fabrieksin
dustrie hebben ten gevolge, dat het smok
kelen nu in Rusland welig tiert. In de
laatste tien jaren vóór den oorlog (dus in
19041913) werden jaarlijks aan de gren
zen binnengesmokkelde waren aangehou
den voor een bedrag van plm. 638.000
roebel, hetgeen voor een geweldig land-
als Rusland niet veel was. En hoe. ts de
toestand nu? In 1925 werden aan de gren
zen binnengesmokkelde waren aangehou-,
den ten bedrage van 5.720.000 roebel.
Pe regeering schat de contrabande, die
niet aangehouden wórdt, op lOÖ millioerf'
roebel per jaar. En dat ondanks het feit,
dat de straffen nu veel strenger zijn dan
vóór den oorlog' en telkens verscherpt
wonden en dat de smokkelaar nu zijn 'leven
in de waagschaal stelt.
De mislukte revolutie-poging.
Omtrent de mislukte revolutie-poging
van den vroeg eren Mexicaanschen minis
ter van oorlog lezen we, dat Maandagmor
gen te Dulzura, in de Imperial Vallei, in
Californië, de stedelijke politie, geassis
teerd door militairen van den Staat een
150-tal manschappen in hechtenis nam.
Generaal Estrada was reeds den vorige n
avond met zijn staf gevangen genomen^
Een der leiders vaft de samenzwerihg moet'
zich nog op vrije voeten bevinden. Beslag
werd gelegd op een pantserwagen, twee
vrachtwagens met 400 geweren, twee ma
chinegeweren en 50.000 kogels, voorts een
hoeveelheid klein schiettuig en een aantal
transportwagens. Documenten toonen aan,
dat de zamenzweerders zich Zondagmor
gen te Dulzura hadden te vereenigen.
Het departement van justitie zal de ge
vangenen voor de rechtbank dagen op
grond dat zij hebben geleid of hebben,
deelgenomen aan een gewapende expeditie
tegen de regeering van een bevriende
natie en daardoor de neiitraliteitswetten
hadden overtreden.
De samenzwering bleek in tijds ontdekt.
Immers de militaire samenzwering had
iep 15 Augustus een opstand moeten ver
wekken van grooten omvang in de Stateiï
Pueblo, Morelos, Michigan, Chihuahua en
het federale district Mexico.
De troebelen in Perzië.
Uit Teheran wordt gemeld, dat een prins
van de dynastie des Kadjars, oom van
kan iemand zoo handig bedienen; (naar ik
zou u liever gehad hebben, begrijpt ge,"
flapte Bertie er uit, die door iets in Mary's
gezicht tot deze betooging werd gedreven.
„O, Bertie!" zeide ziji blozend en was
daarbij bijna schoon; want hoewel ieder
een van haar gezicht hield, hing het ge
heel van de uitdrukking af, of het eenigs
zins op schoonheid aanspraak kon maken.
„Natuurlijk, had ik dat! Alsof gij dat
niet wist! alsof ik niet liever met u praatte
dan met een dozijn Misses Maynard! Ik
wil daarmede niet zeggen, dat ik haar
niet aardig vind," hernam Bertie, met eene
levendige herinnering aan Dollie met de
chocoladeketel. „En nu blijft ge dus den
geheelen nacht opzitten. Arme tante Ma
ry! wat zult ge moe zijn!" en zijne stem
werd langzamerhand zeer teeder.
„0, dat hindert mij niets. Ik ben gewoon
aan waken," antwoordde Mary, die zich
plotseling versterkt en verfrischt gevoelde.
Dit was juist wat zij behoefde eenige
vriendelijke woorden van Bertie, om
's nachts over te denken. „Herinnert ge u
de weken en maanden niet, die ik met die
arme tante Emma heb opgetrokken? Die
hebben mij tot leering gestrekt. Charlotte
vermoedt in het geheel niet, welk een uit
nemende ziekenverpleegster ik ben," ging
zij opgewekt voort.
(Wordt vervolgd.)