>VEN Piano's MARy ST JOHN Sddelburg d verzonden, en. PELBUR6' MH*« jdelbobe OBZEEIJW "fWÜpi~iLAP. huwelijk en echtscheiding. FEUILLETON. uziekhandel ZOOM el „De Koren- S. uw, Handel Bifiiealani Land' en Tuiiifsoiiw. TAN ZATERDAG 24 JULI 1926, No. 248. De Nieuwe Leidsche schrijft: De Telegraaf geeft reeds geruimeri Lijd aan verschillende vooraanstaande man nen en vrouwen gelegenheid om over echtscheiding hun meening te zeggen Wij gaan nu niet in op de aanleiding tot liet openen van deze rubriek. Even min lust het ons om een soort van revue daaruit samen te stellen. Wij willen er alleen op wijzen, dat over het algemeen deze artikelen in ernstigen toon gehou den worden. Enkele ook al zijn we met de strekking het niet geheel eens zijn zelfs zeer lezenswaard. 'Zoo heeft deze week mevr. Liglhart- Lion Cachet een beschouwing gegeven, welke tot deze soort behoort. Na een overzicht gegeven te hebben over de materieel* zaken, waaruit zoo menige echtscheiding voortkomt, zegt ze: En zoo zijn er, om met den dichter van het Hooglied te spreken, „vele vos sen, clie den wijngaard verderven". Vroe ger waren er weinigen maar thans zijn ze zoo talrijk en tegelijk zoo driest in hun optreden, dat er haast niet tegen te strij den is. En toch is dat plicht. Wie onbevooroor deeld den toestand beschouwen kan, moet wel tot de erkenning komen, dal de steeds toenemende echtscheidingen onze maatschappij ontwrichten en daarom een groot kwaad zijn. Het is wel waar wat de verdedigers van een gemakkelijke ech t- schekling ons tegenwerpen, dat het beter js te scheiden dan elkander te gaan haten ook, 'dat wat niet samenpast, heter uit elkaar kan gaan dan gedwongen samen te blijven, maar niettemin blijft dat tel kens uiteengaan van gezinnen een ernstig nadeel voor de samenleving. Heel wat leed en ellende gan telkens aan een schei ding vooraf en de opgroeiende kinderen, die er in betrokken zjjn, maken heel wat spanningen door vóór het zoover komt, eh moeten ten slotte, of hun vader of hun moeder derven en komen in. ieder geval schromelijk tekort. Ik geloof dan ook beslist, dat wie het we lmeent met de maatschappij (en dat beweren we immers allen te doen) mee moet werken om echtscheidingen zoo veel mogelijk tegen te gaan." Zij zoekt de oorzaak van dit- kwaad in den zelfzuchtigen aard van man en vrouw en wekt op om die zelfzucht door zelfverloochening te overwinnen. „Nu is dat niet gemakkelijk, zoo be toogt mevr. L., en het schijnt een bela chelijke raad, Maar als men eens bedenkt hoe lang yve nu al met z'n allen toege geven hebben aan onze zelfzucht, en er niet gelukkiger maar integendeel steeds onbevredigder door geworden zijn, is het zoo kwaad niet. We konden het in ieder geval eens beproeven. En niemand zal ontkennen, dat we er zedelijk sterker door ■zouden worden, en ten slotte ook ge lukkiger. Zou de man, die ter wille van de vrouw die hij eens gekozen had, de verzoeking weerstond, al kostte dit hem - veel strijd, biet veel nobeler zijn clan hij, die zwak en laf toegaf aan de bekoring? De vrouw -die zichzelf overwon ter wille van de eens beloofde trouw, ïiiet edeler zijn dan zij die baar plicht verzaakte? Christus gaf eens aan zijn jongeren een eenvoudig gebod: „Wat gij wilt, dat U de m-enschen doen, doe gij bun dat des gelijks". Als wij allen eens ernst maakten met bet, opvolgen van dit redelijke gebod, zouden we dan niet veel verder komen? En zoud-en de echtscheidingen dan diet vanzelf verminderen, omdat men elkander tegemoetkomende, elkander bet-er begrij pen leerde en meer leerde liefhebben?" Ongetwijfeld moet het dien weg op. Gelukkig dat God in zijn aigem-eene ge nade nog het kwade in den" mensch tem pert en zelfzucht wil omzetten in zelf verloochening. Maar toch is dat niet de- weg waarlangs we de oplossing mogen verwachten. Neen, men moet er toe ko men om het gebod redelijk te vinden omdat liet. goddelijk is.. Alleen in dien weg is gelieele gehoorzaamheid mogelijk. TTit hfvf TïïncrpJ «fih E 43.500.000 Uit het Engelsch. 19) _o- „Zij zijn heerlijk," stemden de meisjes eenparig in. En inderdaad hadden beide kamers een gezellig, gemakkelijk aanzien met hun donkere gewreven vloeren en bonte karpetten, hun witte bedden, die er aanlokkelijk uitzagen, en hun openstaande ramen met paarsch en witte gordijnen; terwijl voor eiken haard een kleine roode kanapé en ronde tafel stonden. in den haard brandde een heerlijk vuurtje; op het ronde tafeltje stond een Kotiieservies on Romany had twee arm stoelen aangeschoven; de groote kaarsen verspreidden een zacht licht; een zwart leienvel lag voor den haard uitgespreid; "et donkerblauwe porselein en de glans an het zilver verhoogden de -gezelligheid vn!1 fi yertrek- Dollie's gelaat straalde I van voldoening, toen zij alles zag. rin„r> Zi°u ,^ane'- dit alles heerlijk vin- zucbtte Mary, die nooit geheel van ml. f^ttlgs k°n genieten, tenzij zij dat d deelde. „Zij placht mij altijd teel <3f a tlllgen te beschrijven. Het kas- öt. Auhert was een soort aardsch pa- Helaas echter dat ook geheel andere g-eluiden in die artikelen gehoord worden. Kort geleden heeft de beken-de Mr L. van Gigch een v-oorloopige beschouwing gegeven. Aan het slot daarvan kon-digi hij aan een verhandeling over liet zodelijk- heidsgevaar in de toenemen-de anti-echt* sclieidingsinriclitin-g. Hij vindt dat hef m-o-de wordt om dezen tijd in liet algemeen e-n -de echtscheiding in het bijzonder, ver derfelijk te vinden. Daarom komt hij daar tegen -op. „Juist de gr-o-ote eenstemmigheid, zegt hij, waarmede de toeneming van het aan tal .echtscheidingen wordt afgekeurd en stelling gek-ozen wordt tegen een gemak kelijk te verkrijgen huwelijks-ontbinding-, bewijst -dat er een mode is of liever op komst is. Echtscheiding was in vroeger jaren zeg gen wij nog in de eerste helft der 19e eeuw een uitzondering; iets dat in fat soenlijk gezelschap niét voorkwam. Daar na hebben de m-eeningen een wijziging ondergaan. De vondst, dat door een. sim pele erkenning van overspel een 'echt scheiding bij onderling goedvinden kan verkregen worden, was niet de oorzaak der toeneming, docli bleek i-n een behoefte te voorzien. Tienlallen jaren heeft men daartegen geen pr-o-l-est gehoord. Tot de laatste jaren weer een omkeer kwam. Ik heb enkele weken geleden er reerls op gewezen, dat ook in de juridische we reld m-ode heersclit en de plotselinge aan val -op dit wettelijk gebruik niet zonder gevaar was. De thans gehouden epquete bewijst de juistheid van die vrees. Slechts schijnt -de rumor in'de'jurist-enwereM een symptoom te zijn van een algemeener strooming. T-o-ch is d-eze schijnbare eenstemmigheid allerminst e-en bewijs, dat er een alge meen-aanvaarde opinie op dit punt is." N-een helaas een algemeen aanvaarde opinie is er niet. Maar wel mogen we dankbaar fijn, dat heel veel jilristen niet meer goed praten de het rechtsgevoel en de eer lijkheid kwetsende, wijl leugenachtige be schuldiging en erkenning van overspel om daardoor bij onderling goedvinden echt scheiding te verkrijgen. Gelukkig ook zijn er zeer velen, die tegenover de bewering van den lieer van Gig-cb erkennen, dat die vondst w e 1 het g-etal echtscheidingen heeft -doen toene men en -dat van Overheidswege in elk geval die leugenachtige rechtsgrond ko-me te overvallen. Wij «eggen met wijlen Prof. Bavinck: misschien zal de Wetgever, evenals cle Heere zelf -onder Israël' deed, altoos wel rekening moeten houden met diep inge worteld e verd orvenheid. V-oor wie niet buigt voor de wet des H-eeren: Gij zult niet echtbreken; wie dit gebod achterstelt bij het: Gij zult niet doodslaan, of het: Qij zult niet'stelen, vo-o-r hem kan ook niet gelden het verbod om voor den Rechter niet met leugens te komen. Maar wel moet die Rechter een middel hebben -o-m wanneer hij in ge- moede van de leugenachtigheid overtuigd is, nader bewijs te vorderen. D-at is niet nu noo-dig omdat het mode wordt tegen de echtscheidingen te ge tuigen, neen, -dat is eisch van het recht zelf. Het recht, dat Gods is. Maar ook, doch dat is van tweede orde, omdat velen da nmisscliien van de schei ding worden teruggehouden. Parlementaire beeldspraak. Aan e-en vaoantie-beschouwing van den parlementairen redacteur van „De Tijd" is het volgende ontleend: E-r worden in dei beide Kamers der N-c-do-rlandsche volksveitegenwoord iging lang zulke- grootei enormiteiten niet meer gedebiteerd- als vroeger. Koeien van be-eldspraakmonstra als bijvoorbeeld: „Do kunstmest is dei reddende engel, waarop de landbouw drijft" komen zoo goed als ni-et moer voor. Zelfs een man als Rraat beeft ge-leerd, zulke gekkigheden te ver mijden. De oogst van versprekingen, vergissin gen -e-n verkeerde beeldspraak was in d-e afgeloope-n periode dan ook vrij schraal. Vete dinge-n hoor je natuurlijk niet. Ei' zal w-e-1 moer ongerechtigheid tegen de taal begaan zijn. Ik heb nu -ein dan iets opgeteekend. Me-n zal er vriendelijk om glimlachen. Op de .eerste plaats 'degene, die liet heeft radijs voor die arme Janet." „Waarom zucht ge altijd, als ge over Mrs St. John spreekt?" vroeg Dollie eenigszins verwonderd. Zij leunde behage- lijk achterover in de kussens; baar voetje rustte op liet haardkleedje; beide meisjes hadden hun donkere reisjaponnen nog aan; Dollie's slanke gestalte en blond haar kwamen er goed in uit. Mary was meer gezet en niet hijzonder schoon gevormd, maar zij zag er frisch en door en door En gelsch uit. „Stil!" viel Mary haar behoedzaam in de rede, „ik meende in de aangrenzende kamer voetstappen te hooren. Men nioet op een vreemde plaats wat oppassen." „Onzin, het is Romany maar, die onze koffers uitpakt," antwoordde de trage Dollie. „Als ik thuis ben doet moeder al die dingen voor mij. Het moet wel erg vervelend zijn, om alles zelf te moeten doen, zooals gij, Mary!" Mary lachte, maar antwoordde niet en het volgend oogenblik werd er zacht op de deur geklopt, en op Mary's vroolijk „bin nen" kwam een lange, grijze dame bijna onhoorbaar bet vertrek in. Dollie stond verschrikt op, maar Mary glimlachte slechts en scheen in het geheel niet ontsteld door de plotselinge verschij ning van haar gastvrouw. „Goedenavond, kinderen," zeide Mrs gezegd, want -dat is natuurlijk de waar heid, dat do zondaar zelf het in het vuur van zijn red-a he-el ema'al niet merkt, dat hjj zich verspreekt of zonderlinge beeldspraak gebruikt. De lieer Lou de Visser, de eenige com munist in ons parlement trouwens een vlot redenaar wond zich laatst op, toon hij bet had over de ministeries van' Oorlog -en Marine, die- hij de organen van de „natte e-n droge ruzie" noemde, -en wild-ei, nadat hij de Kamer reeds met talrijke stemmingen had vermoeid, opeens edelaardig worden en gaf den voorzitter in overweging me-t „staan en opzitten'-' te stemmen. De sociaal-democratische afgevaardigde C-ram-er deed laatst denken aan den on- steifelijken zich-versprekenden Borgesius, die bijv. altijd- sprak o.a. van den heer „Henk Sno-eckemans", toen hij verklaarde; „Ik zal mij met diet vlij hopen". En even daarna verklaarde- hij toe-: „Ik verkeer in blijde verwachting, -meneer de voor zitter". i Soms heb ik wel do gedachte, dat een afgevaardigde zich wel eens met opzet kras uitdrukt. Zoto was laatst in onze West -eie-n voor de Katholieken zeer slech te regeling getroffen. De regeering bracht nu ©e-n betere. Maar de Katholieke af gevaardigde Van Vuuren was het met dat hetere heelemaal niet eens en verklaarde gedurfd; „Ik heb mij nog nooit met een doojera iriusch blij ge-maakt'!" Later maak te iiij het -eens al te kras, toen hij het had over de „weeldebelasting, het kindekei, dat vóór zijn geboorte, als beeld schoon werd geprezen." De voorzitter van de Eerste Kamer deld-c laatst gemoedelijk mede/dat senator deelde laats! gemoedelijk mede, dat senator te zijn wegens verhindering". Eén booz-e to-ngstruike-ling maakte laatst de antirevolutionaire heer Heemskerk, die verklaarde: „Er zijn me-nschen, dia het Rijk verlaten, om de ontlasting te ontdui ken". En de- half communistische sociaal-dc- mocraat Stenhuis betitelde ons,' reartion- nairen, laatst als „teirugdruk'kers". De- heer Van Gijn van den Vrijheids bond riep met pathos uit: „De minister van Financiën is de gc-ïncarnoerde schat kist 1" De socialist Vliegen verklaarde -met na druk: „Je kan niet plotseling vijf en zes tig jaar worden!" De hete-r Möller van de Staatspartij ver ontwaardigde zich: „Ik wil dien schijn beslist van mij afwerpen 1" Lou de Visser wilde eens theologisch spreken en riep uit: „Bij den R,K. Hei ligen St.-Jutteimis zien wij eikander wel terug." Een n i e u w e m ij n s I- re ek i n G e 1 d e 1 a n cl. 't Is al weer geruimen tijd geleden, dat in cl© pers berichten werden gepubliceerd omtrent een belangrijke ont dekking in den omtrek van Winterswijk, Volgens die berichten zou er ontdekt zijn, dat het uitgestrekte gebied aldaar aard olie en steenkool zou bevatten. Intusschen zijn vele maanden verloo- pen, zonder dat er verder iets omtrent deze ontdekking werd vernomen. Blijkens onze dezer dagen ingestelde informaties heeft do 'Nederlandsche Mij. tot liot verrichten van Mijnbouwkundige Werken zich ervoor gespannen, om té onderzoeken of inderdaad de gebieden in dp gemeenten Winterswijk, Lich tenvoorde, Groenlo en Eiber-gen aard olie en steenkool zoowel als steenzout bevatten. Reeds sinds eind Maart worden op vijf verschillende plaatsen in de genoemde gemeenten boringen verricht. Groote kostbare torens zijn daar opgesteld en dag en nacht wordt er gewerkt. -Na elke 24 uur zijn de boren weer 3 a 4 Meter dieper in cle aarde gezonken en zoo zijn er al plaatsen, waar de boren circa 500 Meter diep in den: grond zitten. De in houd wordt dagelijks door deskundigen onderzocht en algemeen is de verwach ting, dat het mijnveld in deze streek, hé-twelk za.l worden aangeduid met don naam „Gelria" nog eens „rijke vruch ten" zal afwerpen. D-e -genoemde Maatschappij; toch heeft reeds groote kapitalen aan de proefnemin- Reid, terwijl zij de meisjes even op de wang kuste en hunne handen hartelijk schudde. „Ik dacht, dat het beter was, maar op deze wijze kenniste maken. Laat mij u beiden eens goed aanzien en beproe ven uw namen te raden; dit moet Dorothy zijn, donk ik, volgens de beschrijving uwer moeder. En, zeker" zich tot Mary wen dende en haar vriendelijk gelaat zeer van nabij beschouwende „dit moet tante Mary zijn, die ieders rechterhand is, en die nooit aan zichzelve denkt. Gij ziet dus, dat ik een goed gelaatkundige ben; ik ga af oi3 hetgeen Maurice zeide en die zal het toch zeker wel weten." „Daar ben ik nog zoo zeker niet van; broeders zijn dikwijls partijdig," bracht Mary hier tegen" in, terwijl zij bloosde. „Zijl..ge er zoo zekér van, Mrs Reid? Als ik nu toch eens Dorothy Maynard was." „Neen, neen, dit is het echte penninkske der weduwe Margarets ooilam," ant woordde Mrs Reid, droevig glimlachend; en weer legde zij haar hand vriendelijk op den schouder van het meisje. „Het was wel vriendelijk van haar u een tijdje aan mij af te staan, hoewel ik gehoopt had, dat zij zelve mede zou zijn gekomen. Maar ik begrijp dat alles best de vriendschappe lijke gevoelens houclen niet op na verloop van tijd, God zij gedankt! Gij zijt hartelijk welkom! Het is zeer vriendelijk van u, dat gen ten koste gelegd. Men deelde 'ons mede, dat aan het in dienst zijnd per soneel reeds f 2000 per week aan sala rissen wordt uitbetaald. Voegt men daarbij de niet onaanzienlijke som, welke aan de aanschaffing van de „boortorens" besteed is, dan laat bel zich be-grijpen, dat er alleszins grond is voor hooggespannen verwaclitin-gen. Op het oogenblik slaan de zaken er al dus voor „De Nederlandsche Mij. tot het ver richten va.n Mijnbouwkundige Werken heeft met cle Amsterdamsche bankiers, do heeren Hope en Co. een aanvraag om concessie gedaan voor de ontginning van steenkool, steenzout en aardolie in een mijnveld, aan te duiden met den naam „Gelria" en gelegen in de gemeenten Win terswijk, Lichtenvoorde, Groenlo en Eiber gen (provincie Gelderland). Het bedoeld mijnveld, waarvan liet grondplan getee- lcend is en bij de concessie-aanvraag is overgelegd, beslaat een oppervlakte van 12.000 H.A. Intusschen heeft meergenoemde maat schappij reeds in Groenlo een huis ge kocht, om daarin voorloopig het kantoor te vestigen en bovendien heeft zij: een terrein aangekocht, waarop een fabriekje zal worden gebouwd, met het doel daarin de reparaties van de onderdeelen der boor torens te verrichten. En zoo treft men maar steeds voorbe reidingen in de verwachting, dat binnen niet a.l te langen lijd een nieuwe mijn streek aan duizenden Nederlandsche ar beiders den kost zal kunnen geven en ons land zal leveren de kostbare aardolie, steenzout en misschien ook do gaskolen, die wij tot dasver uit Duitschland moes ten betrekken. (V.D.) Drankwetcommissie s. Rij de herziening de." Drankwet in 1904 is de mogelijkheid geopend in een gemeen te een Commissie van A.dvies voor de toe passing van de Drankwet in te stellen. Het aantal gemeenten dat tot cle instelling' van een zoodanigo Commissie is overgegaan, is tot nog toe slechts gering. Van de groote steden is het, voor «zoover ons bekend is, alleen Arnhem dat een Drankwetcommis sie rijk is. Over die Arnhemsche Commissie, welke bestaat uit den Vice-President der Recht bank als Voorzitter, een paar Raadsleden, een paar vergunninghouders, den Inspec teur der Volksgezondheid en een feeraar aan het Gymnasium, doet de lieer Van Munster in de „Getuige" eenige mededee- lingen. De resultaten van het eerste jaar werken acht hij niet onbelangrijk. Het vol gende deelt hij ervaii mede: „Zoo werden de buitenwegen van do stad beschermd tegen de vestiging van vergunningen en op haar advies werd door den Raad besloten het maximum ge- lal vergunningen stelselmatig te doen ver minderen door uitsterven van cle vergun ninghouders en hunne weduwen. Na deze bepaling en de bepaling van den Rijkswetgever omtrent de eisclien, ge steld aan de logementen, trachtte men de wet ie ontduiken door ongelimiteerd ver lof te vragen tot den verkoop van alcohol houdende dranken andere clan sterke dranken. De logementhouder, wiens inrichting niet voldeed aan de eisclien omtrent lucht, licht en ruimte, die derhalve gevaar liep, dat zijn lugubete gelegenheid, meestal broeinest van ontucht, zou komen te ver vallen, vroeg verlof aan. En hetzelfde ge schiedde door menschen, voor wie het ver krijgen van vergunningen was uitgeslo ten'.' De commissie heeft dit voorzien en ge adviseerd door het stellen van hooge eisclien aan de oppervlakte voor verlofge legenheden, het verkrijgen vandergelijke verloven onmogelijk te maken. „De Raad, die deze bepaling op advies vaststelde, heeft gezien, dat de groote ver mindering van aanvragen tot verlof heel wat ongerechtigheden reecis kunnen voor komen. Maar bovendien adviseerde de commissie bij herhaling, verloven in te trekken, waar dispensatie voor vrouwe lijke bediening was verstrekt en waar bleek, dat door die dispensatie clandestie ne huizen van ontucht waren ontstaan. Het dient erkend, dat de burgemeester loyaal dergelijke adviezen opvatte en zijn medewerking verleende. Zoo kwamen ver schillende zeer beruchte liuizen van on tucht gedurende het jaar va.n het bestaan der commissie te vervallen. gij gekomen zijt; 'tis lang geleden, dat ijk twee zulke vroolijke, jonge gezichten in mijn huis zag." „Ik zou denken, dat het vriendelijk van u was, -ons te willen ontvangen. Gij moet ons niet bedanken, dat wij wilden komen", viel Dollie op haar hartstochtelijke wijze in, en werd to-en plotseling verlegen. Mrs Reid antwoordde slechts, met een harer flauwe glimlachjes, en warmde haar ma gere handen bij het vuur, terwijl zij hen onderzoekend aanzag, waardoor Dollie zich niet op haar gemak voelde. Mary scheen het niet op te merken. Zij' trok slechts nog een armstoel bij het vuur en verzocht hare gastvrouw daarin plaats te nemen. „Laat ik u niet hinderen; gij waart zoo zo-o gezellig aan het praten, dat ik u niet gaarne wilde storen. Maar, als ik eenige ©ogenblikken bij u mag blijven maar- lang kan ik Charlotte niet laten wach ten"; en to-en leunde zij eenigszins ver moeid in den stoel en verzonk in ge peins. Dollie beantwoordde haar onderzoeken den blik met belang stelling; onwillekeurig had zjj zich een ideaal gevormd van haar j-onge tante Isabel, welke hare moe der haar had beschreven. Zeker zo-u zij o-ud -en afgeleefd zijn, maar to-cTi nog schoon; -die soort van schoone madonna- Er n s t i g e misstanden. Ds O. L. v. d. Veen, doopsgezind pre dikant te Wieringen, schrijft in de bladen het volgende over wantoestanden, do thans onder de Zuiderzee-arbeiders heer- sclien IVat is lieL geval? De aannemers van (li- werken nemen niet zelf hun werkvolk in dienst, maar maken een accoord met er- z.g.. putbaas, dat hij hun zooveel man lew ren zal. Tot zoover gaat alles nog goed. Maardie putbaas is tevens keetbaa' Hij zorgt dus dat zijn arbeiders in een keol. worden ondergebracht en als cantineho.i der levert hij ook spijs en drank. Nu li bet euvel voor clo hand. Spaarzame, nette arbeiders kan de keetbaas niet gebruiken. Indertijd werden, naar ik vernam, zelf: een paar arbeiders ontslagen, omdat ze geheel onthouders waren. De keetbaus hoeft er belang bij, dat zijn menschen di - zooveel mogelijk geld verteren. Vooral do alcohol speelt hier een groote rol. De politie vertelde mij, dat bij een keetbaa die hier tot voor korten tijd woonde, nagenoeg geen enkele fatsoenlijke kerel in de kost was. Er waren er bij mei heel wat vonnissen achter den rug. De keotbaas heeft do macht en terroi i soert de arbeiders. Hij betaalt het loon uil, on geeft voorschotten. Het gebeurt wol, dat een arbeider op het eind van de week, niets in handen krijgt, omdat zijn schuld grooter is dan liet te vorderen loon. Do koetbaas krijgt van verschillende leveran ciers 10 pet. Korting. Maar dal is nog ni -l genoeg: de arbeiders betalen in de keeter. Iiooger prijzen voor de levensmiddelen dan in de winkels op Wieringen worden ge vraagd. En'dat bij loonen, die in eon goede week f22 bedragen, maar in een mis- week (met regendagen) soms dalen tot f 15. Het be-hoeft geen betoog, dat de Wierin- ger bevolking bevreesd en bezorgd is. Reeds meermalen hebben op Zondagavond op den v-erbindingsdijk aanrandingen plaats g-evond-ein door -dronken polder, jongens. En, zooals go weet, heeft Zater dagavond j.l. eem bloedige vechtpartij plaats gehad, waarbij één persoon ge-docd word en eenige andere gewond. Dat zal nog wel do laatste doode niet zijn, waar hier zooveie-l slechte elementen ro-ndloopeo e-n dei beste drinkers de eerste plaatsen innemen. Wë-1 kan er natuurlijk door d-'1 aannemers zelf veel invloed worden uil- geoefend, en -dat geschiedt ook bij som migen. Maar dei fout zit in het stelsel: Do putbaas moet ge-en keetbaas zijn. Men late de- arbeiders zejf hun verzorger aan stellen, die dan in -dienst van het werk volk staat, zoo-dat bij -ev-eintue-ele omgio. schikth-eid niet het werkvolk wordt ont slagen, maar dei ongeschikte keetverzor-gee zelf. Alleien wanneer dit gescluedl, zal hier aan de wantoestanden een einde -komen en deze moderne slavernij worden opge heven. Dan krijgen dei nette arbeiders hur kans en gebeurt het niet meer, dat deze zich afgeschrikt vou-le-n, zoo-als een me verfceldo, omdat hij het in dien „zwijnen stal" niet langc-r kon uithouden. Dergelijke wantoestanden kunnen toch niet getolereerd worden. Hier moet ook de Regeering ingrijpen Tienjarig bestaan van „Hippos". (Slot.) En in Frankrijk mo-et de oude- trouwe klepper nog trekken aan den dalenden frank. D-e tractor zal het paard in de landbouwbedrijven zeker niet vervangen, want er is daarvoor hier te- veel klein bedrijf. Zelfs de- groot-bedrijven o-p Jav. gebruiken geen machinale trekkracht. Jn Duitschland heeft mén 10.000 tractorer tegen 4 millioen paarden. En zelfs in Amerika, het land van de auto heef! m-en 28.000.000 paard-en -e-n nog geeo 1-0 pet. daarvan aan tractoren. Ra nog -eens uitvoerig gewezen t.e he1 ben op do z.i. overdreven voorstellingen in do reclame- voor gebruik van motor- i -enz., zeide spr. dat de kosten moeten blijven beneden den productieprijs. Nog wijst spr. op de vole ongelukken ten gevol. ge van, autotractiei -e-n eindigt met een ge dicht van Guido Geze-lle-, waarin deze lof uit over het, paard. De h-c-e-r J. F. Vermeulen directeur van gezichten worden nooit alledaagsch. D-e geestdrift van 'het meisje werd ech ter geschokt -door de werkelijkheid. Op merkzamer o-ogen zouden nog de sporen eener groote schoonheid opgemerkt heb .ben in -de regelmatige trekken; maar Dol lie's weinige -ondervinding bespeurde al leen -den ziekelijken, ouden trek en Tiet -grijze haar. „Tante Reid ziet er zoo zonderling uit. als ik nog ooit ieman-d zag", schreef Dol lie -den volgenden dag aan hare moeder: „ik ben overtuigd, dat gij haar niet zou. herkenn-en; en hare vreemde wijze .van zich te kleoden verhoogt n-og het zon derlinge van haar voorkomen. Charlotte zegt, -dat zij zomers en 's winters gelij gekleed Is; zij draagt altijd dezelfde zwarte, sluitende jap-on, 's morgens en 's avonds, met zwarte kant op vreemde wijze om -den hals geplooid n-ergenr is een stipje wit te bespeuren, zelfs geen enkel versiersel,, behalve haar trouwring, -en toch is zij zoo rijk I Stel u voor, al d,il zwart met geen enkele afwisseling dafi haar bleek gelaat en grijs haar. Mary r ik hebben nog nooit te voren zulk haar gezien, zoo dik en zilverachtig!" I 1 i h I '"i (Wordt veawolgd-.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1926 | | pagina 5