>VEN
Piano's MARy ST JOHN
Sddelburg
d verzonden,
en.
PELBUR6'
MH*«
jdelbobe
OBZEEIJW
"fWÜpi~iLAP.
huwelijk en echtscheiding.
FEUILLETON.
uziekhandel
ZOOM
el „De Koren-
S.
uw, Handel
Bifiiealani
Land' en Tuiiifsoiiw.
TAN
ZATERDAG 24 JULI 1926, No. 248.
De Nieuwe Leidsche schrijft:
De Telegraaf geeft reeds geruimeri Lijd
aan verschillende vooraanstaande man
nen en vrouwen gelegenheid om over
echtscheiding hun meening te zeggen
Wij gaan nu niet in op de aanleiding
tot liet openen van deze rubriek. Even
min lust het ons om een soort van revue
daaruit samen te stellen. Wij willen er
alleen op wijzen, dat over het algemeen
deze artikelen in ernstigen toon gehou
den worden. Enkele ook al zijn we
met de strekking het niet geheel eens
zijn zelfs zeer lezenswaard.
'Zoo heeft deze week mevr. Liglhart-
Lion Cachet een beschouwing gegeven,
welke tot deze soort behoort.
Na een overzicht gegeven te hebben
over de materieel* zaken, waaruit zoo
menige echtscheiding voortkomt, zegt ze:
En zoo zijn er, om met den dichter
van het Hooglied te spreken, „vele vos
sen, clie den wijngaard verderven". Vroe
ger waren er weinigen maar thans zijn ze
zoo talrijk en tegelijk zoo driest in hun
optreden, dat er haast niet tegen te strij
den is.
En toch is dat plicht. Wie onbevooroor
deeld den toestand beschouwen kan,
moet wel tot de erkenning komen, dal
de steeds toenemende echtscheidingen
onze maatschappij ontwrichten en daarom
een groot kwaad zijn. Het is wel waar wat
de verdedigers van een gemakkelijke ech t-
schekling ons tegenwerpen, dat het beter
js te scheiden dan elkander te gaan haten
ook, 'dat wat niet samenpast, heter uit
elkaar kan gaan dan gedwongen samen
te blijven, maar niettemin blijft dat tel
kens uiteengaan van gezinnen een ernstig
nadeel voor de samenleving. Heel wat
leed en ellende gan telkens aan een schei
ding vooraf en de opgroeiende kinderen,
die er in betrokken zjjn, maken heel
wat spanningen door vóór het zoover
komt, eh moeten ten slotte, of hun vader
of hun moeder derven en komen in. ieder
geval schromelijk tekort.
Ik geloof dan ook beslist, dat wie het
we lmeent met de maatschappij (en dat
beweren we immers allen te doen) mee
moet werken om echtscheidingen zoo
veel mogelijk tegen te gaan."
Zij zoekt de oorzaak van dit- kwaad
in den zelfzuchtigen aard van man en
vrouw en wekt op om die zelfzucht door
zelfverloochening te overwinnen.
„Nu is dat niet gemakkelijk, zoo be
toogt mevr. L., en het schijnt een bela
chelijke raad, Maar als men eens bedenkt
hoe lang yve nu al met z'n allen toege
geven hebben aan onze zelfzucht, en er
niet gelukkiger maar integendeel steeds
onbevredigder door geworden zijn, is het
zoo kwaad niet. We konden het in ieder
geval eens beproeven. En niemand zal
ontkennen, dat we er zedelijk sterker door
■zouden worden, en ten slotte ook ge
lukkiger. Zou de man, die ter wille van
de vrouw die hij eens gekozen had, de
verzoeking weerstond, al kostte dit hem
- veel strijd, biet veel nobeler zijn clan hij,
die zwak en laf toegaf aan de bekoring?
De vrouw -die zichzelf overwon ter wille
van de eens beloofde trouw, ïiiet edeler
zijn dan zij die baar plicht verzaakte?
Christus gaf eens aan zijn jongeren een
eenvoudig gebod: „Wat gij wilt, dat U
de m-enschen doen, doe gij bun dat des
gelijks". Als wij allen eens ernst maakten
met bet, opvolgen van dit redelijke gebod,
zouden we dan niet veel verder komen?
En zoud-en de echtscheidingen dan diet
vanzelf verminderen, omdat men elkander
tegemoetkomende, elkander bet-er begrij
pen leerde en meer leerde liefhebben?"
Ongetwijfeld moet het dien weg op.
Gelukkig dat God in zijn aigem-eene ge
nade nog het kwade in den" mensch tem
pert en zelfzucht wil omzetten in zelf
verloochening. Maar toch is dat niet de-
weg waarlangs we de oplossing mogen
verwachten. Neen, men moet er toe ko
men om het gebod redelijk te vinden
omdat liet. goddelijk is.. Alleen in dien
weg is gelieele gehoorzaamheid mogelijk.
TTit hfvf TïïncrpJ «fih
E 43.500.000
Uit het Engelsch.
19) _o-
„Zij zijn heerlijk," stemden de meisjes
eenparig in. En inderdaad hadden beide
kamers een gezellig, gemakkelijk aanzien
met hun donkere gewreven vloeren en
bonte karpetten, hun witte bedden, die er
aanlokkelijk uitzagen, en hun openstaande
ramen met paarsch en witte gordijnen;
terwijl voor eiken haard een kleine roode
kanapé en ronde tafel stonden.
in den haard brandde een heerlijk
vuurtje; op het ronde tafeltje stond een
Kotiieservies on Romany had twee arm
stoelen aangeschoven; de groote kaarsen
verspreidden een zacht licht; een zwart
leienvel lag voor den haard uitgespreid;
"et donkerblauwe porselein en de glans
an het zilver verhoogden de -gezelligheid
vn!1 fi yertrek- Dollie's gelaat straalde
I van voldoening, toen zij alles zag.
rin„r> Zi°u ,^ane'- dit alles heerlijk vin-
zucbtte Mary, die nooit geheel van
ml. f^ttlgs k°n genieten, tenzij zij dat
d deelde. „Zij placht mij altijd
teel <3f a tlllgen te beschrijven. Het kas-
öt. Auhert was een soort aardsch pa-
Helaas echter dat ook geheel andere
g-eluiden in die artikelen gehoord worden.
Kort geleden heeft de beken-de Mr L.
van Gigch een v-oorloopige beschouwing
gegeven. Aan het slot daarvan kon-digi
hij aan een verhandeling over liet zodelijk-
heidsgevaar in de toenemen-de anti-echt*
sclieidingsinriclitin-g. Hij vindt dat hef
m-o-de wordt om dezen tijd in liet algemeen
e-n -de echtscheiding in het bijzonder, ver
derfelijk te vinden. Daarom komt hij daar
tegen -op.
„Juist de gr-o-ote eenstemmigheid, zegt
hij, waarmede de toeneming van het aan
tal .echtscheidingen wordt afgekeurd en
stelling gek-ozen wordt tegen een gemak
kelijk te verkrijgen huwelijks-ontbinding-,
bewijst -dat er een mode is of liever op
komst is.
Echtscheiding was in vroeger jaren zeg
gen wij nog in de eerste helft der 19e
eeuw een uitzondering; iets dat in fat
soenlijk gezelschap niét voorkwam. Daar
na hebben de m-eeningen een wijziging
ondergaan. De vondst, dat door een. sim
pele erkenning van overspel een 'echt
scheiding bij onderling goedvinden kan
verkregen worden, was niet de oorzaak
der toeneming, docli bleek i-n een behoefte
te voorzien. Tienlallen jaren heeft men
daartegen geen pr-o-l-est gehoord. Tot de
laatste jaren weer een omkeer kwam.
Ik heb enkele weken geleden er reerls
op gewezen, dat ook in de juridische we
reld m-ode heersclit en de plotselinge aan
val -op dit wettelijk gebruik niet zonder
gevaar was. De thans gehouden epquete
bewijst de juistheid van die vrees. Slechts
schijnt -de rumor in'de'jurist-enwereM een
symptoom te zijn van een algemeener
strooming.
T-o-ch is d-eze schijnbare eenstemmigheid
allerminst e-en bewijs, dat er een alge
meen-aanvaarde opinie op dit punt is."
N-een helaas een algemeen aanvaarde
opinie is er niet.
Maar wel mogen we dankbaar fijn,
dat heel veel jilristen niet meer goed
praten de het rechtsgevoel en de eer
lijkheid kwetsende, wijl leugenachtige be
schuldiging en erkenning van overspel om
daardoor bij onderling goedvinden echt
scheiding te verkrijgen.
Gelukkig ook zijn er zeer velen, die
tegenover de bewering van den lieer van
Gig-cb erkennen, dat die vondst w e 1 het
g-etal echtscheidingen heeft -doen toene
men en -dat van Overheidswege in elk
geval die leugenachtige rechtsgrond ko-me
te overvallen.
Wij «eggen met wijlen Prof. Bavinck:
misschien zal de Wetgever, evenals cle
Heere zelf -onder Israël' deed, altoos wel
rekening moeten houden met diep inge
worteld e verd orvenheid.
V-oor wie niet buigt voor de wet des
H-eeren: Gij zult niet echtbreken; wie
dit gebod achterstelt bij het: Gij zult
niet doodslaan, of het: Qij zult niet'stelen,
vo-o-r hem kan ook niet gelden het verbod
om voor den Rechter niet met leugens te
komen. Maar wel moet die Rechter een
middel hebben -o-m wanneer hij in ge-
moede van de leugenachtigheid overtuigd
is, nader bewijs te vorderen.
D-at is niet nu noo-dig omdat het mode
wordt tegen de echtscheidingen te ge
tuigen, neen, -dat is eisch van het recht
zelf. Het recht, dat Gods is.
Maar ook, doch dat is van tweede orde,
omdat velen da nmisscliien van de schei
ding worden teruggehouden.
Parlementaire beeldspraak.
Aan e-en vaoantie-beschouwing van den
parlementairen redacteur van „De Tijd"
is het volgende ontleend:
E-r worden in dei beide Kamers der
N-c-do-rlandsche volksveitegenwoord iging
lang zulke- grootei enormiteiten niet meer
gedebiteerd- als vroeger. Koeien van
be-eldspraakmonstra als bijvoorbeeld: „Do
kunstmest is dei reddende engel, waarop
de landbouw drijft" komen zoo goed als
ni-et moer voor. Zelfs een man als Rraat
beeft ge-leerd, zulke gekkigheden te ver
mijden.
De oogst van versprekingen, vergissin
gen -e-n verkeerde beeldspraak was in
d-e afgeloope-n periode dan ook vrij
schraal. Vete dinge-n hoor je natuurlijk
niet. Ei' zal w-e-1 moer ongerechtigheid
tegen de taal begaan zijn.
Ik heb nu -ein dan iets opgeteekend.
Me-n zal er vriendelijk om glimlachen.
Op de .eerste plaats 'degene, die liet heeft
radijs voor die arme Janet."
„Waarom zucht ge altijd, als ge over
Mrs St. John spreekt?" vroeg Dollie
eenigszins verwonderd. Zij leunde behage-
lijk achterover in de kussens; baar voetje
rustte op liet haardkleedje; beide meisjes
hadden hun donkere reisjaponnen nog
aan; Dollie's slanke gestalte en blond haar
kwamen er goed in uit. Mary was meer
gezet en niet hijzonder schoon gevormd,
maar zij zag er frisch en door en door En
gelsch uit.
„Stil!" viel Mary haar behoedzaam in
de rede, „ik meende in de aangrenzende
kamer voetstappen te hooren. Men nioet
op een vreemde plaats wat oppassen."
„Onzin, het is Romany maar, die onze
koffers uitpakt," antwoordde de trage
Dollie. „Als ik thuis ben doet moeder al
die dingen voor mij. Het moet wel erg
vervelend zijn, om alles zelf te moeten
doen, zooals gij, Mary!"
Mary lachte, maar antwoordde niet en
het volgend oogenblik werd er zacht op de
deur geklopt, en op Mary's vroolijk „bin
nen" kwam een lange, grijze dame bijna
onhoorbaar bet vertrek in.
Dollie stond verschrikt op, maar Mary
glimlachte slechts en scheen in het geheel
niet ontsteld door de plotselinge verschij
ning van haar gastvrouw.
„Goedenavond, kinderen," zeide Mrs
gezegd, want -dat is natuurlijk de waar
heid, dat do zondaar zelf het in het
vuur van zijn red-a he-el ema'al niet merkt,
dat hjj zich verspreekt of zonderlinge
beeldspraak gebruikt.
De lieer Lou de Visser, de eenige com
munist in ons parlement trouwens een
vlot redenaar wond zich laatst op,
toon hij bet had over de ministeries van'
Oorlog -en Marine, die- hij de organen
van de „natte e-n droge ruzie" noemde,
-en wild-ei, nadat hij de Kamer reeds met
talrijke stemmingen had vermoeid, opeens
edelaardig worden en gaf den voorzitter
in overweging me-t „staan en opzitten'-'
te stemmen.
De sociaal-democratische afgevaardigde
C-ram-er deed laatst denken aan den on-
steifelijken zich-versprekenden Borgesius,
die bijv. altijd- sprak o.a. van den heer
„Henk Sno-eckemans", toen hij verklaarde;
„Ik zal mij met diet vlij hopen". En even
daarna verklaarde- hij toe-: „Ik verkeer
in blijde verwachting, -meneer de voor
zitter". i
Soms heb ik wel do gedachte, dat een
afgevaardigde zich wel eens met opzet
kras uitdrukt. Zoto was laatst in onze
West -eie-n voor de Katholieken zeer slech
te regeling getroffen. De regeering bracht
nu ©e-n betere. Maar de Katholieke af
gevaardigde Van Vuuren was het met dat
hetere heelemaal niet eens en verklaarde
gedurfd; „Ik heb mij nog nooit met een
doojera iriusch blij ge-maakt'!" Later maak
te iiij het -eens al te kras, toen hij
het had over de „weeldebelasting, het
kindekei, dat vóór zijn geboorte, als beeld
schoon werd geprezen."
De voorzitter van de Eerste Kamer
deld-c laatst gemoedelijk mede/dat senator
deelde laats! gemoedelijk mede, dat senator
te zijn wegens verhindering".
Eén booz-e to-ngstruike-ling maakte laatst
de antirevolutionaire heer Heemskerk, die
verklaarde: „Er zijn me-nschen, dia het
Rijk verlaten, om de ontlasting te ontdui
ken".
En de- half communistische sociaal-dc-
mocraat Stenhuis betitelde ons,' reartion-
nairen, laatst als „teirugdruk'kers".
De- heer Van Gijn van den Vrijheids
bond riep met pathos uit: „De minister
van Financiën is de gc-ïncarnoerde schat
kist 1"
De socialist Vliegen verklaarde -met na
druk: „Je kan niet plotseling vijf en zes
tig jaar worden!"
De hete-r Möller van de Staatspartij ver
ontwaardigde zich: „Ik wil dien schijn
beslist van mij afwerpen 1"
Lou de Visser wilde eens theologisch
spreken en riep uit: „Bij den R,K. Hei
ligen St.-Jutteimis zien wij eikander wel
terug."
Een n i e u w e m ij n s I- re ek i n
G e 1 d e 1 a n cl.
't Is al weer geruimen tijd geleden,
dat in cl© pers berichten werden
gepubliceerd omtrent een belangrijke ont
dekking in den omtrek van Winterswijk,
Volgens die berichten zou er ontdekt zijn,
dat het uitgestrekte gebied aldaar aard
olie en steenkool zou bevatten.
Intusschen zijn vele maanden verloo-
pen, zonder dat er verder iets omtrent
deze ontdekking werd vernomen.
Blijkens onze dezer dagen ingestelde
informaties heeft do 'Nederlandsche Mij.
tot liot verrichten van Mijnbouwkundige
Werken zich ervoor gespannen, om té
onderzoeken of inderdaad de gebieden
in dp gemeenten Winterswijk, Lich
tenvoorde, Groenlo en Eiber-gen aard
olie en steenkool zoowel als steenzout
bevatten.
Reeds sinds eind Maart worden op vijf
verschillende plaatsen in de genoemde
gemeenten boringen verricht. Groote
kostbare torens zijn daar opgesteld en
dag en nacht wordt er gewerkt. -Na elke
24 uur zijn de boren weer 3 a 4 Meter
dieper in cle aarde gezonken en zoo zijn er
al plaatsen, waar de boren circa 500
Meter diep in den: grond zitten. De in
houd wordt dagelijks door deskundigen
onderzocht en algemeen is de verwach
ting, dat het mijnveld in deze streek,
hé-twelk za.l worden aangeduid met don
naam „Gelria" nog eens „rijke vruch
ten" zal afwerpen.
D-e -genoemde Maatschappij; toch heeft
reeds groote kapitalen aan de proefnemin-
Reid, terwijl zij de meisjes even op de
wang kuste en hunne handen hartelijk
schudde. „Ik dacht, dat het beter was,
maar op deze wijze kenniste maken. Laat
mij u beiden eens goed aanzien en beproe
ven uw namen te raden; dit moet Dorothy
zijn, donk ik, volgens de beschrijving uwer
moeder. En, zeker" zich tot Mary wen
dende en haar vriendelijk gelaat zeer van
nabij beschouwende „dit moet tante
Mary zijn, die ieders rechterhand is, en
die nooit aan zichzelve denkt. Gij ziet dus,
dat ik een goed gelaatkundige ben; ik ga
af oi3 hetgeen Maurice zeide en die zal
het toch zeker wel weten."
„Daar ben ik nog zoo zeker niet van;
broeders zijn dikwijls partijdig," bracht
Mary hier tegen" in, terwijl zij bloosde.
„Zijl..ge er zoo zekér van, Mrs Reid? Als
ik nu toch eens Dorothy Maynard was."
„Neen, neen, dit is het echte penninkske
der weduwe Margarets ooilam," ant
woordde Mrs Reid, droevig glimlachend;
en weer legde zij haar hand vriendelijk
op den schouder van het meisje. „Het was
wel vriendelijk van haar u een tijdje aan
mij af te staan, hoewel ik gehoopt had, dat
zij zelve mede zou zijn gekomen. Maar ik
begrijp dat alles best de vriendschappe
lijke gevoelens houclen niet op na verloop
van tijd, God zij gedankt! Gij zijt hartelijk
welkom! Het is zeer vriendelijk van u, dat
gen ten koste gelegd. Men deelde 'ons
mede, dat aan het in dienst zijnd per
soneel reeds f 2000 per week aan sala
rissen wordt uitbetaald.
Voegt men daarbij de niet onaanzienlijke
som, welke aan de aanschaffing van de
„boortorens" besteed is, dan laat bel zich
be-grijpen, dat er alleszins grond is voor
hooggespannen verwaclitin-gen.
Op het oogenblik slaan de zaken er al
dus voor
„De Nederlandsche Mij. tot het ver
richten va.n Mijnbouwkundige Werken
heeft met cle Amsterdamsche bankiers,
do heeren Hope en Co. een aanvraag om
concessie gedaan voor de ontginning van
steenkool, steenzout en aardolie in een
mijnveld, aan te duiden met den naam
„Gelria" en gelegen in de gemeenten Win
terswijk, Lichtenvoorde, Groenlo en Eiber
gen (provincie Gelderland). Het bedoeld
mijnveld, waarvan liet grondplan getee-
lcend is en bij de concessie-aanvraag is
overgelegd, beslaat een oppervlakte van
12.000 H.A.
Intusschen heeft meergenoemde maat
schappij reeds in Groenlo een huis ge
kocht, om daarin voorloopig het kantoor
te vestigen en bovendien heeft zij: een
terrein aangekocht, waarop een fabriekje
zal worden gebouwd, met het doel daarin
de reparaties van de onderdeelen der boor
torens te verrichten.
En zoo treft men maar steeds voorbe
reidingen in de verwachting, dat binnen
niet a.l te langen lijd een nieuwe mijn
streek aan duizenden Nederlandsche ar
beiders den kost zal kunnen geven en ons
land zal leveren de kostbare aardolie,
steenzout en misschien ook do gaskolen,
die wij tot dasver uit Duitschland moes
ten betrekken. (V.D.)
Drankwetcommissie s.
Rij de herziening de." Drankwet in 1904
is de mogelijkheid geopend in een gemeen
te een Commissie van A.dvies voor de toe
passing van de Drankwet in te stellen. Het
aantal gemeenten dat tot cle instelling' van
een zoodanigo Commissie is overgegaan, is
tot nog toe slechts gering. Van de groote
steden is het, voor «zoover ons bekend is,
alleen Arnhem dat een Drankwetcommis
sie rijk is.
Over die Arnhemsche Commissie, welke
bestaat uit den Vice-President der Recht
bank als Voorzitter, een paar Raadsleden,
een paar vergunninghouders, den Inspec
teur der Volksgezondheid en een feeraar
aan het Gymnasium, doet de lieer Van
Munster in de „Getuige" eenige mededee-
lingen. De resultaten van het eerste jaar
werken acht hij niet onbelangrijk. Het vol
gende deelt hij ervaii mede:
„Zoo werden de buitenwegen van do
stad beschermd tegen de vestiging van
vergunningen en op haar advies werd
door den Raad besloten het maximum ge-
lal vergunningen stelselmatig te doen ver
minderen door uitsterven van cle vergun
ninghouders en hunne weduwen.
Na deze bepaling en de bepaling van
den Rijkswetgever omtrent de eisclien, ge
steld aan de logementen, trachtte men de
wet ie ontduiken door ongelimiteerd ver
lof te vragen tot den verkoop van alcohol
houdende dranken andere clan sterke
dranken.
De logementhouder, wiens inrichting
niet voldeed aan de eisclien omtrent lucht,
licht en ruimte, die derhalve gevaar liep,
dat zijn lugubete gelegenheid, meestal
broeinest van ontucht, zou komen te ver
vallen, vroeg verlof aan. En hetzelfde ge
schiedde door menschen, voor wie het ver
krijgen van vergunningen was uitgeslo
ten'.'
De commissie heeft dit voorzien en ge
adviseerd door het stellen van hooge
eisclien aan de oppervlakte voor verlofge
legenheden, het verkrijgen vandergelijke
verloven onmogelijk te maken.
„De Raad, die deze bepaling op advies
vaststelde, heeft gezien, dat de groote ver
mindering van aanvragen tot verlof heel
wat ongerechtigheden reecis kunnen voor
komen. Maar bovendien adviseerde de
commissie bij herhaling, verloven in te
trekken, waar dispensatie voor vrouwe
lijke bediening was verstrekt en waar
bleek, dat door die dispensatie clandestie
ne huizen van ontucht waren ontstaan.
Het dient erkend, dat de burgemeester
loyaal dergelijke adviezen opvatte en zijn
medewerking verleende. Zoo kwamen ver
schillende zeer beruchte liuizen van on
tucht gedurende het jaar va.n het bestaan
der commissie te vervallen.
gij gekomen zijt; 'tis lang geleden, dat ijk
twee zulke vroolijke, jonge gezichten in
mijn huis zag."
„Ik zou denken, dat het vriendelijk van
u was, -ons te willen ontvangen. Gij moet
ons niet bedanken, dat wij wilden komen",
viel Dollie op haar hartstochtelijke wijze
in, en werd to-en plotseling verlegen. Mrs
Reid antwoordde slechts, met een harer
flauwe glimlachjes, en warmde haar ma
gere handen bij het vuur, terwijl zij hen
onderzoekend aanzag, waardoor Dollie
zich niet op haar gemak voelde.
Mary scheen het niet op te merken.
Zij' trok slechts nog een armstoel bij het
vuur en verzocht hare gastvrouw daarin
plaats te nemen.
„Laat ik u niet hinderen; gij waart zoo
zo-o gezellig aan het praten, dat ik u niet
gaarne wilde storen. Maar, als ik eenige
©ogenblikken bij u mag blijven maar-
lang kan ik Charlotte niet laten wach
ten"; en to-en leunde zij eenigszins ver
moeid in den stoel en verzonk in ge
peins.
Dollie beantwoordde haar onderzoeken
den blik met belang stelling; onwillekeurig
had zjj zich een ideaal gevormd van
haar j-onge tante Isabel, welke hare moe
der haar had beschreven. Zeker zo-u zij
o-ud -en afgeleefd zijn, maar to-cTi nog
schoon; -die soort van schoone madonna-
Er n s t i g e misstanden.
Ds O. L. v. d. Veen, doopsgezind pre
dikant te Wieringen, schrijft in de bladen
het volgende over wantoestanden, do
thans onder de Zuiderzee-arbeiders heer-
sclien
IVat is lieL geval? De aannemers van (li-
werken nemen niet zelf hun werkvolk in
dienst, maar maken een accoord met er-
z.g.. putbaas, dat hij hun zooveel man lew
ren zal. Tot zoover gaat alles nog goed.
Maardie putbaas is tevens keetbaa'
Hij zorgt dus dat zijn arbeiders in een keol.
worden ondergebracht en als cantineho.i
der levert hij ook spijs en drank. Nu li
bet euvel voor clo hand. Spaarzame, nette
arbeiders kan de keetbaas niet gebruiken.
Indertijd werden, naar ik vernam, zelf:
een paar arbeiders ontslagen, omdat ze
geheel onthouders waren. De keetbaus
hoeft er belang bij, dat zijn menschen di -
zooveel mogelijk geld verteren. Vooral do
alcohol speelt hier een groote rol. De
politie vertelde mij, dat bij een keetbaa
die hier tot voor korten tijd woonde,
nagenoeg geen enkele fatsoenlijke kerel
in de kost was. Er waren er bij mei
heel wat vonnissen achter den rug.
De keotbaas heeft do macht en terroi i
soert de arbeiders. Hij betaalt het loon uil,
on geeft voorschotten. Het gebeurt wol,
dat een arbeider op het eind van de week,
niets in handen krijgt, omdat zijn schuld
grooter is dan liet te vorderen loon. Do
koetbaas krijgt van verschillende leveran
ciers 10 pet. Korting. Maar dal is nog ni -l
genoeg: de arbeiders betalen in de keeter.
Iiooger prijzen voor de levensmiddelen dan
in de winkels op Wieringen worden ge
vraagd. En'dat bij loonen, die in eon goede
week f22 bedragen, maar in een mis-
week (met regendagen) soms dalen tot
f 15.
Het be-hoeft geen betoog, dat de Wierin-
ger bevolking bevreesd en bezorgd is.
Reeds meermalen hebben op Zondagavond
op den v-erbindingsdijk aanrandingen
plaats g-evond-ein door -dronken polder,
jongens. En, zooals go weet, heeft Zater
dagavond j.l. eem bloedige vechtpartij
plaats gehad, waarbij één persoon ge-docd
word en eenige andere gewond. Dat zal
nog wel do laatste doode niet zijn, waar
hier zooveie-l slechte elementen ro-ndloopeo
e-n dei beste drinkers de eerste plaatsen
innemen. Wë-1 kan er natuurlijk door d-'1
aannemers zelf veel invloed worden uil-
geoefend, en -dat geschiedt ook bij som
migen. Maar dei fout zit in het stelsel:
Do putbaas moet ge-en keetbaas zijn. Men
late de- arbeiders zejf hun verzorger aan
stellen, die dan in -dienst van het werk
volk staat, zoo-dat bij -ev-eintue-ele omgio.
schikth-eid niet het werkvolk wordt ont
slagen, maar dei ongeschikte keetverzor-gee
zelf. Alleien wanneer dit gescluedl, zal hier
aan de wantoestanden een einde -komen
en deze moderne slavernij worden opge
heven.
Dan krijgen dei nette arbeiders hur
kans en gebeurt het niet meer, dat deze
zich afgeschrikt vou-le-n, zoo-als een me
verfceldo, omdat hij het in dien „zwijnen
stal" niet langc-r kon uithouden.
Dergelijke wantoestanden kunnen toch
niet getolereerd worden.
Hier moet ook de Regeering ingrijpen
Tienjarig bestaan van „Hippos".
(Slot.)
En in Frankrijk mo-et de oude- trouwe
klepper nog trekken aan den dalenden
frank. D-e tractor zal het paard in de
landbouwbedrijven zeker niet vervangen,
want er is daarvoor hier te- veel klein
bedrijf. Zelfs de- groot-bedrijven o-p Jav.
gebruiken geen machinale trekkracht. Jn
Duitschland heeft mén 10.000 tractorer
tegen 4 millioen paarden. En zelfs in
Amerika, het land van de auto heef!
m-en 28.000.000 paard-en -e-n nog geeo
1-0 pet. daarvan aan tractoren.
Ra nog -eens uitvoerig gewezen t.e he1
ben op do z.i. overdreven voorstellingen
in do reclame- voor gebruik van motor- i
-enz., zeide spr. dat de kosten moeten
blijven beneden den productieprijs. Nog
wijst spr. op de vole ongelukken ten gevol.
ge van, autotractiei -e-n eindigt met een ge
dicht van Guido Geze-lle-, waarin deze
lof uit over het, paard.
De h-c-e-r J. F. Vermeulen directeur van
gezichten worden nooit alledaagsch.
D-e geestdrift van 'het meisje werd ech
ter geschokt -door de werkelijkheid. Op
merkzamer o-ogen zouden nog de sporen
eener groote schoonheid opgemerkt heb
.ben in -de regelmatige trekken; maar Dol
lie's weinige -ondervinding bespeurde al
leen -den ziekelijken, ouden trek en Tiet
-grijze haar.
„Tante Reid ziet er zoo zonderling uit.
als ik nog ooit ieman-d zag", schreef Dol
lie -den volgenden dag aan hare moeder:
„ik ben overtuigd, dat gij haar niet zou.
herkenn-en; en hare vreemde wijze .van
zich te kleoden verhoogt n-og het zon
derlinge van haar voorkomen. Charlotte
zegt, -dat zij zomers en 's winters gelij
gekleed Is; zij draagt altijd dezelfde
zwarte, sluitende jap-on, 's morgens en
's avonds, met zwarte kant op vreemde
wijze om -den hals geplooid n-ergenr
is een stipje wit te bespeuren, zelfs geen
enkel versiersel,, behalve haar trouwring,
-en toch is zij zoo rijk I Stel u voor, al d,il
zwart met geen enkele afwisseling dafi
haar bleek gelaat en grijs haar. Mary r
ik hebben nog nooit te voren zulk haar
gezien, zoo dik en zilverachtig!"
I 1 i h I '"i
(Wordt veawolgd-.)