tiental* Nieuws. Allerlei. En daarom blijft bet „leervak" Bijbel- scbe Geschiedenis voor ons het centrale leervak op de school met den Bijbel. Maar dan geen verminkte, geen halve, geen ge vierendeelde want waar is het einde? Bijbel, doch: al de Schrift! Er is geen strijd tusschen Oud- en Nieuw-Testament. Dr K. Dijk heeft op duidelijke wijze in „de Heraut" uiteengezet, hoe de Heere Je zus Zelf het Oude Testament dekt met Zijn autoriteit en zich telkens op het Oude Tes tament beroept, tot zelfs in zaken, die op pervlakkig heel bijkomstig schijnen. En hoe hoog men ook de wetenschap moge stellen, het staat voor ons onom- stootclijk vast, dat, indien er strijd schijnt to bestaan tusschen Gods Woord en wat de wetenschap leert, het ongelijk is aan de zijde der wetenschap. Als het er op aankomt, is de wetenschap nog hoogst gebrekkig. Haar vondsten heb ben dan ook een zeer betrekkelijke waarde. Zeker, dat is niet vleiend voor den mensch, die in zijn verwaten trots meent alles te kunnen doorvorschen en waant een god te zijn in het diepst van zijn ge dachten! Maar het voornaamste wordt altoos ver geten. Namelijk dit: dat het vorstand des men- schon door de zonde is verdwaasd en ver duisterd. Doch deze „praemisse" weigert de waanwijze mensch te aanvaarden. En daarom plaatst hij zich boven het eenvoudige Woord van God. Weet ge, wat de hoogste wetenschap is? Deze: aanbiddend gelooven! Daar haalt geen enkele wetenschap bij. Het is een bewijs van zaken, die men niet ziet. Het is een vaste grond der dingen, die men hoopt. De wetenschap vraagt naar bewijzen, waaraan ten grondslag ligt een passen, moten en wegenl Maar de heerlijke wetenschap des ge- loofs, in wier bezit de armste daglooner zich mag verheugen, is van hemelschen oorsprong, wijl zij wordt gewerkt door den Heiligen Geest! Wie meent, Bijbelsche Geschiedenis te moeten onderwijzen bij het „licht" der Schriflcritiek, zooals Prof. Cramer dit wil, maakt èn Gods Woord en zichzelf èn zijn leerlingen armer! Dan verliest de schoone parel des Woords steeds meer van haar glans en verdoft haar schittering tot matte tinten. Wie daarentegen buigt voor de majesteit der Heilige Schrift en het Woord Gods biddend onderzoekt, vindt al rijker schat ten en verblijdt zich in den steeds stijgen den luister, die van dat Woord uitstraalt. Neen, de Christelijke onderwijzer be hoeft zich, als hij zich prepareert voor do Bijbelles, heuscli niet te vermoeien met ba- bylonische ontologie, perzisch dualisme en hellenistische mystiek. Hij brenge tot de kinderen: het eenvou dige klare Woord! De Bijbel blijft ons voornaamste opvoe dingsmiddel! En de Heilige Schrift alleen heeft het geheim van onverwelkelijkheid en frischheid. Hoofdzakelijk dienen door de pers. Wij lezen in de „Hongaarsche Heraut" (uiig. J. H. Kok te Kampen): „De ontwaking der laatste jaren in de Hong. Geref. Kerken heeft reeds vele vruchten afgeworpen. Velerlei arbeid is begonnen die veel belooft en velerlei tee kenon kunnen wij zien, die bewijzen, dat de Geest des Iieeren in dit land machtige dingen gaat voorbereiden. Maar geen een van deze is misschien van zoo groote be- teekenis en geen een belooft zooveel, als de oprichting van de Drukkerij-Sylvester te Tahitófalu. Hoe is deze drukkerij ontstaan? Zij is een waagstuk van een kleine groep van predikanten, die naar het voorbeeld van de vaderen der reformatie beslo ten hebben om de ontwaking in de Hon gaarsche Kerken hoofdzakelijk door do pers te dienen. En om dit doel te kunnen bereiken hebben zij te Tahitótfalu, een klein Geref. dorp, dicht bij Budapest, op het Donau-eiland Szentendre, onder lei ding van Ds Z. T'ildy en zijne vrouw in een eenvoudig boerenhuis een kleine druk kerij opgericht, die boeken, traktaten en een evangelisatieblad begon uit te geven. En het Hongaarsche volk begon te luis teren naar wat in dit weekblad „De Chris telijke Familie" werd gezegd. En de druk kerij ging, niettegenstaande de economi sche depressie in Hongarije, zich prachtig ontwikkelen. Geen wonder, want de arbeid in deze drukkerij werd dagelijks met vu rige gebeden ondersteund. Het „Ora et la- bora heerscht daar als grondbeginsel. En de Heere heeft te Tahitótfalu groote dingen gedaan. Het oude boerenhuisje werd te klein. Men moest een mooi groot gebouw gaan bouwen en steeds meer ma chines koopen, het geheele bedrijf electri- ficeeren, enz. En zoo staat nu het gebouw daar, als een zichtbaar teeken van de ge nade des Heeren. Terecht staat dus op den gevel van de drukkerij geschreven: „Uit genade door het geloof". Want deze machtige leidspreuk van de reformatie is ook in dezen arbeid de leidende gedachte geweest, die de oprichters ertoe dreef om alles ter eere Gods te doen". Om de ontwaking in de Hongaar sche kerken hoofdzakelijk door de pers te dienen". Omdat men, in den middellijken weg, de macht van de pers maar al te goed ziet. Nederland is Hongarije een geweldig stuk vóór. Er is ten onzent een uitgebreide kerkelijke pers. Maar nog steeds is een leemte, dat de pers zoo weinig gebruikt wordt, om te trekken hen, die „buiten staan". Zoo heeft ten onzent de Evangelisatie nog een mach tige taak. Hoedemaker en Gunning. In „De Bazuin" schreef Prof. Honig van Kampen het volgende artikel: „Niet van belang ontbloot is de vraag welke de verhouding tusschen Dr Hoede- maker, den vader van de (nieuw con- fessioneele richting en Prof. Gunning, een der voornaamste tolken van de Ethischen geweest is. Dr Ph. J. Hoedemaker was van 1868 1873 predikant te Veenendaal, van 1873 1876 te Rotterdam, van 1876—1880 te Amsterdam, van 18801887 hoogleeraar in de Theologie aan de Vrije Universiteit, van 18881890 predikant te Nijland (Fr.) en van 18901910 predikant te Amster dam. Prof. Dr J. H. Gunning was van 1854 1857 predikant te Blauwkapel in U., van 18571861 te Hilversum, van 18611882 te 's-Gravenhage, van 18821889 kerke lijk hoogleeraar te Amsterdam, van 1889 1899 (Staats) hoogleeraar te Leiden, en woonde als emeritus van 18991905 te Arnhem. Omtrent de verhouding tusschen Hoe demaker en Gunning is licht ontstoken in het lijvige werk „Leven en Werken van Prof. Dr J. H. Gunning" (5 deelen, samen met meer dan 2500 bladzijden), hetwelk met regeeringssteun van 19221925 bij den heer J. M. Bredeé te Rotterdam uit gekomen is. Maar zelfs als men het uit voerige register bij dit boek raadpleegt, is het niet altoos gemakkelijk er den weg in te vinden. Daarom heeft Ds J. H. Semme- link gelijk ook onlangs in oen verdien stelijk artikel in „De Standaard" opge merkt werd aan de Theologen een ge- waardeerden dienst bewezen, door het schrijven van een proefschrift over „Prof. Dr J. H. Gunning zijn ontwikkelingsgang en zijne beginselen", hetwelk voor eenige maanden het licht zag. Aan deze disser tatie ontleende ik dan ook de stof voor dit artikel. Hoedemaker schijnt reeds in 1868 op z'n huwelijksreis bij Gunning gelogeerd te hebben. Gunning recenseerde het proef schrift van Hoedemaker en verklaarde in 1869 in een opstel: „Laat ons één zijn met elkander", dat hij ook met Hoedemaker gaarne wilde samenwerken. Bewaard bleef ook een brief van Gun ning aan Hoedemaker van 1873 en twee brieven van 1880. Toch is eerst na Gun nings komst te Amsterdam de nauwere betrekking tot stand gekomen, die ten ein de toe heeft voortgeduurd. Ofschoon nu Hoedemaker allengs dui delijker zijn sympathie met de Geref. Be lijdenis uitsprak, toch meent DrSemmelink dat hij nimmer geheel met het ethisch be ginsel gebroken heeft. Hij merkt op: „In zekeren zin is Hoedemaker altijd ethisch gebleven.dus dat hij in '78 van „ethisch" „gereformeerd" was geworden, is maar „in zekeren zin" te nemen. Gunning voorzag sinds de intiemere kennismaking, dat Hoedemaker, die ook als Hoogleeraar aan de Vrije Universiteit een eigen standpunt naast en straks tegen over dat van Kuyper en Rutgers innam, eenmaal geheel met Kuyper zou moeten breken. Gunning correspondeerde voort durend met hem over Kuyper en zijn stre ven. Hij gaf op 31 December 1885 aldus het onderscheid tusschen hen beiden aan: „De horstelling onzer oude Kerkorde wensch ik mot u, doch als gijlieden tenge volge van uwe eventueele overwinning haar ingevoerd kreegt, zooals onze geeste lijke toestanden nu zijn, dan zou m. i. eerst recht blijken, welk een Phaöton gijlieden op den heerlijken zonnewagen geplaatst hadt".x) Het laat zich denken,-dat Gunning zich nog sterker tot Hoedemaker aangetrokken gevoelde, sedert Hoedemaker in 1887 ont slag had genomen als Prof. aan de Vrije Universiteit. Eigenaardig is, dat Hoedemaker in dat zelfde jaar Kuyper confessioneel noemde, en hij dat niet wilde wezen. Confessioneel waren zij, die de belijdenis der vaderen vasthouden en haar al naar de wijze, waarop zij haar opvatten zoeken te hand haven. Dr Semmelink meent den invloed van D. Chantepie de la Saussave te be speuren in Hoedemakers zeggen: „Het baat niet een belijdenis op te leggen, zij moet geloofsuiting der Kerk zijn. Hoede maker eischte voor zich en de zijnen den naam „Gereformeerd" op en verklaarde dezen term aldus: „Gereformeerd z'jn zij, die Gods Woord niet alleen houden voor den eenige nregel van ons geloof en onzen wandel, maar die den eisch stellen, dat alles in de Kerk, dus ook in de regeering der Kerk, in de wetenschap, de staatkunde en iederen anderen levenskring naar dat Woord ga". „Mijns inziens gaf Hoedemaker zijn van Kuyper verschillende zienswijze hiermede al heel onbillijk aan. Immers wilden ook de „Christelijk Gereformeerden en de Ne- derduitsch Gereformeerden (na de ineen- smelting in 1892 „de Gereformeerden") niet anders dan dat het geheele mensche- lijke leven naar Gods Woord gericht wordt. Later werden Hoedemaker en de zijnen dan ook' weer algemeen de „Confessionee- len" genoemd. In do laatste periode van hun leven zijn Hoedemaker en Gunning nog dichter tot elkaar gekomen. Sinds „de kwestie van de Kerk" voor Gunning (1890) een brandende gewetens vraag was geworden, erkende hij met dankbaarheid, dat hij in dezen aan Hoede maker veel licht verschuldigd was. Letter- In oud-Griekenland ging het verhaal, dat aan Phaëton werd toegestaan eens den zonnewagen te mogen besturen. Doch nau welijks had hij de teugels gevat, of de zonne paarden sloegen op hol en staken op aarde alles in brand. lijk schreef Gunning toen aan Hoedema ker: „Onderwerping der Belijdenis aan Gods Woord was mij naar het hart. Maar de uitlegging van Gods Woord verstond ik als individueel. Ieder spreke, dacht ik, naar eigen geweten zijn oordeel uit. Door u echter heb ik leeren inzien, dat dit moet zijn het oordeel der vereenigde Kerk. Het confessionalisme, mij altoos een zaak van weezin, wordt door uwe beschouwing overwonnen. Belijdenis is geen loer slechts". Toch bleef Gunning ook in Arnhem „ethisch" gelijk wel niet anders te ver wachten was en dan ook in zijn studie „De eenheid des levens" duidelijk aan het licht trad." G e b e d s v e r h o o r i n g. In do ja ren 18621869 stond in d© Chr. Afgesch. GereL Kerk te Landsmeer bij Zaandam de blinde ds Juch; die vroeger te Amsterdam vier jaren lang het Evangelie bediend had. Zij nzoon was op zijn reizen altijd zijn geleider. Doch deze werd op zekeren dag plotseling ziek; terwijl ds Juch te Utrecht een bidstond moest leiden. Ten gevolge van deze telemstelling zou een negenjarig broertje geleider zijn. Van Landsmeer tot Amsterdam ging de reis goed. Maar toen het jongske met zijn vader in de woelige stad kwam en een plein moest oversteken waar juist paar denmarkt werd- gehouden, werd hij be vreesd, begon te huilen en riep: Vader! ik durf niet verder. Groote beestengroote beesten! Men moet weten, de jongen had in Landsmeer nooit een paard gezien. De dominé slaakte een stille verzuch ting tot den Heere. En zietl daar komt 'n heer op hem af en zegt: „Wel dominéé! welk een genoegen voor mij u eens te ont moeten." En toen vertelde hij, dat hij te Haarlem onder zijn prediking was be keerd. Men kan begrijpen met welk een be reidwilligheid die heer hem met zijn zoon tje naar het station bracht. Behouden kwamen zij tei Utrecht aan, waar hij preekte naar aanleiding van psalm 462. Eji met gloed! Zoo dikwerf immers had hij de krachtige hulp des Heeren onder vonden. Op de terugreis had hij nog een aan gename ontmoeting. Aangezien zijn zoontje er tegen opzag alleen met hem door Amsterdam te trek ken, ging de dominé bij aankomst aldaar terstond opzoeken een vroeger lid zijner gemeente, gehuwd met een zeekapitein, die woonde in de nabijheid van het sta tion. Diens woning binnentredende, roept zijn vrouw uit: „O, dominé! uw komst op dit o ogenblik is een gebedsverhooring." En toen deelde zij hem het volgende mede. Voor zijn vertrek uit Amsterdam had hij haar nog enmaal bezocht. Bij dat bezoek was ook haar man tegenwoordig. En tot hem had de dominé gezegd: „Wel kapi tein! U hebt al zooveel zeeën bevaren, is er ook hope, indien u eenmaal uw laatste reis op 's levens oceaan hebt volbracht, binnen te vallen in de haven der behou denis?" Do kapitein had daarop geantwoord: „Hoor eens, dominéé met die dingen houd ik mij niet bezig. Dat is goed voor u en uwe collega's. En wilt u er met mijn vrouw over praten, mij best, doch ik houd er niet van." Bij het heengaan vroeg de dominé in vurig gebed den Heere, den kapitein te willen betkeeren. Eenigcn tijd daarna moest deze een verrei reis ondernemen. Hij werd overval len door oen zvvaren storm, welke zcio hevig werd, dat het schip met de be manning gevaar liep van te vergaan. Eensklaps roept de kapitein uit: „Ja, dominé Juch had gelijk. En hij bidt, bidt ernstiglijk Israels Heere en ziet! Deze redt hem uit den nood, ook uit dien zijner ziel. En toen de kapitein thuis kwam, kan men begrijpen met welk een blijd schap zijn vrouw hem ontving en zij van hem mocht vernemen, dat de Heere zijn ziel gered had. Kort na deze reis kwam hij te overlij den en vóór zijn heengaan moest zijn vrouw hem beloven, vooral dominé Juch in kennis te stellen met het feit, dat de Heere hem als middel had willen ge bruiken, dat hij zonder vrees kon binnen vallen in die haven, hem door dominé zcio aangeprezen. En juist dien morgen, dat hij aan zijn woning kwam, had zijn we duwe begeerd dominé Juch te mogen ontmoeten. Welk een bemoediging voor den trou wen arbeider in 's Heeren wijngaard. Kort na deze ontmoeting, preekte hij te Eist, gemeente Rhenen, in een schuur. In het midden der preek roept een vrouw: „Dominé, met u zou ik wol willen sterven". Zijn antwoord luidde: „Mocht Jeizus maar uw Leidsman zijn of worden, dan zijt gij veiliger dan bij mij, nietig stof en asch." En rustig preekte hij verder over de Pare] van groote waarde. (Uit een oude „Zeeuwsche Kerkb.") Slapeloosheid. Slapeloosheid komt zeer veelvuldig voor en is buitengewoon onaangenaam. De ge dachten, die men krijgt, als men wakker te bed ligt, zijn dikwijls niet de aange naamste. Gewone zaken worden bekeken door een zwarten bril en bestaande on aangenaamheden door een vergrootglas. Dikwijls woelt men heen en weer, probeert in allerlei houdingen den slaap te pakken te krijgen, maar het lukt niet. Na een sla- peloozen nacht is men 's morgens gaar en men staat op, niet uitgerust en niet ver kwikt en met zeer matigen lust tot den arbeid. Lang durende, chronische slape loosheid tast lichaam en geest aan en maakt ten slotte den mensch ziek en tot regelmatig werken onbekwaam. Nu moet men iemand niet altijd geloo ven, wanneer hij zegt den geheelen nacht niet geslapen te hebben. Bij goede con trole, zooals deze in ziekenhuizen wel wordt uitgeoefend, blijkt dat er toch wel een poosje, soms wel meerdere poosjes geslapen, ja wel gesnorkt is, terwijl de persoon zelf met stellige zekerheid ver klaart, geen oog te hebben dicht gedaan, alle uren de klok te hebben gehoord en andere bewijzen bijbrengt. Maar hij heeft niet bemerkt dat de zuster, voor zijn bed staande, zijn slaap controleerde, of niet gehoord, dat het nog al onweerde. Hij heeft dus af en toe wel wat gesluimerd of geslapen, maar het zelf niet gemerkt. Maar ook zoo is het al kwellend genoeg. Slapeloosheid, of liever gezegd onrus tig en onregelmatig slapen, kan van zeer verschillende omstandigheden afhangen Bij kinderen is onrustig slapen dikwijls het gevolg van adenoïde woekeringen; bij vol wassenen kunnen zeer verschillende ziek tetoestanden de oorzaak zijn. Deze alle op te noemen, heeft geen zin. De meest veelvuldige oorzaak is wel de neurasthenie of zenuwzwakte; het voortdurend zich nerveus maken over allerlei bestaande of gefantaseerde zwarigheden, het steeds den geest bezighouden met meer of min der ernstige problemen, het voortdurend hebben van zorg en ellende, enz. be lemmert den slaap. Sommigen kunnen den slaap niet pakken na te zware avondmaal tijden, anderen niet, als ze met een leege maag naar bed gaan, terwijl weer ande ren niet kunnen slapen als ze sterke koffie hebben gedronken, veel hebben gerookt of ietwat opgewonden zijn door een glas wijn of bier. Er zijn verschillende vormen van sla peloosheid; de een kan niet in slaap komen; de ander valt wel direct in slaap, maar is spoedig weer wakker en blijft wakker; de derde slaapt zeer licht en zeer oppervlakkig, slaapt bijna wakende en is ieder oogenblik wakker. Daar slapeloosheid een verschijnsel is van zeer verschillende ziekten, soms wel het eenige symptoom is van eene bestaan de of dreigende zenuwstoornis, is het gewenscht daarover den raad van een geneesheer in te winnen. Ter voorkoming van chronische slape loosheid is noodig hygiëne van lichaam en geest. Ik bedoel, o.m. dat er moet zijn afwisseling van arbeid en rust en regel maat in naar bed gaan en opstaan. Verder moet de slaapkamer frisch zijn, voor voldoende ventilatie moet worden gezorgd; zoo mogelijk moet het rustigste deel der woning worden uitgezocht en moet getracht worden storende geluiden te vermijden. Maar toch is het wonderlijk hoe spoedig de mensch aan geluiden ge went en hoe het regelmatig gedruisch van eene machine, het geloei van een siréne, het lawaai van een fabrieksfluit of van een voorbij rollenden trein, na een poosje iemand niet meer in zijn slaap stoort. Dit mag voor goede slapers gelden; bij slechte slapers zijn wel voorzorgen noo dig en dikwijls kent iemand in dit opzicht zich zeiven het best. Physiologisch schijnt het noodig dat voor het slapen een zekere bloedarmoede der hersenen besta; daarom verkiezen velen met het hoofd wat hoog te liggen, dus gebruik te maken van een flinke pe luw en behoorlijke kussens. Verkeerd is het met gespannen aandacht er op te letten of men wel in slaap valt dit moet als het ware van zelf gaan. Dat men bij eene zoo kwellende ziekte als slapeloosheid naar middelen zoekt om deze te bestrijden, spreekt vanzelf. Talrijk zijn de middelen daartegen aan geprezen en meerderen namen of nemen nog met dat doel verdoovende middelen in. Dit op eigen houtje te doen, kan niet genoeg worden afgeraden; sterker nog, er moet ernstig tegen worden gewaarschuwd. Een medicus kan een patiënt één of meer doses van een z.g. slaapmiddel voorschrij ven en zal daarvan soms een gunstig ef fect zien, maar er mee ophouden, zoodra hij meent, dat de tijd daarvoor gekomen is. Maar niet altijd gaat de patiënt daar mee accoord en deze zal dan een weg zoeken om het begeerde medicament in handen te krijgen. Dikwijls lukt hem dat, omdat enkele apothekers, meerdere drogisten en ook wel anderen hem daarbij van dienst zijn en ook zonder recept zulk gevaar lijk spul afleveren. Laten wij hopen, dat dezulken niet weten, aan welk gevaar ze hun medemensehen bloot stellen en het alleen maar doen om een zoet winstje te maken. Meerdere gevallen zijn echter bekend geworden van vergiftiging met slaapmiddelen, die men zonder voorschrift had gekocht of gekregen en daaronder zelfs gevallen met doodelijken afloop Die moderne slaapmiddelen bij voor keur in pastille-vorm in den handel ge bracht en bijna altoos als onschadelijk aangekondigd hebben zelfs in de hand der geneesheeren wel kwaad gedaan en menig patiënt raakte hieraan verslaafd en kwijnde weg naar lichaam en geest. Ik kan niet anders dan in deze tot uiterste voorzichtigheid aansporen. Veel beter is het te trachten den slaap te verbeteren door onschuldiger midde len en van deze zijn er ook wel in het arsenaal der geneesheeren. Nog eens, raad pleegt uw huisarts bij slapeloosheid; dit kan u veel narigheid en veel ellende be sparen. Hij zal wellicht in moeten grijpen in uwe levensgewoonten, zal hygiënische fouten in uwe levenswijze vinden en u deze onder het oog brengen en afraden, Nu weet ik wel, dat het gemakkelijker is 's avonds een pastille in te nemen, dan zijn levenswijze te veranderen, maar het eerste Is verkeerd struisvogelpolitiek- een slaapmiddel heeft nog nooit de slape loosheid genezen en het tweede is een maatregel van individueel? hygiëne en geneest u. t „Kompas". Dr M. N Een tornado heeft veel schade aange- richt in do stad Nogales in den Amerikaan- schen staat Arizona, aan de grens van Mexico en in de Mexicaanscho steden Hermosillo en Carbe in de provincie Sonora. Er zjjn verscheidene personen gedood. Een trein vvaannede Ma Ferguson reis- do is in Texas in botsing gekomen met een goederentrein. De machinist van den perso nentrein werd gedood, verscheidene reizigers worden gewond. Ma Ferguson sliep, toen do botsing plaats had. Zij werd van de bank go worpen doch bleef ongedeerd. Naar uit Victoria in Britsch-Columba wordt gemeld, is daar gisterenmiddag om 2 uur 33 sec. sterke aardbeving geregistreerd, welke meer dan ©en uur duurde. De af stand wordt op 11000 mijl geschat, waar schijnlijk in de streek van Maska. Een mooie gilt. Ter gelegenheid van een huiselijk feest hebben de heer en mevrouw Spanjaard te Borne besloten tot het stichten van een .wfj!*;ebouw aldaar ton bate van het Groene Kruis, waarin tegelij kertijd ingericht wordt een installatie voor hoogte-zon behandeling. Verdwenen molen. De groote wa termolen in den Brekkenpolder, gelegen tus schen Lemmer en Sloten, is deze week af gebroken, en heeft zijn plaats moeten ruimen voor electrische drijfkracht. In het wijde Fric- sche landschap doet het thans ietwat vreemd aan dezen trouwen wachter tevergeefs te zoeken He.t levendige is er geheel door weg genomen en de omgeving ontsierd. Nederlanders in Frankrijk gewond. Omtrent het ongeval, Sliedrcchtscho werklieden overkomen, wordt nog gemeld, dat tijdens den arbeid aan het baggerwerk in het kanaal bij Labasse in het Noorden van Frankrijk met een der emmers een granaat werd opgehaald, tijdens den oorlog in dit kanaal gevallen. De granaat ontplofte, met het reeds vermelde gevolg. Trein tegen dikhuid. Do nacht- mailtrein uit Malakka is bij Singapore (En- gelseh-Indië) op de spoorbaan in botsing go- komen met twee olifanten. Een dikhuid werd gedood, do andere ontkwam in het oerwoud. De voorzijde van de locomotief werd be schadigd. Een vaderlander, die het. m cent. Delannoy, katholiek kamerlid in België, hoeft, om een voorbeeld te geven, een bedrag van frs 50.000 aan de Belgische amor tisatiekas geschonken en tevens verklaard, dat ook zijn honorarium als kamerlid voor dat. doel moet bestemd worden. (In Nederland heelt geen der sociaal-demo cratische Kamerleden, toen ons vaderland een zelfde ineenstorting dreigde als nu België doormaakt, er aan gedacht om zijn beurs te trekken of iets van zijn Kamertractemenl te laten vallen). Het Spaansche koningspaar is naar Frankrijk vertrokken. Hun werd uitgeleide ge daan door don koning en do koningin van Engeland, den prins van Wales en andere loden der koninklijke familie, mevr. Cham berlain bood de koningin van Spanje een bouquet aan. De toepassing der arbo idu- we 11 e n. De rechtbank te Milaan heeft een belangrijke beslissing genomen op grond van de korten tijd geleden ingevoerde arbeidswet ten. Zij veroordeelde een zekere Antonio No- tangelo, werkzaam bij de electrische centrale te Milaan, tot 6 jaar gevangenisstraf en een boete van 500 lire, omdat hij1 100 arbeiders heelt willen overhalen zich te verzetten tegen de invoering van den negenurigon arbeids dag. Notangelo, die communist is, werd tij dens de behandeling der zaak gearresteerd Twee andere gevallen, hoewel minder be langrijk, zijn dezer dagen behandeld te Ales sandria en Bologna. Zeven arbeidsters te Alessandria werden wegens het organiseeren van een staking in een jutefabriek veroordeeld lot gevangenisstraf van acht tot tien maanden. Te Bologna, voor de heerschappij der fas cisten het roode bolwerk, is bepaald, (lal leden der socialistische vereenigingen en son) mige bedrijven niet te werk mogen worden gesteld. Sedert Zondag hebben te Brussel vier doviczenspeculantcn zelfmoord gepleegd. Vice-admiraal Charles Miller van de En- gclsche vloot is gisteren overleden, tenge volge van een hotsing tusschen zijn ante en een motorrijwiel. Beunhaas. In den gildemtijd waren er vakmenschan, die zich niet aan de reglementen hielden, en bijvoorbeeld wei'!: uitvoerden, alvorens het vereischtc proef stuk geleverd te hebben. Kwam er nu on verwacht bij dezulken bezoek, dan maak ten zij becne-n als een haas en verstaken zich op de beun tusschen verdieping, hangkamer; of ook werkten daar geregeld- Het Caudijnsche juk. Het R°- meinsche leger werd in 321 v. Chr. door de Samnielen door een list gelokt in de Caudijnsche bergpassen en zoodanig 1|C" nard, dat zij zich op vernederende voor waarden moesten overgeven. Hun krijgs oversten werden gedwongen halfnaakt en in gebogen houding, begeleid door den spot hunner vijanden, onder een uit drie speren samengesteld juk door te gaan. Sedert dien stond het Caudijnsche juk be kend als de poort der vernedering.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1926 | | pagina 6