tiental* Nieuws.
Allerlei.
En daarom blijft bet „leervak" Bijbel-
scbe Geschiedenis voor ons het centrale
leervak op de school met den Bijbel. Maar
dan geen verminkte, geen halve, geen ge
vierendeelde want waar is het einde?
Bijbel, doch: al de Schrift!
Er is geen strijd tusschen Oud- en
Nieuw-Testament.
Dr K. Dijk heeft op duidelijke wijze in
„de Heraut" uiteengezet, hoe de Heere Je
zus Zelf het Oude Testament dekt met Zijn
autoriteit en zich telkens op het Oude Tes
tament beroept, tot zelfs in zaken, die op
pervlakkig heel bijkomstig schijnen.
En hoe hoog men ook de wetenschap
moge stellen, het staat voor ons onom-
stootclijk vast, dat, indien er strijd schijnt
to bestaan tusschen Gods Woord en wat de
wetenschap leert, het ongelijk is aan de
zijde der wetenschap.
Als het er op aankomt, is de wetenschap
nog hoogst gebrekkig. Haar vondsten heb
ben dan ook een zeer betrekkelijke waarde.
Zeker, dat is niet vleiend voor den
mensch, die in zijn verwaten trots meent
alles te kunnen doorvorschen en waant
een god te zijn in het diepst van zijn ge
dachten!
Maar het voornaamste wordt altoos ver
geten.
Namelijk dit: dat het vorstand des men-
schon door de zonde is verdwaasd en ver
duisterd.
Doch deze „praemisse" weigert de
waanwijze mensch te aanvaarden.
En daarom plaatst hij zich boven het
eenvoudige Woord van God.
Weet ge, wat de hoogste wetenschap is?
Deze: aanbiddend gelooven!
Daar haalt geen enkele wetenschap bij.
Het is een bewijs van zaken, die men
niet ziet.
Het is een vaste grond der dingen, die
men hoopt.
De wetenschap vraagt naar bewijzen,
waaraan ten grondslag ligt een passen,
moten en wegenl
Maar de heerlijke wetenschap des ge-
loofs, in wier bezit de armste daglooner
zich mag verheugen, is van hemelschen
oorsprong, wijl zij wordt gewerkt door den
Heiligen Geest!
Wie meent, Bijbelsche Geschiedenis te
moeten onderwijzen bij het „licht" der
Schriflcritiek, zooals Prof. Cramer dit wil,
maakt èn Gods Woord en zichzelf èn zijn
leerlingen armer!
Dan verliest de schoone parel des
Woords steeds meer van haar glans en
verdoft haar schittering tot matte tinten.
Wie daarentegen buigt voor de majesteit
der Heilige Schrift en het Woord Gods
biddend onderzoekt, vindt al rijker schat
ten en verblijdt zich in den steeds stijgen
den luister, die van dat Woord uitstraalt.
Neen, de Christelijke onderwijzer be
hoeft zich, als hij zich prepareert voor do
Bijbelles, heuscli niet te vermoeien met ba-
bylonische ontologie, perzisch dualisme en
hellenistische mystiek.
Hij brenge tot de kinderen: het eenvou
dige klare Woord!
De Bijbel blijft ons voornaamste opvoe
dingsmiddel! En de Heilige Schrift alleen
heeft het geheim van onverwelkelijkheid
en frischheid.
Hoofdzakelijk dienen door
de pers. Wij lezen in de „Hongaarsche
Heraut" (uiig. J. H. Kok te Kampen):
„De ontwaking der laatste jaren in de
Hong. Geref. Kerken heeft reeds vele
vruchten afgeworpen. Velerlei arbeid is
begonnen die veel belooft en velerlei tee
kenon kunnen wij zien, die bewijzen, dat
de Geest des Iieeren in dit land machtige
dingen gaat voorbereiden. Maar geen een
van deze is misschien van zoo groote be-
teekenis en geen een belooft zooveel, als
de oprichting van de Drukkerij-Sylvester
te Tahitófalu.
Hoe is deze drukkerij ontstaan? Zij is
een waagstuk van een kleine groep van
predikanten, die naar het voorbeeld
van de vaderen der reformatie beslo
ten hebben om de ontwaking in de Hon
gaarsche Kerken hoofdzakelijk door do
pers te dienen. En om dit doel te kunnen
bereiken hebben zij te Tahitótfalu, een
klein Geref. dorp, dicht bij Budapest, op
het Donau-eiland Szentendre, onder lei
ding van Ds Z. T'ildy en zijne vrouw in
een eenvoudig boerenhuis een kleine druk
kerij opgericht, die boeken, traktaten en
een evangelisatieblad begon uit te geven.
En het Hongaarsche volk begon te luis
teren naar wat in dit weekblad „De Chris
telijke Familie" werd gezegd. En de druk
kerij ging, niettegenstaande de economi
sche depressie in Hongarije, zich prachtig
ontwikkelen. Geen wonder, want de arbeid
in deze drukkerij werd dagelijks met vu
rige gebeden ondersteund. Het „Ora et la-
bora heerscht daar als grondbeginsel.
En de Heere heeft te Tahitótfalu groote
dingen gedaan. Het oude boerenhuisje
werd te klein. Men moest een mooi groot
gebouw gaan bouwen en steeds meer ma
chines koopen, het geheele bedrijf electri-
ficeeren, enz. En zoo staat nu het gebouw
daar, als een zichtbaar teeken van de ge
nade des Heeren. Terecht staat dus op
den gevel van de drukkerij geschreven:
„Uit genade door het geloof". Want deze
machtige leidspreuk van de reformatie is
ook in dezen arbeid de leidende gedachte
geweest, die de oprichters ertoe dreef om
alles ter eere Gods te doen".
Om de ontwaking in de Hongaar
sche kerken hoofdzakelijk door de pers te
dienen". Omdat men, in den middellijken
weg, de macht van de pers maar al te
goed ziet.
Nederland is Hongarije een geweldig
stuk vóór. Er is ten onzent een uitgebreide
kerkelijke pers.
Maar nog steeds is een leemte, dat de
pers zoo weinig gebruikt wordt, om te
trekken hen, die „buiten staan". Zoo heeft
ten onzent de Evangelisatie nog een mach
tige taak.
Hoedemaker en Gunning.
In „De Bazuin" schreef Prof. Honig van
Kampen het volgende artikel:
„Niet van belang ontbloot is de vraag
welke de verhouding tusschen Dr Hoede-
maker, den vader van de (nieuw con-
fessioneele richting en Prof. Gunning, een
der voornaamste tolken van de Ethischen
geweest is.
Dr Ph. J. Hoedemaker was van 1868
1873 predikant te Veenendaal, van 1873
1876 te Rotterdam, van 1876—1880 te
Amsterdam, van 18801887 hoogleeraar
in de Theologie aan de Vrije Universiteit,
van 18881890 predikant te Nijland (Fr.)
en van 18901910 predikant te Amster
dam.
Prof. Dr J. H. Gunning was van 1854
1857 predikant te Blauwkapel in U., van
18571861 te Hilversum, van 18611882
te 's-Gravenhage, van 18821889 kerke
lijk hoogleeraar te Amsterdam, van 1889
1899 (Staats) hoogleeraar te Leiden, en
woonde als emeritus van 18991905 te
Arnhem.
Omtrent de verhouding tusschen Hoe
demaker en Gunning is licht ontstoken in
het lijvige werk „Leven en Werken van
Prof. Dr J. H. Gunning" (5 deelen, samen
met meer dan 2500 bladzijden), hetwelk
met regeeringssteun van 19221925 bij
den heer J. M. Bredeé te Rotterdam uit
gekomen is. Maar zelfs als men het uit
voerige register bij dit boek raadpleegt, is
het niet altoos gemakkelijk er den weg in
te vinden. Daarom heeft Ds J. H. Semme-
link gelijk ook onlangs in oen verdien
stelijk artikel in „De Standaard" opge
merkt werd aan de Theologen een ge-
waardeerden dienst bewezen, door het
schrijven van een proefschrift over „Prof.
Dr J. H. Gunning zijn ontwikkelingsgang
en zijne beginselen", hetwelk voor eenige
maanden het licht zag. Aan deze disser
tatie ontleende ik dan ook de stof voor dit
artikel.
Hoedemaker schijnt reeds in 1868 op
z'n huwelijksreis bij Gunning gelogeerd te
hebben. Gunning recenseerde het proef
schrift van Hoedemaker en verklaarde in
1869 in een opstel: „Laat ons één zijn met
elkander", dat hij ook met Hoedemaker
gaarne wilde samenwerken.
Bewaard bleef ook een brief van Gun
ning aan Hoedemaker van 1873 en twee
brieven van 1880. Toch is eerst na Gun
nings komst te Amsterdam de nauwere
betrekking tot stand gekomen, die ten ein
de toe heeft voortgeduurd.
Ofschoon nu Hoedemaker allengs dui
delijker zijn sympathie met de Geref. Be
lijdenis uitsprak, toch meent DrSemmelink
dat hij nimmer geheel met het ethisch be
ginsel gebroken heeft. Hij merkt op: „In
zekeren zin is Hoedemaker altijd ethisch
gebleven.dus dat hij in '78 van
„ethisch" „gereformeerd" was geworden,
is maar „in zekeren zin" te nemen.
Gunning voorzag sinds de intiemere
kennismaking, dat Hoedemaker, die ook
als Hoogleeraar aan de Vrije Universiteit
een eigen standpunt naast en straks tegen
over dat van Kuyper en Rutgers innam,
eenmaal geheel met Kuyper zou moeten
breken. Gunning correspondeerde voort
durend met hem over Kuyper en zijn stre
ven. Hij gaf op 31 December 1885 aldus
het onderscheid tusschen hen beiden aan:
„De horstelling onzer oude Kerkorde
wensch ik mot u, doch als gijlieden tenge
volge van uwe eventueele overwinning
haar ingevoerd kreegt, zooals onze geeste
lijke toestanden nu zijn, dan zou m. i. eerst
recht blijken, welk een Phaöton gijlieden
op den heerlijken zonnewagen geplaatst
hadt".x)
Het laat zich denken,-dat Gunning zich
nog sterker tot Hoedemaker aangetrokken
gevoelde, sedert Hoedemaker in 1887 ont
slag had genomen als Prof. aan de Vrije
Universiteit.
Eigenaardig is, dat Hoedemaker in dat
zelfde jaar Kuyper confessioneel noemde,
en hij dat niet wilde wezen. Confessioneel
waren zij, die de belijdenis der vaderen
vasthouden en haar al naar de wijze,
waarop zij haar opvatten zoeken te hand
haven. Dr Semmelink meent den invloed
van D. Chantepie de la Saussave te be
speuren in Hoedemakers zeggen: „Het
baat niet een belijdenis op te leggen, zij
moet geloofsuiting der Kerk zijn. Hoede
maker eischte voor zich en de zijnen den
naam „Gereformeerd" op en verklaarde
dezen term aldus: „Gereformeerd z'jn zij,
die Gods Woord niet alleen houden voor
den eenige nregel van ons geloof en onzen
wandel, maar die den eisch stellen, dat
alles in de Kerk, dus ook in de regeering
der Kerk, in de wetenschap, de staatkunde
en iederen anderen levenskring naar dat
Woord ga".
„Mijns inziens gaf Hoedemaker zijn van
Kuyper verschillende zienswijze hiermede
al heel onbillijk aan. Immers wilden ook
de „Christelijk Gereformeerden en de Ne-
derduitsch Gereformeerden (na de ineen-
smelting in 1892 „de Gereformeerden")
niet anders dan dat het geheele mensche-
lijke leven naar Gods Woord gericht
wordt.
Later werden Hoedemaker en de zijnen
dan ook' weer algemeen de „Confessionee-
len" genoemd.
In do laatste periode van hun leven zijn
Hoedemaker en Gunning nog dichter tot
elkaar gekomen.
Sinds „de kwestie van de Kerk" voor
Gunning (1890) een brandende gewetens
vraag was geworden, erkende hij met
dankbaarheid, dat hij in dezen aan Hoede
maker veel licht verschuldigd was. Letter-
In oud-Griekenland ging het verhaal,
dat aan Phaëton werd toegestaan eens den
zonnewagen te mogen besturen. Doch nau
welijks had hij de teugels gevat, of de zonne
paarden sloegen op hol en staken op aarde
alles in brand.
lijk schreef Gunning toen aan Hoedema
ker: „Onderwerping der Belijdenis aan
Gods Woord was mij naar het hart. Maar
de uitlegging van Gods Woord verstond ik
als individueel. Ieder spreke, dacht ik,
naar eigen geweten zijn oordeel uit. Door
u echter heb ik leeren inzien, dat dit moet
zijn het oordeel der vereenigde Kerk. Het
confessionalisme, mij altoos een zaak van
weezin, wordt door uwe beschouwing
overwonnen. Belijdenis is geen loer
slechts".
Toch bleef Gunning ook in Arnhem
„ethisch" gelijk wel niet anders te ver
wachten was en dan ook in zijn studie „De
eenheid des levens" duidelijk aan het licht
trad."
G e b e d s v e r h o o r i n g. In do ja
ren 18621869 stond in d© Chr. Afgesch.
GereL Kerk te Landsmeer bij Zaandam de
blinde ds Juch; die vroeger te Amsterdam
vier jaren lang het Evangelie bediend
had. Zij nzoon was op zijn reizen altijd
zijn geleider. Doch deze werd op zekeren
dag plotseling ziek; terwijl ds Juch te
Utrecht een bidstond moest leiden. Ten
gevolge van deze telemstelling zou een
negenjarig broertje geleider zijn. Van
Landsmeer tot Amsterdam ging de reis
goed. Maar toen het jongske met zijn
vader in de woelige stad kwam en een
plein moest oversteken waar juist paar
denmarkt werd- gehouden, werd hij be
vreesd, begon te huilen en riep: Vader!
ik durf niet verder. Groote beestengroote
beesten!
Men moet weten, de jongen had in
Landsmeer nooit een paard gezien.
De dominé slaakte een stille verzuch
ting tot den Heere. En zietl daar komt 'n
heer op hem af en zegt: „Wel dominéé!
welk een genoegen voor mij u eens te ont
moeten." En toen vertelde hij, dat hij
te Haarlem onder zijn prediking was be
keerd.
Men kan begrijpen met welk een be
reidwilligheid die heer hem met zijn zoon
tje naar het station bracht. Behouden
kwamen zij tei Utrecht aan, waar hij
preekte naar aanleiding van psalm 462.
Eji met gloed! Zoo dikwerf immers had
hij de krachtige hulp des Heeren onder
vonden.
Op de terugreis had hij nog een aan
gename ontmoeting.
Aangezien zijn zoontje er tegen opzag
alleen met hem door Amsterdam te trek
ken, ging de dominé bij aankomst aldaar
terstond opzoeken een vroeger lid zijner
gemeente, gehuwd met een zeekapitein,
die woonde in de nabijheid van het sta
tion.
Diens woning binnentredende, roept zijn
vrouw uit: „O, dominé! uw komst op dit
o ogenblik is een gebedsverhooring." En
toen deelde zij hem het volgende mede.
Voor zijn vertrek uit Amsterdam had hij
haar nog enmaal bezocht. Bij dat bezoek
was ook haar man tegenwoordig. En tot
hem had de dominé gezegd: „Wel kapi
tein! U hebt al zooveel zeeën bevaren, is
er ook hope, indien u eenmaal uw laatste
reis op 's levens oceaan hebt volbracht,
binnen te vallen in de haven der behou
denis?"
Do kapitein had daarop geantwoord:
„Hoor eens, dominéé met die dingen
houd ik mij niet bezig. Dat is goed
voor u en uwe collega's. En wilt u er
met mijn vrouw over praten, mij best,
doch ik houd er niet van."
Bij het heengaan vroeg de dominé in
vurig gebed den Heere, den kapitein te
willen betkeeren.
Eenigcn tijd daarna moest deze een
verrei reis ondernemen. Hij werd overval
len door oen zvvaren storm, welke zcio
hevig werd, dat het schip met de be
manning gevaar liep van te vergaan.
Eensklaps roept de kapitein uit: „Ja,
dominé Juch had gelijk. En hij bidt, bidt
ernstiglijk Israels Heere en ziet! Deze redt
hem uit den nood, ook uit dien zijner
ziel. En toen de kapitein thuis kwam,
kan men begrijpen met welk een blijd
schap zijn vrouw hem ontving en zij
van hem mocht vernemen, dat de Heere
zijn ziel gered had.
Kort na deze reis kwam hij te overlij
den en vóór zijn heengaan moest zijn
vrouw hem beloven, vooral dominé Juch
in kennis te stellen met het feit, dat de
Heere hem als middel had willen ge
bruiken, dat hij zonder vrees kon binnen
vallen in die haven, hem door dominé zcio
aangeprezen. En juist dien morgen, dat
hij aan zijn woning kwam, had zijn we
duwe begeerd dominé Juch te mogen
ontmoeten.
Welk een bemoediging voor den trou
wen arbeider in 's Heeren wijngaard.
Kort na deze ontmoeting, preekte hij
te Eist, gemeente Rhenen, in een schuur.
In het midden der preek roept een
vrouw: „Dominé, met u zou ik wol willen
sterven".
Zijn antwoord luidde: „Mocht Jeizus
maar uw Leidsman zijn of worden, dan
zijt gij veiliger dan bij mij, nietig stof
en asch."
En rustig preekte hij verder over de Pare]
van groote waarde.
(Uit een oude „Zeeuwsche Kerkb.")
Slapeloosheid.
Slapeloosheid komt zeer veelvuldig voor
en is buitengewoon onaangenaam. De ge
dachten, die men krijgt, als men wakker
te bed ligt, zijn dikwijls niet de aange
naamste. Gewone zaken worden bekeken
door een zwarten bril en bestaande on
aangenaamheden door een vergrootglas.
Dikwijls woelt men heen en weer, probeert
in allerlei houdingen den slaap te pakken
te krijgen, maar het lukt niet. Na een sla-
peloozen nacht is men 's morgens gaar en
men staat op, niet uitgerust en niet ver
kwikt en met zeer matigen lust tot den
arbeid. Lang durende, chronische slape
loosheid tast lichaam en geest aan en
maakt ten slotte den mensch ziek en tot
regelmatig werken onbekwaam.
Nu moet men iemand niet altijd geloo
ven, wanneer hij zegt den geheelen nacht
niet geslapen te hebben. Bij goede con
trole, zooals deze in ziekenhuizen wel
wordt uitgeoefend, blijkt dat er toch wel
een poosje, soms wel meerdere poosjes
geslapen, ja wel gesnorkt is, terwijl de
persoon zelf met stellige zekerheid ver
klaart, geen oog te hebben dicht gedaan,
alle uren de klok te hebben gehoord en
andere bewijzen bijbrengt. Maar hij heeft
niet bemerkt dat de zuster, voor zijn bed
staande, zijn slaap controleerde, of niet
gehoord, dat het nog al onweerde. Hij
heeft dus af en toe wel wat gesluimerd
of geslapen, maar het zelf niet gemerkt.
Maar ook zoo is het al kwellend genoeg.
Slapeloosheid, of liever gezegd onrus
tig en onregelmatig slapen, kan van zeer
verschillende omstandigheden afhangen Bij
kinderen is onrustig slapen dikwijls het
gevolg van adenoïde woekeringen; bij vol
wassenen kunnen zeer verschillende ziek
tetoestanden de oorzaak zijn. Deze alle
op te noemen, heeft geen zin. De meest
veelvuldige oorzaak is wel de neurasthenie
of zenuwzwakte; het voortdurend zich
nerveus maken over allerlei bestaande
of gefantaseerde zwarigheden, het steeds
den geest bezighouden met meer of min
der ernstige problemen, het voortdurend
hebben van zorg en ellende, enz. be
lemmert den slaap. Sommigen kunnen den
slaap niet pakken na te zware avondmaal
tijden, anderen niet, als ze met een leege
maag naar bed gaan, terwijl weer ande
ren niet kunnen slapen als ze sterke koffie
hebben gedronken, veel hebben gerookt
of ietwat opgewonden zijn door een glas
wijn of bier.
Er zijn verschillende vormen van sla
peloosheid; de een kan niet in slaap
komen; de ander valt wel direct in slaap,
maar is spoedig weer wakker en blijft
wakker; de derde slaapt zeer licht en zeer
oppervlakkig, slaapt bijna wakende en is
ieder oogenblik wakker.
Daar slapeloosheid een verschijnsel is
van zeer verschillende ziekten, soms wel
het eenige symptoom is van eene bestaan
de of dreigende zenuwstoornis, is het
gewenscht daarover den raad van een
geneesheer in te winnen.
Ter voorkoming van chronische slape
loosheid is noodig hygiëne van lichaam
en geest. Ik bedoel, o.m. dat er moet zijn
afwisseling van arbeid en rust en regel
maat in naar bed gaan en opstaan.
Verder moet de slaapkamer frisch zijn,
voor voldoende ventilatie moet worden
gezorgd; zoo mogelijk moet het rustigste
deel der woning worden uitgezocht en
moet getracht worden storende geluiden
te vermijden. Maar toch is het wonderlijk
hoe spoedig de mensch aan geluiden ge
went en hoe het regelmatig gedruisch
van eene machine, het geloei van een
siréne, het lawaai van een fabrieksfluit
of van een voorbij rollenden trein, na een
poosje iemand niet meer in zijn slaap
stoort.
Dit mag voor goede slapers gelden; bij
slechte slapers zijn wel voorzorgen noo
dig en dikwijls kent iemand in dit opzicht
zich zeiven het best.
Physiologisch schijnt het noodig dat
voor het slapen een zekere bloedarmoede
der hersenen besta; daarom verkiezen
velen met het hoofd wat hoog te liggen,
dus gebruik te maken van een flinke pe
luw en behoorlijke kussens.
Verkeerd is het met gespannen aandacht
er op te letten of men wel in slaap valt
dit moet als het ware van zelf gaan.
Dat men bij eene zoo kwellende ziekte
als slapeloosheid naar middelen zoekt om
deze te bestrijden, spreekt vanzelf.
Talrijk zijn de middelen daartegen aan
geprezen en meerderen namen of nemen
nog met dat doel verdoovende middelen
in. Dit op eigen houtje te doen, kan niet
genoeg worden afgeraden; sterker nog, er
moet ernstig tegen worden gewaarschuwd.
Een medicus kan een patiënt één of meer
doses van een z.g. slaapmiddel voorschrij
ven en zal daarvan soms een gunstig ef
fect zien, maar er mee ophouden, zoodra
hij meent, dat de tijd daarvoor gekomen is.
Maar niet altijd gaat de patiënt daar mee
accoord en deze zal dan een weg zoeken
om het begeerde medicament in handen
te krijgen. Dikwijls lukt hem dat, omdat
enkele apothekers, meerdere drogisten en
ook wel anderen hem daarbij van dienst
zijn en ook zonder recept zulk gevaar
lijk spul afleveren. Laten wij hopen, dat
dezulken niet weten, aan welk gevaar
ze hun medemensehen bloot stellen en
het alleen maar doen om een zoet winstje
te maken. Meerdere gevallen zijn echter
bekend geworden van vergiftiging met
slaapmiddelen, die men zonder voorschrift
had gekocht of gekregen en daaronder
zelfs gevallen met doodelijken afloop
Die moderne slaapmiddelen bij voor
keur in pastille-vorm in den handel ge
bracht en bijna altoos als onschadelijk
aangekondigd hebben zelfs in de hand
der geneesheeren wel kwaad gedaan en
menig patiënt raakte hieraan verslaafd en
kwijnde weg naar lichaam en geest. Ik
kan niet anders dan in deze tot uiterste
voorzichtigheid aansporen.
Veel beter is het te trachten den slaap
te verbeteren door onschuldiger midde
len en van deze zijn er ook wel in het
arsenaal der geneesheeren. Nog eens, raad
pleegt uw huisarts bij slapeloosheid; dit
kan u veel narigheid en veel ellende be
sparen. Hij zal wellicht in moeten grijpen
in uwe levensgewoonten, zal hygiënische
fouten in uwe levenswijze vinden en u
deze onder het oog brengen en afraden,
Nu weet ik wel, dat het gemakkelijker is
's avonds een pastille in te nemen, dan
zijn levenswijze te veranderen, maar het
eerste Is verkeerd struisvogelpolitiek-
een slaapmiddel heeft nog nooit de slape
loosheid genezen en het tweede is een
maatregel van individueel? hygiëne en
geneest u. t
„Kompas". Dr M. N
Een tornado heeft veel schade aange-
richt in do stad Nogales in den Amerikaan-
schen staat Arizona, aan de grens van Mexico
en in de Mexicaanscho steden Hermosillo
en Carbe in de provincie Sonora. Er zjjn
verscheidene personen gedood.
Een trein vvaannede Ma Ferguson reis-
do is in Texas in botsing gekomen met een
goederentrein. De machinist van den perso
nentrein werd gedood, verscheidene reizigers
worden gewond. Ma Ferguson sliep, toen do
botsing plaats had. Zij werd van de bank go
worpen doch bleef ongedeerd.
Naar uit Victoria in Britsch-Columba
wordt gemeld, is daar gisterenmiddag om 2
uur 33 sec. sterke aardbeving geregistreerd,
welke meer dan ©en uur duurde. De af
stand wordt op 11000 mijl geschat, waar
schijnlijk in de streek van Maska.
Een mooie gilt. Ter gelegenheid
van een huiselijk feest hebben de heer en
mevrouw Spanjaard te Borne besloten tot
het stichten van een .wfj!*;ebouw aldaar ton
bate van het Groene Kruis, waarin tegelij
kertijd ingericht wordt een installatie voor
hoogte-zon behandeling.
Verdwenen molen. De groote wa
termolen in den Brekkenpolder, gelegen tus
schen Lemmer en Sloten, is deze week af
gebroken, en heeft zijn plaats moeten ruimen
voor electrische drijfkracht. In het wijde Fric-
sche landschap doet het thans ietwat vreemd
aan dezen trouwen wachter tevergeefs te
zoeken He.t levendige is er geheel door weg
genomen en de omgeving ontsierd.
Nederlanders in Frankrijk
gewond. Omtrent het ongeval, Sliedrcchtscho
werklieden overkomen, wordt nog gemeld, dat
tijdens den arbeid aan het baggerwerk in
het kanaal bij Labasse in het Noorden van
Frankrijk met een der emmers een granaat
werd opgehaald, tijdens den oorlog in dit
kanaal gevallen. De granaat ontplofte, met
het reeds vermelde gevolg.
Trein tegen dikhuid. Do nacht-
mailtrein uit Malakka is bij Singapore (En-
gelseh-Indië) op de spoorbaan in botsing go-
komen met twee olifanten. Een dikhuid werd
gedood, do andere ontkwam in het oerwoud.
De voorzijde van de locomotief werd be
schadigd.
Een vaderlander, die het.
m cent. Delannoy, katholiek kamerlid in
België, hoeft, om een voorbeeld te geven, een
bedrag van frs 50.000 aan de Belgische amor
tisatiekas geschonken en tevens verklaard, dat
ook zijn honorarium als kamerlid voor dat.
doel moet bestemd worden.
(In Nederland heelt geen der sociaal-demo
cratische Kamerleden, toen ons vaderland een
zelfde ineenstorting dreigde als nu België
doormaakt, er aan gedacht om zijn beurs te
trekken of iets van zijn Kamertractemenl te
laten vallen).
Het Spaansche koningspaar is naar
Frankrijk vertrokken. Hun werd uitgeleide ge
daan door don koning en do koningin van
Engeland, den prins van Wales en andere
loden der koninklijke familie, mevr. Cham
berlain bood de koningin van Spanje een
bouquet aan.
De toepassing der arbo idu-
we 11 e n. De rechtbank te Milaan heeft een
belangrijke beslissing genomen op grond van
de korten tijd geleden ingevoerde arbeidswet
ten. Zij veroordeelde een zekere Antonio No-
tangelo, werkzaam bij de electrische centrale
te Milaan, tot 6 jaar gevangenisstraf en een
boete van 500 lire, omdat hij1 100 arbeiders
heelt willen overhalen zich te verzetten tegen
de invoering van den negenurigon arbeids
dag. Notangelo, die communist is, werd tij
dens de behandeling der zaak gearresteerd
Twee andere gevallen, hoewel minder be
langrijk, zijn dezer dagen behandeld te Ales
sandria en Bologna. Zeven arbeidsters te
Alessandria werden wegens het organiseeren
van een staking in een jutefabriek veroordeeld
lot gevangenisstraf van acht tot tien maanden.
Te Bologna, voor de heerschappij der fas
cisten het roode bolwerk, is bepaald, (lal
leden der socialistische vereenigingen en son)
mige bedrijven niet te werk mogen worden
gesteld.
Sedert Zondag hebben te Brussel vier
doviczenspeculantcn zelfmoord gepleegd.
Vice-admiraal Charles Miller van de En-
gclsche vloot is gisteren overleden, tenge
volge van een hotsing tusschen zijn ante
en een motorrijwiel.
Beunhaas. In den gildemtijd waren
er vakmenschan, die zich niet aan de
reglementen hielden, en bijvoorbeeld wei'!:
uitvoerden, alvorens het vereischtc proef
stuk geleverd te hebben. Kwam er nu on
verwacht bij dezulken bezoek, dan maak
ten zij becne-n als een haas en verstaken
zich op de beun tusschen verdieping,
hangkamer; of ook werkten daar geregeld-
Het Caudijnsche juk. Het R°-
meinsche leger werd in 321 v. Chr. door
de Samnielen door een list gelokt in de
Caudijnsche bergpassen en zoodanig 1|C"
nard, dat zij zich op vernederende voor
waarden moesten overgeven. Hun krijgs
oversten werden gedwongen halfnaakt en
in gebogen houding, begeleid door den
spot hunner vijanden, onder een uit drie
speren samengesteld juk door te gaan.
Sedert dien stond het Caudijnsche juk be
kend als de poort der vernedering.