No 237
Maandag 12 Juli 1926
40e Jaargang
Bij Examens en Openbaar Optreden
MARV ST JOHN.
iiMEeiaffit,
VOLLE;MELK-REER
Dit h Provincie.
FEUILLETON.
Beter dan Goed: DE BESTE
Drukkers-Exploiianten:
COSTERBAAN LE COINTRE GOES
Bureaux: Lange Vorsistraat 68—70, Goes
Tel.: Redactie no. 11; Administratie no. 58
Postrekening No. 36000.
Bijkantoor te Middelburg:
Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259
De Zeeuw
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs:
Per 3 maanden, franco per post, f 3.j
Losse nummersf 0.05
Prijs der Advertentiën:
14 regels f 1.20, elke regel pieer 30 ét.
Bij abonnement belangrijke korting.
HET EENE NOODIGE.
Maar één ding is noodig
Lucas 1042a.
Heden, 12 Juli, is'het tien jaar gele
den, dat Dominé Talma de eeuwige rast
inging.
We zeggen opzettelijk: dominé. Want
Talma is juist in zijn predikants
laren aan ons volk bekend géwordén als
de groote strijder voor de Christelijk-
Sociale beginselen. Tijdens zijn Kamerlid
maatschap preekte hij nog menigen Zon
dag. Zelfs in zijn ministersjaren ging hij;
meer clan eens in kleinen kring in de
bediening des Woords voor. Na zijn af
treden als minister diende hij de kleine
gemeente van Bennebroek. In het veldpre
dikerschap heeft hij zijn laatste krachten
verteerd. Als predikant is hij gestorven.
Het predikant-zijn had eigenlijk de
meeste liefde van zijn hart. Dat hij zich
aan, de sociale actie en aan de politiek gaf,
was, omdat de nood hem opgelegd was.
Omdat anderen dit werk nalieten. Omdat
velen niet tot de ziel van de arbeiders wis
ten door te dringen. Omdat velen in ge
breke bleven voor het oor der Overheid
te getuigen van recht en gerechtigheid.'
Toen de loop der gebeurtenissen Talma
uit het politieke strijdperk verdreef en hij
zich weer aan een ander levenswerk kon
geven, trok de kansel hem het meest aan,
al was het de kansel van een kleine dorps
kerk. En toen Talma voor het eerst als
Bennebroek's leeraar den preekstoel be
klom en zijn intrede hield, legde hij de ge
meente het Psalmvers op de lippen:
„Zelfs vindt de musch een huis, o Heer.
En toen de schare dit lied aanhief, kon
de groote, sterke Talma, die in den zwaai-
sten strijd van geen sidderen of beven
.wist, zijn aandoening nauwelijks verber
gen. Dat 'Psalmvers vertolkte Talma's
diepsten zielewensch.
Neen, Talma was geen geboren staats
man of socioloog. Het is er ver vandaan.
Hij was een geboren prediker, een prediker
van het-Evangelie van Christus, En dat
weer niet in den zin van een dominé, die
in begaafdhéid en uitlegkunde zijn ambt-
genooten in de schaduw stelt. Neen, Tal
ma was het a.1 genoeg als hij de gemeente
in eenvoudige woorden, in klare taal
mocht wijizen op de uitnemendheid van
den Heiland van zondaren.
Zie, dat was de groote begeerte in
Talma's leven: te getuigen van Christus.
Of datvoor duizenden of slechts voor
enkelen was, deerde hem niet.. Als hij
maar spreken kon van het Licht der we
reld. Daarom versmaadde hij na zijn mi
nisterschap het beroep naar een kleine
gemeente als Bennebroek niet. Daarom
sprak hij in de jaren van zijn politieker)
strijd vaak in wijfcgebouwen of stichtin
gen van barmhartigheid; zoodat men
slechts in zeer beperkten kring van zijn
optreden wist. Hoe meer Talma gesleept
werd in de beslommeringen van het staat
kundig: leven, des te meer hunkerde zijn
ziel er naar te spreken van het Lam
Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.
En als men dan aan Talma vroeg, waar
om hij zoo gaarne over de eeuwige din
gen sprak, was zijn antwoord, omdat men
dan zoo heerlijk absoluut kan zijn.
TV ie in de politieke actie zit, onder
vindt dat geheel als sociaal wenschelijk
gevoeld wordt, niet altijd economisch mo
gelijk is. Die ervaring was ook voor Talma
zeer smartelijk. Hij had. zoo graag zoo
veel tot stand willen brengen en hij kon
door de omstandigheden zoo weinig doen.
Maar daarom was het hem zulk een groote
weelde te kunnen spreken van de wereld
blijft men kalm en helder door het gebruik van HSïjnhariSt's Zenuwtabletten. Glazen buisje 75 et.
Uit het Engelsch.
10.) o
"?aar ?'-in ze nu allemaal, Mrs. May-
narcl> zoide Maurice trotsch; „ik noem
ze altijd met vijf vingers mijn kleine
helpsters Lettice, Hatty, Kosie, May
Beatrice, die wij Bee noemen, en hij
flapte m de handen tegen het blozen-
e\ kind. Janet kuste haar harts
tochtelijk „Mijn schoon kind, moeders
eigen hel kind," fluisterde zij, terwijl zij
een koekje voor haar lieveling uitzocht.
keek met 1 oP de iongstö was>
teek met begeenge blikken toe en scheen
kuilen, toen Bee haar
tig aanbood er eerst van te bij-
i®a,ky' köt is uw koekje; May
Jgt straks haar thee," kwam dei moeder
jaloersch tusschenheide.
„Neen, neen; laat Bee het met haar
usje deelen," zeide Maurice. Goed zoo,
mp kleine lieveling, laat May nog maar
ens pro-even. Niets heeft meer waarde,
an walmeer het met anderen gedeeld
wordt; onthoudt dat kinderen."- Eu, aan
gespoord tot ongewone edelmoedigheid
oor dit gezegde haars vaders, kneep
der onzienlijke dingen. Dan behoefde hij
zich niet voorzichtig uit te drukken. Dan
kon hij getuigen van onmetelijken rijk
dom en van onpeilbare liefde. Nooit kan
't geloof te veel verwachten
Diep was in Talma's ziel het eene
noodige gegrift. Kort na zijn overlijden
is bekend geworden het woord, dat hij
in zijn ministersjaren tot een van zijn
vrienden gesproken heeft:
„Het belangrijkste voor gen volk is, dat
het de prediking des Evangelies ontvangt.
Hoe meer ik zie wat je als minister te
doen hebt, en hoe ontzaglijk veel er on
gedaan blijft, omdat je onmachtig bent
alle lijden zelfs te henaderen, hoe meer ik
geloof -dat het alles, alles, niets helpt,
als de menschen niet .gelooven; als ze
het Evangelie van Jezus Christus niet
als het eene noodige beschouwen.
In dat woord beluisteren we zoo echt de
stem van Ta-lma, zooals hij dikwijls tot.
ons volk gesproken heeft.
„Het belangrijkste voor een volk.
Dat is niet geld en goed. Dat is niet
kunst en wetenschap'. Da,t is niet onderwijs
en beschaving. Dat is niet een prachtige
sociale wetgeving. Neen, dat is de pre
diking van het Evangelie.
„Niets helpt als de menschen niet ge
looven." Al het werken van Ministers
en Kamerleden, van sociale bonden en
vakorganisaties helpt niets, helpt letter
lijk niets tenziji de menschen geloo
ven. Gelooven in Hem, Die niet alleen
kwam om zondaren zalig te maken, maar
om- heel het wereldleven met al zijn ga
ven en krachten, met al zijn kennen en
kunnen, met al zijn glans en heerlijkheid
aan den verderver te ontrukken, en het
Koninkrijk den Vader over te geven.
Christus is niet alleen de\ Verlosser
der zielen, maar ook de Behouder van
het maatschappelijk leven. Eens zal er
'een wereld komen; waarop vrede en ge
rechtigheid zullen wonen. En 't is die
vrede en die gerechtigheid, die Christus
-door den Heiligen Geest reeds op aarde
in het hart van de geloovigen doet dalen,
zoodat zij hier al een voorsmaak genie
ten van den eeuwigen sabbat.
Van die allesomvattende heteekenis van
Christus' komst op aarde was Talma diep
overtuigd. Dat behoorde voor hem ook
tot het Evangelie van Jezus Christus,
Daarom was hij niet alleen een goed
zielsverzorger, maar ook zulk een sociaal
prediker.
'Met heel de politieke en sociale actie
richten we niets uit „als de menschen het
Evangelie van Jezus Christus niet als het
eene noodige beschouwen".
"Wie dat eenige noodige niet erkent, kan
niet anders dan lapwerk verrichten. Ge
zond worden de verhoudingen dan nooit!
De kwaa-l Zit dieper. De oorzaak van het
kwaad moet bestreden.
Wie het Evangelie verwerpt, kan pro-
beeren de smartelijke gevolgen van het
kwaad ietwat te verzachten, maar het
kwaad blijft voortkankeren en de ellende
.in de samenleving neemt steeds toe.
Alleen het Evangelie kan hier redding
brengen. (Amsterdammer.)
BMfciuuiBuiwwiii—iinaiiiiiiiiiii—Bam—pbohmii,!
D ei nieuwe Commissie.
Een gelukkige greep deed- de Regeering
B-e-e haar oogjes stijf dicht en gaf haar
laatste hapje aan May.
„Mag ik er haar nog niet een geven,
Maurice?" fluisterde Janet, zeer getrof
fen door de vrijgevigheid van haar kleine
lieveling.
„Zeker niet. Woudt ge de deugd omkoo-
pen en een belooning geven voor een
-edelmoedige daad? Kom eens hij mij,
Bab^; vader zal u -een mooie geschiedenis
v-ertellen, die meer waard- is dan alle
koekjes ter wereld"; en toen nam hij
zijn dochtertje in zijn axme-n en bedekte
gezicht en hals met kussen.
De teruggetrokkenheid en stilheid- van
Mrs. Maynard veranderden in vriendelijk
heid eer er een half uur verloopen was
zij bewonderde Mrs. St. John, doch
had tevens een afkeer van haar; maar
van Mr. St. John zou zij bijnai kunnen,
houden.
Intussche-n waren de meisjes, op een af
gezonderde vensterbank gezeten, goed op
weg vertrouwelijk te wor'den.
„Wij zullen bepaald goed met elkander
over weg kunnen het zal althans
aan mij niet liggen, als het niet gaaf.
Ik ben ten minste van plan steeds vrien
delijk te-gen u te zijn. Uw moeder noemt
u Dollie; heet gij Dorothy? Wat een
mooie ouderw-etsche naato is dat! Weet
ge, ik heet zeer zelden Miss St. John, of
-zelfs Mary, ofschoon mijn schoonzuster
met de samenstelling der nieuwe. Pacifi
catie-Commissie, welke- zal hebben na te
gaan in welk opzicht de Lager-Onderwijs-
wet 1920 wijziging behoeft met het oog
op de veranderde tijdsomstandigheden.
-Over het program der Oommissie is
elke discussie overbodig. Zij zal hebben
te onderzoeken in hoeverre er bezuinigd
kan worden, zonder dat dei gelijkstelling
in gevaar wordt gebracht of dei vitale
belangen van hot onderwijs worden ge
schaad.
Dat is al zoo vaak herhaald, dat het
in de hoofden der commissieleden ingeha-
merd moet zijn.
Het kwam dus slechts op dei samenstel
ling der Commissie aan.
En daarbij heeft dei Regeering, blijkens
het benoeminsbe-sluit, zich eenig en alleen
laten ..leiden door de vraag: hoe verkrijg
ik het beste resultaat! Het moet voor
Mr. Rutgers -een geoorloofde voldoening
zijn en het verheugt ons in hooge mate,
dat hem het voorzitterschap dezer belang
rijke commissie werd opgedragen.
Hij was de man, die vóór anderen
met krachtige argumenten op, 't onderzoek
aandrong; terwijl vriend -en tegenstander
erkent, dat hij als zeer weinigen, de
stof be-heerscht.
Dat Dr Die Visser, hoe voortreffelijk
onderwijsman hij moge zijn, buiten de
Commissie moest blijven, spreekt vanzelf.
Hij is de vader der wet van 1920; zou
derhalve in de Commissie niet op zijn
plaats zijn, maar kan -er buiten staan
de later zijn gewaardeerde adviezen
geven. Bovendien zal de heer Tilanus
(secretaris van den Onderwijsraad zijn ge
dachten uitnemend kunnen vertolken.
De practische school-deiskundigen zijn
door Mr. Terpstra, Mr. de Jong en wet
houder Polak waardig vertegenwoordigd;
terwijl het deskundig-financieele element
in Mi'. Jonker -kenner der gemeente-
financiën een deige-lijk pleitbezorger
vindt.
De secretarissen zijn ambtenaren met
ve-el practischei ervaring bij de uitvoering
de-r bestaande wet.
Ten slotte mag bij deze- voorlo-öpige,
korte beschouwing met dankbaarheid het
feit gereleveerd worden, dat deze Commis
sie zich reeds a priori stelt op de basis
de-r financi-eele gelijkstelling tusschen
openbaar- -en bijzonder onderwijs.
Öp den voortreffelijken arbeid der vo
rige Commissie werd -een leelijke vlek ge
worpen door het feit, dat een der le
den een staatsman van liberalen huize
zich tot het bittere einde toe tegen de
pacificatie verzette.
Zijn opvolgster in deze Oommissie, mej.
-We-sterman, zou het met de gelijkstelling
ook nog wel eens op- een accoo-rdje wil
len gooien, maar mocht ze hiertoe in
de Commissie al eenige neiging: vertoo-
nen, dan wordt zoowel van links als
van re-chts voldoende tegenwicht geboden.
Indien ons oordeel over het resultaat
even gunstig kan zijn als over de samen
stelling der Commissie; -dan zullen we
dubbel en dwars tevreden zijn. (R.ott.)
•Mej. Kuyper en Jan Steen.
Mej. H, S. S. K., die de Jan Steen-
tentoonstelling heeft gezien, schrijft naar
aanleiding er van onder meer:
Jan Steen is een vriend van mei5
geworden.
mij soms zoo noemt .De meeste menschen
noemen mij tante Mary - net'
„Tante Mary!"
„Ja; de kind-eren begonnen er natuurlijk
mee. Voor hen ben ik altijd tante .Mary;
en toen nam Maurice de gewoonte aan
en later Janet, en zo olangzamerhand
ook anderen. Van lieverlede is het een
lie-velingsnaampje geworden."
„Ik weet zeker, dat ik nooit tante
Mary tegen u zou kunnen zeggen."
„Wacht maar, we zullen wel eens zien;
het zal u weldra heel natuurlijk toeschij
nen. Ik ben niet van plan Miss Maynard
tegen u te zeggen, als wij in den vreem
de zijn; daar is alles ons onbekend en
moeten wij ons dus bij elkander aan
sluiten."
„Zal het niet heerlijk zijn?" riep Dollie
verrukt uit; „ik bedoel, om al die vreem
de plaats-en te zien."
„Ja zeker," antwoordde Miss St. John
vroolijk. „Ik he-b mij zeer op mijn va-
cantie verheugd, alleen wenschte ik, dat
Maurice, Janet en de kinderen ook mede
konden gaart. Vindt ge, dat mijn broeder
er zeer slecht uitziet?"- vervolgde zij ang
stig. „Ik meen, of het u opvalt, dat hij
er zwak uitziet? Janet maakt mij voort
durend- angstig met allerlei vréeselijke ver
onderstellingen; zij zegt, dat hij zich over
werkt heeft, &r steeds slechter gaat uitzien
en geen eetlust meer heeft, en dat de be-
Vr-oeger had ik erg 'tland aan hem,
'kVond hem ordinair. Maar toen kende
ik hem niet. Ik begreep den achtergrond
van zijn schilderijen niet. Eerst veel later
heb- ik Jan Steen, den miskende, leeren
begrijpen, waardeeren en bewonderen.
Jan Steen was een Leidena'ar, net als
Rembrandt.
Maar ze hadden een heel anderen kijk
op het leven, onze twee geniale schil
ders. Jan Steen was een o-olijke guit,
die de menschen en al hun dwaasheden
er goed „van door" had, en wien het een
lust was, die dwaasheden en uitspattin
gen en aanstellerijen, en ijdelheden aan
-de kaak, d.i. aan de schandpaal te stellen.
En hij had gelegenheid te over. dien
kant van het menschelijk leven te lee
ren kennen, i j i i i
Hij was de zoon van een bierbrouwer
en hield later zelf een herberg.
Maar er zijn menschen genoeg, dié ook
Han nog dien kant van 't leven' niet zou
den -opmerken, of geërgerd met opge
trokken neus, zulke tafereelen den rug
zo-uden toekeeren.
.Maar Jan Steen niet. Hij keek zijn oogen
uit en dan nam hij zijn penceel en schil
derde de doll-e, dwaze tafereelen meester
lijk uit. Geen geb-aar, geen blik ontging
h-em. Bespottelijk vond hij het, dat de
menschen zich zóó kon-den aanstellen.
Maar zijn kunstenaarsoog zag, dat er wat
bijzonders viel uit te beel-den. En me
dunkt, ik zie hem, met fonkelende oogen
en de "lippen in spotlach gekruld, met
het pleziei'-in-zijn-werk van een knap
caricaturist de zotte wijven en 'de dolle-
mans op h-et doek zetten, zóó als zij het
verdienden.
Jan -Steen is een schilder zooals Dickens
een schrijver was.
Beiden zien 't „kostelijk mal" van het
verdwaasde menschenleven. Beiden sig-
naleeren, brandmerken, zetten bakens in
zee maar nooit hatelijk of bitter, altijd
met een go-edigen schaterlach.
Ik noemde Jan Steen zo-oeven ,,'n mis
kende". Want de uitdrukking ,,'n huis
houden van 'Jan Steen", slaat niet op
Jan Steen's eigen huishouden, maar
b-eteekent: 'n huishouden, zooals Jan Steen
placht te schilderen.
'Als vrouw voel je, boe Jan Steen hui
selijk en huishoudelijk leven liefhad. Hoe
.keurig mooi en liefelijk schildert hij pot
ten en pannen, borden en schalen, kan
nen en korfjes. Hij hield van al dat Hol-
lan-dsch 'huishoudelijk gerei, en had', er
een onuitputtelijk plezier i-n.
Bij -honderden staan ze op zijn schilde
rijen, meest op den vo-orgrond. Voor eie
ren schijnt hij een bijzondere voorliefde
te hebben. Je ziet ze, heel, of gebroken',
op tal van zijn schilderijen.
Een ontdekking was mij' op deze ten
toonstelling, dat Jan Steen ook een mees
ter was in het weergeven van Bijbelscha
-onderwerpen.
Indrukwekkend mooi, vol geheimzin
nige stemming is zijn „Christus in
Em'maus" De jongeren zitten versla
gen van verwondering aan tafel en bui
ten in mysterieus licht verdwijnt de reeds
in de verte vervagende gestalte van den
Heiland.
Wat heeft Jan Steen de diepe zielsont
roering dier discipelen doorvoeldEn hoe
prachtig heeft hij dat weergegeven.
nauwdheid van deze nauwe straten hem
langzamerhand doodt."
„Mr S,t. John ziet er zonder twijfel niet
sterk uit; maar weet ge, ik kan er niet
goed over oordeelen."
„Vrienden zien de dingen soms beter
dan de huisgenooten", antwoordde Mary
droome-rig; „en dan is -men altijd zoo
bezorgd voor hen, die men liefheeft, en
Maurice is -er zeker de mart niet naar
om zich te ontzien."
„Hebt ge hier altijd gewoond?" vroeg
Dollie plotseling; het boezemde haar min
der belang in, om over de gezondheid van
Mr St. John te praten, dart om die-ns
zuster gade te slaan; er was zoo iets
opgewekts -en rustigs in haar wezen.
„Neen, ik woonde bij mijn tante, die mij
opvoedde, totdat zij stierf, ongeveer ne
gentien maanden geleden en toen vroegen
Maurice -en Jan-et mij om hie-r te komen.
Dorsetshire, waar tante Emma woonde,
was zoo'n aardig d-orpje en haar huisje
was zoo aardig gebouwd van zwarte stee-
nen -en geheel begroeid met rozen!"
„Wat e-en vrees elijke verandering was
het dan voor u, om hier te komen!" riep
Dollie uit, m-et -eien ernst, die de an
dere deed lachen. „Ik geloof niet, dat ik
het een maand in een plaats als deze
zou kunnen uithouden; het moet wel een
zware beproeving zijn, om altijd zoo'n
schouwspel voor oogen te hebben," op
Geheel anders, heftig, druk, is zijn uit
beelding van Simson in- handen der Phili-
stijn-en. Een pracht van afgeknipte zwie
rige lokken sieren heel den voorgrond
van dit gro-o-e schilderij. En iedere lok
is -een kunststukje op zich zelf.
En dan die bittere wanhoop op het
verwrongen gelaat van den armen, ont
goochelden Simson!
Ook "L ab an en Rachel is mooL
Ik kende li-et schilderij van vroeger, 'tls
Leidens eigendom en h-angt in zijn mooié
Lakenhal, 't zelfde gebouw, waar nu dé
tentoonstelling gehouden wordt.
De Bruiloft van Ivan-a. twee schilde
rijen over Ahasveros, Esther en Hamad
Bathseh-a De' Verloren Zoon
De Tempelreiniging De aanbidding van
het gouden kalf getuigen alle van
z-o-o'n grondige Schriftkennis dat je et
den traditioneel-en (ik herhaal: miskenden)
Jan' Steen niet uit herkennen: zou. Maa'fl
je leert er den échten Jan Steen uit ken
nen, den man, die op een zijner schilde
rijen het versje penseelde:
Drie dingen wens ik en niet meer
Vooral -te minnen Go-dt den Heer,
Geen overvl-o-edt van RijekdomsschaL
Maar wens om 'tgeen de wijste badt,
Een eerlijk l-even op dit dal
In deze drie bestaet het al.
Eerste Kamerverkiezingen.
De A.-R. lijst voor Gelderland, - Ovef-
ijs-el, Drenthe en Groningen luidt: H. Co
lijn, P. A. Diepenhorst, dr H. Franssen,
Jhr S. van Citters, H. Timmer te Meppelj
Ds G. Hofstede, Jhr Beelaerts van Blok
land (oud-lid), T. TI. Humm-elen.
De heer Hofstede was te voren pred.-
b-ij de D-o-opsg-ez. Gemeente te Aarden
burg; de heer Hummelen is notaris té
Groningen en was voorheen candidaat
ten kantore van not. Pilaar te Goes.
Alle r 1 e i.
De heer TI. Colijn heeft aan het Tweedë
Kamerlid Chr. v. d. Heuvel bericht, dat
hij van diens aanbod om' zijn zetel vooïl
den heer C. open te maken geen gebruik'
zal maken. Gelijk men weet, staat dé
heer Colijn no. 1 op de A.-R. lijst voor
d-e Eerste Kamer.
De Koningin heeft tengevolge van eeö
lichte verkoudheid haa.r hotel te Sankt
Beatenb-ei'g gedurende drie dagen niet ver
laten. TI. M. hoopt heden de tochten in'
-den omtrek te kunnen hervatten.
Als gevolg van de mijnwerkersstaking
in Engeland rijdt van Zaterdag af iederep
avond een extra-kolentrein van '40 a 50'
wagons via Winterswijk-TIoogezand naar
Delfzijl voor het bunkeren van Engeï-
sch-e schepen.
(deer voedingswaarde dan 2 E1EREW
Officier van gezondheid 2e kl. L'.-
No-teb-o-om is op het wachtschip, te Vl-is-
singen gedetacheerd.
Bij- Kon. besluit zijn benoemd *bij
het reserve personeel der landmacht tot
een groep verwaarloosde kinderen wij
zend, die voor het huis speelden. Mis
St. John zette haar lorgnet op e-n eb-
keek zei.
„Het zijn -eenige mijner Teerlingen van
de armenschool; ja, men moet wel mede
lijden hebben met die arme stumperts. Als
gij slechts enkele- van de huizen kondetj
zien, waar Maurice e-n ik binnen gaan!"
„Ik zou niet houden van dat soort
werk," bekende- Dollie eerlijk.
„Neen, dat wil ik wel gelooven; men
moet er bepaald roeping voor gevoelen.
Maurice zegt soms, dat ik geknipt hen
voor een liefdezuster, maar ik zeg, dat hij
zich vergist. Ik heb een te grooten af
keer van reigel en sleur. Ik heb gaarne,
dat mijn werk mijn eigen persoonlijkheid
in zich draagt, -en doe het dus gaarne
op mijn -eigen wijze."
„En kunt gij hier gelukkig zijn?" vroeg
Dollie met -een gebaar van verwondering
en medelijden.
„Ja, zelfs in Whifechap-el voel ik mij
gelukkig,"" antwoordde Miss St. John la
chend; „ik geloof, dat ve-el werk en een
weinig liefde voor de meeste menschen
voldoende zijn. Ik mis mijn rozen; maar
daarvoor in de plaats heb ik Maurice en
de kinderen en Janet natuurlijk óók,"
terwijl zij .lachte om' de vergissing, jtókar
zij zeide dat op een anderen toon', hetgeen
Dollie niet ontging. (Wordt vervolgd.) j