No 237 Maandag 12 Juli 1926 40e Jaargang Bij Examens en Openbaar Optreden MARV ST JOHN. iiMEeiaffit, VOLLE;MELK-REER Dit h Provincie. FEUILLETON. Beter dan Goed: DE BESTE Drukkers-Exploiianten: COSTERBAAN LE COINTRE GOES Bureaux: Lange Vorsistraat 68—70, Goes Tel.: Redactie no. 11; Administratie no. 58 Postrekening No. 36000. Bijkantoor te Middelburg: Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259 De Zeeuw VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs: Per 3 maanden, franco per post, f 3.j Losse nummersf 0.05 Prijs der Advertentiën: 14 regels f 1.20, elke regel pieer 30 ét. Bij abonnement belangrijke korting. HET EENE NOODIGE. Maar één ding is noodig Lucas 1042a. Heden, 12 Juli, is'het tien jaar gele den, dat Dominé Talma de eeuwige rast inging. We zeggen opzettelijk: dominé. Want Talma is juist in zijn predikants laren aan ons volk bekend géwordén als de groote strijder voor de Christelijk- Sociale beginselen. Tijdens zijn Kamerlid maatschap preekte hij nog menigen Zon dag. Zelfs in zijn ministersjaren ging hij; meer clan eens in kleinen kring in de bediening des Woords voor. Na zijn af treden als minister diende hij de kleine gemeente van Bennebroek. In het veldpre dikerschap heeft hij zijn laatste krachten verteerd. Als predikant is hij gestorven. Het predikant-zijn had eigenlijk de meeste liefde van zijn hart. Dat hij zich aan, de sociale actie en aan de politiek gaf, was, omdat de nood hem opgelegd was. Omdat anderen dit werk nalieten. Omdat velen niet tot de ziel van de arbeiders wis ten door te dringen. Omdat velen in ge breke bleven voor het oor der Overheid te getuigen van recht en gerechtigheid.' Toen de loop der gebeurtenissen Talma uit het politieke strijdperk verdreef en hij zich weer aan een ander levenswerk kon geven, trok de kansel hem het meest aan, al was het de kansel van een kleine dorps kerk. En toen Talma voor het eerst als Bennebroek's leeraar den preekstoel be klom en zijn intrede hield, legde hij de ge meente het Psalmvers op de lippen: „Zelfs vindt de musch een huis, o Heer. En toen de schare dit lied aanhief, kon de groote, sterke Talma, die in den zwaai- sten strijd van geen sidderen of beven .wist, zijn aandoening nauwelijks verber gen. Dat 'Psalmvers vertolkte Talma's diepsten zielewensch. Neen, Talma was geen geboren staats man of socioloog. Het is er ver vandaan. Hij was een geboren prediker, een prediker van het-Evangelie van Christus, En dat weer niet in den zin van een dominé, die in begaafdhéid en uitlegkunde zijn ambt- genooten in de schaduw stelt. Neen, Tal ma was het a.1 genoeg als hij de gemeente in eenvoudige woorden, in klare taal mocht wijizen op de uitnemendheid van den Heiland van zondaren. Zie, dat was de groote begeerte in Talma's leven: te getuigen van Christus. Of datvoor duizenden of slechts voor enkelen was, deerde hem niet.. Als hij maar spreken kon van het Licht der we reld. Daarom versmaadde hij na zijn mi nisterschap het beroep naar een kleine gemeente als Bennebroek niet. Daarom sprak hij in de jaren van zijn politieker) strijd vaak in wijfcgebouwen of stichtin gen van barmhartigheid; zoodat men slechts in zeer beperkten kring van zijn optreden wist. Hoe meer Talma gesleept werd in de beslommeringen van het staat kundig: leven, des te meer hunkerde zijn ziel er naar te spreken van het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. En als men dan aan Talma vroeg, waar om hij zoo gaarne over de eeuwige din gen sprak, was zijn antwoord, omdat men dan zoo heerlijk absoluut kan zijn. TV ie in de politieke actie zit, onder vindt dat geheel als sociaal wenschelijk gevoeld wordt, niet altijd economisch mo gelijk is. Die ervaring was ook voor Talma zeer smartelijk. Hij had. zoo graag zoo veel tot stand willen brengen en hij kon door de omstandigheden zoo weinig doen. Maar daarom was het hem zulk een groote weelde te kunnen spreken van de wereld blijft men kalm en helder door het gebruik van HSïjnhariSt's Zenuwtabletten. Glazen buisje 75 et. Uit het Engelsch. 10.) o "?aar ?'-in ze nu allemaal, Mrs. May- narcl> zoide Maurice trotsch; „ik noem ze altijd met vijf vingers mijn kleine helpsters Lettice, Hatty, Kosie, May Beatrice, die wij Bee noemen, en hij flapte m de handen tegen het blozen- e\ kind. Janet kuste haar harts tochtelijk „Mijn schoon kind, moeders eigen hel kind," fluisterde zij, terwijl zij een koekje voor haar lieveling uitzocht. keek met 1 oP de iongstö was> teek met begeenge blikken toe en scheen kuilen, toen Bee haar tig aanbood er eerst van te bij- i®a,ky' köt is uw koekje; May Jgt straks haar thee," kwam dei moeder jaloersch tusschenheide. „Neen, neen; laat Bee het met haar usje deelen," zeide Maurice. Goed zoo, mp kleine lieveling, laat May nog maar ens pro-even. Niets heeft meer waarde, an walmeer het met anderen gedeeld wordt; onthoudt dat kinderen."- Eu, aan gespoord tot ongewone edelmoedigheid oor dit gezegde haars vaders, kneep der onzienlijke dingen. Dan behoefde hij zich niet voorzichtig uit te drukken. Dan kon hij getuigen van onmetelijken rijk dom en van onpeilbare liefde. Nooit kan 't geloof te veel verwachten Diep was in Talma's ziel het eene noodige gegrift. Kort na zijn overlijden is bekend geworden het woord, dat hij in zijn ministersjaren tot een van zijn vrienden gesproken heeft: „Het belangrijkste voor gen volk is, dat het de prediking des Evangelies ontvangt. Hoe meer ik zie wat je als minister te doen hebt, en hoe ontzaglijk veel er on gedaan blijft, omdat je onmachtig bent alle lijden zelfs te henaderen, hoe meer ik geloof -dat het alles, alles, niets helpt, als de menschen niet .gelooven; als ze het Evangelie van Jezus Christus niet als het eene noodige beschouwen. In dat woord beluisteren we zoo echt de stem van Ta-lma, zooals hij dikwijls tot. ons volk gesproken heeft. „Het belangrijkste voor een volk. Dat is niet geld en goed. Dat is niet kunst en wetenschap'. Da,t is niet onderwijs en beschaving. Dat is niet een prachtige sociale wetgeving. Neen, dat is de pre diking van het Evangelie. „Niets helpt als de menschen niet ge looven." Al het werken van Ministers en Kamerleden, van sociale bonden en vakorganisaties helpt niets, helpt letter lijk niets tenziji de menschen geloo ven. Gelooven in Hem, Die niet alleen kwam om zondaren zalig te maken, maar om- heel het wereldleven met al zijn ga ven en krachten, met al zijn kennen en kunnen, met al zijn glans en heerlijkheid aan den verderver te ontrukken, en het Koninkrijk den Vader over te geven. Christus is niet alleen de\ Verlosser der zielen, maar ook de Behouder van het maatschappelijk leven. Eens zal er 'een wereld komen; waarop vrede en ge rechtigheid zullen wonen. En 't is die vrede en die gerechtigheid, die Christus -door den Heiligen Geest reeds op aarde in het hart van de geloovigen doet dalen, zoodat zij hier al een voorsmaak genie ten van den eeuwigen sabbat. Van die allesomvattende heteekenis van Christus' komst op aarde was Talma diep overtuigd. Dat behoorde voor hem ook tot het Evangelie van Jezus Christus, Daarom was hij niet alleen een goed zielsverzorger, maar ook zulk een sociaal prediker. 'Met heel de politieke en sociale actie richten we niets uit „als de menschen het Evangelie van Jezus Christus niet als het eene noodige beschouwen". "Wie dat eenige noodige niet erkent, kan niet anders dan lapwerk verrichten. Ge zond worden de verhoudingen dan nooit! De kwaa-l Zit dieper. De oorzaak van het kwaad moet bestreden. Wie het Evangelie verwerpt, kan pro- beeren de smartelijke gevolgen van het kwaad ietwat te verzachten, maar het kwaad blijft voortkankeren en de ellende .in de samenleving neemt steeds toe. Alleen het Evangelie kan hier redding brengen. (Amsterdammer.) BMfciuuiBuiwwiii—iinaiiiiiiiiiii—Bam—pbohmii,! D ei nieuwe Commissie. Een gelukkige greep deed- de Regeering B-e-e haar oogjes stijf dicht en gaf haar laatste hapje aan May. „Mag ik er haar nog niet een geven, Maurice?" fluisterde Janet, zeer getrof fen door de vrijgevigheid van haar kleine lieveling. „Zeker niet. Woudt ge de deugd omkoo- pen en een belooning geven voor een -edelmoedige daad? Kom eens hij mij, Bab^; vader zal u -een mooie geschiedenis v-ertellen, die meer waard- is dan alle koekjes ter wereld"; en toen nam hij zijn dochtertje in zijn axme-n en bedekte gezicht en hals met kussen. De teruggetrokkenheid en stilheid- van Mrs. Maynard veranderden in vriendelijk heid eer er een half uur verloopen was zij bewonderde Mrs. St. John, doch had tevens een afkeer van haar; maar van Mr. St. John zou zij bijnai kunnen, houden. Intussche-n waren de meisjes, op een af gezonderde vensterbank gezeten, goed op weg vertrouwelijk te wor'den. „Wij zullen bepaald goed met elkander over weg kunnen het zal althans aan mij niet liggen, als het niet gaaf. Ik ben ten minste van plan steeds vrien delijk te-gen u te zijn. Uw moeder noemt u Dollie; heet gij Dorothy? Wat een mooie ouderw-etsche naato is dat! Weet ge, ik heet zeer zelden Miss St. John, of -zelfs Mary, ofschoon mijn schoonzuster met de samenstelling der nieuwe. Pacifi catie-Commissie, welke- zal hebben na te gaan in welk opzicht de Lager-Onderwijs- wet 1920 wijziging behoeft met het oog op de veranderde tijdsomstandigheden. -Over het program der Oommissie is elke discussie overbodig. Zij zal hebben te onderzoeken in hoeverre er bezuinigd kan worden, zonder dat dei gelijkstelling in gevaar wordt gebracht of dei vitale belangen van hot onderwijs worden ge schaad. Dat is al zoo vaak herhaald, dat het in de hoofden der commissieleden ingeha- merd moet zijn. Het kwam dus slechts op dei samenstel ling der Commissie aan. En daarbij heeft dei Regeering, blijkens het benoeminsbe-sluit, zich eenig en alleen laten ..leiden door de vraag: hoe verkrijg ik het beste resultaat! Het moet voor Mr. Rutgers -een geoorloofde voldoening zijn en het verheugt ons in hooge mate, dat hem het voorzitterschap dezer belang rijke commissie werd opgedragen. Hij was de man, die vóór anderen met krachtige argumenten op, 't onderzoek aandrong; terwijl vriend -en tegenstander erkent, dat hij als zeer weinigen, de stof be-heerscht. Dat Dr Die Visser, hoe voortreffelijk onderwijsman hij moge zijn, buiten de Commissie moest blijven, spreekt vanzelf. Hij is de vader der wet van 1920; zou derhalve in de Commissie niet op zijn plaats zijn, maar kan -er buiten staan de later zijn gewaardeerde adviezen geven. Bovendien zal de heer Tilanus (secretaris van den Onderwijsraad zijn ge dachten uitnemend kunnen vertolken. De practische school-deiskundigen zijn door Mr. Terpstra, Mr. de Jong en wet houder Polak waardig vertegenwoordigd; terwijl het deskundig-financieele element in Mi'. Jonker -kenner der gemeente- financiën een deige-lijk pleitbezorger vindt. De secretarissen zijn ambtenaren met ve-el practischei ervaring bij de uitvoering de-r bestaande wet. Ten slotte mag bij deze- voorlo-öpige, korte beschouwing met dankbaarheid het feit gereleveerd worden, dat deze Commis sie zich reeds a priori stelt op de basis de-r financi-eele gelijkstelling tusschen openbaar- -en bijzonder onderwijs. Öp den voortreffelijken arbeid der vo rige Commissie werd -een leelijke vlek ge worpen door het feit, dat een der le den een staatsman van liberalen huize zich tot het bittere einde toe tegen de pacificatie verzette. Zijn opvolgster in deze Oommissie, mej. -We-sterman, zou het met de gelijkstelling ook nog wel eens op- een accoo-rdje wil len gooien, maar mocht ze hiertoe in de Commissie al eenige neiging: vertoo- nen, dan wordt zoowel van links als van re-chts voldoende tegenwicht geboden. Indien ons oordeel over het resultaat even gunstig kan zijn als over de samen stelling der Commissie; -dan zullen we dubbel en dwars tevreden zijn. (R.ott.) •Mej. Kuyper en Jan Steen. Mej. H, S. S. K., die de Jan Steen- tentoonstelling heeft gezien, schrijft naar aanleiding er van onder meer: Jan Steen is een vriend van mei5 geworden. mij soms zoo noemt .De meeste menschen noemen mij tante Mary - net' „Tante Mary!" „Ja; de kind-eren begonnen er natuurlijk mee. Voor hen ben ik altijd tante .Mary; en toen nam Maurice de gewoonte aan en later Janet, en zo olangzamerhand ook anderen. Van lieverlede is het een lie-velingsnaampje geworden." „Ik weet zeker, dat ik nooit tante Mary tegen u zou kunnen zeggen." „Wacht maar, we zullen wel eens zien; het zal u weldra heel natuurlijk toeschij nen. Ik ben niet van plan Miss Maynard tegen u te zeggen, als wij in den vreem de zijn; daar is alles ons onbekend en moeten wij ons dus bij elkander aan sluiten." „Zal het niet heerlijk zijn?" riep Dollie verrukt uit; „ik bedoel, om al die vreem de plaats-en te zien." „Ja zeker," antwoordde Miss St. John vroolijk. „Ik he-b mij zeer op mijn va- cantie verheugd, alleen wenschte ik, dat Maurice, Janet en de kinderen ook mede konden gaart. Vindt ge, dat mijn broeder er zeer slecht uitziet?"- vervolgde zij ang stig. „Ik meen, of het u opvalt, dat hij er zwak uitziet? Janet maakt mij voort durend- angstig met allerlei vréeselijke ver onderstellingen; zij zegt, dat hij zich over werkt heeft, &r steeds slechter gaat uitzien en geen eetlust meer heeft, en dat de be- Vr-oeger had ik erg 'tland aan hem, 'kVond hem ordinair. Maar toen kende ik hem niet. Ik begreep den achtergrond van zijn schilderijen niet. Eerst veel later heb- ik Jan Steen, den miskende, leeren begrijpen, waardeeren en bewonderen. Jan Steen was een Leidena'ar, net als Rembrandt. Maar ze hadden een heel anderen kijk op het leven, onze twee geniale schil ders. Jan Steen was een o-olijke guit, die de menschen en al hun dwaasheden er goed „van door" had, en wien het een lust was, die dwaasheden en uitspattin gen en aanstellerijen, en ijdelheden aan -de kaak, d.i. aan de schandpaal te stellen. En hij had gelegenheid te over. dien kant van het menschelijk leven te lee ren kennen, i j i i i Hij was de zoon van een bierbrouwer en hield later zelf een herberg. Maar er zijn menschen genoeg, dié ook Han nog dien kant van 't leven' niet zou den -opmerken, of geërgerd met opge trokken neus, zulke tafereelen den rug zo-uden toekeeren. .Maar Jan Steen niet. Hij keek zijn oogen uit en dan nam hij zijn penceel en schil derde de doll-e, dwaze tafereelen meester lijk uit. Geen geb-aar, geen blik ontging h-em. Bespottelijk vond hij het, dat de menschen zich zóó kon-den aanstellen. Maar zijn kunstenaarsoog zag, dat er wat bijzonders viel uit te beel-den. En me dunkt, ik zie hem, met fonkelende oogen en de "lippen in spotlach gekruld, met het pleziei'-in-zijn-werk van een knap caricaturist de zotte wijven en 'de dolle- mans op h-et doek zetten, zóó als zij het verdienden. Jan -Steen is een schilder zooals Dickens een schrijver was. Beiden zien 't „kostelijk mal" van het verdwaasde menschenleven. Beiden sig- naleeren, brandmerken, zetten bakens in zee maar nooit hatelijk of bitter, altijd met een go-edigen schaterlach. Ik noemde Jan Steen zo-oeven ,,'n mis kende". Want de uitdrukking ,,'n huis houden van 'Jan Steen", slaat niet op Jan Steen's eigen huishouden, maar b-eteekent: 'n huishouden, zooals Jan Steen placht te schilderen. 'Als vrouw voel je, boe Jan Steen hui selijk en huishoudelijk leven liefhad. Hoe .keurig mooi en liefelijk schildert hij pot ten en pannen, borden en schalen, kan nen en korfjes. Hij hield van al dat Hol- lan-dsch 'huishoudelijk gerei, en had', er een onuitputtelijk plezier i-n. Bij -honderden staan ze op zijn schilde rijen, meest op den vo-orgrond. Voor eie ren schijnt hij een bijzondere voorliefde te hebben. Je ziet ze, heel, of gebroken', op tal van zijn schilderijen. Een ontdekking was mij' op deze ten toonstelling, dat Jan Steen ook een mees ter was in het weergeven van Bijbelscha -onderwerpen. Indrukwekkend mooi, vol geheimzin nige stemming is zijn „Christus in Em'maus" De jongeren zitten versla gen van verwondering aan tafel en bui ten in mysterieus licht verdwijnt de reeds in de verte vervagende gestalte van den Heiland. Wat heeft Jan Steen de diepe zielsont roering dier discipelen doorvoeldEn hoe prachtig heeft hij dat weergegeven. nauwdheid van deze nauwe straten hem langzamerhand doodt." „Mr S,t. John ziet er zonder twijfel niet sterk uit; maar weet ge, ik kan er niet goed over oordeelen." „Vrienden zien de dingen soms beter dan de huisgenooten", antwoordde Mary droome-rig; „en dan is -men altijd zoo bezorgd voor hen, die men liefheeft, en Maurice is -er zeker de mart niet naar om zich te ontzien." „Hebt ge hier altijd gewoond?" vroeg Dollie plotseling; het boezemde haar min der belang in, om over de gezondheid van Mr St. John te praten, dart om die-ns zuster gade te slaan; er was zoo iets opgewekts -en rustigs in haar wezen. „Neen, ik woonde bij mijn tante, die mij opvoedde, totdat zij stierf, ongeveer ne gentien maanden geleden en toen vroegen Maurice -en Jan-et mij om hie-r te komen. Dorsetshire, waar tante Emma woonde, was zoo'n aardig d-orpje en haar huisje was zoo aardig gebouwd van zwarte stee- nen -en geheel begroeid met rozen!" „Wat e-en vrees elijke verandering was het dan voor u, om hier te komen!" riep Dollie uit, m-et -eien ernst, die de an dere deed lachen. „Ik geloof niet, dat ik het een maand in een plaats als deze zou kunnen uithouden; het moet wel een zware beproeving zijn, om altijd zoo'n schouwspel voor oogen te hebben," op Geheel anders, heftig, druk, is zijn uit beelding van Simson in- handen der Phili- stijn-en. Een pracht van afgeknipte zwie rige lokken sieren heel den voorgrond van dit gro-o-e schilderij. En iedere lok is -een kunststukje op zich zelf. En dan die bittere wanhoop op het verwrongen gelaat van den armen, ont goochelden Simson! Ook "L ab an en Rachel is mooL Ik kende li-et schilderij van vroeger, 'tls Leidens eigendom en h-angt in zijn mooié Lakenhal, 't zelfde gebouw, waar nu dé tentoonstelling gehouden wordt. De Bruiloft van Ivan-a. twee schilde rijen over Ahasveros, Esther en Hamad Bathseh-a De' Verloren Zoon De Tempelreiniging De aanbidding van het gouden kalf getuigen alle van z-o-o'n grondige Schriftkennis dat je et den traditioneel-en (ik herhaal: miskenden) Jan' Steen niet uit herkennen: zou. Maa'fl je leert er den échten Jan Steen uit ken nen, den man, die op een zijner schilde rijen het versje penseelde: Drie dingen wens ik en niet meer Vooral -te minnen Go-dt den Heer, Geen overvl-o-edt van RijekdomsschaL Maar wens om 'tgeen de wijste badt, Een eerlijk l-even op dit dal In deze drie bestaet het al. Eerste Kamerverkiezingen. De A.-R. lijst voor Gelderland, - Ovef- ijs-el, Drenthe en Groningen luidt: H. Co lijn, P. A. Diepenhorst, dr H. Franssen, Jhr S. van Citters, H. Timmer te Meppelj Ds G. Hofstede, Jhr Beelaerts van Blok land (oud-lid), T. TI. Humm-elen. De heer Hofstede was te voren pred.- b-ij de D-o-opsg-ez. Gemeente te Aarden burg; de heer Hummelen is notaris té Groningen en was voorheen candidaat ten kantore van not. Pilaar te Goes. Alle r 1 e i. De heer TI. Colijn heeft aan het Tweedë Kamerlid Chr. v. d. Heuvel bericht, dat hij van diens aanbod om' zijn zetel vooïl den heer C. open te maken geen gebruik' zal maken. Gelijk men weet, staat dé heer Colijn no. 1 op de A.-R. lijst voor d-e Eerste Kamer. De Koningin heeft tengevolge van eeö lichte verkoudheid haa.r hotel te Sankt Beatenb-ei'g gedurende drie dagen niet ver laten. TI. M. hoopt heden de tochten in' -den omtrek te kunnen hervatten. Als gevolg van de mijnwerkersstaking in Engeland rijdt van Zaterdag af iederep avond een extra-kolentrein van '40 a 50' wagons via Winterswijk-TIoogezand naar Delfzijl voor het bunkeren van Engeï- sch-e schepen. (deer voedingswaarde dan 2 E1EREW Officier van gezondheid 2e kl. L'.- No-teb-o-om is op het wachtschip, te Vl-is- singen gedetacheerd. Bij- Kon. besluit zijn benoemd *bij het reserve personeel der landmacht tot een groep verwaarloosde kinderen wij zend, die voor het huis speelden. Mis St. John zette haar lorgnet op e-n eb- keek zei. „Het zijn -eenige mijner Teerlingen van de armenschool; ja, men moet wel mede lijden hebben met die arme stumperts. Als gij slechts enkele- van de huizen kondetj zien, waar Maurice e-n ik binnen gaan!" „Ik zou niet houden van dat soort werk," bekende- Dollie eerlijk. „Neen, dat wil ik wel gelooven; men moet er bepaald roeping voor gevoelen. Maurice zegt soms, dat ik geknipt hen voor een liefdezuster, maar ik zeg, dat hij zich vergist. Ik heb een te grooten af keer van reigel en sleur. Ik heb gaarne, dat mijn werk mijn eigen persoonlijkheid in zich draagt, -en doe het dus gaarne op mijn -eigen wijze." „En kunt gij hier gelukkig zijn?" vroeg Dollie met -een gebaar van verwondering en medelijden. „Ja, zelfs in Whifechap-el voel ik mij gelukkig,"" antwoordde Miss St. John la chend; „ik geloof, dat ve-el werk en een weinig liefde voor de meeste menschen voldoende zijn. Ik mis mijn rozen; maar daarvoor in de plaats heb ik Maurice en de kinderen en Janet natuurlijk óók," terwijl zij .lachte om' de vergissing, jtókar zij zeide dat op een anderen toon', hetgeen Dollie niet ontging. (Wordt vervolgd.) j

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1926 | | pagina 1