So »S8
Donderdag i Juli
4€ie Jaargang
MARV ST JOHN.
Mijnhardt's
Laxeertabletten
Speciaal bereid .ondervinding van jarenl
Stevige amerikaansche tabak I
Pittige smaaktaai en sappig de blaren!
B.ZK. draagt dus iedere schipper op zat
LOUIS DOBBELMANN1
Drukkers-Exploitanten:
OOSTERBAAN LE COINTRE GOES
Bureaux: Lange Vorststraat 68—70, Goes
Tel.: Redactie no. tl; Administratie no. 58
Postrekening No. 36000.
Bijkantoor te Middelburg:
Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs:
Per 3 maanden, franco per post, f3.—
Losse nummersf0.05
Prijs der Advertentiën:
14 regels f1.20, elke regel meer 30 ct.
Bij abonnement belangrijke korting.
HOE MEN DE KIEZERS VOORLICHT.
En Vii eenenmale valsch is het uit
het door de A. R. Partij beleden beginsel
te concludeeren, dat wij vrijheid zouden
willen verleenen voor het ronddragen op
de publieke straat van borden met het
opschrift: „God is het grootste kwaad!"
Wat herhaaldelijk in dit verband van St.
Geref. zijde gepropageerd is. Daarover
echter een volgend maal.
Aldus schreef ik aan het slot van mijn
vorig artikel. Nu dus daarover.
Voor zoover ik heb kunnen nagaan,
heeft Ds Kersten in De Banier voor de
eerste maal dezen aanval op de A.R.
Partij gericht in het nummer van 16
April 1925, in een stuk aan het adres
van Ds Jongeleen. We lezen daar het
volgendei
„Allereerst wijs ik op de debatten bij
de Dage r a a d s k w e s t ie. In De Ba
nier is duidelijk met citaten aangetoond
(Hier zet ik een vraagteeken d.O.)
uit wat de Minister van Justitie, de heer
Heemskerk, Anti-Rev. van oude dagen af,
en o.m. de heer Rutgers, voorzitter van
de A. R. Kamerclub hebben gezegd, dat
het een beginsel-kwestie der A.R.
Partij is, den( godloochenaar van Over
heidswege vrij t e laten in z ijn p r o-
p a g a n d a.
„Ik deelde in de Kamer mede een wagen
gezien te hebben in Den Haag in de Wa
genstraat, waarop een bord werd rondge
reden, dat met groote letters te lezen gaf
God is het grootste kwaad. Ik
wilde, dat de regeering ingreep tegen deze
■schennis van Gods heiligheid. Maar het
Anti-Revolutionair beginsel (let wel,
niet de gedachte van dezen of dien A. R.,
maar het princiep der A. R. Partij)
bracht mee, zoo werd verdedigd, dat die
man v r ij mocht p r o p a g e e r e n z ij n
ongeloof". 1
De vette en gespatiëerde letters, waar
mee de kiezers in dit artikel werden voor
gelicht, doen niets af aan het geval, dat
Ds Kersten hier een zéér onjuiste con
clusie heeft getrokken uit hetgeen bij die
gelegenheid door de A. R. woordvoerders
is gezegd. Daarom hebben wij herhaalde
lijk tot De Banier het verzoek gericht,
om de juiste bewoordingen uit de rede
voeringen der A.-R. sprekers aan haar
lezers voor te leggen.
De Banier bleef nog steeds in gebreke.
Ik heb het in mijn vorig artikel gedaan.
En nu durf ik vrijmoedig vragen, of het
rechtvaardig is uit die betoogen de con
clusie af te leiden, dat het rondloopen met
zulk een bord op de publieke straat in
derdaad als „A. R. princiep" is verdedigd.
Er is van „een wagen met een bord in de
Wagenstraat te Den Haag" in het Dage-
raadsdebat geen sprake geweest. Ook Ds
Kersten zelf heeft het toen zóó precies niet
aangeduid. Hij zeide blijkens de Hande
lingen lie Kamer 1923—'24, blz. 2490:
„Op dien grond moet ik mij stellen ook
tegen het propageeren van het ongeloof.
Een verbod diene uit te gaan tegen de
verbreiding van Godtergende uitspraken;
als: „God is het grootste kwaad", gelijk
nu vrij wordt rondgebazuind en openlijk
op allerlei, zelfs de meest brute wijze
gepropageerd. De eere Gods wordt aan
getast door het propageeren van het on
geloof. Zal de schending der eere van
onze Vorsten worden strafbaar gesteld
en niet verhinderd de schrikkelijke kren
king van Gods eere?"
De man, de wagen, het bord, de Wa
genstraat ze zijn geen van alle ge
noemd. Daarom is er in dien zin ook niet
op gereageerd. Maar mag dan Ds Kersten
Uit het Engelsch.
-o-
HOOFDiSTUK I.
Boll ie's verjaardag.
Dorothy Maynard herinnerde zich haar
leven lang zekeren helderen, winderieen
Septemberdag.
Laat op den middag, tegen het vallen
van den avond, liep zij snel door Ken
sington Gardens; alles scheen in een rood
achtig licht gehuld en de zonnestralen
weerkaatsten zich in de zilveren druppels
Droomerig liep zij voort in den grau
wen mist, liet langzamerhand die stilte
en dat geflonker achter zich en trippel
de langs den weg, voorbij het groote
bronzen monument en kwam zóó in een
woelige, drukte.
Wat was het toch een drukke wereld,
boe vroodijk 'en mooi was zij uitgedoscht
Vyel was de groote Londensche mode-
stroam lang weg; 'de graoten der aar
de, ue duizenden uit de hoogste klasse
er maatschappij waren naar andere stre
ken gegaan. óf naar Schotland of het vaste
conclusies trekken als hij deed?
Het tegendeel is waar. Uit de door mij
in mijn vorig artikel aangevoerde brok
stukken der redevoeringen van de A.R.
sprekers, blijkt voldoende, dat zij als „be
ginsel der A. R. Partij" stelden een posi
tieven invloed door de Overheidsmacht
ten bate van „de vormende kracht van
het Christelijk beginsel op den aard en de
inrichting van den Staat" (Rutgers); „een
goddelijke roeping der Overheid" (Vis-
scher); de meening, dat trots het vrij
heidsprinciep „niet ieder denkbeeld vrije
lijk zou mogen worden toegepast,wat
eenvoudig daartoe leiden zou, dat men
voor alle mogelijke feiten straffeloos zou
uitgaan. Met eerbiediging van geloofs-vrij-
heid en alle mogelijke vrijheden, zalmen
toch altijd diegenen, die zich aan de toe
passing van goddelooze denkbeelden
schuldig maken, als overtreder moeten
straffen". (Heemskerk). Het is eenvoudig
dwaas, te meenen, dat eenig A. R. laat
staan het A.-R. beginsel deze brutale
propaganda van het athïsme (practisch
atheïsme") door de grondwettelijke be
scherming der vrijheid zou willen dekken.
Indien iemand te goeder trouw mocht
meenen, dat zulks van A.-R. zijde nog
nimmer werd uitgesproken, dan leze hij
eens de korte redevoering door den heer
ld en burg uitgesproken in de Eerste Ka
mer op 22 Mei 1924 (Handel. Ie Kamer
'1923'24, blz. 558); Deze rede sluit al
dus: „En nu wensch ik en dat is het
verschil tusschen mij en prof. „Slotema-
ker de Bruine uitdrukkelijk te verklaren
dat ik het toejuich, dat deze Minister
de verordening, waarin die gemeenteraad
binnen de grenzen van zijn bevoegdheid
te dien opzichte bestaat toch eigenlijk
tegenwoordig geen verschil van meening
opkomt voor het eeren van Gods Naam
op het openbaar terrein, niet verklaard
heeft in strijd te zijn met het algemeen
belang van liet Nederlandsche volk."
Wie eraan twijfelt, of liet verbieden
van de hier behandelde Godslastering wel
volgens A.-R. princiep, onder de bevoegd
heid der Overheid zou vallen, kan ook
kennis nemen van wat in het rapport
der Commissie-Ridderbos „Strafbepalingen
tegen Godslastering en vloeken", daar
omtrent gezegd 'is. Dat rapport noemt
(blz. 10) de uitspraak „God is het kwaad"
„eene ontzettende blasphemie" re
kent haar niet tot het „vloeken", maar tot
de „Godslastering". En (op blz. 31) nader
over „de Godslastering" handelende, zegt
de Commissie: „Wij zijn van oordeel, dat
deze inderdaad door den Rijkswetgever
strafbaar gesteld behoort te worden". Zij
geeft zelfs den vorm eener strafbepaling
aan in deze bewoordingen: „Hij, die door
woord, geschrift of afbeelding zich jegens
of over God openlijit op hoonende óf sma
dende wijze uit, wordt als schuldig aan
Godslastering gestraft
Trouwens het is volstrekt onwaar,
dat zoodanige publieke Godslastering in
Nederland zou worden geduld in naam
der vrijheid. Zelfs niet nu, nu een straf
bepaling als bovenstaande nog niet is op
genomen in onze wetboeken. Zelfs niet
door andere Overheids-personen dan anti
revolutionaire. Nu de Rijkswet hieromtrent
nog geen verbód bevat, valt dit misdrjjf
onder bet toezicht en gezag der politie;
met name van den burgemeester als hoofd
der plaatselijke politie. En indien het waar
is, dat Ds Kersten zulk een man met wa
gen en bord 'in de Wagenstraat te Dei)
Haag gezien heeft, dan heeft hij dien er
slechts éénmaal gezien. Nadien niet weer
Voldoende bewijs, dunkt mij, dat het ver-
land van Europa, óf zij hadden zich terug
getrokken in de afzondering van hun
vorstelijke landgoederen.
De huizen zagen er eenzaam en ver
laten uit; toch rolden de rijtuigen voort;
er waaide een frissche wind, die het
stof onder de hoeven der paarden opjoeg;
overal dansten kinderen en zonnestralen,
want geen van beide ontbreken ooit op
Gods aardbodem.
Dol] ie stapte flink dooT met opgeheven
hoofd en een paar heldere meisjesoogen,
die alles opmerkten; meer dan één per
soon keerde zich om, teneinde het slanke
jonge meisje; met de grijze japon en den
breed-geranden hoed na te kijken; zij be.
zat een zekere veerkracht en bevalligheid,
maar kon op buitengewone schoonheid
niet bogen. Het behoorde tot een van Do
rothy's vreemde grillen om zich leelijk,
ontegenzeggelijk leelijk te noemen. Waar
schijnlijk geloofde zij zelf half wat zij
zeide, want inderdaad gaf de oude spiegel,
die in haar slaapkamer hing, al heel slecht
haar jeugdige bekoorlijkheden terug.
Vele maanden daarna zag zij zich eens
in haar volle lengte weerkaatst in een
reusachtigen spiegel; zij kwam de trap
opspringen, terwijl zij een deuntje neu
riede en aan niets bepaalds dacht, toen
ze eensklaps een weinig verbaasd bleef
staan. Bij een draai van de trap ontmoette
boden, dat het verhinderd en belet is,
ofschoon de burgemeester van Den Haag
niet A. R. is. Gelijk ook de vrijzinnige
burgemeester van Rotterdam, Mr Zimmer
man, voor eeïiige jaren, toen op de aan
plakzuilen der stad biljetten met deze
Godslasterlijke taal waren gehecht, ze
heeft laten verwijderen en verboden, dat
ze andermaal zouden worden aangeplakt.
Wanneer het zóó staat in Nederland,
wanneer de commissie-Ridderbos in haar
rapport (blz. 31) kan neerschrijven: „Hoe
ver ook de ontaarding van het volksleven
moge zijn voortgeschreden, toch kan men
nog zeggen, dat het, opzettelijk hoonen van
het Goddelijk Wezen door de algemeene
volksconsciëntie wordt veroordeeld met
genoegzame kracht om aan een hiertegen
gerichte overheidswet levensvatbaarheid te
schenken", dan is het toch wel heel ge
durfd, als men van St. Geref. zijde onbe
schroomd voortgaat om den kiezers wijs
te maken, gelijk Ds Kersten in De Banier
van 16 April 1925 openlijk deed (en de
heer van D. op 24 Juni j.l. zijdelings),
dat „het Anti-Revolutionair beginsel (let
wel, niet de gedachte van dezen of dien
A.R., maar het princiep der A. R. P.),
meebracht, dat die man vrij mocht propa
geeren zijn ongeloof."'
In dit verband wil ik nu tevens even
ingaan op een persoonlijken aanval van
Ds Kersten in De Banier van 15 Juni j.l.
op mij, Hij schreef daar in een loftuiting
op de brochure-Diemer: „Ik zal in dit
verband niet spreken van wat Mr Dam-
brink bestond; noch ingaan op het ge
schrijf van den heer den Ouden (die tus
schen twee haakjes nog altijd is schul
dig gebleven den naam van den ouderling
te noemen, dien hij tegen mij zocht uit
te spelen in de verkiezingen, hoewel hij
zeer goed wist, dat geheel het vertel
seltje met de zaaic, waarover het ging,
niets te maken hadV'.
Vooreerst moge ik opmerken, dat mij,
vóór dezen 15en Juni nog nimmer naar
den naam van een ouderling is gevraagd,
en ik dus ter zake tot dien datum ook
niet „schuldig gebleven" was. Aan Mr
Dambrink had Ds Kersten dien naam
gevraagd, en deze had zich gedekt achter
mij, van wien hij zeide het „gehoord"
te hebben.
Ik heb het ook „gehoord", maar ik
zal mij niet achter een ander verschuilen.
Ik wil eerlijk opbiechten, wat er van het
geval is en hetgeen ikzelf gezegd en be
doeld heb royaalweg voor mijn rekening
nemen.
Tijdens de verkiezingsperiode des vo-
rigen jaars vernam ik, dat overal waar
Ds Kersten optrad „de man met den
wagen en het bord in de Wagenstraat" als
corpus delicti, als overtuigend schuldbe
wijs tegen de A.R. Partij op het podium
werd gesleept. Ik meende, mij toen ge
rechtigd en geroepen enkele malen de
A.-R. Partij te verweren tegen deze val-
sche beschuldiging. Zoo ook te Utrecht
waar niet Mr Dambrink, maar, naar ik
meen, van zijn verwanten en vrienden on
der mijn gehoor waren, die het hem ver
teld hebben. Ik behandelde daar de kwes
tie der openbare Godslastering, speciaal
met zoodanige borden gelijk ik het hier
boven heb gedaan. Sprak als mijn mee
ning uit, dat voor zulke ongeloofspropa-
ganda geen vrijheid bestaat, dat het A. R.
beginsel dit zeker niet tolereert, dat het
ook niet geduld, maar verhinderd wordt,
dat zelfs vrijzinnige magistraten het
verbieden. Maar dat het dan ook onrede
lijk was van Ds Kersten om de kiezers
zij plotseling een meisje, een slank schep
seltje in een groene japon en een paar
roode en gele dahlia's in de hand, een
meisje met licht blond haar en een bleek
gelaat; en het duurde wel een halve mi
nuut, eer Dollie haar eigen vooruit
stekende wangbeenderen en kleine blauwe
oogen 'herkende. Toen zij dit eindelijk
deed, maakte zij een diepe buiging voor
haar eigen beeltenis. „Over het geheel
genomen ziet ge er nog zoo kwaad niet
uit, Miss Dollie", zeide zij, met een wel
bewust hoofdknikje; „niemand, die zijn
verstand gebruikt, zou u schoon kunnen
noemen, maar toch ziet ge er niet alle-
daagsch uit; de oude spiegel in Abercrom-
bie Road joeg u bepaald een schrik op
het lijf, maar ge zijt niet de vogelverschrik
ker, waarvoor ik u hield." En Dollie nam
haar lange japon in de hand, terwijl zij
bij die beweging eene der bloemen liet
vallen. Deze werd den geheelen avond
als een zegeteeken in zeker knoopsgat
gedragen tot stil misnoegen van Dollie.
Thans droeg zij een paar late rozen,
want bloemen waren voor haar van even
groote waarde, als juweelen voor eene
hooggeplaatste schoone, en telkens streelde
zij ze zacht liefkozend met haar kleine
gehandschoende hand. Een medeleerlinge
der kunstschool had ze haar gegeven,
en de rozen en de zonneschijn, gepaard
zoodanig voor te lichten, dat zij gingen
gelooven: „Het A. R. beginsel, let wel
het princiep der A. R. P. brengt mee, dat
die man vrij mocht propageeren zijn onge
loof". Er ware dan ook, zoo zei ik, vciór
Ds Kersten een gansch andere gedrags
lijn te volgen.
In stede van met deze schrikkelijke
uiting van het ongeloof politieke reclame
te maken tegen de A. R. Partij, heeft hij
veeleer de taak de bedrijvers dezer fei
ten, zoo ze onder zijn bereik komen,
te vermanen over hun zonde. Men heeft
mij dan ook verteld, dat een ouderling
van een zijner gemeenten hem dit eens
onder het oog gebracht heeft op deze
wijze: i
Hij zou Ds Kersten gevraagd hebben:
heeft U dien man met eigen oogen gezien,
dominee? En op het antwoord: Ja, met
eigen oogenMaar wat heeft U toen
gedaan? Hebt U dien man niet bestraft om
zijn vreeselijke zonde?
Ziehier wat ik gezegd heb. Natuurlijk
kan ik den naam van dien ouderling niet
noemen; ik ben bij dat gesprek, zoo het
al heeft plaats gehad, niet tegenwoordig
geweest. Misschien was het zuivere phan-
tasie, alhoewel Ds Kersten het niet ont
kent! Hij zegt alleen, dat „het met dé
zaak, waarover het ging, niets te maken
had."
Dit laatste nu ontken ik. Het heeft er
wel degelijk mee te maken, zelfs al ware
het een zinnebeeldige voorstelling. Waar
het om gaat, is dit: Het IS Ds Kersten
niet geoorloofd, op deze wijze de kiezers
voor te lichten met volslagen onware
voorstellingen van de beginselen der A.R.
Partij. En veelmeer dan dit te doen, mag
van hem geëischt worden reeds als
Volksvertegenwoordiger, die staat op den
grondslag der Christelijke geloofsbelijdenis
en der gereformeerde levensovertuiging
maar in sterker mate nog als Bedienaar
des Goddelijken Woords dat hij deze
dingen niet als politieke reclame-midde
len gebruikt, maar medehelpt om ze doof
persoonlijk vermaan te bestraffen, of ze,
door er de aandacht der bevoegde auto
riteiten op te vestigen, te helpen keeren.
Daar gaat het om en ziehier mijn verant
woording. Ditmaal persoonlijk. Wat ik
echter niet geneigd ben telkens te doen.
Ik zal er mij slechts toe bepalen, altijï
weer op ernstige aanvallen van Staatk.
Geref. zijde op de A. R. Partij te antwoor
den met verweer niet van mijn persoon,
maar van mijn partij en haar voormannen'.
R. A. d. O.
regelen zonder Kramp of Pijn uw Stoel
gang.
Doos 60 ct. Bij Apoth. en Drogisten.
Herrie in tfe Belgische Kamer.
Bij de behandeling van de btegrooting
van spoorwegen in de Belgische Kamer
heeft deze met 84 tegen 56 stemmen
de door den minister van spoorwegen
gevraagde credieten verworpen voor de
vorming van een dienst voor propaganda
en toerisme.
Minister Anseele protesteerde krachtig
hiertegen en zeide, dat het thans aan
den senaat is, het crediet te herstellen,
want het werk is nuttig voor den spoor
wegdienst. Hij werd heftig door de libe-
met den frisschen Septemberwind, had
den haar buitengewoon opgewonden.
„Ik ben er zeker van, dat er iets bijzon
ders gebeuren zal", zeide zij bij zichzelve,
want evenals de meeste meisjes, stelde
zij zich gaarne iets prettigs van Jen loo
penden dag voor.
„Ik ben vandaag achttien jaar. Men kan
zijn geheele leven toch niet verslapen, of
droomerig voortgaan als een modderig
beekje. Zie al die gezichten eens aan,
ieder met zijn eigen geschiedenis. Ik ben
de mijne nog niet begonnen te leven en zal
dit ook nooit doen, zoolang wij op deze
vervelende, afgelegen plaats wonen,
niemand is er dan moeder en ik." En
Dorothy's opgewekte stemming verdween,
verdween, terwijl zij zich met een onte
vreden schouderophalen voortspoedde.
Zij had de groot© huizen van Kensington
reeds lang achter zich en liep nu vlug
door ©en vervelende stille straat. Deze
droeg geen eigenaardig karakter en scheen
nergens heen te voeren. De huizen waren
niet nieuwerwetsch; men kon ten hunnen
gunste zeggen, dat zij daarvoor te veel
ouderwetscba, regelmatige netheid beza
ten.
Sommige onder hen hadden bétere da
gen gekend; enkele hadden getracht zich
te verfraaien door een laag verf of door
9 eenig lofwerk; over het geheel genomen
8. d/eScJt^perprzu/né BZfê
ROTTERDAM
Wordt Dinsdag a.s. vervolgd.
rale afgevaardigden aangevallen en het
tumult werd steeds grooter. De voorzitter
hief hierop de zitting op.
Strenge bezuinigingen in Italië.
De Italiaansche ministerraad heeft den
economischen toestand van Italië in over
weging genomen.
Als gevolg van deze studie is een reeks
maatregelen getroffen, welke ten doel
hebben:
1. de nationale productie in verschei
dene bedrijven te verhoogen en den prijs
ervan te verlagen; 2. den prijs der grond
stoffen te verlagen; 3. sommige uitingen
van luxe te beperken.
Te dien einde nam de ministerraad
een wetsontwerp aan krachtens hetwelk
het verboden zal zijn van 1 Juli 1926
tot 30 Juni 1927 luxe-gebouwen te zetten.
Eveneens zal het tot nader order verbo
den zijn bars, café's, banketbakkerijen,
dancings en andere dergelijke inrichtingen
te openen. Het maximum aantal pagina's
der dagbladen is op zes vastgesteld, ter
wijl het formaat niet vergroot mag wor
den. Bovendien zullen van 1 Juli af de
werkgevers gemachtigd zijn den werktijd
van hun personeel met één uur te ver
meerderen.
De verdwenen gezant.
Met betrekking tot het geval van den
teruggeroepen Estlandschen gezant te
Moskou verneemt de Koel nader, dat de
wrijving tusschen dezen diplomaat en zijn
regeering reeds van ouderen datum is.
Het was het ministerie van buitenlandsche
zaken te Reval bekend, dat de gezant re
laties onderhield met een Russische dame,
die in nauwe betrekking stond tot de
Gepeoe. De chef van de politieke afdee-
ling van het genoemde ministerie werd
naar Moskou gezonden om ©en onder
zoek in te stellen, waarbij zeer compro-
mitteerende dingen voor den gezant aan
het licht zouden zijn gekomen, welke
waren het stille1, niet aanmatigende huizen,
in overeenstemming met de stille, niet
aanmatigende lieden, die er in woonden;
niet een van hen had „een geschiedenis,
die waard was gelezen te worden", zoeals
Dollie trotsch dacht; want zij had, wat
trouwens meer onder jonge meisjes ge
vonden wordt, een zekere hooghartige
onverdraagzaamheid voer hare omgeving
en kon maar niet begrijpen, dat bare bu
ren van hetzelfde maaksel waren als zij.
„Wie, met een greintje verstand en een
klein weinig je verbeeldingskracht, zou er
mee tevreden zijn, z'n leven te slijten in
een plaats als Trevilian Terrace, Aber-
crombie Road?" bromde Dorothy bij zich
zelf voor de duizendste maal, terwijl zij
een groen hekje openstiet en een ©ogen
blik later een donkere, nauwe gang bin
nentrad.
Maar, als bij wijze van tegenstelling,
kwam 'het donkere gangetje uit in een
kleine kalmer, rijk beschenen door de stra
len der avondzon. En te midden van dit
vroolijk zonlicht zat een kleine, rustige
dame in het zwart druk te werken. Zij
keek op en zeide, met een zachte, - aan
gename stem: „Zoo, Dollie".
(Wopdt vervolgd.)