No J826 Dinsdag S9 Juni 1926 Jaargang imtenlani FEUILLETON. Het avontuurlijke leven van Johan Willem baron van Ripperda. Géén drooge keel zal de BZK geven,^ Oók qeen nadeel ig gevolg voorde maag^ Jan,zei de Drukker, je zuil hel beleven^ Steeds grooferonueldoorsteedsgrooferwa»^ [LOUIS DOBBELMANN ROTTERDAM. Drukkers-Exploitanten: OOSTERBAAN LE COINTRE GOES Bureaux: Lange Vorststraat 68—70, Goes Tel.: Redactie/no. 11; Administratie no. 58 Postrekening No. 36000. Bijkantoor te Middelburg: Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259 HOE MEN DE KIEZERS VOORLICHT. Ditmaal is de heer Mr V. H. Rutgers liet slachtoffer van den S. Cr. politieken techniker. In De Banier van 24 Juni 1926 voelt de heer v. D.(is) van U(trecht) Mr Rutgers aan den anti-revolutionairen tand en verklaart hem lijdende aan „misbruik van Bijbelteksten". De heer van D. schrijft: „Een der teksten, waarop men zich destijds beriep bij de Dag-eraadskwestie, vindt men in Joh. 18:36, waar Jezus zegt: „Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld, anders zouden mijne dienaren ge streden hebben". Het was de A. R. Mr Rutgers, die dit Ds Kersten toevoegde om hem te overtuigen, dat zijn (Ds K.) standpunt onjuist was, als zou de Over heid ongeloofsp-ropaganda moeten weren. Hij zei o.a.Het komt mij voor, dat deze (Ds K.) zijne houding behoort te herzien, dat hij niet mag vragen, dat van Overheidswege maatregelen tegen o-nge- loöfspropaganda zullen worden genomen. Die houding moet hij herzien, wanneer hij nog eens naleest de gelijkenis van het onkruid en de tarwe en het woord van Christus: Mijn Koninkrijk is niet 'van deze wereld; anders zouden mijne die naren gestreden hebben. Dat het stand punt van den heer Kersten niet is een punt van dezen tijd, dat is te dragen en is voor mij geen reden dat standpunt niet te deelen. Maar wat erger is, is dat de lieer Kersten de wereldlijke Overheid in godsdienstzaken tot rechter maakt en over propaganda laat oordeelen. Dit nu is in strijd met de wijze waarop naar Christus' Woord voor de Waarheid moet worden gestreden; het is ook in strijd met de roeping van de Overheid in geestelijke zaken." Naar aanleiding van dit citaat merken we allereerst op, dat we het in het „Dage-' raadsdebat" en in de redevoering daarbij door den heer Rutgers op 19 Juni 1924 niet gevonden hebben. Maar dat doet min der ter zake, de heer Rutgers kan zoo iets wel ergens anders gezegd of'geschre- ven hebben. Want hij heeft daarbij het steeds door de A. R. Partij ingenomen standpunt vertolkt. Dit nu beproeft de heer van D. te weerspreken en hij roept daartoe Groen van Prinsterer in het ge weer. Hij citeert van den stichter der AR. Partij uit diens „Grondwetsherziening en Eensgezindheid", blz. 448—449: „Er is eene geheele reeks van Bijbel spreuken, die de wereld aan de recht vaardiging van haar driften en begeerlijk heden^ die te dikwerf, helaas! ook de Christen aan de verontschuldiging van lauwheid en menschenvrees dienstbaar heeft gemaakt. „Wie niet tegen Mij is, is voor Mij", waarbij de herhaling dezer woorden in omgekeerden zin: „Wie niet met Mij vergadert, die verstrooit." op den achtergrond raakt. „Hebt vrede met alle menschen", waarbij het toevoegsel „zooveel in U is" voorbijgezien wordt. „Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld", waarbij men de onvoorwaarde lijke heerschappij van den Zaligmaker niet in het oog houdt; alsof de Koning der Koningen en Heer der Heeren, aan Wien alle macht gegeven is in hemel en op aarde, over de wereld in hetgeen zij Politiek gelieft te noemen, geenerlei gezag heeft, alsof het niet geraden ware, voor Overheid en' volk, aan de vermaning ge dachtig te zijn: „Kus den Zoon, opdaf Hij niet toorne en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden: weigelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen". Het pleit is nu voor den heer van D. weer beslecht. Hij heeft Groen tegenover 4.) De Zeeuw VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs: Per 3 maanden, franco per post, f3. Losse nummersf 0.05 Prijs der Advertentiën: 14 regels f1.20, elke regel meer 30 ct. Bij abonnement belangrijke korting. o- Met veel beleid en geïntrigeer wist t'? het ^ndelijk 200 ver te brengen, nat Philips V zijn persoonlijken haat tegen eten keizer op zij zette en toestemming gar tot de onderhandelingen. Ripperda, ]>e- riep zich op zijn persoonlijke bekendheid ™;®t prins Eugenius en andere Oosten- njksch-e staatslieden, dia nog in de da- gen vaii den Utrechtschen vrede dateer de Zijn laatste argument, de voorstelling nat deze alliantie eigenlijk een godsdienst zaak was, een verbond van Katholieken tegen Turken en Protestanten gaf bij den bigoten koning den doorslag. IrLhet grootste geheim reisde Ripperda' m November 1724 naar Wennen, waar ïjo Komst zelfs vooir den keizer geheel l'",!!fWa:chtscl1 was- R° onderhandelingen ten snel op, omdat Rippierda den kei- n„ 'n twee punten, die dezen het naast aan het hart lagen, dis erkenning v Pragmatieke- Sanctie en van de Ooni- Rutgers gesteld en dus is de AR. Partij te dezer zake gevonnist. Immers de heer v. D. voegt aan bovenvermelde aanha ling van Groen toe: „Omdat God dus de bron van alle ge zag is, aan Wien de Overheid ook een maal verantwoording zal moeten afleggen van hare daden, daarom is de Overheid verplicht Gods wet te handhaven. Niet om de menschen tot 'bekeering of tot het geloof te brengen, dat is het werk van den Heiligen Geest, maar krachtens de haar opgelegde taak als handhaafster van de Goddelijke ordinantiën En aan het slot van zijn artikel: .„H'et is dus verkeerd om dezen tekst aan te halen en daarmede aan de roeping der door God zelf ingestelde Overheid eene beperking op te leggen. Evenzoo is het met den tekst over het onkruid en de tarwe. Trekt men dit immers conse quent door, dan behoeft de Overheid ook den doodslager, den dief enz. niet te straf fen, laat dan alles maar gaan. Laat on kruid en tarwe maar tezamen opwassen tot aan het einde der eeuwen, als Chris tus komt als Rechter om te oordeelen. Evenals men voor deze consequentie terug deinst, evenzoo meenen wij, dat daaronder valt de godslasterlijke ongeloofspropa- gan-da, die dienend ter verspreiding van anti-godsdienstige meeningen, o.i. niet onder de bescherming der grondwet be hoeft te vallen en in tie hoogste mate als onzedelijk moet aangemerkt worden, daar ze G-od, bij Wiens Gratie men regeert, onmiddellijk aantast in Zijn .wezen". Het zal wel ijdel pogen zij'n te trachten den heer v. D. door redeneering ervan te -overtuigen, dat Mr Rutgers en elk ander anti-revolutionair staatsman van onzen tijd er ter zake van het onder havige vraagstuk niet anders over denkt dan Groen, ook in het aangehaalde citaat en dat Gr-oen op geen an-der standpunt stond dan waarop Rutgers en Heemskerk en de A.-R. Partij nu nog staan. Daarom zullen we geen redeneering opzetten, maar den heer van D. eenvoudig vragen: Als Gij inderdaad meent, dat Groen in het door U aangehaalde bedoeld heeft te zeg gen, dat het de taak der Overheid is, „on-geloofspropaganda te weren", met, name, gelijk Ds Kersten in liet Dageraads- debat wenschte, door het verbieden van het bestaan van vereenigingen als De Dageraad; dat „De wereldlijke Overheid in godsdienstzaken rechter" behoort te zijn, hoe verklaart hij het dan, dat -deze zelfde Groen in zijn Parlementaire Studiën en Schetsen II, blz. 41 kan schrijven „Het overmoedig streven der Moder nen. Ook hier vraag ik niet, wie gelijk heeft, -de belijder of de bestrijder van -den leven-den God. Vrijheid, gelijkheid en staatsburgerlijke broederschap zij er, ook voor de ongeloofspropagandisten"? Het is duidelijk, dat door de A. R. woordvoerders in het Dageraadsdebat vol komen het standpunt van Groen is in genomen. We willen nu van deze ge legenheid tevens gebruik maken om De Banier nogmaals onder het oog te bren gen, dat 'zij het juiste standpunt, de juiste bewoordingen, waarin toen het A. R. prin cipe is uitgesproken, nog nimmer onder de oogen "harer lezers heeft gebracht. De heer Rutgers zeide bij het Dage raadsdebat o.m.: „Als slotsom meen ik 'te mogen vol houden, dat theoretisch en practisch, in het verleden gelijk in het heden, de anti revolutionaire partij opkomt voor de Staat kundige vrijheid en dat zij die vrijheid voortdurend moet bevechten op de libe ralen in Nederland „Met -de aanvaarding van die vrijheid pagnie van Ostende gaarne ter wille wilde zijn. In Juli 1725 werd een of- en de fensieve alliantie gesloten. Karei VI stem de toe in h-e-t huwelijk van Maria Theresia en don Carlos, terwijl -e-en handelstractaat zeer belangrijke voordeelen aan de onder danen der heide rijken toestond. Re bepalingen van dit verdrag, dat als het Verbond van W-eenen in de geschie denis bekend staat, bleven zeer geheim. De tekst ervan is eerst in de negentiende eeuw bekend geworden. De voldoening in beide rijken was intusschen zeer groot. Ripperda werd bij zijn terugkeer met eer bewijzen overladen, hij werd verheven tot hertog en Grande van Spanje. Maar juist die geheimzinnigheid en die groote voldoening weikten in het overige Europa' achterdocht ,ap. Nog in hetzelfde jaar vereemigden de meeste andere Euro- peesche mogendheden zich tot een tegen- v-erbond. Alleen Rusland en Pruisen tra den tot h-e-t Verbond van Weenen tote. Zoo was Europa weder in twee partijen verdeeld, die ongeveer tegen elkaar opwe gen; met andere woorden: er heerschte een gewapende vrede. De Engelsche en Fransche staatslieden konden dien vrede nog ©enigen tijd bewaren; hun landen aanvaarden wij niet den neutralen Staat1) den état athée. Wij komen op, gebruik makende van onze constitutioneele rech ten, voor het Christelijk karakter van dep. Staal, dat daarin gelegen is, dat de aard en inrichting van den Staat de vormende kracht van het Christelijk beginsel onder gaan. De scheiding tusschen Godsdienst en Staatkunde achten wij verwerpelijk. „Wanneer voor scheiding van Kerk en Staat wordt opgekomen, en daar mede bedoeld wordt, dat aan de Christelijke beginselen gqen invloed mag worden' toe gekend op 'het Staatsbestuur, dan ge schiedt dat niet uit eerbied voor liet ge weten van de onderdanen, uit een besef van rechtvaardigheid, en niet omdat de Staat zich op geestelijk terrein buiten den strijd heeft te houden, maar omdat men aan het Staatsbestuur andere dan de Christelijke beginselen ten grondslag wil leggen. Dan is die neutraliteit het practische atheïsme in bet Staatsbestuur. Wanneer wij opkomen voor de vrijheid van 'geweten, voor de geestelijke vrij heid, weigeren wij te aanvaarden, dat hel Christelijk beginsel -op het Staalsbestuui g-een 'invloed mag hebben." In gelijken zin zeide bij dat debat, een tweede A. R. spreker, n.l. Prol. Visscher. „De Regeering kiest geen partij, grijpt niet in. Zij bevoorrecht niet. Indien dit geschiedt, zooals wel eens een enkele maal het geval schijnt, dan is dit in strijd met den ganschen geest van ons Staats recht. All-e burgers zijn der Regeering, afgezien van hun levensovertuiging, even lief. Dit is onder de sociale structuur waarin wij thans verkeeren, het eenig mogelijke standpunt. Daarin rust juist onze vrijheid en daardoor kan in de ge geven omstandigheden de Overheid alleen haar goddelijke roeping volbrengen, want daardoor is zij gehouden en hier be roep ik mij óp Dr Kuyper 1. tot vrijlating van het Evangelie; 2. tot vrij lating van de geestelijke ontwikkeling; 3. tot vrijlating, van d-e eerediensten; 4. tot vrijlating van de consciëntie. „Maar hoe consequent ik nu ook die wensch doorgevoerd te zien en daarin juist erken de zuivere toe passing van art. 36 onzer Confessie, om dat wij gelooven niet in geweld, maar in de macht der waarheid Gods, die door alles heen. Zijn Koninkrijk komen doet, daaruit volgt toch niet, dat de 'Overheid Godloos is en wij zouden leven in een état athée. Indien dit zoo ware, dan zou zij in den strijd der geesten juist partij gekozen hebben tegen hen, die den le venden God belijden te gelooven. Dar> zou zij zijandig zijn aan de religieuze ont wikkeling des volks". En eindelijk de A. R. Minister Heems kerk zeide: „Nu beeft het mij getroffen, dat eenige van de geachte sprekers aan de rechter zijde verder zouden willen gaan dan ik -gegaan ben. Met name de heeren Kersten en Van Schaik. En hoezeer ik ook voor een zeer groot deel met de constructie van de zaak, zooals die door den heer Van Schaik is geleverd, instem, zoo gaat toch de heer Van Schaik iels verder dan ik. Hij bevindt zich in dit opzicht met den heer Kersten -op gemeenschappelijk terrein. Zij zien terecht .een bezwaar in het atheïsme, ook voor de goede orde in de maatschappij. Dat is volkomen juist. Maar een andere vraag is, -of zoo lang het niet aan de toepassing van het atheïsme toekomt, maar alleen aan de Dit tevens aan het ad'res van de „Gere formeerde Kerk", waarin de heer C. A. 'L(ingbeek) dit op 24 Juni weer voor de zoo- veelste maal herhaalt, d. O. hadden hem zoo noodig voor hun inwen dige ontwikkeling. Doch d-e -eerste de beste Europeesche kwestie zou dezen kunstma- tigen vréde storen en het evenwicht ver breken. Voor Ripperda was nu het schoonste tijdperk van zijn leven aangebroken. Zijn zoon I,odewijk, een onervaren jongen van 19 jaar, bleef als Spaansch gezant in Wee nen achter om h-eimi op te volgen en hijzelf w-etrd onmiddellijk na zijn terugkeer tot minister van buite-nlan-dsch-ei zaken ver heven. Eenmaal m-et den voet in den stijgbeugel, kostte het hem weinig moeite weer het geheele bestuur aan zich te trekken; binnen eenige maanden, had. hij zich ook van de departementen van finan ciën, oorlog, marine, justitie en Indische -zak-en meester gem-aakt. Hij had dus nu de'macht om zijn gro-otscbe plannen voor de herleving der Spaansche monarchie tot werkelijkheid te brengen. Hij vond ech ter niet ve-el medewerking bij de Span jaarden zelf. Ten eerste had zijn snelle verheffing zijn toch al overmatig groiot zelfvertrouwen tot -opgeblazenheid en roe keloosheid doen stijgen, waardoor de te genzin te-gen zijn bestuur -steeds grooter werd, maar bovenal verzette de g.oaan- ontwikkeling daarvan als denkbeeld, of dan de Overheid werend mag optreden. „En dan sta ik op het standpunt, dat men met de vrijheid van geloof ook de vrijheid van ongeloof en de vrijheid om dat ongeloof te kennen te geven moet eerbiedigen. Want indien de Overheid zou beproeven door wettelijke maatregelen de menschen tot het geloof te brengen, zal dat altijd tot teleurstelling leiden. Iemand tot het geloof te brengen is Gods werk; ik neem de vrijheid dat even te zeggen, om-dat ik meen, dat het plicht is de zaak niet anders te zeggen, dan zij Werke lijk is, en dit is de reden, waarom de antirevolutionairen en Chr. Historischen iet sminder ver zullen gaan dan de heer Kersten en de lieer Van Schaik, ieder van zijn standpunt. Maar wanneer het -om de toepassing gaat, wordt het iets anders, en de meening, dat ieder denk beeld vrijelijk zou mogen worden toege past, is een meening, die in geen enkelen rechtsstaat zal kunnen gelden, want dat zou eenvou-dig daartoe leiden, dat men voor alle geloofsvrijheid en van alle mogelijke vrijheden, zal men toch altijd degenen, die zich aan dé toepassing vap goddelooze denkbeelden schuldig maken, als overtreder moeten straffen". Is het nn niet duidelijk, dat de heer v. D. zich met zijn bovenvermelde „con sequenties" uit het A. R. standpunt schro melijk vergist, waar hij dit standpunt wraakt met de absurditeiten, dat volgens dit vrijheidsbeginsel, „de overheid ook den dief en den doodslager niet zal behoeven t-e straffen"? Is het niet duidelijk, dal .het standpunt der heeren Rutgers, Visscher, Heemskerk en van de geheele A. R. Partij volkomen in overeenstemming is met den geest en de woorden van Groen? En volmaakt hetzelfde ^standpunt, door Dr Kuyper eens geteekend in de vraag en het antwoord (De Standaard, MeiJuni 1874): „Ts dwa ling strafbaar?" het stelsel, dat- in het Gerefor meerde levenstype wortelt, door Milton liet eerst uitgesproken, in Engeland en Ame rika allengs tot heerschappij gekomen, en, voor zooveel de practijk aangaat, ook in ons land gevolgd; t.w. dat de Staat als zoodanig de dwaling eerst als ze in een daad vertolkt wordt, kan tuchtigen. Nu kan de St. Geref. Partij ten deze een ander standpunt innemen. Niemand zal er aan denken haar het recht daartoe te betwisten. Maar dan moeten haar spre kers en schrijvers zich daarvoor niet op Groen van Prinsterer beroepen, die hun standpunt niet innam. En ten eenenmale valsch is het uit het dooi' de A. R. Partij beleden beginsel te concludeeren, dat wij vrijheid zouden willen verleenen voor het ronddragen op de publieke straat van bord-en met het opschrift: „God is het grootste kwaad!" Wat, herhaaldelijk in dit verband van Stë Geref. zijde gepropageerd is. Daarover echter een volgende maal. Nu nog slechts de herinnering, dat het alweer De (staatk. Geref.) Banier was, die den aanval waagdedat wij ons s'echts bepalen tot verweer. We zulen met de hardnekkigheid van wijlen den Romein- seften senator Cato, dit' telkens weer in herinnering brengen. R. A. d. O. Verbetering. In de eerste driestar van ons vorig no. leest men regel 40 v. b. „Ook rijst de vraag of niet al te groote vrijgevigheid", enz. en dan „niet indirect", enz. Dit tweede „niet" m-oet vervallen. sche volksraad van nature conservatief, zich tegen v-e-le- maatregelen, die op zich zelf goed waren, maar een te plotselinge verandering in bestaande toestanden wil den brengen. Hij steunde dus hoofdzakelijk op het vertrouwen van, den koning en d-e koningin, vooral van de laatste. Doch Elisabeth beschermde hem alleen, zoolang zij hoopte, dat het door hem voorge spiegelde huwelijk tusschen Maria There sia en don Oarlos zou doorgaan. Zoodra zij bemerkte, da.t er te Weenen eigenlijk he-el weinig geneigdheid tot dit huwelijk bestond -e-n dat Ripperda bovendien door zijn dubbelzinnige politiek de goede ver standhouding met den keizer in gevaar bracht, liet zij hem los. 'Onmiddellijk von den nu zijn tegenstanders bij den koning gereed-en ingang voor hun bezwaren te gen Ripp-erda. Nog geen half jaar heeft zijn glorie geduurd. Toen schonk de ko ning hem ongevraagd zijn ontslag met toe kenning van -een pensioen. Ripperda, die zich in Madrid- voor de woede der bevolking niet veilig voelde, nam zijn intrek in het huis van den Engelschen gezant en vroeg een paspoort om naar Holland terug te mogen keeren. Philips Y voelde zich in de-ze situatie 7 pruimt BZ Kq J? r? T<a- k j Wordt Donderdag a.s. vervolgd. Een Vlaamsch incident te Ype-ren. Bij de onthulling van het monumle-nt. voor de gesneuvelden te Ieperen hebben zich Zondag incidenten voorge l aan. Toen, na de kerkelijke plechtigheid, door gedele geerden van den koning en het departe ment van landsverdediging, d-e-n Fran- sehen militaire-n gouverneur van Duinker ken, senatoren en kamerleden bijgewoond, de Vlaamsch-e oud-strijders bemerkten, dat, in strijd met de afspraak, de Vlaam- sche Leeuwenvlag aan den gevel van het raadhuis naast -de vreemde nationale vlag gen niet was ge-heschen, weigerden 27 Vlaamsch-e oud-strijdersvereenigingen aan den optocht de©l te nemen en begaven zich in stoet naar het monument met het doel zelf tot die .onthulling over te' gaan. Dit werd -echter door de bereden gen darmerie e-n de politie belet. De gendarme rie veegde het plein rondom het monu ment schoon en do politie arresteerde een vrij sterke groep oucl-strijders, vrouwen en zusters van oud-strijders en van gesneu velden. Ook werden bij het relletje ver scheidene vaandels gescheurd. De aardbeving in de Middellandsche zee. D-e aardbeving die Kreta en Rhodos geteisterd he-eft, was buitengewoon hevig en van ongewoon langen duur. Zaterdag avond om 10 uur werd Kandia getrof fen, waar de grondafschuivingen en het instorten der huizen verscheidene slachl- offers maakten en een paniek onder de bevolking veroorzaakten. Volgens e-en meedeeling van het obser vatorium te Athene had. de aardbeving die vijf minuten duurde, haar centrum tusschen Oycladen en Kreta. Men ver moedt, dat d-e aardbeving in verband staaf, met. de werking van den vulkaan Santo, rini. In den ge-be-elen Peloponesus, West- Griekenland, te Napels en omgeving en niet zeer b'-ehagelijk. Hij durfde Ripperda niet te laten vertrekken, uit vrees, dat deze, door wraakzucht gedreven, de ge heime artikel-en van het verdrag van Wee nen aan Engeland en de Republiek zou verraden. Aan den anderen kant durfde hij het asylrecht d-e-r Engelsche ambassade niet schenden, gedeeltelijk uit gemoedsbe zwaar, gedeeltelijk uit vrees voor een oor log met Engeland. Hij drong er dus bij den Engelschen geizant op aan, dat hij Rip perda zou uitnoodigen zijn huis te ver laten. Dat had de ge-zant echter al te vergeefs gedaan en met geweld wilde hij hem niet uit zijn huis laten zetten. Toen deed Ripperda het verzoek zich in een klooster te mogen terugtrekken, doch dit werd onmiddellijk van de hand gewezen. Het asylrecht van een klooster zou de koning van Spanje nooit hebben durven schenden en zoo zou dus Rip perda voor altijd buiten zijn bereik ge weest zijn. Na een aarzeling van een paar dagen gaf Philips V eindelijk bevel Rip perda gevangen te nemen op grond van de beschuldiging van hoogverraad. (Slot volgt.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1926 | | pagina 1