No J826
Dinsdag S9 Juni 1926
Jaargang
imtenlani
FEUILLETON.
Het avontuurlijke leven van Johan
Willem baron van Ripperda.
Géén drooge keel zal de BZK geven,^
Oók qeen nadeel ig gevolg voorde maag^
Jan,zei de Drukker, je zuil hel beleven^
Steeds grooferonueldoorsteedsgrooferwa»^
[LOUIS DOBBELMANN
ROTTERDAM.
Drukkers-Exploitanten:
OOSTERBAAN LE COINTRE GOES
Bureaux: Lange Vorststraat 68—70, Goes
Tel.: Redactie/no. 11; Administratie no. 58
Postrekening No. 36000.
Bijkantoor te Middelburg:
Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259
HOE MEN DE KIEZERS VOORLICHT.
Ditmaal is de heer Mr V. H. Rutgers
liet slachtoffer van den S. Cr. politieken
techniker. In De Banier van 24 Juni 1926
voelt de heer v. D.(is) van U(trecht) Mr
Rutgers aan den anti-revolutionairen tand
en verklaart hem lijdende aan „misbruik
van Bijbelteksten".
De heer van D. schrijft:
„Een der teksten, waarop men zich
destijds beriep bij de Dag-eraadskwestie,
vindt men in Joh. 18:36, waar Jezus
zegt: „Mijn Koninkrijk is niet van deze
wereld, anders zouden mijne dienaren ge
streden hebben". Het was de A. R. Mr
Rutgers, die dit Ds Kersten toevoegde
om hem te overtuigen, dat zijn (Ds K.)
standpunt onjuist was, als zou de Over
heid ongeloofsp-ropaganda moeten weren.
Hij zei o.a.Het komt mij voor, dat
deze (Ds K.) zijne houding behoort te
herzien, dat hij niet mag vragen, dat van
Overheidswege maatregelen tegen o-nge-
loöfspropaganda zullen worden genomen.
Die houding moet hij herzien, wanneer
hij nog eens naleest de gelijkenis van het
onkruid en de tarwe en het woord van
Christus: Mijn Koninkrijk is niet 'van
deze wereld; anders zouden mijne die
naren gestreden hebben. Dat het stand
punt van den heer Kersten niet is een
punt van dezen tijd, dat is te dragen en
is voor mij geen reden dat standpunt niet
te deelen. Maar wat erger is, is dat de
lieer Kersten de wereldlijke Overheid in
godsdienstzaken tot rechter maakt en over
propaganda laat oordeelen. Dit nu is in
strijd met de wijze waarop naar Christus'
Woord voor de Waarheid moet worden
gestreden; het is ook in strijd met de
roeping van de Overheid in geestelijke
zaken."
Naar aanleiding van dit citaat merken
we allereerst op, dat we het in het „Dage-'
raadsdebat" en in de redevoering daarbij
door den heer Rutgers op 19 Juni 1924
niet gevonden hebben. Maar dat doet min
der ter zake, de heer Rutgers kan zoo
iets wel ergens anders gezegd of'geschre-
ven hebben. Want hij heeft daarbij het
steeds door de A. R. Partij ingenomen
standpunt vertolkt. Dit nu beproeft de
heer van D. te weerspreken en hij roept
daartoe Groen van Prinsterer in het ge
weer. Hij citeert van den stichter der AR.
Partij uit diens „Grondwetsherziening en
Eensgezindheid", blz. 448—449:
„Er is eene geheele reeks van Bijbel
spreuken, die de wereld aan de recht
vaardiging van haar driften en begeerlijk
heden^ die te dikwerf, helaas! ook de
Christen aan de verontschuldiging van
lauwheid en menschenvrees dienstbaar
heeft gemaakt. „Wie niet tegen Mij is, is
voor Mij", waarbij de herhaling dezer
woorden in omgekeerden zin: „Wie niet
met Mij vergadert, die verstrooit." op
den achtergrond raakt. „Hebt vrede met
alle menschen", waarbij het toevoegsel
„zooveel in U is" voorbijgezien wordt.
„Mijn Koninkrijk is niet van deze
wereld", waarbij men de onvoorwaarde
lijke heerschappij van den Zaligmaker niet
in het oog houdt; alsof de Koning der
Koningen en Heer der Heeren, aan Wien
alle macht gegeven is in hemel en op
aarde, over de wereld in hetgeen zij
Politiek gelieft te noemen, geenerlei gezag
heeft, alsof het niet geraden ware, voor
Overheid en' volk, aan de vermaning ge
dachtig te zijn: „Kus den Zoon, opdaf
Hij niet toorne en gij op den weg vergaat,
wanneer Zijn toorn maar een weinig zou
ontbranden: weigelukzalig zijn allen, die
op Hem betrouwen".
Het pleit is nu voor den heer van D.
weer beslecht. Hij heeft Groen tegenover
4.)
De Zeeuw
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs:
Per 3 maanden, franco per post, f3.
Losse nummersf 0.05
Prijs der Advertentiën:
14 regels f1.20, elke regel meer 30 ct.
Bij abonnement belangrijke korting.
o-
Met veel beleid en geïntrigeer wist
t'? het ^ndelijk 200 ver te brengen,
nat Philips V zijn persoonlijken haat tegen
eten keizer op zij zette en toestemming
gar tot de onderhandelingen. Ripperda, ]>e-
riep zich op zijn persoonlijke bekendheid
™;®t prins Eugenius en andere Oosten-
njksch-e staatslieden, dia nog in de da-
gen vaii den Utrechtschen vrede dateer
de Zijn laatste argument, de voorstelling
nat deze alliantie eigenlijk een godsdienst
zaak was, een verbond van Katholieken
tegen Turken en Protestanten gaf bij den
bigoten koning den doorslag.
IrLhet grootste geheim reisde Ripperda'
m November 1724 naar Wennen, waar
ïjo Komst zelfs vooir den keizer geheel
l'",!!fWa:chtscl1 was- R° onderhandelingen
ten snel op, omdat Rippierda den kei-
n„ 'n twee punten, die dezen het
naast aan het hart lagen, dis erkenning
v Pragmatieke- Sanctie en van de Ooni-
Rutgers gesteld en dus is de AR. Partij
te dezer zake gevonnist. Immers de heer
v. D. voegt aan bovenvermelde aanha
ling van Groen toe:
„Omdat God dus de bron van alle ge
zag is, aan Wien de Overheid ook een
maal verantwoording zal moeten afleggen
van hare daden, daarom is de Overheid
verplicht Gods wet te handhaven. Niet
om de menschen tot 'bekeering of tot het
geloof te brengen, dat is het werk van
den Heiligen Geest, maar krachtens de
haar opgelegde taak als handhaafster van
de Goddelijke ordinantiën
En aan het slot van zijn artikel:
.„H'et is dus verkeerd om dezen tekst
aan te halen en daarmede aan de roeping
der door God zelf ingestelde Overheid
eene beperking op te leggen. Evenzoo
is het met den tekst over het onkruid en
de tarwe. Trekt men dit immers conse
quent door, dan behoeft de Overheid ook
den doodslager, den dief enz. niet te straf
fen, laat dan alles maar gaan. Laat on
kruid en tarwe maar tezamen opwassen
tot aan het einde der eeuwen, als Chris
tus komt als Rechter om te oordeelen.
Evenals men voor deze consequentie terug
deinst, evenzoo meenen wij, dat daaronder
valt de godslasterlijke ongeloofspropa-
gan-da, die dienend ter verspreiding van
anti-godsdienstige meeningen, o.i. niet
onder de bescherming der grondwet be
hoeft te vallen en in tie hoogste mate als
onzedelijk moet aangemerkt worden, daar
ze G-od, bij Wiens Gratie men regeert,
onmiddellijk aantast in Zijn .wezen".
Het zal wel ijdel pogen zij'n te trachten
den heer v. D. door redeneering ervan te
-overtuigen, dat Mr Rutgers en elk
ander anti-revolutionair staatsman van
onzen tijd er ter zake van het onder
havige vraagstuk niet anders over denkt
dan Groen, ook in het aangehaalde citaat
en dat Gr-oen op geen an-der standpunt
stond dan waarop Rutgers en Heemskerk
en de A.-R. Partij nu nog staan. Daarom
zullen we geen redeneering opzetten, maar
den heer van D. eenvoudig vragen: Als
Gij inderdaad meent, dat Groen in het
door U aangehaalde bedoeld heeft te zeg
gen, dat het de taak der Overheid is,
„on-geloofspropaganda te weren", met,
name, gelijk Ds Kersten in liet Dageraads-
debat wenschte, door het verbieden van
het bestaan van vereenigingen als De
Dageraad; dat „De wereldlijke Overheid
in godsdienstzaken rechter" behoort te
zijn, hoe verklaart hij het dan, dat
-deze zelfde Groen in zijn Parlementaire
Studiën en Schetsen II, blz. 41 kan
schrijven
„Het overmoedig streven der Moder
nen. Ook hier vraag ik niet, wie gelijk
heeft, -de belijder of de bestrijder van
-den leven-den God. Vrijheid, gelijkheid en
staatsburgerlijke broederschap zij er, ook
voor de ongeloofspropagandisten"?
Het is duidelijk, dat door de A. R.
woordvoerders in het Dageraadsdebat vol
komen het standpunt van Groen is in
genomen. We willen nu van deze ge
legenheid tevens gebruik maken om De
Banier nogmaals onder het oog te bren
gen, dat 'zij het juiste standpunt, de juiste
bewoordingen, waarin toen het A. R. prin
cipe is uitgesproken, nog nimmer onder
de oogen "harer lezers heeft gebracht.
De heer Rutgers zeide bij het Dage
raadsdebat o.m.:
„Als slotsom meen ik 'te mogen vol
houden, dat theoretisch en practisch, in
het verleden gelijk in het heden, de anti
revolutionaire partij opkomt voor de Staat
kundige vrijheid en dat zij die vrijheid
voortdurend moet bevechten op de libe
ralen in Nederland
„Met -de aanvaarding van die vrijheid
pagnie van Ostende gaarne ter wille wilde
zijn. In Juli 1725 werd een of- en de
fensieve alliantie gesloten. Karei VI stem
de toe in h-e-t huwelijk van Maria Theresia
en don Carlos, terwijl -e-en handelstractaat
zeer belangrijke voordeelen aan de onder
danen der heide rijken toestond.
Re bepalingen van dit verdrag, dat als
het Verbond van W-eenen in de geschie
denis bekend staat, bleven zeer geheim.
De tekst ervan is eerst in de negentiende
eeuw bekend geworden. De voldoening in
beide rijken was intusschen zeer groot.
Ripperda werd bij zijn terugkeer met eer
bewijzen overladen, hij werd verheven
tot hertog en Grande van Spanje.
Maar juist die geheimzinnigheid en die
groote voldoening weikten in het overige
Europa' achterdocht ,ap. Nog in hetzelfde
jaar vereemigden de meeste andere Euro-
peesche mogendheden zich tot een tegen-
v-erbond. Alleen Rusland en Pruisen tra
den tot h-e-t Verbond van Weenen tote.
Zoo was Europa weder in twee partijen
verdeeld, die ongeveer tegen elkaar opwe
gen; met andere woorden: er heerschte
een gewapende vrede. De Engelsche en
Fransche staatslieden konden dien vrede
nog ©enigen tijd bewaren; hun landen
aanvaarden wij niet den neutralen Staat1)
den état athée. Wij komen op, gebruik
makende van onze constitutioneele rech
ten, voor het Christelijk karakter van dep.
Staal, dat daarin gelegen is, dat de aard
en inrichting van den Staat de vormende
kracht van het Christelijk beginsel onder
gaan. De scheiding tusschen Godsdienst
en Staatkunde achten wij verwerpelijk.
„Wanneer voor scheiding van Kerk en
Staat wordt opgekomen, en daar mede
bedoeld wordt, dat aan de Christelijke
beginselen gqen invloed mag worden' toe
gekend op 'het Staatsbestuur, dan ge
schiedt dat niet uit eerbied voor liet ge
weten van de onderdanen, uit een besef
van rechtvaardigheid, en niet omdat de
Staat zich op geestelijk terrein buiten
den strijd heeft te houden, maar omdat
men aan het Staatsbestuur andere dan
de Christelijke beginselen ten grondslag
wil leggen. Dan is die neutraliteit het
practische atheïsme in bet Staatsbestuur.
Wanneer wij opkomen voor de vrijheid
van 'geweten, voor de geestelijke vrij
heid, weigeren wij te aanvaarden, dat hel
Christelijk beginsel -op het Staalsbestuui
g-een 'invloed mag hebben."
In gelijken zin zeide bij dat debat, een
tweede A. R. spreker, n.l. Prol. Visscher.
„De Regeering kiest geen partij, grijpt
niet in. Zij bevoorrecht niet. Indien dit
geschiedt, zooals wel eens een enkele
maal het geval schijnt, dan is dit in strijd
met den ganschen geest van ons Staats
recht. All-e burgers zijn der Regeering,
afgezien van hun levensovertuiging, even
lief. Dit is onder de sociale structuur
waarin wij thans verkeeren, het eenig
mogelijke standpunt. Daarin rust juist
onze vrijheid en daardoor kan in de ge
geven omstandigheden de Overheid alleen
haar goddelijke roeping volbrengen, want
daardoor is zij gehouden en hier be
roep ik mij óp Dr Kuyper 1. tot
vrijlating van het Evangelie; 2. tot vrij
lating van de geestelijke ontwikkeling;
3. tot vrijlating, van d-e eerediensten; 4. tot
vrijlating van de consciëntie.
„Maar hoe consequent ik nu ook die
wensch doorgevoerd te zien
en daarin juist erken de zuivere toe
passing van art. 36 onzer Confessie, om
dat wij gelooven niet in geweld, maar
in de macht der waarheid Gods, die door
alles heen. Zijn Koninkrijk komen doet,
daaruit volgt toch niet, dat de 'Overheid
Godloos is en wij zouden leven in een
état athée. Indien dit zoo ware, dan zou
zij in den strijd der geesten juist partij
gekozen hebben tegen hen, die den le
venden God belijden te gelooven. Dar>
zou zij zijandig zijn aan de religieuze ont
wikkeling des volks".
En eindelijk de A. R. Minister Heems
kerk zeide:
„Nu beeft het mij getroffen, dat eenige
van de geachte sprekers aan de rechter
zijde verder zouden willen gaan dan ik
-gegaan ben. Met name de heeren Kersten
en Van Schaik. En hoezeer ik ook voor
een zeer groot deel met de constructie
van de zaak, zooals die door den heer
Van Schaik is geleverd, instem, zoo gaat
toch de heer Van Schaik iels verder dan
ik. Hij bevindt zich in dit opzicht met
den heer Kersten -op gemeenschappelijk
terrein. Zij zien terecht .een bezwaar in
het atheïsme, ook voor de goede orde
in de maatschappij. Dat is volkomen
juist. Maar een andere vraag is, -of zoo
lang het niet aan de toepassing van het
atheïsme toekomt, maar alleen aan de
Dit tevens aan het ad'res van de „Gere
formeerde Kerk", waarin de heer C. A.
'L(ingbeek) dit op 24 Juni weer voor de zoo-
veelste maal herhaalt, d. O.
hadden hem zoo noodig voor hun inwen
dige ontwikkeling. Doch d-e -eerste de beste
Europeesche kwestie zou dezen kunstma-
tigen vréde storen en het evenwicht ver
breken.
Voor Ripperda was nu het schoonste
tijdperk van zijn leven aangebroken. Zijn
zoon I,odewijk, een onervaren jongen van
19 jaar, bleef als Spaansch gezant in Wee
nen achter om h-eimi op te volgen en hijzelf
w-etrd onmiddellijk na zijn terugkeer tot
minister van buite-nlan-dsch-ei zaken ver
heven. Eenmaal m-et den voet in den
stijgbeugel, kostte het hem weinig moeite
weer het geheele bestuur aan zich te
trekken; binnen eenige maanden, had. hij
zich ook van de departementen van finan
ciën, oorlog, marine, justitie en Indische
-zak-en meester gem-aakt. Hij had dus nu
de'macht om zijn gro-otscbe plannen voor
de herleving der Spaansche monarchie
tot werkelijkheid te brengen. Hij vond ech
ter niet ve-el medewerking bij de Span
jaarden zelf. Ten eerste had zijn snelle
verheffing zijn toch al overmatig groiot
zelfvertrouwen tot -opgeblazenheid en roe
keloosheid doen stijgen, waardoor de te
genzin te-gen zijn bestuur -steeds grooter
werd, maar bovenal verzette de g.oaan-
ontwikkeling daarvan als denkbeeld, of
dan de Overheid werend mag optreden.
„En dan sta ik op het standpunt, dat
men met de vrijheid van geloof ook de
vrijheid van ongeloof en de vrijheid om
dat ongeloof te kennen te geven moet
eerbiedigen. Want indien de Overheid zou
beproeven door wettelijke maatregelen de
menschen tot het geloof te brengen, zal
dat altijd tot teleurstelling leiden. Iemand
tot het geloof te brengen is Gods werk;
ik neem de vrijheid dat even te zeggen,
om-dat ik meen, dat het plicht is de
zaak niet anders te zeggen, dan zij Werke
lijk is, en dit is de reden, waarom de
antirevolutionairen en Chr. Historischen
iet sminder ver zullen gaan dan de heer
Kersten en de lieer Van Schaik, ieder
van zijn standpunt. Maar wanneer het
-om de toepassing gaat, wordt het iets
anders, en de meening, dat ieder denk
beeld vrijelijk zou mogen worden toege
past, is een meening, die in geen enkelen
rechtsstaat zal kunnen gelden, want dat
zou eenvou-dig daartoe leiden, dat men
voor alle geloofsvrijheid en van alle
mogelijke vrijheden, zal men toch altijd
degenen, die zich aan dé toepassing vap
goddelooze denkbeelden schuldig maken,
als overtreder moeten straffen".
Is het nn niet duidelijk, dat de heer
v. D. zich met zijn bovenvermelde „con
sequenties" uit het A. R. standpunt schro
melijk vergist, waar hij dit standpunt
wraakt met de absurditeiten, dat volgens
dit vrijheidsbeginsel, „de overheid ook den
dief en den doodslager niet zal behoeven
t-e straffen"?
Is het niet duidelijk, dal .het standpunt
der heeren Rutgers, Visscher, Heemskerk
en van de geheele A. R. Partij volkomen
in overeenstemming is met den geest
en de woorden van Groen? En volmaakt
hetzelfde ^standpunt, door Dr Kuyper eens
geteekend in de vraag en het antwoord
(De Standaard, MeiJuni 1874): „Ts dwa
ling strafbaar?"
het stelsel, dat- in het Gerefor
meerde levenstype wortelt, door Milton liet
eerst uitgesproken, in Engeland en Ame
rika allengs tot heerschappij gekomen,
en, voor zooveel de practijk aangaat, ook
in ons land gevolgd; t.w. dat de Staat
als zoodanig de dwaling eerst als ze in
een daad vertolkt wordt, kan tuchtigen.
Nu kan de St. Geref. Partij ten deze een
ander standpunt innemen. Niemand zal er
aan denken haar het recht daartoe te
betwisten. Maar dan moeten haar spre
kers en schrijvers zich daarvoor niet op
Groen van Prinsterer beroepen, die hun
standpunt niet innam. En ten eenenmale
valsch is het uit het dooi' de A. R. Partij
beleden beginsel te concludeeren, dat wij
vrijheid zouden willen verleenen voor het
ronddragen op de publieke straat van
bord-en met het opschrift: „God is het
grootste kwaad!" Wat, herhaaldelijk in dit
verband van Stë Geref. zijde gepropageerd
is. Daarover echter een volgende maal.
Nu nog slechts de herinnering, dat het
alweer De (staatk. Geref.) Banier was,
die den aanval waagdedat wij ons s'echts
bepalen tot verweer. We zulen met de
hardnekkigheid van wijlen den Romein-
seften senator Cato, dit' telkens weer in
herinnering brengen. R. A. d. O.
Verbetering.
In de eerste driestar van ons vorig no.
leest men regel 40 v. b. „Ook rijst de
vraag of niet al te groote vrijgevigheid",
enz. en dan „niet indirect", enz. Dit
tweede „niet" m-oet vervallen.
sche volksraad van nature conservatief,
zich tegen v-e-le- maatregelen, die op zich
zelf goed waren, maar een te plotselinge
verandering in bestaande toestanden wil
den brengen. Hij steunde dus hoofdzakelijk
op het vertrouwen van, den koning en
d-e koningin, vooral van de laatste. Doch
Elisabeth beschermde hem alleen, zoolang
zij hoopte, dat het door hem voorge
spiegelde huwelijk tusschen Maria There
sia en don Oarlos zou doorgaan. Zoodra
zij bemerkte, da.t er te Weenen eigenlijk
he-el weinig geneigdheid tot dit huwelijk
bestond -e-n dat Ripperda bovendien door
zijn dubbelzinnige politiek de goede ver
standhouding met den keizer in gevaar
bracht, liet zij hem los. 'Onmiddellijk von
den nu zijn tegenstanders bij den koning
gereed-en ingang voor hun bezwaren te
gen Ripp-erda. Nog geen half jaar heeft
zijn glorie geduurd. Toen schonk de ko
ning hem ongevraagd zijn ontslag met toe
kenning van -een pensioen.
Ripperda, die zich in Madrid- voor de
woede der bevolking niet veilig voelde,
nam zijn intrek in het huis van den
Engelschen gezant en vroeg een paspoort
om naar Holland terug te mogen keeren.
Philips Y voelde zich in de-ze situatie
7 pruimt BZ Kq
J? r?
T<a- k j
Wordt Donderdag a.s. vervolgd.
Een Vlaamsch incident te Ype-ren.
Bij de onthulling van het monumle-nt.
voor de gesneuvelden te Ieperen hebben
zich Zondag incidenten voorge l aan. Toen,
na de kerkelijke plechtigheid, door gedele
geerden van den koning en het departe
ment van landsverdediging, d-e-n Fran-
sehen militaire-n gouverneur van Duinker
ken, senatoren en kamerleden bijgewoond,
de Vlaamsch-e oud-strijders bemerkten,
dat, in strijd met de afspraak, de Vlaam-
sche Leeuwenvlag aan den gevel van het
raadhuis naast -de vreemde nationale vlag
gen niet was ge-heschen, weigerden 27
Vlaamsch-e oud-strijdersvereenigingen aan
den optocht de©l te nemen en begaven
zich in stoet naar het monument met het
doel zelf tot die .onthulling over te' gaan.
Dit werd -echter door de bereden gen
darmerie e-n de politie belet. De gendarme
rie veegde het plein rondom het monu
ment schoon en do politie arresteerde een
vrij sterke groep oucl-strijders, vrouwen en
zusters van oud-strijders en van gesneu
velden. Ook werden bij het relletje ver
scheidene vaandels gescheurd.
De aardbeving in de Middellandsche zee.
D-e aardbeving die Kreta en Rhodos
geteisterd he-eft, was buitengewoon hevig
en van ongewoon langen duur. Zaterdag
avond om 10 uur werd Kandia getrof
fen, waar de grondafschuivingen en het
instorten der huizen verscheidene slachl-
offers maakten en een paniek onder de
bevolking veroorzaakten.
Volgens e-en meedeeling van het obser
vatorium te Athene had. de aardbeving
die vijf minuten duurde, haar centrum
tusschen Oycladen en Kreta. Men ver
moedt, dat d-e aardbeving in verband staaf,
met. de werking van den vulkaan Santo,
rini. In den ge-be-elen Peloponesus, West-
Griekenland, te Napels en omgeving en
niet zeer b'-ehagelijk. Hij durfde Ripperda
niet te laten vertrekken, uit vrees, dat
deze, door wraakzucht gedreven, de ge
heime artikel-en van het verdrag van Wee
nen aan Engeland en de Republiek zou
verraden. Aan den anderen kant durfde
hij het asylrecht d-e-r Engelsche ambassade
niet schenden, gedeeltelijk uit gemoedsbe
zwaar, gedeeltelijk uit vrees voor een oor
log met Engeland. Hij drong er dus bij den
Engelschen geizant op aan, dat hij Rip
perda zou uitnoodigen zijn huis te ver
laten. Dat had de ge-zant echter al te
vergeefs gedaan en met geweld wilde
hij hem niet uit zijn huis laten zetten.
Toen deed Ripperda het verzoek zich
in een klooster te mogen terugtrekken,
doch dit werd onmiddellijk van de hand
gewezen. Het asylrecht van een klooster
zou de koning van Spanje nooit hebben
durven schenden en zoo zou dus Rip
perda voor altijd buiten zijn bereik ge
weest zijn. Na een aarzeling van een paar
dagen gaf Philips V eindelijk bevel Rip
perda gevangen te nemen op grond van
de beschuldiging van hoogverraad.
(Slot volgt.)