DE ZEEUW TWEEDE BLAD, "FEyiLLSTOil, 8e lotgevallen van John Fox. Oit de Pers. TAN ZATERDAG 19 JUNI 1926, No. 218. „ZELFS EEN OOIEVAAR WEET." Zelis een ooievaar aan den hemel weet zijne gezette tijden, en eene tor- telduive, en kraan, en zwaluw nemen den tijd hunner aankomst waar; maar mijn volk weet het recht des HEE- REN niet. Jeremia 8:7. Ook het land Kanaan had, evengoed als onze koude Noordelijke landen, zijn trekvogels, die tegen den winter warmer luchtstreken opzochten, om in het voor jaar weder te keeren. Enkele ervan zijn ook in ons land bekend. Het is merkwaardig, welk een zeker heid deze dieren aan den dag leggen in wat we bijna zouden noemen: het kiezen van den tijd van hun trek. Enkele warme voorjaarsdagen misleiden hen niet. En en kele koude "lentenachten weerhouden hen niet. Als ze langer uitblijven dan an ders, kunt ge er zeker van zijn dat de koude dagen nog aanhouden. Ze welen hun gezette tijden, en nemen den lijd hunner aankomst waar, zooals de profeet zegt. Daartegenover stelt dan de profeet de onwetendhedi van zijn volk ten aanzien van het recht des Heeren. Toch zijn die trekvogels slechts rede- looze dieren. En daarom kan er ook in eigenlijken zin geen sprake zijn van een kiezen van den trektijd. De mensch daarentegen is met rede begaafd, en heeft als redelijk wezen te kiezen en te willen wat goed is. En waar God met zijn bijzondere openbaring, de rede des menschen verlicht, 'daar mag verwacht worden, dat deze het recht des Heeren weet, en wil, en doet. Maar neen, dit recht des Heeren weten ze niet. En zelfs waar de uiterlijke ken nis ervan niet ten eenenmale afwezig is, nemen ze het toch niet in zich op, om zich in hun doen en laten ernaar te richten. Zoo maakt het redelooze dier den rede lijken mensch beschaamd. Het is de klacht die ge telkens weer uit den mond der profeten opvangt. Zoo, bijvoorbeeld, in dat meer bekende woord van Jesaja:Een os kent zijn bezitter, en een ezel de kijibbejzijns heerenmaar Israël heeft geen kennis, mijn volk verstaat niet (Jes. 1:3). Maar, zult ge tegenwerpen, die ver gelijking gaat toch niet op: want wat die dieren doen, doen ze volgens hun instinct; ze kunnen niet anders; en daarom staan ze niet boven, maar beneden den mensch die aan verzoeking tot het kwade bloot staat. Maar dit is juist wat God den mensch verwijl, dat hij als een wezen, dat zoo veel liooger door God is geplaatst, zich niet laat binden door die hooger orde, door hel recht des Heeren, dat voor henr geldt. Hier maakt weder het bederf van het beste het slechtste. Gij als mensch, die met redelijk overleg hebt te handelen, moest het recht uws Gods ontzien, en u schikken naar wat Hij voor u heeft vastgesteld. En gij juist misbruikt uw wil om tegen den geopenbaarden wil van uw God in te gaan. Zoo verderft ge het voor uwen God, «n voor uzelven. Dat doet ge, terwijl ge overal o(m ai heen de vaste verordeningen Gods in de natuur waarneemt, die ordeningen Gods, waarnaar alles geschiedt. Gij bewondert het instinct der,dieren, waardoor ze die vaste-ordeningen volgen met een getrouw heid, die nimmer faalt. En zelf laat ge u daardoor niet leeren, om naar Gods vaste ordeningen voor uw menschelijk leven te vragen. Er is meer. Dat recht des Heeren is niet maar een willekeurig gestelde en van buitenaf opge legde orde. Neen, dat recht des Heeren. hangt samen met uw schepping als mensch naar Gods beeld. Het is Gods 42) _o_ Echter niet voordat zij naar huis reden, zeide Mr Fox: „Wel, Michel, ik geloof dat ik nu met Mr Screw Pepper wel terecht zal komen. Ik heb de veiling doen schorsén." „Goed zoo! goed zoo!" zeide Michel; daarvoor is het wel waard haast tema ken. Laat ons spoedig voortrijden en dat nieuws gaan vertellen." Mick deed het paard de zweep gevoe len, en voort ging het in vollen draf. „Gij hebt de veiling doen schorsen?" „Ik heb meer gedaan; ik heb het land goed gekocht I" „Gij hebt liet landgoed gekocht! V oor Mr Flamslead vermoed ik?" „Voor Mr Flamstead? Wel, Mick, ik wilde dat ik dat gedaan kon hebben; maar waar zou hij het geld van daan halen? Ik vrees dat er niets zal overschie ten, als alles betaald is. Neen, ik heb gedaan wat het best was. Ik heb het kasteel en de landerijen gekocht om te beletten dat zij in perceelen werden ver snipperd. Denk eens, hoe het de geheele amilie zou gegriefd hebben, indien hare oude woning gesloopt ware." „Zekerlijk", antwwdie Miebei koeltjes prde, die bij u als mensch behoort, iu uw persoonlijk leven en in uw samen leving met anderen. Niet minder dan de gezette tijden bij die redelooze vogels be lmoren. Die „stomme dieren" (zooals de volks mond pleegt te zeggen) zouden sterven van koude, als ze hier een winter moesten overbrengen. En zoo brengt voor u als mensch de overtreding van het recht uws Gods liet verderf mee, naar lichaam en ziel, voor tijd en eeuwigheid. En toch stoort ge u niet aan het recht en den wil van uwen God. Hoe ge het ook wendt of keert, ge kunt er u niet aan onttrekken: de redelooze dieren zetten u beschaamd. Of, wilt ge het liever zoo hooren, zoo is het toch eigenlijk: God veroordeelt u, ook door wat Hij u aan die dieren laat zien. Het is Gods trouw aan zijn gezette ordeningen, die Hij betoont tot zelfs in den trek van deze telken jare lieenreizende en terugkeerende vogels. En zou Hij dan ontrouw zijn aan zijn rechten, die Hij voor u als beelddrager heeft gesteld? Zou in het onderhouden daarvan dan geen zegen en blijdschap voor u zijn? Maar pok: hoe zoudt ge in het overtreden geen oordeel over u halen? En wanneer ge nu dit maar aan uwen God 'gewonnen wilt geven, «n niet de beschaamdheid in onverschilligheid en trots van u afschudt, dan is er hope. Natuurlijk, ge behoeft u niet voor die vogels te schamen: ge moet u schamen voor den Heere uwen God, U schamen niet alleen, omdat gij het recht uws Gods zoo menigmaal geschonden hebt, en nog telkens schendt. Maar erger nog, omdat ge het recht uws Gods niet eens weet. Erken het maar, wat de ervaring u eiken dag leert: zelfs als het er op aan komt het recht uws Gods te weten, voor uzelf en voor anderen, dan staat ge keer op keer verlegen. Dit zal u op liet rechte spoor brengen. Want dan zult ge niet voor recht houden, wat menschen als zoodanig uitdenken. Dan zult gij niet meenen, dat gij met uwen wil het leven kunt beheerschen. Neen, dan gaat ge weer bij uwen God ter school. Om uit het boek van zijn schepping, maar bovenal uit het boek van zjjn getuigenis, zijn rechten te leeren. En zoo ge u daaraan gewent, dan komt het weer tot dat weten van het recht des Heeren, omdat Hij zijn geboden schrijft in de tafelen uws harten. Het Communisme in Indië. II .(Slot.) Opmerkelijk is, dat de Sarekat Islam in zijn eerste jaren (na 1919 zag men geen heil meer in de rechtspersoonlijkheid van de over geheel Indië verspreide organisatie) zin voor het gewone vereenigingsrecht had. Om politieke redenen had de Regeering het was destijds Gouverneur-Generaal Idenhurg geëischt, dat de Sarekat Islam slechts bij ordonnantie erkende plaatselijke of locale, or ganisaties had; het z.g.n. paviljoensysteem. In derdaad heeft de S.I. zich daarin laten vin don, en zoo verkreeg men dus, bij- ordon nantie erkende plaatselijke vereenigingen, die weliswaar in federatief verband samenkwamen, maar als landelijke organisatie geen rechts persoonlijkheid bezaten. Zooals de Regeering in de bovenaangeha.il de mededeelingen deed uitkomen, was de Sarekat Islam, onder leiding van Tjokroami nolo, een sterk nationalistische organisatie, welke de tegenstelling Istam en Christendom steed3 deed uitkomen. Ook toen echter waren reeds werkelijk revolutionare geesten werk zaam, die in allerlei onderafdeelingen hun ge heim gestook uitvoerden. De centrale leiding had onvoldoenden invloed op dien gang van zaken. De gelden werden slecht beheerd en do geruchtmakende Tjimarcme zaak bracht den leider Tjokroaminoto in het gevang, verdacht van meineed. In dezen voor do S. 1. ongunstigen tijd kwam Semaoen uit Rusland in Indië terug. Begin Juni 1922 hield hij zjjn eerste een- zeer geruchtmakende vergadering, waarin hü verslag deed van zjjn Russische bevindingen. In deze en daarop volgende vergaderingen verzuimde hij niet op do zegeningen van „maar it heb er altijd eenigszins op gerekend, dat liet geheele landgoed eens weer in het bezit der Flam steads tomen zou. Ik vrees, dat het hun zeer zal smarten, zoo zij hooren wat nu ge beurd is." „Wat", zeide Mr Fox; „als zij hooren dat ik het gekocht heb, en dat zij ko-x men mogen zoo dikwijls zij er lust in hebben? Michel I wenscht gij mij geen geluk?" „Wel zeker; ik wensch u geluk. Ik weet niet wat ik er van denken moet." En Michel verviel hierop in een diep stilzwijgen, dat gedurende den geheelen tocht niet afgebroken werd. Mi' Fox deed zich aan zijn woning afzetten en zeide tot Mick: „Zoodra wij elkander weerzien, Michel, zullen wij zamen afrekenen. Goeden avond 1" Mick wierp hem een zonderlingen blik toe, gaf zijn paard een zweepslag en draafde heen. Den volgenden dag ontmoette Mr Fox Tom Fletcher en was op het punt. dezen de hand te geven, toen Tom zijn handen in den zak stak, hem toeknikkende, zeg gende: „Mooi weer, mijnheer" en ver der ging. „Die Mick is boos dat ik het landgoed voor mij zeiven gekocht heb", zeide Mr Fox bij zich zeiven, „en heeft zijn kwaad humeur aan dien ouden voerman mede gedeeld I Nu, wij zullen zieu!" het Bolsjewisme te wijzen maar betoond» zich niettemin afkeerig van directe actie. Geen algemeene werkstaking, waarmee in Rusland het bewind was veroverd, doch die in Indië, met zjjn geheel andere toestanden, falikant moest uitloopen, neen versterking der orga nisatie was eisch; een sterke vakvereeniging voor elke groep, een krachtige, centrale lei ding, eenheid en discipline, dat was voor alsnog het voornaamste. Een paar maanden tater gaf Semaoen, waarschijnlijk als een ge volg van de veranderde tijdsomstandigheden hier en daar reeds een ander geluid te hooren. In al die uitingen was echter Semaoen een andere dan Tjokroaminoto. Hij de a- religieuze nationalistx), Tjokio de religieuze nationalist. Het kon niet anders, het in zijn diepste lagen zoo religieuze Javaansche volk, zou eenmaal in grooto meerderheid hot drijven van Semaoen onderkennen on het den rug toekeeren. Inmiddels was Tjokroaminoto .uit do gevan genis ontslagen. Onmiddellijk ving ook deze zijn propaganda aan. Door onderwijzing wij zer geworden, stuurde hij ook nu aan op Centrale organisatie. Zoo naderde 20 Febr. 1923, de dag waar op te Madoen eeni beslissing zou vallen op hot groote congres. Met verpletterende meerderheid koos het Congres partij voor Tjokro en zijn denkbeelden waarmede Semaoen en zijn vol gelingen waren uitgeworpen. Semaoen en zijn volgelingen hebben uit die Madioensche les geleerd, dat het Javaan sche volk niet rijp is om onbegrepen idea len van communisme te aanvaarden, maar dat wie toegang tot de harten van dat volk wil hebben, moet komen met liefde voor het oude en het eigene, voor de religie en den- adat, en het verlangen naar eigen lotsbe- paling moet aanmoedigen. Geleerd ook, dat lijj alleen het oor der massa heeft, die voor de dagelijksche, locale grieven oor heeft en deze weet weg te nemen zij het ook in theorie. Op dat pad begaven zij zich nu. Zoo zijn door de P.K.I.' plaatselijke organisaties gesticht, die zich practisch inderdaad op dat- terrein bewegen, de Sarekat Rajats. Het een tralo hoofddoel is echter, het blijkt telkens weer, door deze organisaties de menschen rijp te maken voor het communisme. Met dezen geest was het niet te verwonderen, dat de zorglijko tijdsomstandigheden en de daardoor geboden bezuiniging 'door deze Indische Com rriuniaten werden uitgebuit en die in da groote transportstaking tot uitbarsting kwam. Hel ein de is geweest Semaoens verwijdering, terwijl de aanstoker van de bomaanslagen te Solo en elders, de meer religieus getinte leider Hadji Misbach, gevangen genomen werd. Zoo trad de Regeering op, daar waar di recte actie zich verzette tegen de macht, of daden van geweld bedreef. Tegen het propageeren van de denkbeel den, waar dit bleef binnen do perken door het gezag gesteld, werd een milde houding aangenomen. De Regeering zegt in de meer gonoemde mededeelingen daar zelf dit van: „Had de Regeering in de communistische propaganda c-n de versterking van de arbei derspartij wel oen bedenkelijke tenden-z ge zien, zjj meende toch in die omstandigheden aUcen in nauwlettend toezien haar taak te vinden, uit overtuiging, dat de Overheid niet een geestesstrooming van een kracht en diep te als de Aziatisch-bolsjawistisch-e een bolsjewisme vóór altes, bijna uitsluitend van potitieken inhoud, n.l. anti-Westersch ver zot met materiëele middelen kan bestrij den, maar alleen een verderfelijke uitwerking in bepaald goed geconstateerde daden moet keeren". Toch wil* dit niet zeggen, dat alleen re pressief wordt opgetreden. Het beperken van liet vergaderrecht e.d. zijn oveneens noodiga preventieve middelen. Maar waar het hier een geestelijke strijd is, kan de Overheid wel leiding geven, wel gunstig beïnvloeden maar moet de bestrij ding uit de Maatschappij zelf opkomen. Hiermede komen we weer aan ons uit gangspunt terug, het communisme in Indië, zij het dan een Aziatisch communisme, eischt alle aandacht, omdat het een groot gevaar is, Het hiervoor geschetste geschiedkundig ver loop geeft ons ook aan hoe de bestrijdings wijze liet beste werkt. Hot Javaansche volk en al het boven- staando geldt, bijna uitsluitend voor Java om- a-religieus zondor godsdienst. Mr Fox ging dien dag niet naai' Tom Fletcher, maar naar de Flamsteads. H(j had in den brief dien Mick van Mr Flam stead had. teruggebracht, van dezen vol komen verlof ontvangen alles te doen wat hij oorbaar zon achten. „En kon ik iets beters doen, dan het huis voor sloopen bewaren? Zij zullen zeker zeer tevreden zjjn met hetgeen ik gedaan heb." Het was een schoone herfstavond toen hij naar Mr Flamstead's woning wandel de; de zon scheen liefelijk in den tuin, en hel goudvinkje dat hij 'de deur hing, pikte van tjjd tot tijd een korreltje uit liet zaadbakje en zong daarbij zoo vroo- lijk dat liet een lust was. Alles verkon digde vrede en huiselijk geluk, Mr Fox opende de deur men was bezig thee te drinken. „Juist van pas!" zeide Mr Fox, ter wijl hij binnentrad, Mr en Mrs Flam stead hartelijk de hand drukte, Miss Nancy vriendelijk toeknikte, en terwijl hij haar verzocht voort te gaan, zelf een stoel kreeg. Nancy gaf hem een kopje thee. „Wel!" zeide hij, terwijl hij het aan nam en voor zich neerzette, „eindelijk hebben wij dien Mr Screw Pepper tot staan gebracht. Weet ge het? Jk heb het landgoed gekocht." Dat hoor ik" zeide Mr Flamstead koel, Mrs Flamstead zuchtte en er volgde een pauze. „Wat drommel I" dacht Mr John Fox dat gelukkig het communisme buiten Java nog nagenoeg geen aanhang heeft gevonden en de geschiedenis zich ook alleen op Java heeft afgespeeld het Javaansche volk is niet anti-godsdienstig, hoewel geheel vastge roest in het Mohammedanisme. De middelen van bestrijding van het Communisme moeten dan ook vóór alles oen diep religieuzen ach tergrond hc-hben, n.l. bekendmaking met den waren God en Zijn dienst. Daarom ook kan van de S. D. A. P. noch van den V. D. bond, medewerking voor die grondgedachte verwacht worden. Wij moeten hier met andere Christus-belijders alleen staan. Meer en meer ofschoon nog to weinig door alle zendelingen hoofd voor hoofd dat belang gezien wordt noemt ook do Zending op dit maatschappelijk en politiek terrein een zegenrijke plaats in. Onze Inland- sche Christenen, en wellicht in de toekomst zu' alleen, omdat de uitingswijze van het communisme zoo bü uitstek nationalistisch is, zullen de terugwerkende kracht moeten zijn. Beter, zij zullen de grondleggers van do ware volksvrijheden moeten worden. Maar voordat zo zoover zijn, zullon ze nog heel wat moeten leeren. Aan onze man nen, zendelingen, christen-ambtenaren en chris tenen in particuliere betrekkingen in Indië, de taak om die kennis en bekwaamheid bij te brengen. Maar let nu eens op de getalsverhoudingen. De meeste Christenen hier hebben er niet het flauwste begrip van hoe weinig gelegen heid en mogelijkheid om die taak te vol brengen er vaak is. En dan, is het getal Europeanen- tegen over Inlanders niet 1 op 100, of 1 op 1000, maar nauwelijks 1 op 26.000, hoe geheel anders wordt die verhouding wanneer ge de positievo belijders er uit neemt. Die mannenen vrouwen moeten onzen steun hebben. Zij moeten zich gedragen- we ten door ons gebed. Onze belangstelling moet groeien en moet zich uiten in bestudoering van Indische aangelegenheden. Indië, liet. land van de schier onbegrensde mogelijkhe den op het terrein van landbouw en handel, kan nog zoo veel menschen, onze menschen, herbergen. Te weinig wordt nog aan het organiseeren in die richting gedaan. We hebben- weliswaar een voorlichtingsbureau. Onze menschen ko men in den bestuursdienst en ook wel in liet particuliere, maar hoeveel meer kan niet ge daan worden. Voor alles echter hebben we liefde, vóór- en belangstelling in Indië noodig, omdat het een stuk Nederland is, waar God ons een taak heeft gegeven, oen taak nu niet weinig verzwaard door het ernstig dreigende gevaar ran het communisme. Daarom als de Minister wil da sapoe lidi hanteeren (ten onrechte genoemd „klapper bezem", al is dat instrument uit klapper- palmbladeren gemaakt, omdat het geen bezom is die in de klappertuinen gebruikt wordt, waarop dat woord zou kunnen slaan, zoo- als wij spreken van een „stalbezem" en- een „atraatbezem", neen het is een instrument, dat de baboe, het Indische kamermeisje, ge bruikt om de omhangen ledikanten- van de lastige en gevaarlijke muskieten te ontdoen) dan gaan wij, met alle middelen, het door Gods gunst geplante boompje der Inlandscho christenheid opkweeken en vermenigvuldigen tot een sierlijke plantinge Gods en andere broedplaatsen der lastige en gevaarlijke mus kieten zuiveren opdat zij ook mogelijk verdre ven worden. Zoo -kunnen Overheid en volk tezamen onder Gods gunst van Indië maken het land, dat naast de onuitsprekelijke gezegenen op stof felijk gebied, den lof Gods ook in de maat schappelijke verhoudingen verkondigt. De verzoeking weerstaan. „'Maar Kavel, wat is er gebeurd, je ziet er zoo ontsteld uit?" vroeg mevrouw Warner. liet gelaat van Dr Warner, werd zoo mogelijk nog ernstiger, terwijl zij op dringenden toon vervolgde: „Maar spreek dan toch, ik wil alles weten; toch geen slechte tijding van Mama, mijn broer of zuster is toch niet ziek?" „Weineen, ik heb geen slechte tijding ontvangen", antwoordde hij eindelijk. „In ieder geval er is iets bizondërs, hernam mevrouw, thans eenigszins ge rust gesteld. En dan op zachten, maar min of meer verwijtenden toon vroeg zij: „Karei, sinds wanneer bezit ik je ver trouwen niet meer." „zij zijn ook al ontevreden! Wat willen die menschen dan? Meenden zij dat Ik het boeltje ko-open zou en hun present geven? Ik moet eens zien, of ik er niet een beetje gezond verstand kan in krijgen bij hen." Daarop verhaalde hij hun in welken toestand hij liet landgoed gevonden had, benevens al de bijzonderheden van zijn gesprek met Screw Pepper, maar voegde er echter bij, dat van de vijftig duizend pond, wanneer alle rechtmatige onkos ten betaald zouden zijn er een aardige som voor Mr Flamstead zou overschieten. „Gij zijt zeer goed, Mr Fox", zeide Mr Flamstead; en opnieuw ontstond er een stilte. „W-el", zeide Mr Fox; „ik hoopte 'dat u dit genoegen zou doen. Ik beken, ja, dat ik gedurende mijn geheele leven een voorliefde voor deze oude plaats heb, en er trotsch op zou wezen bezitter er van te zijn; maar daar u dit niet schijnt te bevallen, kan ik u niet anders zeggen, dan dat, zoo gij een vriend vinden kunt die u liet noodige geld voorschieten wil vóór de overdracht plaats vindt, ik genegen hen u den koop over te doen." „Gij zijt zeer g-oed" zeide nogmaals Mr Flamstead; „maar gij weet wel, dat ik zulk een vriend niet heb ik heb er slechts één, en zoo hij ook al leeft, is hij niet hier, en gij kunt daarom gerust spreken gelijk gij doet, en vergun mij het te zeggen, het mag wel een koopje ge- „Dom vrouwtje" sprak hij schertsend, je \yeet)' immers, dat ik geen geheimen voor je lreb. Maar toch in dit. geval is het misschien beter te zwijgen. „Kom man, vertel het mij maar" vleide mevrouw. Glimlachend zag de officier naar zijn vrouwtje dat daar met een nieuwsgierige uitdrukking op het lieve gelaat voor hem stond, en hij antwoordde: „Voor deze keer zal ik je nog eens je -zin geven, neem maar een stoel en luister. „Terwijl jij met onzen jongen ging wandelen, ging ik naar mijn studeerka mer. Nauwelijks was ik daar een kwar tier, toen het Sienstmeisjo mij een kaartje bracht, en vertelde, dat de eigenares er van, mij dringend verzocht te spreken. Eenige oogenblikken later trad ik de spreekkamer binnen. Do dame, die voor het raam stond scheen in sombere ge dachten te zijn verdiept, en mijn komst niet eens te bemerken. Het was een slan ke, in diepen rouw gehulde gestalte, zij scheen niet ouder dan veertig: jaar, maar toch was het mooie golvende haar reeds bijna, geheel grijs, en droeg haar knap gelaat duidelijke kenteekenen van veel verdriet. Haar treurig voorkomen, maakte op mij een diepen indruk. „Mevrouw" sprak ik eindelijk. Nu schrikte zij op uit liare overpein zingen en stamelde eenige woorden ter verontschuldiging over haai' onverwach te komst, daarna vervolgde zij: „Dokter, eene gewichtige zaak voert mij tot u, het is een grooten dienst, die ik van u lcom vragen." Maar voor ik u mijn wensch mededeel zal ik u eerst wat van mijn geschiedenis vertellen. Mijn rouwkleed zegt u reeds, dat ik een mijner dierbare betrekkin gen dooi' den dood heb verloren; het is mijn echtgenoot, die ik betreur. 0, als ik mij nog dat afscheid voorstel; 't is reeds twee jaar geleden, maar toch bracht de tijd niet de minste verzachting in mijn leed. Alleen de liefde voor mijn eenig kind geeft mij kracht om mijn verlies te dragen. „Die arme vrouw, zij kent dus niet den troost, die hot Evangelie ons biedt, sprak mevrouw Warner." Haar man antwoordde niet op deze woorden, ook hij kende niet veel van dien troost, want hij was een twijfelaar. Diepe stilte lieerschte er eenige oogen blikken in do kamer, daarna vervolgde do dokter. „Wanneer mijn zoon tegenover mij zit", sprak de dame, „dan is het of ik mijn echtgenoot voor mij zie, datzelfde don kere haar, die bruine oogen, dien gullen lach. En nu zal ik hem misschien gerui- tnen tijd moeten missen, hoe eenzaam zal dan mijn leven zijn, ik kan het haast niet dragen doktor." Ik had medelijden met haar eii vroeg belangstellend, of haar zoon soms ziek was, en zij mijn hulp voor hem begeerde. „Neen dokter, zoo erg is het gelukkig niet. Mijn zoon is dienstplichtig en moet morgen gekeurd worden voor de militie. Dokter, ik vernam, dat ook u met dat ge neeskundig onderzoek belast zjjn, en als ge nu eene arme moeder zoudt willen helpen dan. „Mevrouw" riep ik ontsteld, maar toch ging zij voort: „ik zie, u begrijpt mij reeds, met duizend gulden zal ik beloo- nen, als mijn zoon wordt afgekeurd." „Gaarne zou ik u helpen, maar nooit ten koste van mijn eer" riep ik mijn toorn bedwingend. „Komt dokter, help een diepbedroefde moeder, mijn zoon in weelde en over vloed grootgebracht zal tegen het kazer neleven niet bestand zijn, en als hij eens ziek wordt, wat dan? Help mij dan toch dokter" sprak zü handenwringend. „Onmogelijk" antwoordde ik beslist. „Dokter, ik bied u tweeduizend gul den" hield zij aan. Toen Helena bedacht ik, hoe goed wij dat geld konden gebruiken in onze huis houding, en hoe het ons van vele zorgen zou ontheffen. Mijn tractement. is niet groot,, en wij moeten toch volgens onze stand leven. „'Maar Karei, je gaf toch niet toe" vroeg mevrouw in de grootste spanning, terwijl zij doodsbleek werd. „Laat mij eerst verder vertellen." Ter- Ml ■O.BI Hi— I i il, I I —Ml l'Sggy. no-ernd worden. Vijftig -duizend pond; ja inderdaad, het is een koopje." „Ik begrüp uwe gedachten zeer goed, Mr Flamstead" hervatte Mr Fox, „en ik kan ze niet veroordeelen. Maar ik ben er zoo verre van af tot uw nadeel een koopje aan het g-oed te willen hebben, dat wij, zoo gij het verlangt, het gansche landgoed door een braaf en kundig man zullen doen schatten en ik u de som, door dezen bepaald, zal uitkeeren. Dat en alles wat ik dien schurkachtigen zaak bederver kan ontwringen ik wil echter niet onrechtvaardig zijn, 1 zult gij ont vangen; daarenboven lieb ik mij gevleid, dat George bij mü zou komen en mün rent meester zijn." Deze voorslag verraste allen zeer, en langzamerhand werden de aanwezigen wat vriendelijker. Ze zeiden, dat het zeer vrien delijk, zeer edelmoedig was, en weldra heerschte weer iels van de oude hartelijk heid tusschen hen. Nancy nam het kopje weg, daar Mr Fox onder het spreken de thee koud had laten worden, schonk hem een ander in, bood hem boter en brood aan en drong hem toch wat te gebruiken na zijn wandeling. Maar er was toch iets dat hen drukte, een zekere neerslach tigheid en stijfheid, en Mr Fox -ging vroeg en ontevreden heen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1926 | | pagina 5