DE ZEEUW
TWEEDE BLAD,
"FEyiLLSTOil,
8e lotgevallen van John Fox.
Oit de Pers.
TAN
ZATERDAG 19 JUNI 1926, No. 218.
„ZELFS EEN OOIEVAAR WEET."
Zelis een ooievaar aan den hemel
weet zijne gezette tijden, en eene tor-
telduive, en kraan, en zwaluw nemen
den tijd hunner aankomst waar; maar
mijn volk weet het recht des HEE-
REN niet. Jeremia 8:7.
Ook het land Kanaan had, evengoed
als onze koude Noordelijke landen, zijn
trekvogels, die tegen den winter warmer
luchtstreken opzochten, om in het voor
jaar weder te keeren. Enkele ervan zijn
ook in ons land bekend.
Het is merkwaardig, welk een zeker
heid deze dieren aan den dag leggen in
wat we bijna zouden noemen: het kiezen
van den tijd van hun trek. Enkele warme
voorjaarsdagen misleiden hen niet. En en
kele koude "lentenachten weerhouden hen
niet. Als ze langer uitblijven dan an
ders, kunt ge er zeker van zijn dat de
koude dagen nog aanhouden.
Ze welen hun gezette tijden, en nemen
den lijd hunner aankomst waar, zooals
de profeet zegt.
Daartegenover stelt dan de profeet de
onwetendhedi van zijn volk ten aanzien
van het recht des Heeren.
Toch zijn die trekvogels slechts rede-
looze dieren. En daarom kan er ook in
eigenlijken zin geen sprake zijn van een
kiezen van den trektijd.
De mensch daarentegen is met rede
begaafd, en heeft als redelijk wezen te
kiezen en te willen wat goed is. En waar
God met zijn bijzondere openbaring, de
rede des menschen verlicht, 'daar mag
verwacht worden, dat deze het recht des
Heeren weet, en wil, en doet.
Maar neen, dit recht des Heeren weten
ze niet. En zelfs waar de uiterlijke ken
nis ervan niet ten eenenmale afwezig is,
nemen ze het toch niet in zich op, om
zich in hun doen en laten ernaar te
richten.
Zoo maakt het redelooze dier den rede
lijken mensch beschaamd. Het is de klacht
die ge telkens weer uit den mond der
profeten opvangt. Zoo, bijvoorbeeld, in
dat meer bekende woord van Jesaja:Een
os kent zijn bezitter, en een ezel de
kijibbejzijns heerenmaar Israël heeft geen
kennis, mijn volk verstaat niet (Jes. 1:3).
Maar, zult ge tegenwerpen, die ver
gelijking gaat toch niet op: want wat die
dieren doen, doen ze volgens hun instinct;
ze kunnen niet anders; en daarom staan
ze niet boven, maar beneden den mensch
die aan verzoeking tot het kwade bloot
staat.
Maar dit is juist wat God den mensch
verwijl, dat hij als een wezen, dat zoo
veel liooger door God is geplaatst, zich
niet laat binden door die hooger orde,
door hel recht des Heeren, dat voor henr
geldt.
Hier maakt weder het bederf van het
beste het slechtste. Gij als mensch, die
met redelijk overleg hebt te handelen,
moest het recht uws Gods ontzien, en
u schikken naar wat Hij voor u heeft
vastgesteld. En gij juist misbruikt uw
wil om tegen den geopenbaarden wil van
uw God in te gaan.
Zoo verderft ge het voor uwen God,
«n voor uzelven.
Dat doet ge, terwijl ge overal o(m ai
heen de vaste verordeningen Gods in de
natuur waarneemt, die ordeningen Gods,
waarnaar alles geschiedt. Gij bewondert
het instinct der,dieren, waardoor ze die
vaste-ordeningen volgen met een getrouw
heid, die nimmer faalt.
En zelf laat ge u daardoor niet leeren,
om naar Gods vaste ordeningen voor uw
menschelijk leven te vragen.
Er is meer.
Dat recht des Heeren is niet maar een
willekeurig gestelde en van buitenaf opge
legde orde. Neen, dat recht des Heeren.
hangt samen met uw schepping als
mensch naar Gods beeld. Het is Gods
42) _o_
Echter niet voordat zij naar huis reden,
zeide Mr Fox:
„Wel, Michel, ik geloof dat ik nu met
Mr Screw Pepper wel terecht zal komen.
Ik heb de veiling doen schorsén."
„Goed zoo! goed zoo!" zeide Michel;
daarvoor is het wel waard haast tema
ken. Laat ons spoedig voortrijden en dat
nieuws gaan vertellen."
Mick deed het paard de zweep gevoe
len, en voort ging het in vollen draf.
„Gij hebt de veiling doen schorsen?"
„Ik heb meer gedaan; ik heb het land
goed gekocht I"
„Gij hebt liet landgoed gekocht!
V oor Mr Flamslead vermoed ik?"
„Voor Mr Flamstead? Wel, Mick, ik
wilde dat ik dat gedaan kon hebben;
maar waar zou hij het geld van daan
halen? Ik vrees dat er niets zal overschie
ten, als alles betaald is. Neen, ik heb
gedaan wat het best was. Ik heb het
kasteel en de landerijen gekocht om te
beletten dat zij in perceelen werden ver
snipperd. Denk eens, hoe het de geheele
amilie zou gegriefd hebben, indien hare
oude woning gesloopt ware."
„Zekerlijk", antwwdie Miebei koeltjes
prde, die bij u als mensch behoort, iu
uw persoonlijk leven en in uw samen
leving met anderen. Niet minder dan de
gezette tijden bij die redelooze vogels be
lmoren.
Die „stomme dieren" (zooals de volks
mond pleegt te zeggen) zouden sterven
van koude, als ze hier een winter moesten
overbrengen. En zoo brengt voor u als
mensch de overtreding van het recht uws
Gods liet verderf mee, naar lichaam en
ziel, voor tijd en eeuwigheid. En toch
stoort ge u niet aan het recht en den
wil van uwen God.
Hoe ge het ook wendt of keert, ge kunt
er u niet aan onttrekken: de redelooze
dieren zetten u beschaamd. Of, wilt ge
het liever zoo hooren, zoo is het toch
eigenlijk: God veroordeelt u, ook door
wat Hij u aan die dieren laat zien.
Het is Gods trouw aan zijn gezette
ordeningen, die Hij betoont tot zelfs in
den trek van deze telken jare lieenreizende
en terugkeerende vogels.
En zou Hij dan ontrouw zijn aan zijn
rechten, die Hij voor u als beelddrager
heeft gesteld? Zou in het onderhouden
daarvan dan geen zegen en blijdschap voor
u zijn? Maar pok: hoe zoudt ge in het
overtreden geen oordeel over u halen?
En wanneer ge nu dit maar aan uwen
God 'gewonnen wilt geven, «n niet de
beschaamdheid in onverschilligheid en
trots van u afschudt, dan is er hope.
Natuurlijk, ge behoeft u niet voor die
vogels te schamen: ge moet u schamen
voor den Heere uwen God, U schamen
niet alleen, omdat gij het recht uws Gods
zoo menigmaal geschonden hebt, en nog
telkens schendt. Maar erger nog, omdat
ge het recht uws Gods niet eens weet.
Erken het maar, wat de ervaring u
eiken dag leert: zelfs als het er op aan
komt het recht uws Gods te weten, voor
uzelf en voor anderen, dan staat ge keer
op keer verlegen.
Dit zal u op liet rechte spoor brengen.
Want dan zult ge niet voor recht houden,
wat menschen als zoodanig uitdenken.
Dan zult gij niet meenen, dat gij met uwen
wil het leven kunt beheerschen.
Neen, dan gaat ge weer bij uwen God
ter school. Om uit het boek van zijn
schepping, maar bovenal uit het boek van
zjjn getuigenis, zijn rechten te leeren.
En zoo ge u daaraan gewent, dan komt
het weer tot dat weten van het recht des
Heeren, omdat Hij zijn geboden schrijft in
de tafelen uws harten.
Het Communisme in Indië.
II .(Slot.)
Opmerkelijk is, dat de Sarekat Islam in
zijn eerste jaren (na 1919 zag men geen
heil meer in de rechtspersoonlijkheid van de
over geheel Indië verspreide organisatie) zin
voor het gewone vereenigingsrecht had. Om
politieke redenen had de Regeering het
was destijds Gouverneur-Generaal Idenhurg
geëischt, dat de Sarekat Islam slechts bij
ordonnantie erkende plaatselijke of locale, or
ganisaties had; het z.g.n. paviljoensysteem. In
derdaad heeft de S.I. zich daarin laten vin
don, en zoo verkreeg men dus, bij- ordon
nantie erkende plaatselijke vereenigingen, die
weliswaar in federatief verband samenkwamen,
maar als landelijke organisatie geen rechts
persoonlijkheid bezaten.
Zooals de Regeering in de bovenaangeha.il
de mededeelingen deed uitkomen, was de
Sarekat Islam, onder leiding van Tjokroami
nolo, een sterk nationalistische organisatie,
welke de tegenstelling Istam en Christendom
steed3 deed uitkomen. Ook toen echter waren
reeds werkelijk revolutionare geesten werk
zaam, die in allerlei onderafdeelingen hun ge
heim gestook uitvoerden. De centrale leiding
had onvoldoenden invloed op dien gang van
zaken. De gelden werden slecht beheerd en
do geruchtmakende Tjimarcme zaak bracht den
leider Tjokroaminoto in het gevang, verdacht
van meineed.
In dezen voor do S. 1. ongunstigen tijd
kwam Semaoen uit Rusland in Indië terug.
Begin Juni 1922 hield hij zjjn eerste een-
zeer geruchtmakende vergadering, waarin hü
verslag deed van zjjn Russische bevindingen.
In deze en daarop volgende vergaderingen
verzuimde hij niet op do zegeningen van
„maar it heb er altijd eenigszins op
gerekend, dat liet geheele landgoed eens
weer in het bezit der Flam steads tomen
zou. Ik vrees, dat het hun zeer zal
smarten, zoo zij hooren wat nu ge
beurd is."
„Wat", zeide Mr Fox; „als zij hooren
dat ik het gekocht heb, en dat zij ko-x
men mogen zoo dikwijls zij er lust in
hebben? Michel I wenscht gij mij geen
geluk?"
„Wel zeker; ik wensch u geluk. Ik
weet niet wat ik er van denken moet."
En Michel verviel hierop in een diep
stilzwijgen, dat gedurende den geheelen
tocht niet afgebroken werd. Mi' Fox deed
zich aan zijn woning afzetten en zeide tot
Mick:
„Zoodra wij elkander weerzien, Michel,
zullen wij zamen afrekenen. Goeden
avond 1"
Mick wierp hem een zonderlingen blik
toe, gaf zijn paard een zweepslag en
draafde heen.
Den volgenden dag ontmoette Mr Fox
Tom Fletcher en was op het punt. dezen
de hand te geven, toen Tom zijn handen
in den zak stak, hem toeknikkende, zeg
gende: „Mooi weer, mijnheer" en ver
der ging.
„Die Mick is boos dat ik het landgoed
voor mij zeiven gekocht heb", zeide Mr
Fox bij zich zeiven, „en heeft zijn kwaad
humeur aan dien ouden voerman mede
gedeeld I Nu, wij zullen zieu!"
het Bolsjewisme te wijzen maar betoond»
zich niettemin afkeerig van directe actie. Geen
algemeene werkstaking, waarmee in Rusland
het bewind was veroverd, doch die in Indië,
met zjjn geheel andere toestanden, falikant
moest uitloopen, neen versterking der orga
nisatie was eisch; een sterke vakvereeniging
voor elke groep, een krachtige, centrale lei
ding, eenheid en discipline, dat was voor
alsnog het voornaamste. Een paar maanden
tater gaf Semaoen, waarschijnlijk als een ge
volg van de veranderde tijdsomstandigheden
hier en daar reeds een ander geluid te
hooren.
In al die uitingen was echter Semaoen
een andere dan Tjokroaminoto. Hij de a-
religieuze nationalistx), Tjokio de religieuze
nationalist.
Het kon niet anders, het in zijn diepste
lagen zoo religieuze Javaansche volk, zou
eenmaal in grooto meerderheid hot drijven
van Semaoen onderkennen on het den rug
toekeeren.
Inmiddels was Tjokroaminoto .uit do gevan
genis ontslagen. Onmiddellijk ving ook deze
zijn propaganda aan. Door onderwijzing wij
zer geworden, stuurde hij ook nu aan op
Centrale organisatie.
Zoo naderde 20 Febr. 1923, de dag waar
op te Madoen eeni beslissing zou vallen op hot
groote congres. Met verpletterende meerderheid
koos het Congres partij voor Tjokro en zijn
denkbeelden waarmede Semaoen en zijn vol
gelingen waren uitgeworpen.
Semaoen en zijn volgelingen hebben uit
die Madioensche les geleerd, dat het Javaan
sche volk niet rijp is om onbegrepen idea
len van communisme te aanvaarden, maar
dat wie toegang tot de harten van dat volk
wil hebben, moet komen met liefde voor
het oude en het eigene, voor de religie en den-
adat, en het verlangen naar eigen lotsbe-
paling moet aanmoedigen. Geleerd ook, dat
lijj alleen het oor der massa heeft, die voor
de dagelijksche, locale grieven oor heeft en
deze weet weg te nemen zij het ook in
theorie. Op dat pad begaven zij zich nu. Zoo
zijn door de P.K.I.' plaatselijke organisaties
gesticht, die zich practisch inderdaad op dat-
terrein bewegen, de Sarekat Rajats. Het een
tralo hoofddoel is echter, het blijkt telkens
weer, door deze organisaties de menschen rijp
te maken voor het communisme. Met dezen
geest was het niet te verwonderen, dat de
zorglijko tijdsomstandigheden en de daardoor
geboden bezuiniging 'door deze Indische Com
rriuniaten werden uitgebuit en die in da groote
transportstaking tot uitbarsting kwam. Hel ein
de is geweest Semaoens verwijdering, terwijl
de aanstoker van de bomaanslagen te Solo
en elders, de meer religieus getinte leider
Hadji Misbach, gevangen genomen werd.
Zoo trad de Regeering op, daar waar di
recte actie zich verzette tegen de macht,
of daden van geweld bedreef.
Tegen het propageeren van de denkbeel
den, waar dit bleef binnen do perken door
het gezag gesteld, werd een milde houding
aangenomen. De Regeering zegt in de meer
gonoemde mededeelingen daar zelf dit van:
„Had de Regeering in de communistische
propaganda c-n de versterking van de arbei
derspartij wel oen bedenkelijke tenden-z ge
zien, zjj meende toch in die omstandigheden
aUcen in nauwlettend toezien haar taak te
vinden, uit overtuiging, dat de Overheid niet
een geestesstrooming van een kracht en diep
te als de Aziatisch-bolsjawistisch-e een
bolsjewisme vóór altes, bijna uitsluitend van
potitieken inhoud, n.l. anti-Westersch ver
zot met materiëele middelen kan bestrij
den, maar alleen een verderfelijke uitwerking
in bepaald goed geconstateerde daden moet
keeren".
Toch wil* dit niet zeggen, dat alleen re
pressief wordt opgetreden. Het beperken van
liet vergaderrecht e.d. zijn oveneens noodiga
preventieve middelen.
Maar waar het hier een geestelijke strijd
is, kan de Overheid wel leiding geven, wel
gunstig beïnvloeden maar moet de bestrij
ding uit de Maatschappij zelf opkomen.
Hiermede komen we weer aan ons uit
gangspunt terug, het communisme in Indië,
zij het dan een Aziatisch communisme, eischt
alle aandacht, omdat het een groot gevaar is,
Het hiervoor geschetste geschiedkundig ver
loop geeft ons ook aan hoe de bestrijdings
wijze liet beste werkt.
Hot Javaansche volk en al het boven-
staando geldt, bijna uitsluitend voor Java om-
a-religieus zondor godsdienst.
Mr Fox ging dien dag niet naai' Tom
Fletcher, maar naar de Flamsteads. H(j
had in den brief dien Mick van Mr Flam
stead had. teruggebracht, van dezen vol
komen verlof ontvangen alles te doen
wat hij oorbaar zon achten. „En kon
ik iets beters doen, dan het huis voor
sloopen bewaren? Zij zullen zeker zeer
tevreden zjjn met hetgeen ik gedaan heb."
Het was een schoone herfstavond toen
hij naar Mr Flamstead's woning wandel
de; de zon scheen liefelijk in den tuin,
en hel goudvinkje dat hij 'de deur hing,
pikte van tjjd tot tijd een korreltje uit
liet zaadbakje en zong daarbij zoo vroo-
lijk dat liet een lust was. Alles verkon
digde vrede en huiselijk geluk, Mr Fox
opende de deur men was bezig thee
te drinken.
„Juist van pas!" zeide Mr Fox, ter
wijl hij binnentrad, Mr en Mrs Flam
stead hartelijk de hand drukte, Miss
Nancy vriendelijk toeknikte, en terwijl hij
haar verzocht voort te gaan, zelf een
stoel kreeg. Nancy gaf hem een kopje
thee.
„Wel!" zeide hij, terwijl hij het aan
nam en voor zich neerzette, „eindelijk
hebben wij dien Mr Screw Pepper tot
staan gebracht. Weet ge het? Jk heb
het landgoed gekocht."
Dat hoor ik" zeide Mr Flamstead koel,
Mrs Flamstead zuchtte en er volgde een
pauze.
„Wat drommel I" dacht Mr John Fox
dat gelukkig het communisme buiten Java
nog nagenoeg geen aanhang heeft gevonden
en de geschiedenis zich ook alleen op Java
heeft afgespeeld het Javaansche volk is
niet anti-godsdienstig, hoewel geheel vastge
roest in het Mohammedanisme. De middelen
van bestrijding van het Communisme moeten
dan ook vóór alles oen diep religieuzen ach
tergrond hc-hben, n.l. bekendmaking met den
waren God en Zijn dienst.
Daarom ook kan van de S. D. A. P. noch
van den V. D. bond, medewerking voor die
grondgedachte verwacht worden. Wij moeten
hier met andere Christus-belijders alleen
staan. Meer en meer ofschoon nog to
weinig door alle zendelingen hoofd voor hoofd
dat belang gezien wordt noemt ook do
Zending op dit maatschappelijk en politiek
terrein een zegenrijke plaats in. Onze Inland-
sche Christenen, en wellicht in de toekomst
zu' alleen, omdat de uitingswijze van het
communisme zoo bü uitstek nationalistisch is,
zullen de terugwerkende kracht moeten zijn.
Beter, zij zullen de grondleggers van do ware
volksvrijheden moeten worden.
Maar voordat zo zoover zijn, zullon ze
nog heel wat moeten leeren. Aan onze man
nen, zendelingen, christen-ambtenaren en chris
tenen in particuliere betrekkingen in Indië,
de taak om die kennis en bekwaamheid bij
te brengen.
Maar let nu eens op de getalsverhoudingen.
De meeste Christenen hier hebben er niet
het flauwste begrip van hoe weinig gelegen
heid en mogelijkheid om die taak te vol
brengen er vaak is.
En dan, is het getal Europeanen- tegen
over Inlanders niet 1 op 100, of 1 op 1000,
maar nauwelijks 1 op 26.000, hoe geheel
anders wordt die verhouding wanneer ge de
positievo belijders er uit neemt.
Die mannenen vrouwen moeten onzen
steun hebben. Zij moeten zich gedragen- we
ten door ons gebed. Onze belangstelling moet
groeien en moet zich uiten in bestudoering
van Indische aangelegenheden. Indië, liet.
land van de schier onbegrensde mogelijkhe
den op het terrein van landbouw en handel,
kan nog zoo veel menschen, onze menschen,
herbergen.
Te weinig wordt nog aan het organiseeren
in die richting gedaan. We hebben- weliswaar
een voorlichtingsbureau. Onze menschen ko
men in den bestuursdienst en ook wel in liet
particuliere, maar hoeveel meer kan niet ge
daan worden.
Voor alles echter hebben we liefde, vóór-
en belangstelling in Indië noodig, omdat het
een stuk Nederland is, waar God ons een
taak heeft gegeven, oen taak nu niet weinig
verzwaard door het ernstig dreigende gevaar
ran het communisme.
Daarom als de Minister wil da sapoe lidi
hanteeren (ten onrechte genoemd „klapper
bezem", al is dat instrument uit klapper-
palmbladeren gemaakt, omdat het geen bezom
is die in de klappertuinen gebruikt wordt,
waarop dat woord zou kunnen slaan, zoo-
als wij spreken van een „stalbezem" en- een
„atraatbezem", neen het is een instrument,
dat de baboe, het Indische kamermeisje, ge
bruikt om de omhangen ledikanten- van de
lastige en gevaarlijke muskieten te ontdoen)
dan gaan wij, met alle middelen, het door
Gods gunst geplante boompje der Inlandscho
christenheid opkweeken en vermenigvuldigen
tot een sierlijke plantinge Gods en andere
broedplaatsen der lastige en gevaarlijke mus
kieten zuiveren opdat zij ook mogelijk verdre
ven worden.
Zoo -kunnen Overheid en volk tezamen onder
Gods gunst van Indië maken het land, dat
naast de onuitsprekelijke gezegenen op stof
felijk gebied, den lof Gods ook in de maat
schappelijke verhoudingen verkondigt.
De verzoeking weerstaan.
„'Maar Kavel, wat is er gebeurd, je ziet
er zoo ontsteld uit?" vroeg mevrouw
Warner. liet gelaat van Dr Warner,
werd zoo mogelijk nog ernstiger, terwijl
zij op dringenden toon vervolgde: „Maar
spreek dan toch, ik wil alles weten; toch
geen slechte tijding van Mama, mijn
broer of zuster is toch niet ziek?"
„Weineen, ik heb geen slechte tijding
ontvangen", antwoordde hij eindelijk.
„In ieder geval er is iets bizondërs,
hernam mevrouw, thans eenigszins ge
rust gesteld. En dan op zachten, maar
min of meer verwijtenden toon vroeg zij:
„Karei, sinds wanneer bezit ik je ver
trouwen niet meer."
„zij zijn ook al ontevreden! Wat willen
die menschen dan? Meenden zij dat Ik
het boeltje ko-open zou en hun present
geven? Ik moet eens zien, of ik er niet een
beetje gezond verstand kan in krijgen
bij hen."
Daarop verhaalde hij hun in welken
toestand hij liet landgoed gevonden had,
benevens al de bijzonderheden van zijn
gesprek met Screw Pepper, maar voegde
er echter bij, dat van de vijftig duizend
pond, wanneer alle rechtmatige onkos
ten betaald zouden zijn er een aardige
som voor Mr Flamstead zou overschieten.
„Gij zijt zeer goed, Mr Fox", zeide
Mr Flamstead; en opnieuw ontstond er
een stilte.
„W-el", zeide Mr Fox; „ik hoopte 'dat
u dit genoegen zou doen. Ik beken, ja,
dat ik gedurende mijn geheele leven een
voorliefde voor deze oude plaats heb, en
er trotsch op zou wezen bezitter er van
te zijn; maar daar u dit niet schijnt te
bevallen, kan ik u niet anders zeggen, dan
dat, zoo gij een vriend vinden kunt die u
liet noodige geld voorschieten wil vóór de
overdracht plaats vindt, ik genegen hen u
den koop over te doen."
„Gij zijt zeer g-oed" zeide nogmaals Mr
Flamstead; „maar gij weet wel, dat ik
zulk een vriend niet heb ik heb er
slechts één, en zoo hij ook al leeft, is hij
niet hier, en gij kunt daarom gerust
spreken gelijk gij doet, en vergun mij het
te zeggen, het mag wel een koopje ge-
„Dom vrouwtje" sprak hij schertsend,
je \yeet)' immers, dat ik geen geheimen
voor je lreb. Maar toch in dit. geval is
het misschien beter te zwijgen.
„Kom man, vertel het mij maar" vleide
mevrouw.
Glimlachend zag de officier naar zijn
vrouwtje dat daar met een nieuwsgierige
uitdrukking op het lieve gelaat voor hem
stond, en hij antwoordde: „Voor deze
keer zal ik je nog eens je -zin geven, neem
maar een stoel en luister.
„Terwijl jij met onzen jongen ging
wandelen, ging ik naar mijn studeerka
mer. Nauwelijks was ik daar een kwar
tier, toen het Sienstmeisjo mij een kaartje
bracht, en vertelde, dat de eigenares
er van, mij dringend verzocht te spreken.
Eenige oogenblikken later trad ik de
spreekkamer binnen. Do dame, die voor
het raam stond scheen in sombere ge
dachten te zijn verdiept, en mijn komst
niet eens te bemerken. Het was een slan
ke, in diepen rouw gehulde gestalte, zij
scheen niet ouder dan veertig: jaar, maar
toch was het mooie golvende haar reeds
bijna, geheel grijs, en droeg haar knap
gelaat duidelijke kenteekenen van veel
verdriet. Haar treurig voorkomen, maakte
op mij een diepen indruk. „Mevrouw"
sprak ik eindelijk.
Nu schrikte zij op uit liare overpein
zingen en stamelde eenige woorden ter
verontschuldiging over haai' onverwach
te komst, daarna vervolgde zij: „Dokter,
eene gewichtige zaak voert mij tot u, het
is een grooten dienst, die ik van u lcom
vragen."
Maar voor ik u mijn wensch mededeel
zal ik u eerst wat van mijn geschiedenis
vertellen. Mijn rouwkleed zegt u reeds,
dat ik een mijner dierbare betrekkin
gen dooi' den dood heb verloren; het is
mijn echtgenoot, die ik betreur. 0, als ik
mij nog dat afscheid voorstel; 't is reeds
twee jaar geleden, maar toch bracht de
tijd niet de minste verzachting in mijn
leed. Alleen de liefde voor mijn eenig
kind geeft mij kracht om mijn verlies te
dragen.
„Die arme vrouw, zij kent dus niet den
troost, die hot Evangelie ons biedt, sprak
mevrouw Warner."
Haar man antwoordde niet op deze
woorden, ook hij kende niet veel van dien
troost, want hij was een twijfelaar.
Diepe stilte lieerschte er eenige oogen
blikken in do kamer, daarna vervolgde
do dokter.
„Wanneer mijn zoon tegenover mij zit",
sprak de dame, „dan is het of ik mijn
echtgenoot voor mij zie, datzelfde don
kere haar, die bruine oogen, dien gullen
lach. En nu zal ik hem misschien gerui-
tnen tijd moeten missen, hoe eenzaam
zal dan mijn leven zijn, ik kan het haast
niet dragen doktor."
Ik had medelijden met haar eii vroeg
belangstellend, of haar zoon soms ziek
was, en zij mijn hulp voor hem begeerde.
„Neen dokter, zoo erg is het gelukkig
niet. Mijn zoon is dienstplichtig en moet
morgen gekeurd worden voor de militie.
Dokter, ik vernam, dat ook u met dat ge
neeskundig onderzoek belast zjjn, en als
ge nu eene arme moeder zoudt willen
helpen dan.
„Mevrouw" riep ik ontsteld, maar toch
ging zij voort: „ik zie, u begrijpt mij
reeds, met duizend gulden zal ik beloo-
nen, als mijn zoon wordt afgekeurd."
„Gaarne zou ik u helpen, maar nooit
ten koste van mijn eer" riep ik mijn
toorn bedwingend.
„Komt dokter, help een diepbedroefde
moeder, mijn zoon in weelde en over
vloed grootgebracht zal tegen het kazer
neleven niet bestand zijn, en als hij eens
ziek wordt, wat dan?
Help mij dan toch dokter" sprak zü
handenwringend.
„Onmogelijk" antwoordde ik beslist.
„Dokter, ik bied u tweeduizend gul
den" hield zij aan.
Toen Helena bedacht ik, hoe goed wij
dat geld konden gebruiken in onze huis
houding, en hoe het ons van vele zorgen
zou ontheffen. Mijn tractement. is niet
groot,, en wij moeten toch volgens onze
stand leven.
„'Maar Karei, je gaf toch niet toe"
vroeg mevrouw in de grootste spanning,
terwijl zij doodsbleek werd.
„Laat mij eerst verder vertellen." Ter-
Ml ■O.BI Hi— I i il, I I —Ml l'Sggy.
no-ernd worden. Vijftig -duizend pond; ja
inderdaad, het is een koopje."
„Ik begrüp uwe gedachten zeer goed,
Mr Flamstead" hervatte Mr Fox, „en ik
kan ze niet veroordeelen. Maar ik ben
er zoo verre van af tot uw nadeel een
koopje aan het g-oed te willen hebben,
dat wij, zoo gij het verlangt, het gansche
landgoed door een braaf en kundig man
zullen doen schatten en ik u de som,
door dezen bepaald, zal uitkeeren. Dat
en alles wat ik dien schurkachtigen zaak
bederver kan ontwringen ik wil echter
niet onrechtvaardig zijn, 1 zult gij ont
vangen; daarenboven lieb ik mij gevleid,
dat George bij mü zou komen en mün rent
meester zijn."
Deze voorslag verraste allen zeer, en
langzamerhand werden de aanwezigen wat
vriendelijker. Ze zeiden, dat het zeer vrien
delijk, zeer edelmoedig was, en weldra
heerschte weer iels van de oude hartelijk
heid tusschen hen. Nancy nam het kopje
weg, daar Mr Fox onder het spreken de
thee koud had laten worden, schonk hem
een ander in, bood hem boter en brood
aan en drong hem toch wat te gebruiken
na zijn wandeling. Maar er was toch
iets dat hen drukte, een zekere neerslach
tigheid en stijfheid, en Mr Fox -ging vroeg
en ontevreden heen.
(Wordt vervolgd.)