DE ZEEUW
TWEEDE BLAD.
Buitenland.
Biniiaiii.
De lotgevallen van John Fox.
TAN
FEUILLETON.
VRIJDGA 11 JUNI 1926, No. 211.
Korte berichten.
De minister van verdediging in De
nemarken heeft besloten bij leger en vloot
de voorschriften omtrent het militair sa
luut te wijzigen in dien zin, dat soldaten,
onderofficieren en officieren slechts ver
plicht zijn hun meerderen in denzelfden
'tak van dienst te salueeren.
Volgens een telegram uit Pau heeft
het gemeentebestuur van Salies in een
buitengewone vergadering besloten het
historisch kasteel uit de achttiende eeuw,
dat, op den weg naar Bayonne, aan den
ingang van het stadje staat, ter beschik
king te stellen van den minister van oor
log om tot woning te dienen voor Abd-el-
Ki'im.
De „Roel" meldt, dat een groots
partij meubelen uit de tsaristische palei
zen naar het buitenland zal worden uitge
voerd. Naar het heet, zullen zij worden
gebezigd voor de meubileering van de
sowjet-gezantsohappen in het buitenland.
De London North Eastern Railway
(spoorwegmij.) heeft buitenlandsche kolen
gekocht, in de eerste plaats voor haar
stoombooten die tusschen Engeland en het
vasteland loopen. Men is overtuigd, dat
nog meer kolen zullen ingevoerd worden
voor algemeen gebruik op de spoorwegen.
De blik- en staalfabrieken in West-Wales
zullen aan het einde van deze week stil
gezet moeten worden.
Officieel is bekend geworden, dat er
vijftien menscheM omgekomen zijn bij het
spoorwegongeluk bij Kaapstad, onder wie
rechter Searley, voorzitter van het hoog
gerechtshof van de Kaapprovincie. De
trein brak in tweeën en de twee achterste
rijtuigen botsten tegen de steunpalen van
de brug, met het gevolg, dat de leuning
werd weggerukt. Het aantal gewonden be
draagt tusschen -de veertig en vijftig.
In de streek van Gaspe (Canada)
zijn vijf menschen omgekomen bij1 een
ongeluk toen zij bezig waren een houtvlot
dat op de rivier vast was geraakt los te
wrikken. Op het oogenblik, dat het vlot
plotseling vrijkwam, werd het meegevoerd
door den snellen stroom en verpletterde
de mannen die in een bootje zaten.
Chr.-sociale cursus te Lunteren.
Van 1217 Juli a.s. wordt te Lun
teren de 3e Christelijk Sociale Cursus
gehouden.
De opening beeft Maandagavond 12 Juli
plaats door het Kamerlid C. Smeenk, uit
Arnhem, die daarbij gedenken zal den
arbeid van wijlen ds A. S, Talma.
Eiken morgen en eiken avond heeft
een bidstond plaats. Daarin treden op de
predikanten Ds G. B. Westenburg (Bever
wijk), Ds J. M. Lindeijer (Purmerend)
Ds B. A. Knoppers (Amsterdam) en Ds
iW. A. Wiersinga (Wormer).
Ingeleid worden de onderwerpen: „Mede
zeggenschap" o.m. door Mr P. S. Ger-
brandy (Sneek) en H. Amelink (Utrecht);
„De economische taak der Christelijk-So-
ciale Bonden" door G. Baas Kzn (Am
sterdam) en A. Broen (Enschedé); „Orga
nisatie der rijpere jeugd" door P. van Nes
Czn (Bodegraven) en J. Hofman (Amster
dam); „Indische arbeidersbeweging" door
P. Bergmeijer (Almkerk); en „Overzicht
der, gehouden Conferentie" door mr dr
A. A. van Rhijn (Amsterdam).
De middagen worden besteed aan even
tueel voortgezette discussies of wande
lingen enz.
Onze sportieve minister.
De minister van binnenlandsche zaken
en landbouw, mr Kan, heeft een auto
tocht door de prov. Groningen gemaakt. Hij1
35) ;0_
Zij die zeiden dat Michel Shaw een
goed oog had op de weduwe Westbrook,
hadden nu kunnen zien, dat deze ook
geheel en al op hem verliefd was; zij
keek alsof zij hem zóó torn den hals
zou vliegen, maar zij vatte hem slechts
bij beide handen aan en riep uit: „Michel!
Michel! dat heet ik jgoed gekolfd! Leve
alle eerlijke molenaars. „En Michel Shaw
bovenal!" riep de kleine Nancy, de tra
nen van de oogen vegende, of liever ze
maar latende vloeien, daar zij ze toch
met weerhouden kon, en tevens
lachende.
Mr Flamstead schudde Mick de hand,
maar kon geen woord spreken; Mrs Flam-
stead, die op den sopha lag te weenen,
omringd door de andere kinderen, be
dankte hem insgelijks met een blik vol
erkentenis. Mrs Westbrook had zich ver
wijderd, en kwam terug met het thee
goed. Allen hadden zich spoedig om de
tafel geschaard, en maakten duizenden
plannen voor het aanschaffen van meu
bels en voor het verhuizen. Mrs West
brook zou den volgenden dag met Mr
"stead en Nancy het een en ander
gaan koopen, wat Mick Shay en Tom
bezocht o.a. de overdekte bad- en zwem
inrichting te Helpman. De minister heeft
er gezwommen.
Electriciteitsvoorziening.
Het maandschrift Gemeentebestuur be
vat de prae-adviezen, door de heeren mr
J. H. Labberton, J. G. Bellaar Spruyt en
dr E. A. Schoon uitgebracht voor het
op 14 Juli te Middelburg te houden con
gres der vereeniging van Ned. gemeenten,
over de vragen:
„Leveren de in de verschillende pro
vinciën bestaande regelingen op het ge
bied der electriciteitsvoorziening in het
algemeen bezwaren op voor de gemeen-,
ten? Kan aan die bezwaren eventueel
worden tegemoetgekomen zonder inmen
ging van het rijk, en zoo ja, op welke
wijze?
Indien inmenging van het rijk noodig
of gewenscht wordt geacht, hoever moet
zij zich dan uitstrekken?"
Waar deze kwestie voor onze provin
cie van zeer groot belang is, .meenen
wij goed te doen door de prae-adviezen
verkort hieronder op te nemen:
In het door mr Labberton geschetste
stelsel zou de rol der gemeenten bij de
electriciteitsvoorziening afgezien van
de zelf stroom produceerende zich
evenals thans, in hoofdzaak beperken tot
de distributie, en ook daar op den duur
vermoedelijk tot een medezeggenschap,
over aanleg en uitbreiding van het net,
tarieven en leveringsvoorwaarden. Op dat
punt echter zou hun rol z.i. dan ook
geenszin schijn zijn, daar de inmenging
van een Electriciteitsraad hen er voor
zou bewaren, bij het sluiten van de be
trekkelijke contracten de rol van het lam
tegenover den leeuw te moeten spelen.
Tegen eenzijdige doorvoering van het uni-
formeeringsstelsel ten bate der electri-
ficatie van 'niet rerideerende gebieden,
ware aldus een dam opgeworpen. Veel
meer kunnen naar het oordeel van dezen
prae-adviseur de kleinere gemeente-be
sturen op het gebied der electriciteits
voorziening wel niet redelijkerwijs voor
zichzelf verlangen.
De heeren Bellaar Spruyt en Schoon,
die een gemeenschappelijk prae-advies
hebben uitgebracht, vatten de bezwaren
die van het standpunt der gemeenten be
zien, de tegenwoordige regeling aankleven
als volgt samen: le. Tengevolge der pro
vinciale regelingen heerscht er rechts-
ongelijkheid. 2e Door het feit, dat
de interlocale electriciteitsbedrijven vrij
wel overal in provinciale handen zijn,
zijn wetgever en'koopman veel
al in één orgaan vereen i g d. 3e.
De provinciale besturen beschikken over
middelen om een gemeente langs indirec-
ten weg te dwingen, ook in gevallen, waar
in die gemeente formeel zeggenschap
heeft, en dit voert tot rechtsonzeker-
h e i d.
De tweede vraag beantwoorden zij
aldus
„Zonder inmenging van het rijk zal
het onmogelijk zijn, om aan de voorge
noemde bezwaren tegemoet te komen, In
de bestaande rechtsongelijkheid kan
slechts door een algemeen geldende wet
verbetering worden gebracht; enkel 'n
rijksregeling kan aan de pro
vinciale besturen de bevoegïL
he id ontnemen om rechter te
zijn in eigen zaak, en rechtszeker
heid zal eerst zijn gewaarborgd, indien
de verschillende bevoegdheden der bij de
electriciteitsvoorziening betrokken over
heidsorganen bij de wet zijn geregeld en
met van toeval afhankelijk zijn."
Wat de derde vraag betreft, kan de rijks
inmenging naar de meening dezer prae-
adviseurs tot een minimum beperkt blij
ven. Aan een wet tot afbakening
van de functies bestaat echter
•g r o o t e b e h o e f t e.
B ij g e 1 o o f
Wat heeft men zich vermaakt met dat
Roosendaalsche meisje, dat heel het
stadje in rep en roer bracht met haar
stampende voetje, dat haar ouders, en
de buren, ja zelfs aanvankelijk de politie
beetnam en allerlei dwaze geruchten over
klopgeesten deed ontstaan. En toch heeft
dat zaakje waarover wij opzettelijk niets
hebben gemeld, teneinde het bijgeloof niet
aan te wakkeren en vooral de kinderen
Fletcher zich het recht voorbehielden af
te halen en naar de nieuwe woning te
brengen.
Al die drukte van koopen en heen en
weer rijden; het in orde brengen van huis
en tuin; de vreugde van de Flamsteads,
dien alles goed scheen te bevallen; de
gelukkige toekomst, die zij zich uit dit
goede begin beloofden; de komst van
Mrs Westbrook en Mick Shay op den
volgenden dag, om te zien of er van
alles wel voorraad was dat alles moe
ten wij den lezer verzoeken zich voor te
stellen.
Weinige weken later was elk reeds
zóó aan zijn of haar nieuwen stand ge
wend, alsof zij er reeds jaren in geleefd
hadden. Henry Flamstead, ofschoon neer
slachtig en afgetrokken, nam zijn betrek
king met oplettendheid waar en tot het
meeste genoegen der belanghebbenden.
Nancy was een knappe, ijverige huis
houdster. Er waren drie kinderen bij de
ouders thuis, die door Nancy werden
onderwezen als zij haar huiselijke bezig
heden verricht had; den overigen tijd
brachten zij spelende door of wiedden
den tuin. Mrs Flamstead beterde en de
verandering van lucht scheen een zeer
gunstige uitwerking op haar gestel te
hebben. De andere kinderen waren bij
Mrs Westbrook, en eiken Zondag kwam
de geheele familie daar op haar uitdruk
kelijke begeerte tezamen, ging ter kerk en
werd de dag verder in vreugde doprge-
niet noodeloos ongerust te maken, heel
wat droevige kanten.
De onverklaarbare neiging van dat
meisje, om een spookgeschiedenis in el
kaar te zetten. Haar halsstarrig liegen,
toen zij, op heeterdaad betrapt, van niets
heet te weten. Maar het droevigste is
wel de houding van het publiek. Dat
gaat daar dagenlang het „spookhuis" be
legeren. Sommigen worden zelfs zoo ner
veus, dat zij den nacht in de openlucht
doorbrengen.
Het bijgeloof is groot. Voor den „klop
geest" zou niet zooveel angst en vrees
geweest zijn, als het kloppertje van bin
nen de menschen maar met rust liet.
Maar het kloppertje van binnen blijft de
menschen vertellen, dat het niet goed
met hen gaat.
Boog men zich voor den God der Open
baring en geloofde men in den Christus
der Schriften, dan zou het hart tot rust
komen. Maar in plaats daarvan, gaat men
acht geven op alles wat min of meer
geheimzinnig lijkt. Men raakt van de kook
als men een verdacht geluid hoort.
Och, och, wat zijn de menschen tegen
woordig helden, merkt de Amsterd. op.
Commissie van advies v oorden
landbouw.
De minister van binnenlandsche zaken
en landbouw heeft aan het hoofdbestuur
van den Nederl. Landarbeidersbond naar
aanleiding van een adres geantwoord, dat
hij zich ten aanzien van een eventueele
commissie van advies voor 'den landbouw
nog geen vast denkbeeld heeft gevormd.
Mocht tot de instelling van zoodanige
commissie worden overgegaan, dan zal te
zijner 'tijd ernstig worden overwogen, of
de arbeidersorganisaties in de gelegenheid
behooren te worden gesteld, zich daar
in te doen vertegenwoordigen.
De Engelse he maatregelen
tegen mond- en klauwzeer.
Door den heer Weitkamp zijn aan den
Minister van .Binnenlandsche Zaken en
Landbouw de volgende vragen gesteld:
1. Is het den Minister bekend, dat het
bestaan der plattelandsbevolking in het
overgroote deel van ons land nagenoeg ge
heel afhankelijk is van de prijzen der
vleeschproducten, zoodat de sluiting der
Engelsche markt voor dat product voor
haar gerust een onoverkomenlijke slag
kan genoemd rvorden?
2. Zoo ja, is dan de Minister bereid,
om ,waar in ons land voor meer dan
f 60 millioen aan vleeschproducten uit den
vreemde wordt ingevoerd, mede gelet op
de omstandigheid, dat voor andere ar
beiders zooveel gebeurt, onze grenzen
(ten bate der kleine boeren, die ook ar
beiders zijn), tijdelijk althans, voor den
invoer van vreemd vleesch te sluiten?
Het Nederlandse h-B e 1 g i s c h
verdrag.
De Belgische kamerafdeelingen hebben
gisteren met algemeene stemmen min drie
onthoudingen het Nederlandsch-Belgisch
verdrag goedgekeurd. Een lid zei te be
treuren, dat de Wielingenkwestie weer
zonder oplossing is gebleven. Andere
leden spraken als hun oordeel uit, dat
zij meer voordeelen van economischen
aard hadden verwacht voor België. Ver
der werd gevraagd, dat zou worden aan
gedrongen op het spoedig graven van het
Moerdijkkanaal.
Tenslotte was er een lid, dat zei, dat nu
Nederland eiken inval in Limburg als een
bracht. George en Betsy kwamen meestal
slechts eens in de maand maar George, die
een goed wandelaar was, wel eens meer.
Mrs Westbrook bleef altijd de trouwe
opbeurende en raadgevende vriendin. Zij
was er juist niet over tevreden, dat zij
alleen dat was; menigmaal barstte zij
los in hevige vérwijtingen tegen elkeen,
die de Flamsteads in hun ongeluk scheen
te vergeten, en niet meer dachten aan
de vriendschap en genegenheid van vroe
gere dagen. Een voorbeeld hiervan mogen
wij niet verzwijgen.
De bewoners van Dainsby's oud kasteel
hadden steeds een vriendelijke en gast
vrije huisvesting verleend aan de Metho
distische leeraars, die in de kapel kwamen
preeken. Maar na het ongeluk, dat de
familie Flamstead getroffen had, werd het
huis van Mr Westbrook de gewone ver
zamelplaats. Spoedig bemerkte zij, dat
sommigen van hen kwamen en gingen
zonder veel te vragen naar hun oude
vrienden en beschermers. Zij was hier
over inwendig zeer verstoord, maar sprak
gedurende eenigen tijd daarover tot nie
mand, en zeide bij zich zelve„Zij hebben
het huis, dat hen herbergde, den disch
daar zij aanzaten, de hand, die hen voedde
en den mond die hen welkom heette,
vergeten. Nu, gelijk zij handelden, zal
ik ook handelen. Past op! ik zal u bij
gelegenheid een les doen geven, en uw
geheugen te hulp. komen."
Deze leeraars waren gewoonlijk jonge
casus belli zal beschouwen, daarmede
voor België wel iets goed is bereikt, maat
nog niet genoeg. Want, aldus het lid in
kwestie, ingeval van een gewapend con
flict zou het Nederlandsche leger zich
achter de waterlinie terugtrekken en dan
staat Limburg toch weer open voor een
inval in België. Daarom drong het lid er op
aan, om na de goedkeuring van het
Schelde verdrag langs diplomatieken weg
te trachten Nederland te doen toetreden
tot het Rijnpact.
Bestellingen bij de Limburg
se h e m ij n e n.
De Minister van Binnenlandsche Zaken
heeft zich met een schrijven tot Ged.
Staten der onderscheidene provinciën ge
richt, waarin hij onder herinnering
aan een schrijven van .6 November 1925,
waarbij aan hun colleges in verband met
de moeilijkheden welke de Nederlandsche
mijnindustrie ondervindt verzocht werd
te willen bevorderen, dat de provinciale
en gemeentelijke instellingen de benoo-
digde kolen en kolenproducten van de
Limburgsclie mijnen (Staats- of particu
liere mijnen) betrekken mededeelt, dat
de directies der particuliere mijnen zich
bij den Minister van Waterstaat hebben
beklaagd, dat door verschillende instel
lingen ,die uitnoodiging aldus wordt op
gevat, dat de voorkeur aan de producten
der Staatsmijnen moet worden gegeven.
De Minister vestigt er de aandacht van
Ged. Staten op, dat het in de bedoeling
heeft gelegen, zoowel de particuliere Lim-
burgsche mijnen als de Staatsmijnen voor
leveranties in aanmerking te doen komen.
De Minister verzoekt Ged. Staten voor
zoover noodig, de Gemeentebesturen in
hun gewest hierop te willen wijzen.
De ramp vandenTerschellinger
loodsschoener.
Do heer Pijnacker te Dokkum schrijft
aan de „Tel":
Het was op 18 November 1925, dat
ik logeerde in het hotel „De Nederlanden'''
op Terschelling. Toen wij 's avonds om
de-tafel zaten ook dokter Rinia van
Terschelling was daarbij gaf de loods
A. Klein een beschrijving van den loods
schoener „Terschelling II". Hij zeide, dat
het schip niet aan de eischen voldeed
en dat hij overtuigd was, dat de opva
renden, wanneer het schip door een storm
werd overvallen, niet weer terug kwamen
doch moesten verdrinken. Het schip was
te kopzwaar, de luiken niet stevig genoeg,
om een golfslag te keeren, een motor
deed bij storm geen dienst, daar de
schroef te veel boven water kwam, en
niet kon werken, sen alleen stoom kon,
volgens hem, meer veiligheid brengen.
Wat betreft het niet mOigen binnen
komen met storm, vertelde een der we
duwen mij, dat het personeel wel eens
met de vuisten voor den schipper heeft
gestaan, omdat de menschen bang waren
te moeten verdrinken. Echter durfde de
schipper niet naar binnen gaan, omdat
Theunis Bakker zijn ontslag had gekregen
daar hij voor zijn volk opkwam, en hij
volgens zijn superieuren te vaak binnen
liep. Zoo kwam het, dat Klein overtuigd
was, zijn graf met dat schip in 'de gol
ven te zullen vinden.
26 November, den dag na de ramp,
was ik weer in hotel „De Nederlanden",
en trof ook Dokter Rinia weer. Met tra
nen in de oogen vroeg hij mij: Weet u
wat Kleijn de vorige week nog gezegd
heeft? En nu zijn ze weg. Het is vree-
selijk, het waren zulke beste menschen.
Drentsche gezinnen naar
Enschedé.
Te Enschede zijn de eerste besprekingen
gehouden inzake de verplaatsing van een
paar honderd 'Drentsche gezinnen naar
Enschedé, welke in den loop van dit en
de eerste helft van het volgend jaar zal
geschieden. Voor dat doel zullen te En
schede door de vereeniging De Volks
woning vóór 1 Juni 1927 250 woningen
worden gebouwd, gemiddelde kostprijs ten
hoogste f3600. De woningen moeten ge
schikt zijn voor groote gezinnen; ze zul
len elk een slaapkamer voor man en
vrouw moeten bevatten, een voor meisjes
en een voor jongens. Tachtig procent
van de woninjgen is bestemd voor Drent
sche gezinnen, 10 pCt voor gezinheU, aan
te wijzen door de gemeente Enschede, en
jawwrni—ir-um 111111,11111—aaM»a.«.iMMimuMai.iji i»
menschen, hulppredikers genoemd, dat is
predikers, die zich voorbereiden tot een
vaste betrekking, óf een soort van men
schen, die uit liefde voor de zaak, in
hunne nabuurschap het leeraarsambt uit
oefenen, óf menschen, die verder niets
wilden zijn. Deze predikers werden meest
al naar het platteland gezonden, vooral
diagenen, welke hun eerste proeven nog
moesten doen, en op die wijze door de
practijk vertrouwen bij anderen en on
dervinding voor zich zeiven verwervende
verlichtten zij den arbeid der vaste of
rondgaande predikers, zoo genoemd om
dat zij slechts in ééne bepaalde land
streek werkzaam waren. Velen van die
jongelieden waren, gelijk een groot ge
deelte der Methodistische leeraars, per
sonen van weinig opvoeding, spijkerma
kers, pottebakkers, grofsmeden en der
gelijke uit Belper en meer andere fa
briekssteden. Vele zaken moesten zij nog
leeren, en Mrs Westbrook bleef niet in
gebreke hen op menig punt voor te lich
ten en hen nu vooral ook opmerkzaam'
te maken op de wijze waarop zij de
Flamsteads veronachtzaamden.
„Hoe komt het", vroeg zij eens, „dat
gij niet meer naar het kasteel gaat?"
„Het is in handen der schuldeischers;
wij kunnen dat nu niet meer doen."
„Ja, gij kunt er niet meer eten, drinken
en slapen, maar gij zoudt er toch heen
kunnen gaan, en vragen hoe Mr Flam
stead en zijn vrouw het maken."
10 procent voor niet-Drentsche gezinnen",
aan te wijzen door de Volkswoning.
Voorloopig is gerekend op een verdée-
ling van de 250 woningen in 175 van on
geveer f 4.50 en 75 van f 4 per week.
Een commissie van vier leden, één
aan te wijzen door de regeering, één
door B. en W. van Enschedé, één door
B. en W. van Emmen, en één door de
fabrikanten, zal, in overleg met de or
ganen der arbeidsbemiddeling in Drente,
zich belasten met de aanwijzing van ge
zinnen, welke van Drente naar Enschedé
zullen verhuizen.
De verhuiskosten van de Drentsche ge
zinnen zullen voor rekening komen van de
regeering en worden verhoogd met een
bedrag, overeenkomende met 3 maanden
huur, dat als voorschot wordt beschik
baar gesteld door De Volkswoning. Dit
voorschot wordt geleidelijk door de ge
zinnen afbetaald door inhouding van een"
deel van het loon.
De fabrikanten garandeeren den gezin
nen, die van Drente worden overgebracht,
de eerste drie maanden een gezinsinkomen
van ten minste f 18 per week. Voor elk'
gezinslid, dat wordt aangezet, moet de
betrokken fabrikant een wekelijksch in
komen van f4 gedurende dien tijd ga
randeeren. Verder zullen ze een fonds
bijeen brengen van f 1 per arbeider, waar
uit een eventueele bijslag wordt betaald,
Het eventueele saldo van dit fonds wordt
later ponds-pondsgewijze terugbetaald.
Voor overplaatsing uit Drente komen
voor zooveel mogelijk in aanmerking ge
zinnen, waarvan de vader niet ouder is
dan 45 jaar, en met minstens drie kin
deren tusschen de 13 en 20 laar, die
oeten kunnen lezen, schrijven en reke
nen. Personen, wegens ernstige delicten
veroordeeld, worden voor deze woningen
niet aangewezen. Beroepswerkloozen wor
den evenmin aangewezen.
Allerlei.
Met 12 tegen 4 stemmen heeft de ge
meenteraad van Winterswijk een motie"
aangenomen, waarin aan B. en W. ver
zocht wordt, alsnog 'te trachten met een
nieuw voorstel tot den bouw van een
abattoir te komen. In de vorige raadsver
gadering is een plan van ongeveer f240
duizend verworpen.
Een Roomsche Zendeling onder de
Kaja-Kaja's.
Een R.-K. Vlaamsch zendeling is verschei
dene jaren werkzaam geweest onder de Kaja-
Kaja's op Nieuw-Guinea. Hij is thans met
verlof in zijn vaderland en vertelt van zijn
arbeid het volgende
De Kaja-Kaja had veel slechts, maar ook
veel goeds. Wij stonden daar voor een dei-
meest primitieve volkeren der aarde. 25 jaar
geleden leefden de Kaja-Kaja's nog in het
steenen tijdperk. Maar bovendien: zij waren
koppensnellers.
Tot 1912, toen de autoriteiten nog niet in
grepen, gingen allen op sneltocht. Een heel
dorp mamien, wouwen en kinderen trokken
er op uit. In Digoel gekomen, legden zij een
groot kamp voor vrouwen en kinderen aan,
waarop de verspieders uitgezonden werden.
Om heter verborgen te zijn smeerden dezen
zich van top tot teen in met kalk: do koppen
snellers kenden dus reeds camouflage vóór de
Duitschers. Als het oogenblik en de plaats
gunstig waren, omsingelden zij des nachts
een dorp om in den morgen tot den aanval
over te gaan. Deze werd geopend met den
„ridderlijken" roep„ik ben de zoon van die
of die, ik kom snellen".
Alles werd dan afgemaakt. Behalve de kin
deren van omstreeks 5 jaren en de personen,
die gesneld moesten worden, want van dezen
wilde men immers de namen hebben.
Zoo'n ongelukkige werd op den rug gelegd
en door vier mannen besprongen. De koppen
sneller, die het slachtoffer niet verstond moest
dan den naam te weten komen. Dat was na
tuurlijk een groote moeilijkheid. De Kaja-Kaja
begon met den ongelukkige vriendelijk toe te
spreken aldus: „hoe heet ge; mijn kind wees
maar niet bang. Gij moet met mij meegaan-
naar de kust".
Dan zei het slachtoffer een woord en dat
woord werd als zijn naam beschouwd. De
koppen-snellers herhaalden het telkens om het
maar niet te vergeten, waarop de sneller het
bamboe-mes trok, dat hij op zijn rug verbor-
„Wij hebben hem dat in de kapel ge
vraagd."
„Nu, dat is ten minste iets; maar mij
dunkt, dat gij beter doen zoudt, zoo gij
naar het kasteel gingt en het daar ook
deedt. 'tMoet niet schijnen dat gij er
tegenop ziet, derwaarts te gaan."
Toen de Flamsteads het kasteel ver
laten hadden en woonden waar wij zoo
even vermeld hebben, zeide Mrs West
brook
„Hoe is liet! bezoekt gij de Flamsteads
niet op uwe tochten? Ziet gij Miss Flam
stead of Mr George niet te Derby?"
De antwoorden op deze vragen bevie
len haar in het geheel niet. Zij: wa
ren sedert lang niet te Derby geweest;
Mr en Mrs Flamstead waren haast niet
thuis; zij hadden zoo weinig tijd, omdat
zij nog op andere plaatsen des Zondags
avonds moesten preeken: dikwijls schoot
hun geen tijd over, enz.
„Mijn jonge vrienden", dacht Mrs West
brook, „ik moet zorgen, dat gij vrienden
in nood niet vergeet. Dat is de weg niet
dien ik geloof dat de godsdienst ons
aanwijst."
Er zouden weldra een plechtige leer
rede en bijeenkomst plaats hebben, ter.
gelegenheid van de verjaring en inwij
ding van de kapel. Daar de milde bij
drage van Mr Flamstead natuurlijk ach
terwege bleef, was het hoogst noodzake
lijk, dat er op een andere wijze in de be
hoeften der kapel werd voorzien.