DE ZEEUW TWEEDE BLAD. Buitenland. Biniiaiii. De lotgevallen van John Fox. TAN FEUILLETON. VRIJDGA 11 JUNI 1926, No. 211. Korte berichten. De minister van verdediging in De nemarken heeft besloten bij leger en vloot de voorschriften omtrent het militair sa luut te wijzigen in dien zin, dat soldaten, onderofficieren en officieren slechts ver plicht zijn hun meerderen in denzelfden 'tak van dienst te salueeren. Volgens een telegram uit Pau heeft het gemeentebestuur van Salies in een buitengewone vergadering besloten het historisch kasteel uit de achttiende eeuw, dat, op den weg naar Bayonne, aan den ingang van het stadje staat, ter beschik king te stellen van den minister van oor log om tot woning te dienen voor Abd-el- Ki'im. De „Roel" meldt, dat een groots partij meubelen uit de tsaristische palei zen naar het buitenland zal worden uitge voerd. Naar het heet, zullen zij worden gebezigd voor de meubileering van de sowjet-gezantsohappen in het buitenland. De London North Eastern Railway (spoorwegmij.) heeft buitenlandsche kolen gekocht, in de eerste plaats voor haar stoombooten die tusschen Engeland en het vasteland loopen. Men is overtuigd, dat nog meer kolen zullen ingevoerd worden voor algemeen gebruik op de spoorwegen. De blik- en staalfabrieken in West-Wales zullen aan het einde van deze week stil gezet moeten worden. Officieel is bekend geworden, dat er vijftien menscheM omgekomen zijn bij het spoorwegongeluk bij Kaapstad, onder wie rechter Searley, voorzitter van het hoog gerechtshof van de Kaapprovincie. De trein brak in tweeën en de twee achterste rijtuigen botsten tegen de steunpalen van de brug, met het gevolg, dat de leuning werd weggerukt. Het aantal gewonden be draagt tusschen -de veertig en vijftig. In de streek van Gaspe (Canada) zijn vijf menschen omgekomen bij1 een ongeluk toen zij bezig waren een houtvlot dat op de rivier vast was geraakt los te wrikken. Op het oogenblik, dat het vlot plotseling vrijkwam, werd het meegevoerd door den snellen stroom en verpletterde de mannen die in een bootje zaten. Chr.-sociale cursus te Lunteren. Van 1217 Juli a.s. wordt te Lun teren de 3e Christelijk Sociale Cursus gehouden. De opening beeft Maandagavond 12 Juli plaats door het Kamerlid C. Smeenk, uit Arnhem, die daarbij gedenken zal den arbeid van wijlen ds A. S, Talma. Eiken morgen en eiken avond heeft een bidstond plaats. Daarin treden op de predikanten Ds G. B. Westenburg (Bever wijk), Ds J. M. Lindeijer (Purmerend) Ds B. A. Knoppers (Amsterdam) en Ds iW. A. Wiersinga (Wormer). Ingeleid worden de onderwerpen: „Mede zeggenschap" o.m. door Mr P. S. Ger- brandy (Sneek) en H. Amelink (Utrecht); „De economische taak der Christelijk-So- ciale Bonden" door G. Baas Kzn (Am sterdam) en A. Broen (Enschedé); „Orga nisatie der rijpere jeugd" door P. van Nes Czn (Bodegraven) en J. Hofman (Amster dam); „Indische arbeidersbeweging" door P. Bergmeijer (Almkerk); en „Overzicht der, gehouden Conferentie" door mr dr A. A. van Rhijn (Amsterdam). De middagen worden besteed aan even tueel voortgezette discussies of wande lingen enz. Onze sportieve minister. De minister van binnenlandsche zaken en landbouw, mr Kan, heeft een auto tocht door de prov. Groningen gemaakt. Hij1 35) ;0_ Zij die zeiden dat Michel Shaw een goed oog had op de weduwe Westbrook, hadden nu kunnen zien, dat deze ook geheel en al op hem verliefd was; zij keek alsof zij hem zóó torn den hals zou vliegen, maar zij vatte hem slechts bij beide handen aan en riep uit: „Michel! Michel! dat heet ik jgoed gekolfd! Leve alle eerlijke molenaars. „En Michel Shaw bovenal!" riep de kleine Nancy, de tra nen van de oogen vegende, of liever ze maar latende vloeien, daar zij ze toch met weerhouden kon, en tevens lachende. Mr Flamstead schudde Mick de hand, maar kon geen woord spreken; Mrs Flam- stead, die op den sopha lag te weenen, omringd door de andere kinderen, be dankte hem insgelijks met een blik vol erkentenis. Mrs Westbrook had zich ver wijderd, en kwam terug met het thee goed. Allen hadden zich spoedig om de tafel geschaard, en maakten duizenden plannen voor het aanschaffen van meu bels en voor het verhuizen. Mrs West brook zou den volgenden dag met Mr "stead en Nancy het een en ander gaan koopen, wat Mick Shay en Tom bezocht o.a. de overdekte bad- en zwem inrichting te Helpman. De minister heeft er gezwommen. Electriciteitsvoorziening. Het maandschrift Gemeentebestuur be vat de prae-adviezen, door de heeren mr J. H. Labberton, J. G. Bellaar Spruyt en dr E. A. Schoon uitgebracht voor het op 14 Juli te Middelburg te houden con gres der vereeniging van Ned. gemeenten, over de vragen: „Leveren de in de verschillende pro vinciën bestaande regelingen op het ge bied der electriciteitsvoorziening in het algemeen bezwaren op voor de gemeen-, ten? Kan aan die bezwaren eventueel worden tegemoetgekomen zonder inmen ging van het rijk, en zoo ja, op welke wijze? Indien inmenging van het rijk noodig of gewenscht wordt geacht, hoever moet zij zich dan uitstrekken?" Waar deze kwestie voor onze provin cie van zeer groot belang is, .meenen wij goed te doen door de prae-adviezen verkort hieronder op te nemen: In het door mr Labberton geschetste stelsel zou de rol der gemeenten bij de electriciteitsvoorziening afgezien van de zelf stroom produceerende zich evenals thans, in hoofdzaak beperken tot de distributie, en ook daar op den duur vermoedelijk tot een medezeggenschap, over aanleg en uitbreiding van het net, tarieven en leveringsvoorwaarden. Op dat punt echter zou hun rol z.i. dan ook geenszin schijn zijn, daar de inmenging van een Electriciteitsraad hen er voor zou bewaren, bij het sluiten van de be trekkelijke contracten de rol van het lam tegenover den leeuw te moeten spelen. Tegen eenzijdige doorvoering van het uni- formeeringsstelsel ten bate der electri- ficatie van 'niet rerideerende gebieden, ware aldus een dam opgeworpen. Veel meer kunnen naar het oordeel van dezen prae-adviseur de kleinere gemeente-be sturen op het gebied der electriciteits voorziening wel niet redelijkerwijs voor zichzelf verlangen. De heeren Bellaar Spruyt en Schoon, die een gemeenschappelijk prae-advies hebben uitgebracht, vatten de bezwaren die van het standpunt der gemeenten be zien, de tegenwoordige regeling aankleven als volgt samen: le. Tengevolge der pro vinciale regelingen heerscht er rechts- ongelijkheid. 2e Door het feit, dat de interlocale electriciteitsbedrijven vrij wel overal in provinciale handen zijn, zijn wetgever en'koopman veel al in één orgaan vereen i g d. 3e. De provinciale besturen beschikken over middelen om een gemeente langs indirec- ten weg te dwingen, ook in gevallen, waar in die gemeente formeel zeggenschap heeft, en dit voert tot rechtsonzeker- h e i d. De tweede vraag beantwoorden zij aldus „Zonder inmenging van het rijk zal het onmogelijk zijn, om aan de voorge noemde bezwaren tegemoet te komen, In de bestaande rechtsongelijkheid kan slechts door een algemeen geldende wet verbetering worden gebracht; enkel 'n rijksregeling kan aan de pro vinciale besturen de bevoegïL he id ontnemen om rechter te zijn in eigen zaak, en rechtszeker heid zal eerst zijn gewaarborgd, indien de verschillende bevoegdheden der bij de electriciteitsvoorziening betrokken over heidsorganen bij de wet zijn geregeld en met van toeval afhankelijk zijn." Wat de derde vraag betreft, kan de rijks inmenging naar de meening dezer prae- adviseurs tot een minimum beperkt blij ven. Aan een wet tot afbakening van de functies bestaat echter •g r o o t e b e h o e f t e. B ij g e 1 o o f Wat heeft men zich vermaakt met dat Roosendaalsche meisje, dat heel het stadje in rep en roer bracht met haar stampende voetje, dat haar ouders, en de buren, ja zelfs aanvankelijk de politie beetnam en allerlei dwaze geruchten over klopgeesten deed ontstaan. En toch heeft dat zaakje waarover wij opzettelijk niets hebben gemeld, teneinde het bijgeloof niet aan te wakkeren en vooral de kinderen Fletcher zich het recht voorbehielden af te halen en naar de nieuwe woning te brengen. Al die drukte van koopen en heen en weer rijden; het in orde brengen van huis en tuin; de vreugde van de Flamsteads, dien alles goed scheen te bevallen; de gelukkige toekomst, die zij zich uit dit goede begin beloofden; de komst van Mrs Westbrook en Mick Shay op den volgenden dag, om te zien of er van alles wel voorraad was dat alles moe ten wij den lezer verzoeken zich voor te stellen. Weinige weken later was elk reeds zóó aan zijn of haar nieuwen stand ge wend, alsof zij er reeds jaren in geleefd hadden. Henry Flamstead, ofschoon neer slachtig en afgetrokken, nam zijn betrek king met oplettendheid waar en tot het meeste genoegen der belanghebbenden. Nancy was een knappe, ijverige huis houdster. Er waren drie kinderen bij de ouders thuis, die door Nancy werden onderwezen als zij haar huiselijke bezig heden verricht had; den overigen tijd brachten zij spelende door of wiedden den tuin. Mrs Flamstead beterde en de verandering van lucht scheen een zeer gunstige uitwerking op haar gestel te hebben. De andere kinderen waren bij Mrs Westbrook, en eiken Zondag kwam de geheele familie daar op haar uitdruk kelijke begeerte tezamen, ging ter kerk en werd de dag verder in vreugde doprge- niet noodeloos ongerust te maken, heel wat droevige kanten. De onverklaarbare neiging van dat meisje, om een spookgeschiedenis in el kaar te zetten. Haar halsstarrig liegen, toen zij, op heeterdaad betrapt, van niets heet te weten. Maar het droevigste is wel de houding van het publiek. Dat gaat daar dagenlang het „spookhuis" be legeren. Sommigen worden zelfs zoo ner veus, dat zij den nacht in de openlucht doorbrengen. Het bijgeloof is groot. Voor den „klop geest" zou niet zooveel angst en vrees geweest zijn, als het kloppertje van bin nen de menschen maar met rust liet. Maar het kloppertje van binnen blijft de menschen vertellen, dat het niet goed met hen gaat. Boog men zich voor den God der Open baring en geloofde men in den Christus der Schriften, dan zou het hart tot rust komen. Maar in plaats daarvan, gaat men acht geven op alles wat min of meer geheimzinnig lijkt. Men raakt van de kook als men een verdacht geluid hoort. Och, och, wat zijn de menschen tegen woordig helden, merkt de Amsterd. op. Commissie van advies v oorden landbouw. De minister van binnenlandsche zaken en landbouw heeft aan het hoofdbestuur van den Nederl. Landarbeidersbond naar aanleiding van een adres geantwoord, dat hij zich ten aanzien van een eventueele commissie van advies voor 'den landbouw nog geen vast denkbeeld heeft gevormd. Mocht tot de instelling van zoodanige commissie worden overgegaan, dan zal te zijner 'tijd ernstig worden overwogen, of de arbeidersorganisaties in de gelegenheid behooren te worden gesteld, zich daar in te doen vertegenwoordigen. De Engelse he maatregelen tegen mond- en klauwzeer. Door den heer Weitkamp zijn aan den Minister van .Binnenlandsche Zaken en Landbouw de volgende vragen gesteld: 1. Is het den Minister bekend, dat het bestaan der plattelandsbevolking in het overgroote deel van ons land nagenoeg ge heel afhankelijk is van de prijzen der vleeschproducten, zoodat de sluiting der Engelsche markt voor dat product voor haar gerust een onoverkomenlijke slag kan genoemd rvorden? 2. Zoo ja, is dan de Minister bereid, om ,waar in ons land voor meer dan f 60 millioen aan vleeschproducten uit den vreemde wordt ingevoerd, mede gelet op de omstandigheid, dat voor andere ar beiders zooveel gebeurt, onze grenzen (ten bate der kleine boeren, die ook ar beiders zijn), tijdelijk althans, voor den invoer van vreemd vleesch te sluiten? Het Nederlandse h-B e 1 g i s c h verdrag. De Belgische kamerafdeelingen hebben gisteren met algemeene stemmen min drie onthoudingen het Nederlandsch-Belgisch verdrag goedgekeurd. Een lid zei te be treuren, dat de Wielingenkwestie weer zonder oplossing is gebleven. Andere leden spraken als hun oordeel uit, dat zij meer voordeelen van economischen aard hadden verwacht voor België. Ver der werd gevraagd, dat zou worden aan gedrongen op het spoedig graven van het Moerdijkkanaal. Tenslotte was er een lid, dat zei, dat nu Nederland eiken inval in Limburg als een bracht. George en Betsy kwamen meestal slechts eens in de maand maar George, die een goed wandelaar was, wel eens meer. Mrs Westbrook bleef altijd de trouwe opbeurende en raadgevende vriendin. Zij was er juist niet over tevreden, dat zij alleen dat was; menigmaal barstte zij los in hevige vérwijtingen tegen elkeen, die de Flamsteads in hun ongeluk scheen te vergeten, en niet meer dachten aan de vriendschap en genegenheid van vroe gere dagen. Een voorbeeld hiervan mogen wij niet verzwijgen. De bewoners van Dainsby's oud kasteel hadden steeds een vriendelijke en gast vrije huisvesting verleend aan de Metho distische leeraars, die in de kapel kwamen preeken. Maar na het ongeluk, dat de familie Flamstead getroffen had, werd het huis van Mr Westbrook de gewone ver zamelplaats. Spoedig bemerkte zij, dat sommigen van hen kwamen en gingen zonder veel te vragen naar hun oude vrienden en beschermers. Zij was hier over inwendig zeer verstoord, maar sprak gedurende eenigen tijd daarover tot nie mand, en zeide bij zich zelve„Zij hebben het huis, dat hen herbergde, den disch daar zij aanzaten, de hand, die hen voedde en den mond die hen welkom heette, vergeten. Nu, gelijk zij handelden, zal ik ook handelen. Past op! ik zal u bij gelegenheid een les doen geven, en uw geheugen te hulp. komen." Deze leeraars waren gewoonlijk jonge casus belli zal beschouwen, daarmede voor België wel iets goed is bereikt, maat nog niet genoeg. Want, aldus het lid in kwestie, ingeval van een gewapend con flict zou het Nederlandsche leger zich achter de waterlinie terugtrekken en dan staat Limburg toch weer open voor een inval in België. Daarom drong het lid er op aan, om na de goedkeuring van het Schelde verdrag langs diplomatieken weg te trachten Nederland te doen toetreden tot het Rijnpact. Bestellingen bij de Limburg se h e m ij n e n. De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft zich met een schrijven tot Ged. Staten der onderscheidene provinciën ge richt, waarin hij onder herinnering aan een schrijven van .6 November 1925, waarbij aan hun colleges in verband met de moeilijkheden welke de Nederlandsche mijnindustrie ondervindt verzocht werd te willen bevorderen, dat de provinciale en gemeentelijke instellingen de benoo- digde kolen en kolenproducten van de Limburgsclie mijnen (Staats- of particu liere mijnen) betrekken mededeelt, dat de directies der particuliere mijnen zich bij den Minister van Waterstaat hebben beklaagd, dat door verschillende instel lingen ,die uitnoodiging aldus wordt op gevat, dat de voorkeur aan de producten der Staatsmijnen moet worden gegeven. De Minister vestigt er de aandacht van Ged. Staten op, dat het in de bedoeling heeft gelegen, zoowel de particuliere Lim- burgsche mijnen als de Staatsmijnen voor leveranties in aanmerking te doen komen. De Minister verzoekt Ged. Staten voor zoover noodig, de Gemeentebesturen in hun gewest hierop te willen wijzen. De ramp vandenTerschellinger loodsschoener. Do heer Pijnacker te Dokkum schrijft aan de „Tel": Het was op 18 November 1925, dat ik logeerde in het hotel „De Nederlanden''' op Terschelling. Toen wij 's avonds om de-tafel zaten ook dokter Rinia van Terschelling was daarbij gaf de loods A. Klein een beschrijving van den loods schoener „Terschelling II". Hij zeide, dat het schip niet aan de eischen voldeed en dat hij overtuigd was, dat de opva renden, wanneer het schip door een storm werd overvallen, niet weer terug kwamen doch moesten verdrinken. Het schip was te kopzwaar, de luiken niet stevig genoeg, om een golfslag te keeren, een motor deed bij storm geen dienst, daar de schroef te veel boven water kwam, en niet kon werken, sen alleen stoom kon, volgens hem, meer veiligheid brengen. Wat betreft het niet mOigen binnen komen met storm, vertelde een der we duwen mij, dat het personeel wel eens met de vuisten voor den schipper heeft gestaan, omdat de menschen bang waren te moeten verdrinken. Echter durfde de schipper niet naar binnen gaan, omdat Theunis Bakker zijn ontslag had gekregen daar hij voor zijn volk opkwam, en hij volgens zijn superieuren te vaak binnen liep. Zoo kwam het, dat Klein overtuigd was, zijn graf met dat schip in 'de gol ven te zullen vinden. 26 November, den dag na de ramp, was ik weer in hotel „De Nederlanden", en trof ook Dokter Rinia weer. Met tra nen in de oogen vroeg hij mij: Weet u wat Kleijn de vorige week nog gezegd heeft? En nu zijn ze weg. Het is vree- selijk, het waren zulke beste menschen. Drentsche gezinnen naar Enschedé. Te Enschede zijn de eerste besprekingen gehouden inzake de verplaatsing van een paar honderd 'Drentsche gezinnen naar Enschedé, welke in den loop van dit en de eerste helft van het volgend jaar zal geschieden. Voor dat doel zullen te En schede door de vereeniging De Volks woning vóór 1 Juni 1927 250 woningen worden gebouwd, gemiddelde kostprijs ten hoogste f3600. De woningen moeten ge schikt zijn voor groote gezinnen; ze zul len elk een slaapkamer voor man en vrouw moeten bevatten, een voor meisjes en een voor jongens. Tachtig procent van de woninjgen is bestemd voor Drent sche gezinnen, 10 pCt voor gezinheU, aan te wijzen door de gemeente Enschede, en jawwrni—ir-um 111111,11111—aaM»a.«.iMMimuMai.iji i» menschen, hulppredikers genoemd, dat is predikers, die zich voorbereiden tot een vaste betrekking, óf een soort van men schen, die uit liefde voor de zaak, in hunne nabuurschap het leeraarsambt uit oefenen, óf menschen, die verder niets wilden zijn. Deze predikers werden meest al naar het platteland gezonden, vooral diagenen, welke hun eerste proeven nog moesten doen, en op die wijze door de practijk vertrouwen bij anderen en on dervinding voor zich zeiven verwervende verlichtten zij den arbeid der vaste of rondgaande predikers, zoo genoemd om dat zij slechts in ééne bepaalde land streek werkzaam waren. Velen van die jongelieden waren, gelijk een groot ge deelte der Methodistische leeraars, per sonen van weinig opvoeding, spijkerma kers, pottebakkers, grofsmeden en der gelijke uit Belper en meer andere fa briekssteden. Vele zaken moesten zij nog leeren, en Mrs Westbrook bleef niet in gebreke hen op menig punt voor te lich ten en hen nu vooral ook opmerkzaam' te maken op de wijze waarop zij de Flamsteads veronachtzaamden. „Hoe komt het", vroeg zij eens, „dat gij niet meer naar het kasteel gaat?" „Het is in handen der schuldeischers; wij kunnen dat nu niet meer doen." „Ja, gij kunt er niet meer eten, drinken en slapen, maar gij zoudt er toch heen kunnen gaan, en vragen hoe Mr Flam stead en zijn vrouw het maken." 10 procent voor niet-Drentsche gezinnen", aan te wijzen door de Volkswoning. Voorloopig is gerekend op een verdée- ling van de 250 woningen in 175 van on geveer f 4.50 en 75 van f 4 per week. Een commissie van vier leden, één aan te wijzen door de regeering, één door B. en W. van Enschedé, één door B. en W. van Emmen, en één door de fabrikanten, zal, in overleg met de or ganen der arbeidsbemiddeling in Drente, zich belasten met de aanwijzing van ge zinnen, welke van Drente naar Enschedé zullen verhuizen. De verhuiskosten van de Drentsche ge zinnen zullen voor rekening komen van de regeering en worden verhoogd met een bedrag, overeenkomende met 3 maanden huur, dat als voorschot wordt beschik baar gesteld door De Volkswoning. Dit voorschot wordt geleidelijk door de ge zinnen afbetaald door inhouding van een" deel van het loon. De fabrikanten garandeeren den gezin nen, die van Drente worden overgebracht, de eerste drie maanden een gezinsinkomen van ten minste f 18 per week. Voor elk' gezinslid, dat wordt aangezet, moet de betrokken fabrikant een wekelijksch in komen van f4 gedurende dien tijd ga randeeren. Verder zullen ze een fonds bijeen brengen van f 1 per arbeider, waar uit een eventueele bijslag wordt betaald, Het eventueele saldo van dit fonds wordt later ponds-pondsgewijze terugbetaald. Voor overplaatsing uit Drente komen voor zooveel mogelijk in aanmerking ge zinnen, waarvan de vader niet ouder is dan 45 jaar, en met minstens drie kin deren tusschen de 13 en 20 laar, die oeten kunnen lezen, schrijven en reke nen. Personen, wegens ernstige delicten veroordeeld, worden voor deze woningen niet aangewezen. Beroepswerkloozen wor den evenmin aangewezen. Allerlei. Met 12 tegen 4 stemmen heeft de ge meenteraad van Winterswijk een motie" aangenomen, waarin aan B. en W. ver zocht wordt, alsnog 'te trachten met een nieuw voorstel tot den bouw van een abattoir te komen. In de vorige raadsver gadering is een plan van ongeveer f240 duizend verworpen. Een Roomsche Zendeling onder de Kaja-Kaja's. Een R.-K. Vlaamsch zendeling is verschei dene jaren werkzaam geweest onder de Kaja- Kaja's op Nieuw-Guinea. Hij is thans met verlof in zijn vaderland en vertelt van zijn arbeid het volgende De Kaja-Kaja had veel slechts, maar ook veel goeds. Wij stonden daar voor een dei- meest primitieve volkeren der aarde. 25 jaar geleden leefden de Kaja-Kaja's nog in het steenen tijdperk. Maar bovendien: zij waren koppensnellers. Tot 1912, toen de autoriteiten nog niet in grepen, gingen allen op sneltocht. Een heel dorp mamien, wouwen en kinderen trokken er op uit. In Digoel gekomen, legden zij een groot kamp voor vrouwen en kinderen aan, waarop de verspieders uitgezonden werden. Om heter verborgen te zijn smeerden dezen zich van top tot teen in met kalk: do koppen snellers kenden dus reeds camouflage vóór de Duitschers. Als het oogenblik en de plaats gunstig waren, omsingelden zij des nachts een dorp om in den morgen tot den aanval over te gaan. Deze werd geopend met den „ridderlijken" roep„ik ben de zoon van die of die, ik kom snellen". Alles werd dan afgemaakt. Behalve de kin deren van omstreeks 5 jaren en de personen, die gesneld moesten worden, want van dezen wilde men immers de namen hebben. Zoo'n ongelukkige werd op den rug gelegd en door vier mannen besprongen. De koppen sneller, die het slachtoffer niet verstond moest dan den naam te weten komen. Dat was na tuurlijk een groote moeilijkheid. De Kaja-Kaja begon met den ongelukkige vriendelijk toe te spreken aldus: „hoe heet ge; mijn kind wees maar niet bang. Gij moet met mij meegaan- naar de kust". Dan zei het slachtoffer een woord en dat woord werd als zijn naam beschouwd. De koppen-snellers herhaalden het telkens om het maar niet te vergeten, waarop de sneller het bamboe-mes trok, dat hij op zijn rug verbor- „Wij hebben hem dat in de kapel ge vraagd." „Nu, dat is ten minste iets; maar mij dunkt, dat gij beter doen zoudt, zoo gij naar het kasteel gingt en het daar ook deedt. 'tMoet niet schijnen dat gij er tegenop ziet, derwaarts te gaan." Toen de Flamsteads het kasteel ver laten hadden en woonden waar wij zoo even vermeld hebben, zeide Mrs West brook „Hoe is liet! bezoekt gij de Flamsteads niet op uwe tochten? Ziet gij Miss Flam stead of Mr George niet te Derby?" De antwoorden op deze vragen bevie len haar in het geheel niet. Zij: wa ren sedert lang niet te Derby geweest; Mr en Mrs Flamstead waren haast niet thuis; zij hadden zoo weinig tijd, omdat zij nog op andere plaatsen des Zondags avonds moesten preeken: dikwijls schoot hun geen tijd over, enz. „Mijn jonge vrienden", dacht Mrs West brook, „ik moet zorgen, dat gij vrienden in nood niet vergeet. Dat is de weg niet dien ik geloof dat de godsdienst ons aanwijst." Er zouden weldra een plechtige leer rede en bijeenkomst plaats hebben, ter. gelegenheid van de verjaring en inwij ding van de kapel. Daar de milde bij drage van Mr Flamstead natuurlijk ach terwege bleef, was het hoogst noodzake lijk, dat er op een andere wijze in de be hoeften der kapel werd voorzien.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1926 | | pagina 5