rto 209 Woensdag 9 Juni 1926 40e Jaargang
Dmteniani
Binnenland.
De lotgevallen van John Fox.
FEUILLETON.
Beter dan 6oed: DE BEST^I
Drukkers-Exploitanten:
OOSTERBAAN LE COINTRE GOES
Bureaux: Lange Vorststraat 6870, Goes
Tel.: Redactie no. 11; Administratie no. 58
Postrekening No. 36000.
Bijkantoor te Middelburg:
Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259
Abonnementsprijs:
Per 3 maanden, franco per post, f3.—i
Losse nummersf0.05
Prijs der Advertenfiën:
14 regels f1.20, elke regel meer 30 ct.
Bij abonnement belangrijke korting.
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
danig voorstel hun stam U< geven, wanneer
'top het regceringsprogram mocht voor
komen.
Wij zijn benieuwd of, wanneer ooit een
dergelijk voorstel, zij 't dan ook een ini-
tiatief-voorstel, in da Kamer komt, er ook
onder de Liberalen geen voorstemmers
zullen gevonden worden.
rieden zij 't, zij zouden wijlen Prof.
de Louter, een hunner erkende voorman
nen, op hun hand hebban.
Dieze Utrechtsche hoogleeraar heeft
meermalen blijk gegeven, desnoods een
afwijkende meening te durven verdedi
gen
Wij herinneren ons onder anderen wat
hij, na de spoorwegstaking en haar mis
lukking, mede ten gevolge der maatregelen
door de regeering genomen, aan het adres
van minister Kuyper, in het „Utrechtsch
D&dblad' 'van 16 April 1903 schreef:
„Intusschen heeft een regeering, welke
in tijden van onvoorzien gevaar de kracht
toonde te bezitten om oproer te onder
drukken, de rechte orde te handhaven,
en den troon van Oranje te bevestigen,
aanspraak op aller achting en waardee
ring."
En ook van hem is zijn critiek op
art. 123 R.R., waarvan hij zei, dat het
scheen, alsof dit artikel niet door de
regeering van een Christelijk, maar van
een Moliammedaansch land was gemaakt.
Naast dit\ oordeel van liberale zijde
hebben wij ook nog een opmerking van
Chr. Historische zijde t© boeken, ft ij is van
„De Nederlander". Wij vermoeden, dat het
niet van den Hoofd-redacteur, oud-minis
ter dr de Visser is, blijkens diens zeggen
op de laatste vergadering der Christelijk
Historische Unie:
„Ik voor mij zie veel grooter schade
voor onze protestantsche belangen in èen
wijziging van art. 123 van het Indisch
regeeringsreglement dan bij een gezant
schap bij het Vaticaan."
Wij lezen:
„Er ligt in art. 123, gelijk het thans
luidt, vooral in vergelijking met artikel
124, dat hetrekkinlg heeft op de priesters
van niet-cliristelijke godsdiensten, een ach
terstelling van het Christendom bij het
Boeddhisme en den Islam. Boeddha-pries
ters en Mohamedaansche leeraars kun
nen zich overal vrij vestigen; maar Chris
ten-zendelingen behoeven ééil bijzondere
toelating. Het is zeker te verdedigen, dat
de gouverneur-generaal zekeire bevoegd
heden heeft om orde en rust te verzeke
ren en om het eenmaal gevestigde zen
dingswerk vredigen arbeid te waarbor
gen. Maar het schijnt onredelijk alleen
het Christendom deze beperking op te
leggen. Het is bekenid, dat in vroeger
dagen artikel 123 gebruikt is, om de ont
wikkeling van den protestantschen zen-
dingsarbeid belemmering in den weg te
leggen".
Zoo vindt derhalve beide aan A.-R. en
C.-H. zïjde handhaving van het gewraakte
artikel in elk geval bedenking.
Of wij van de zijde der linksche par
tijen steun mogen verwachten, schijnt ons
overigens nog onzeker.
Van V. B. zijde?
Prof. de Louter is al zoo lang dood.
Van V. D. zijde?
Mr Marchant nam wijziging van art.
123 I. R. R. wel op in zijn regeerings-
program.
Doch dit program heeft hij in het laatje
van zijn schrijfbureau weggeborgen, en nu
is hij weer van een tegengesteld gevoelen
gebleken. Immers niet zoodra hoorde hij
van Roomsche zijde de aankondiging van
een initiatief-voorstel om tot opheffing van
bet verbodsartikel te komen, of hij haastte
zich om te verzekeren, dat hij dezen
twistappel in de coalitie niet wil helpen
verwijderen.
Hij vraagt niet naar recht of vrijheids
zin; verbreking der coalitie schijnt hem
boven alles te gaan.
Wat ons echter niet beletten zal bij
het uitspreken van den wensch tot schrap-
ping, of althans verbetering, van het be
doelde artikel, ons te richten naar zijn
eerste kompas. Immers in zijn ontwerp-
regeeringsprOigram van tijdens de jongste
crisis nam hij deze, pns sympathieke,
formule op:
„Artikel 123 van het Indisch Regeerings
reglement zal worden geschrapt, met even
tueel noodzakelijk gebleken voorziening,
ter voorkoming van conflicten tusschen
verschillende missiën".
Juist wat de A.-R. partij „De Stan
daard" voorop, steeds heeft bepleit; en
ook „De Nederlander" schijnt aan te be
velen.
Laten zij dan nu maar eens varen op
dit alleszins betrouwbare, schoon afge
dankte vrijzinnig-democratisch kompas!
De mijnwerkersstaking in Engelan'd1.
In het Lagerhuis heeft Föx, de secre
taris der mijnen medegedeeld, dat 110
'vreemde schepen ongeveer 87.000 ton
steenkolen uit Frankrijk, België, Neder
land, Duitschland en Polen in Engelsche
havens gelost hebben.
Er is gisteren weer geconfereerd. De
conferentie tusschen de gedelegeerden der
mijnwerkers en der mijneigenaren duurde
31/2 uur. Na afloop verklaarde Code, de
secretaris der mijnwerkers, dat er geen
wijziging in den toestand is gekomen.
De Fransc'he en jde Belgische franc.
Het staat thans vast, dat de regee-
ringen van Frankrijk en België gemeen
schappelijk zullen optreden tot verdediging
van de respectievelijke valuta. Men hoopt
dat ook Italië zal toetreden. Briand had
te Genëvei met minister Vandervelde daar
omtrent e<en onderhoud, die stappen in die
richting te Rome zal ondernemen. Men
verwacht, dat gemeenschappelijk te treffen
maatregelen grooten invloed op de buiten-
landsche wisselmarkten zulkfu hebben.
Het nieuwe ibewinfd in Portugal.
Generaal da öosta, dictator, diet met
13.000 man troepen Lissabon is binnen
gerukt, heeft alvorens het oprukken plaats
vond, een interview toegestaan aan den
specialen correspondent van de „Diaily
Mail".
Die generaal verklaarde 'n voorbeeld te
zullen nemen aan Mussolini en Primo
de Rivera.
„Ik wensch mijn land geregeerd te zien
door eerbare en vaderlandslievende man
nen en niet door corrupte politici."
Hij voegde hieraan toe:. „Ik ben voor
geen enkele politieke partij, voor geen
republikeinsch© en voor geen monar
chistische."
Uit Syrië.
In Syrië hebben dei Franschen een
nieuw succes behaald met de inneming
van Salchad, de hoofdstad van het zui
delijk gebied van de Dlzjebel Droeze. Dit
wapenfeit, veertien dagen na de bezetting
van goeëida, heeft de laatste sterkte der
opstandelingen in Fransche handen ge
bracht en daarmee kan men den georgani-
seerden tegenstand in Syrië als geëindigd
beschouwen. Er zal nog eenige tijd heen
gaan met het verstrooien van verschillen
de benden, maar de militaire overwinning
heeft thans den grondslag gelegd voor het
herstel van de orde, overeenkomstig de
pacificaties-politiek van de Jouvenel, den
nieuwen hoogen commissaris in het Fran
sche mandaat-gebied.
Korte berichten.
Die Waalsche schouwburg, in het
midden van Luik gelegen, is door brand
vernield.'Die schade beloopt een millioen.
Die braïu'd is aanglelstoken door een elec-
tricien, die bekend heeft, dat hij zich heeft
willen wreken op de directie, die hem
werk had opgedragen, waardoor hij verlies
had geleden.
In de dalen van Wupper, Roer en
Rijn woeden zware onweders die met
wolkbreuken gepaard gaan.
Brazilië gaat zich uit den Volken
hond terugtrekken en zal in September
niet aan de Alg. Vergadering meer deel
nemen. Het zal binnen enkele weken de
officieels kennisgeving van zijn bedanken
als lid naar Genève zenden.
Dis geheele fatnilie van Abd el Krim
is thans met dezen te Fez onder dak
gebracht in afwachting van nadere beslis
singen. Volgens een telegram uit Rabat
wordt de ontwapening van de onderwor
pen stammen onder gunstige omstandighe
den voortgezet en gaan de stammen, die
het verst van het tooneel van actie zijn
verwijderd, voort hun onderwerping te
vragen.
Te Parijs is een millioenen-zwen-
delarij ontdekt, waarbij een jonge bank
bediende, zoon van een geziene Russi
sche familie, is betrokken. Hij is met vijf
millioen frank, aan groot© banken -ontstok
len, gevlucht.
Het aantal werkloozen in Engeland
bedroeg op 31 Mei 1.614.200, wat bij
de voorafgaande week een vermeerdering
met 16.521 beteekent. De mijnwerkers zijn
in deze telling niet opgenomen.
Die Eingelsch© maatregelen
tegen mond- en klauwzeer.
Het Kon. besluit, waarbij doorvoer van
buitenlandsch vleesch verboden wordt,
heeft de vraag doen rijzen of dit doorvoer-
verbod ook geldt voor buitenlandsch be
vroren vleesch.
Wij hebben daaromtrent ter b'evoegdei'
plaatse inlichtingen ingewonnen, waarbij
ihen ons mededeelde, dat het doorvoerver-
bod ook geldt het buitenlandsch bevroren
vleesch. Zooals men weet, kan echter
de minister van Binnenlandsche zaken en
landbouw in bijzondere gevallen onthef
fing van dit verbod verleenen. Elke aan
vraag tot ontheffing, welke schriftelijk
moet worden ingediend met opgave van
land van herkomst en bestemming van het
vleesch zal op zich zelf worden beoor
deeld. Er kan geen sprake zijn van een
collectieve ontheffing van het verbod.
Uit de bevindingen in Engeland van den
NOG EENS: ARTIKEL 123.
In Roomsche kringen neemt de bewe
ging voor intrekking of wijziging van ar
tikel. 123 van het Indisch Reigeerings-
reglement toe.
Op het Congres der R. K. vakvereeni-
gingen bracht een der sprekers deze
quaestie ter sprake.
Hij legde' er echter den nadruk op dat
hij deze wijziging liefst niet ontvangen
zou met behulp van dei sociaal-democra
ten, ook al hebben deze, om de Room-
schen in 't gevlij te komen, zich bereids
voor deze wijziging verklaard.
Hierin ligt een onuitgesproken verlangen
dat de Chr. Protestantsche partijen dezen
aandrang zullen steunen.
Nu weet men van de Olir. Historische
Unie dat zij tegenover deze wijziging scep
tisch, zoo niet afwijzend staat. Al mag
niet voorbijgezien, dat ook daar een be
gin van kentering valt waar te nemen,
waarover straks.
Maar da Anti-Revolutionaire partij staat
op dit punt wel «enigszins vaster.
Die gedachte dat zij nu pas zich er vooi
verklaard heeft, mag niet onder ons posl
vatten.
Onze partij heeft zich steeds tegen dit
artikel verzet, waarin bepaald wordt, dat
„Christen-leeraars, priesters en zendelin
gen, moeten voorzien zijn (behalve van
het gewone toelatingsbewijs in Indië) van
een door of namens den Gouverneur-
Generaal te verleenen bijzondere toela
ting, om hun dienstwerk in eenig bepaald
gedeelte van Indië te mogen verrichten".
Zoowel in de Kamer als in de Pers.
Laatstelijk nog door het Kamerlid dr
Scheurer in de Kamer. Ook ons blad
heeft meermalen deze quaestie helpen be
spreken. Laatst nog in ons nr. van 30
Sept. 1925. In een artikel met dit voor
zichtige slot: „Er zullen derhalve altijd
nog te stellen regelen overblijven, waaraan
de Zending zich zal hebben te houden,
indien zij op volledige bescherming van
Overheidswege aanspraak maakt."
Met dit „behoudens" blijven wij aandrin
gen op wegneming van het euvel dat de
wereldlijke overheid verlof geven moet
om ergens het Evangelie te brengen over
eenkomstig den onbepaalden last van den
Koning der Kerk.
In de laatst gehouden vergadering van
missionaire predikanten en andere zen-
dingsarbeidexs op Soeanba is, wij wezen
er reeds vroeger op, na een referaat van
Bis L. P. Krijger, docent aan de Opleidings
school voor helpers ten dienste van de
Soemba-zending te Karoeni, het volgende
voorstel aangenomen:
„Die vergadering, gehoord het refe
raat, is van oordeel, dat overeenkomstig
het op de Gen. Synode van 1924 des
betreffend1 ingediend rapport, artikel
123 R.R. geheel, zonder meer, ingetrok
ken moet worden en dus de overheid:
de evangelieprediking geheel moet vrij
laten, en
nooit preventief mag optreden doar
de vestiging van een bepaalde zending
■op een bepaald terrein te verbieden,
teneinde de zoogenaamde „dubbele zen
ding" te weren".
Een voorstel, uit de praktijk geboren,
hetwelk op uitvoerbaarheid van het ge
vraagde wijst.
D|a't vroegere Chr. kabinetten een derge
lijk voorstel steeds hebben nagelaten, is
©en gevolg van de aarzeling der Chr.
Historisch© Kamerleden, om aan een zoo-
33)
Maar wanneer zij hem daartoe ten
sterkste aanspoorde, schudde hij het hoofd
en zeide, dat bijzondere omstandigheden,
die zij niet kende, dat onmogelijk maakten.
De dag, waarop de familie hare woning
verlaten moest, naderde, en Mrs West-,
brook betoonde zich een trouwe vriendin
in nood. Zoodra zij hoorde, dat zij ge
noodzaakt waren te vertrekken, kwam zij
en noodigde allen uit hij haar hun intrek
■te nemen, totdat men zich zou hebben be
raden over hetgeen verder gedaan moest
worden. Te vergeefs hield men haar voor,
dat haar huis van boven tot beneden vol
zou raken, en dat het onzeker was of
men ooit hare hulpvaardigheid zou kun
nen vergelden.
„De vergelding zal bestaan in mijn ver
zoek niet af te slaan", zeide zij, „en m ij
daardoor te bewijzen, dat ik mijn vrienden
van dienst zijn kan".
Op den idag, dat zij zouden verhuizen,
had zij het zóó overlegd, dat allen bij
haar kwamen eten. Men zou trachten
geen opzien te verwekken, en allen zou
den met tegelijk hun droevig verblijf ver
laten. Haar g©ed gesloten rijtuig zou zij
naar het^ kasteel zenden en Mrs Flam-
stead, wier zwakte aanmerkelijk toege
nomen was, daarin op een zacht bed en
kussens worden vervoerd, zonder dat er
iemand iets van merkte. De kinderen zou
den een omweg maken over het veld,
langs een weg dien zij wel kenden, en
zóó het dorp en het oog der dorpelingen
vermijden; Betsy en Nancy zouden regel
recht naar de hoeve gaan, en Mr Flam-
stead en George daar als hij toeval bin
nentreden. 's Avonds zou de wagen terug
rijden, om hun kleederen enz. te halen,
en de gansche verhuizing zou in de diepst
mogelijke stilte plaats hebben.
Treurig en met gebroken hart verlieten
allen een huis, waarin zij zoo menigen
vroolijken dag hadden doorgebracht, waar
aan zoo menige aangename herinnering
was verbonden; treurig vooral door het
vooruitzicht, dat het voor altijd in vreem
de handen zou overgaan; nooit voelden
zij misschien zoozeer de zwaarte van
het ongeluk, dat hen had getroffen. Zon
der den schijn te hebben van voor altijd
hun woning te hebben verlaten, ontmoet
ten zij elkander, gelijk reeds meermalen
gebeurd was, aan den disch van Mrs
Westbrook, die hen even als altijd, met
de meeste hartelijkheid en vriendelijkheid
welkom heette. Zij konden niet veel meer
dan weenen. en gelukkig dat zij nog tranen
vonden. Des avonds kwam hun goed. Dit
was bijkans niets meer dan hun kleeren
en bijzondere papieren.
Al het overige, zelfs het geringste stukje
huisraad en de kleinigheden, die zij van
vrienden gekregen hadden moest achter
gelaten worden.
Wij mogen gelooven, dat allen een treu-
rigen en slapeloozen nacht doorbrachten,
behalve de kinderen, die met de onna
denkendheid der kindsheid, die zich geen
denkbeeld vormen kan van de zonder
linge wisselingen des levens, als zij maar
eten, slapen, en spelen kan, den' ganscheü
dag over de werf en door het geheele
huis liepen, de kippen en eenden nagingen,
naar de dienstboden 'keken als zij het
vee voerden of de koeien molken, en
'savonds even tevreden en vergenoegd
naar bed gingen, als zij gedurende den
scboonsten tijd in hun vorige woning ge
daan hadden.
NEGENDE HOOFDSTUK.
Vrienden in nood en plannen
in nood.
Was de nacht treurig geweest, de mor
gen was het nog meer. De oudste leden,
van het huisgezin beraadslaagden ernstig
met Mrs Westbrook, wat er voor het
vervolg behoorde gedaan te worden.
Slechts weinige dagen wilde men haar
gastvrijheid lastig vallen.
George zeide dat hij' reeds overlegd
had wat het best voor hem was, en
dat er niets was dat hij niet zou willen
doen zoo het hem slechts het vooruit
zicht opende om voor het tegenwoordige
in zijn onderhond te kunnen' voorzien.
Hij hield zich overtuigd 'dat al de schatten
van den klokkenmaker over vijftien jaren
hun eigendom zijn en hen uit alle moei
lijkheden redden zouden; hij wanhoopte
niet of op de een of andere wijze zou
het goed nog ontrukt worden aan de
handen der gewetenlooze schurken, die
het nu hadden bemachtigd; maar tot zoo
lang mochten zij hun vrienden niet tot
last zijn.
In afwachting hiervan, had hij zich'
gewend tot den timmerman, die land
bouwgereedschappen voor hem placht te
maken, en die nu zelf eigenaar was eener
bloeiende zaak te Derby, en had zich
bij hem als boekhouder en opzichter
verhuurd tegen vier en twintig schellingen
in de week. Daarenboven was er be
paald, dat hij na zijn gewone bezigheden
te hebben verricht, nog ander werk zou
doen, en hij twijfelde daarom niet of
hij zou in staat zijn, in 't geheel vijf en
dertig 'schellingen of twee pond wekelijks
te verdienen, waarvan hij ten minste 20
schellingen zou kunnen afzonderen om
zijn familie te ondersteunen. Dit, hij er
kende het, zou slechts weinig zijn voor
hun tegenwoordige behoeften, en zou hun
geen gemak hoegenaamd bezorgen. Er
moest dus verder worden gedacht; niets,
wat op een eerlijke wijze deze som met
eenige schellingen kon vermeerderen,
mocht worden verzuimd; en zoo zij zich
slechts niet door Valsche schaamte lie
ten weerhouden om te werken, zouden
inspecteur in algemeenen dienst van den
veeartsenijkundigen dienst dr A. ten Ran-
de, mag worden afgeleid, dat de maatregel
van d© Engelsche regeering, om voors
hands den invoer van veirsch en gekoeld
vleesch van het vasteland van Europat
niet toe te laten, uitvloeisel is van het
invoeren van uit België afkomstige eiï
aldaar geslachte en goedgekeurde var
kens, met verschijnselen van mond en
klauwzeer.
Van een vermoedelijk tot Rotterdam
terug te brengen geval heeft genoemde
inspecteur van de autoriteiten in Enge
land niets vernomen.
Bij geen enkel van de in de Nëder-
landsche Rijksuitvoeringsdiensten gekeur
de dieren, werd ook maar de geringste
afwijking waargenomen.
Intusschen houdt Minister Kan Zich!
voortdurend op de hoogte van den stand
van zaken en gaat een dezer dagen een
tweede nota uit voor de Engelsche re
geering, waarbij een overzicht wordt ge
geven van hetgeen een onderzoek van
Nederlandsche zijde Reeft opgeleverd en:
een herhaalde aanbieding van de wa'ar-
borgen, die de Nederlandsche regeering
steeds geeft en geven zal, opdat Engeland
verzekerd kan zijn, dat het door dit land
geduchte gevaar van insleeping van mond
en klauwzeer van Nederland geen vol
doenden grond heeft, om het' vleesch uit
dit land te weren.
Gisteren heeft te 'sG ra ven ha ge een ver
gadering plaats gehad van vertegenwoor
digers van landbouwvereenigingen en
vleeschexporteursorganisaties, waarop de
situatie, ontstaan door het invoerverbod
van versch vleesch van het continent van.
Engeland, is besproken, 1
Dte vergadering vertrouwde, dat indien''
de Nederlandsche regeering voortgaat, al
het mogelijke in het werk te stellen om
de Engelsche regeering te overtuigen van
de voldoende waarborgen, die Engeland
teg'ëft Ket eventueel overbrengen van
mond- en klauwzeer heeft, in de in Ne
derland bestaande strenge exportkeuring,
in het verbod van doorvoer van buiten
landsch vleesch en in het verbod van in
voer van"levend vee uit andere landen, dit
invoerverbod, althans ten opzichte van
Nederland niet gehandhaafd zal blijven,
zoodat gehoopt werd, dat de stagnatie in
den vleescbexport slechts van tijdelijken
aard zal zijn.
„D e G1 i n d h 0 r s t".
In verband met hetgeen we overnamen
uit de brochure over „De Glindhorst"
van ds Vogelaar wijzen we er op, dat het
„Weekblad van het Recht" o.a. sehrijft:
„Onzerzijds willen wij alleen zeggen,
dat na lezing van het geschrift van den
heer Vogelaar een uitvoerig, nauwgezet,
objectief onderzoek van geheel onbevoor
oordeelde zijde ons meer dan ooit noodig
blijkt. Met groote verbazing lazen wij de
steeds herhaalde klacht, dat bij alle tot
dusver ingesteld onderzoek de heer Voge
laar niet is gehoord. „Mij is het recht
onthouden, dat aan eiken misdadiger zelfs
zij ten laatste een belangrijke overwin
ning op ijdele voordeelen behalen.
Toen Georg dit zeide, staarde zijn vader
hem met de uiterste verbazing aan. Het
was duidelijk dat hij, zoolang hij onder
den druk zijner rampspoeden gebukt ging,
nog nooit over zoo iets gedacht had. Het
verheugde hem zijn zoon aldus te hooien
spreken.
„Wat kunnen wij doen?" vraagden
Betsy en Nancy tegelijk; „wij willen niet
ledig zitten; wij willen en moeten ook
iets doen, maar wat? Lieve Mrs Westbrook
help ons iets bedenken."
„Ik heb daar reeds ovei1 gedacht", ant
woordde Mrs Westbrook glimlachende,
„en ik geloof, dat ik iets voor u gevonden
heb, Miss Betsy.
Mts Westbrook vertelde daarop, dat een
harer kennissen te Derby modemaakster
en wollennaaister was, en dat zij met
deze over Betsy gesproken had. Zij had
haar verhaald dat Betsy zoo keurig naaien
kon dat zij zoo'n goeden smaak had eu
hare vriendin, die een zeer goede vrouw
was, wilde gaarne voor eenigen tijd van
Miss Betsy's bekwaamheden gebruik ma
ken. Zij zou met haar en nog een andere
jongejuffrouw, die bij de modemaakster
in de leer was, in een afzonderlijke kamer
wierken; dat meisje was een verwante van
haar vriendin, en wilde later in een der
steden van het westelijk Engeland een
grooten modehandel beginnen.
(Wordt vervolgd.)