199 411e Jaargang jm-REEP amandeltjes 1 PUDDING jg> Amandeltjes Vrijdag 28 Mei 1926 EERSTE BLAD. Staten-Sensraal. KWAFTA^ Dit nummer bestaat uit 2 bladen. PUDDING Beter dan Goed: DE BESTE' HmeMaii. Drukkers-Exploitanten: OOSTËREAAN &LE CQINTRE GOES Bureaux: Lange Vorststraat 6870, Goes Te!.: Redactie no. 11; Administratie no. 58 Postrekening No. 36000. Bijkantoor te Middelburg: Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259 2"kZeeuw VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs: Per 3 maanden, franco per post, f3.— Losse nummersfO.OS Prijs der Advertentiën: 14 regels f 1.20, elke regel meer 30 cf. Bij abonnement belangrijke kor.ting. CULTUUR EN RELIGIE. Wie de vorige week onze drie artikelen over de Cultuur met aandacht gevolgd heeft, met de conclusie er bij, dat wij de zegeningen van de Cultuur met eeu geruste consciëntie kunnen genieten, doch dat de Christen zich heeft te stellen tegen de Cultuur, waar deze zich stelt naast; ja zelfs boven God, die zal zichzelf allicht hebben afgevraagd, wat er moet gedaan worden tegen deze taktiek, en in het algemeen tegen het streven om den (gods dienst van de opvoeding en de cultuur los te maken. Jaren geleden, in een zitting der Eerste Kamer in begin Januari 1912 vestigde de boogleeraar dr Bavinck in zijn maiden speech (eerste rede van een jonggeko- zene!) de aandacht op dit euvel. Volgens vele cultpur-aanbidders staat boven den godsdienst de beschaving en de cultuur. Zeldzaam immers zal de vlucht zijn der moderne cultuur. Het leven wordt geleid tot nieuwe banen. Naarmate beschaving en ontwikkeling toenemen, zal de godsdienst verminderen. Naarmate men meer deelachtig wordt aan de zegeningen der cultuur, zal men minder behoefte gevoelen aan de vertroostingen van den godsdienst. Uit liet onderwijs wordt alle opleiding in de religie gebannen. Uitwen dige beschaving en vooruitgang vervan gen het godsdienstig onderricht. In vele kringen geldt als dogma: Cultuur boven Religie. Professor Bavinck trachtte met liet oog daarop in het licht te stellen, hoezeer in echt wetenschappelijke kringen deze theorieën ,die een oogenblik door hare gewaagdheid de geesten medesleepen, worden veroordeeld, en hoe innig, ook naar wetenschappelijk oordeel, >de band is 'tusschen cultuur en religie. De cul tuur hangt immers met godsdienst en Christendom ten nauwste samen. Middel lijk is onze moderne cultuur op de eerste plaats te danken aan den buitengewonen vooruitgang van de natuurwetenschappen met de daarmede samenhangende toepas sing barer uitvindingen in de techniek. Op de tweede plaats heeft de geschied kundige wetenschap medegewerkt tot uit breiding der cultuur en tot verspreiding van kennis. Wat de natuurkundige wetenschappen betreft, deed professor Baviiick een tref fend beroep op het getuigenis van een Duitscher: professor Du Bois Reymond, indertijd hoogleeraar te Berlijn, welke beeft uitgesproken, „dat de natuurweten schap, hoe paradox het klinken moige, toch haar oorsprong aan het Christendom te danken heeft, en daarvan eigenlijk niet kan worden losgemaakt, omdat het Chris tendom die godsdienst is, welke de na tuur ons doet beschouwen als iets, dat eene zelfstandige grootheid op zich zelf uitmaakt, en niet in een verhand van poly theïsme of polydaemonisme (veelgoden- of veelduivelendom) is opgenomen." oor de geschiedenis beriep Professor Bavinck zich in de volgende bewoordin gen op het oordeel van een anderen Duit- schen geleerde „En wat de geschiedkundige weten schap betreft, is niet eens, maar her- IIaaide malen door den hoogleeraar 'Ru dolf Eucken te Jena, erkend en uitge sproken, dat degeschiedkundige weten schap, zooals wij die tegenwoordig ken nen, én wat haar wezen, én wat haar waarde betreft, ten nauwste met het Christendom verband houdt. Want het is wederom het Christendom, hetwelk, een emheitiiche geschiedenis heeft mogelijk ge- ipaakt, en ons haar heeft doen kennen als een machtig, reusachtig drama, dat volken, de geheele wereld, de gansche menschheid omvat." De getuigenissen dezer beide geleerden zouden met tal van andere uitspraken kunnen worden vermeerderd en aange vuld In dit velband mag de aandacht worden gevestigd op den belangrijken ar- i van professor Vis seller, hoogleeraar aan de Universiteit te Utrecht, die in «en tweedeehg werk: „Reljgiën und so- ziales Leben bei den Naturvölkern" het nauw verband aantoont dat bij de natuur- vo eren bestaat tusschen hun godsdienst €ii maatschappelijk leven. Wetenschappelijk onderzoek stelt tegen over het dogma: Cultuur boven Religie deze uitspraak: Cultuur door Religie Verkeerd gezien. daarom van de redactie van o'S i, 200 verkeerd gezien de En- g sche algemeene werkstaking te moe- mrtii^Cnen' deu^1 haar uit ^aar eigen Yonr/iao? bekend waren, die haar tot voorzichtig moesten manen. De mislukte spoorwegstaking van 1903, onder «ons als „de misdadige woeling" bekend gebleven, is er een van. Voorts is daar de zeeliedenstaking van 1911, die men een soort „anarchistisch avontuur" zou kunnen noemen, evenals de staking -van 1903 zoo evengenoemd; deze zeeliedenstaking werd door wethou der Wibaut ernstig bestreden, ook de heer Schaper keurde haar af, en de heer Tro«elstra moest in de Tweede Kamer „het barre terrorisme vanwege de anarchis tische stakers tegen de onderkruipers ver loochenen", gelijk de heer Schaper let terlijk schreef. Waarbij dan nog komt dat reeds eenige jaren geleden «de heer Schaper in een vlugschrift, waaraan wij «ook bovenstaande uitlating ontleenden, gewezen heeft op de mogelijkheid van het «optreden in de naaste to-ekomst van een sociaal democratisch ministerie «of een sociaal democratisch bestuur in gepaalde gemeenten en deze dan geroepen bunnen worden om .de sta king met den aankleve van dien, wel verre van die te tolereeren, haar integendeel krachtig tegen te staan. De heer Schaper ging zelfs nog een stap verder. Het is, zoo ging hij voort „Het is reeds vo«orgeltomen en het zal nog wel eens voorkomen, dat de mo derne vakvereeniging zich niet wil on derwerpen aan de staak-maar-raak-taktieb der syndicalisten. De modem-georgani- seerden hebben hun met veel moeite ver worven kollektief kontrakt; de anarchis ten willen het verscheuren; onze man nen willen geen trouwbreuk plegen en willen werken; de stakers beschouwen hen van uit de hoogte hunner anarchie als „onderkruipers", zij willen hen stee- nigen en op« andere wijze molesteeren moet de socialistische burgemeester dat toelaten? Niemand kan het volhouden, Zelfs wanneer werkelijke, minderwaardige onderkruipers feitelijk worden aangerand, mag dit niet worden geduld. Men kan innerlijk een onderkruiper een klap gun nen, te verdedigen *en pfficiëel toe te laten is geweld nimmer, ook uit wel- begrep«en arbeidersbelang. Want hoe zal men den eerlijken arbeider beschermen tegen het geweld, tegen hem gepleegd «door handlangers van den patroon, als men zich niet op het standpunt plaatst dat alleen met het „geesteszwaard" mag w«orden gestreden?" Met «dergelijke feiten en uitspraken voor zich had een leiding gevend invloedrijk orgaan als dat der sociaal democraten ernstige overweging gevoegd of in zoo diep ingrijpende quaestie als de jongste algemeene Werkstaking hoogstens zich van uitspraak onthouden niet het beste ware geweest. Het lijden der dieren. Onder dit kopje lezen wij in dr Gunnings „Pniël" o.a. van de hand van dr G. zeiven, en drukken het af met instemming: Wie dieren houdt behoort teer met hen om te gaan. Onze „stomme" vrienden heb ben recht op een waardige behandeling. Het is vreeselijk zooals ook christenen dit kunnen vergeten. Mijn hart krimpt altijd inéén van pijn wanneer ik die visschers nagenoeg al len orthodox, niet waar? aan de huizen bezig zie hun levende koopwaar te villen, van vinnen en schubben te ontdoen, terwijl de stakkers dan nog, gekerfd en verminkt, springen in de pan. Dan is de visck trou wens pas „goed!" „Krimp" moet ze wezen, krimpen moeten de sprakelooze dieren van duldelooze pijn. En dan onze honden. Zoo'n arme hond voor een zwaarbeladen kar, vaak door hartelooze mannen „bezeten", die onafge broken het uitgeputte beest slaan en schel den, om dan doodmoe thuisgekomen met wat afval en restjes te worden gevoed en weggevloekt.is het wonder dat eene, uit reactie wellicht al te teerhartige en sentimenteele beweging, zich het lot dezer trouwe, geduldige viervoeters aantrekt? Nog gezwegen van de gruwelen der vivi sectie. Ach, al die kranke, kwijnende dieren! Die mishandelde, voortgejakkerde paar den! Die eindelooze oorlog van vogels en vossen en visschen onder malkaar! Elke boom, elke waterpoel, elke zandhoop, de hoogte en de diepte, 't is alles vervuld van lijden, nameloos lijden! En de mensch, de redelijke mensch, de „Koning der Schep ping", brengt er nog zoo onnoemelijk veel noodeloos lijden aan toe. Het is toch eigen lijk wel verschrikkelijk als we ons dat eens indenken! O gij christenen, behandelt de dieren met zachtheid! Zij kunnen niet klagen als gij; zij missen het ver/nogen u hun nood hekend te maken tenzij dan door hun ang- stigen blik, hun soms zoo weemoedige oogen, hun droeve houding. Gaat aan dat alles niet gedachteloos en gevoelloos voor bij! En waar gij, terecht, het, lijden uwer medemenschen poogt te verzachten, breidt daar de liefde en de ontferming van uw hart óók uit tot onze stomme machtelooze, maar toch zoo fijnbewerktuigde mede schepselen, de vaak zoo mishandelde en miskende dieren! met CfznrtS pakje tyfft oacmolN£2fiU2 tn tuiw met CftQTtS pakje -v* GPENAOINESMS Eerste Kamer. Nadat weer «een poosje over Waterstaat, was gepraat, moest minister v. d. Vegte de zitting weer verlaten, omdat zijn aanwezigheid in de Tweede Kamer vereischt was en werd voortgegaan met de begrooting van Arbeid, waarmede de geheele middag werd gevuld. Dhr v. d. Lande uitte een klacht over de internationale arbeidsconcurrentie. Hij vond het blijkbaar eer bedroevend dan verheugend, dat Nederland mede aan de spits staat van andere landen wat zijn arbeidsbescherming betreft, omdat hij vreesde ,dat ons land daardoor de economische concurrentie met het buitenland niet zou kunnen volhouden. Minister Slotemaker was niet zoo pessimis tisch en zag in het streven van het Bureau International du Travail en in de Internatio nale Arbeidsconferenties machtige middelen om te komen tot internationale doorvoering der sociale -maatregelen. Zijn standpunt is, dat wij1 het ratificeeren dér arbeidsconventies zooveel mogelijk moeten bevorderen en daar voor geen middelen onbeproefd mogen laten. D«e socialistische senator, de heer Danz, las een eentonige speech voor over de mede zeggenschap en de publiekrechtelijke bedrijfs organisatie, die hij liever nog vandaag dan morgen zag ingevoerd. Zooals te begrijpen was, stond minister Slotemaker, daar eenigs- zins anders tegenover. Hij vond deze ideeën nog niet voldoende rijp om thans reeds in de praktijk te worden ingevoerd. De taak del Regeering reikt op het «oogenblik nog niet verder dan tot bet verbindend verklaren der collectieve contracten, waarna dan de volgen de stap zal zijn decentralisatie van de uitvoe ring der sociale wetgeving door middel van deze collectieve contracten. De heer Wittert van Hoogland bracht minis- ter Slotemaker de Bruine, die unificatie der sociale wetgeving op zijn program had gezet, in tegenspraak met het vroegere Eerste Ka merlid Slotemaker de Bruine, die in 1923 verklaarde yan zulk een unificatie niets te willen weten. Jawel, antwoordde de minis ter, die uitspraak herinner ik me nog heel goed, maar nu ik als minister de zaak nog eens bekeken lieb, ben ik ten aanzien van de unificatie zeer optimistisch geworden en ik hoop, de enkele moeilijkheden, die zich daarbij voordoen wel te kunnen overwinnen. Dhr Wibaut bracht het woningvraagstuk ter sprake. Op het platteland zijn duizenden ar beiders, «die onmogelijk een huur van 4 gul den of f4.50 «kunnen betalen. Dat zijn juist ongeveer «de exploitatiekosten. Zullen parti culieren deze woningen bouwen en verhuren tegen dien prijs? Spr. hoopt, dat, wanneer ge meentebesturen toeslag vragen om de exploi tatiekosten van arbeiderswoningen te dekken, de minister daar dan in zal voorzien. Deze oplossing van het woningvraagstuk kon «de minister niet aanvaarden. De gedachtó van den heer Wibaut, n.l. dat de openbare «kas moet bijbetalen aan de loonen van niet voldoende betaalde arbeiders. En waarom al leen voor de arbeiders; en niet voor de „zelf standigen" en den «kleinen middenstand? Tweede Kamer. De Kamer discussieerde gisteren twee uren lang over een wijziging van artikel 20 der Invaliditeitswet. De oorzaak hier van was een amendement ingediend door den heer J. B. van Dijk, die niet verder wenschte te gaan dan een jaarlijksche bijdrage van 1.8 millioen voor tegemoet koming in «de administratiekosten. Van fondsvorming moest deze afgevaardigde niets hebben. Als voorbereiding voor een debat over een eventueel unificatie-voorstel ten op zichte van de geheele sociale wetgeving kan deze discussie mogelijk dienst doen, maar gisteren had ze geen nut. Toen de Kamerleden eindelijk uitge praat waren, verklaarde de minister, dat als het amendement werd aangenomen, hij het wijzigingswetje zou intrekken en dan bleef artikel 20 van de Invaliditeits wet ongewijzigd van kracht en zou men ieder jaar 21.5 millioen moeten storten. Tegenover deze bedreiging kon de heer v. Dijk niet anders doen dan zijn amen dement intrekken, waarna het wetje werd aangenomen. De wettelijke regeling van liet auto- busvraagstuk heeft vervolgens de Kamer geruimen tijd bezig gehouden. Met het beginsel van deze wettelijke regeling' (invoering van door Gedep. Sta ten te verleenen vergunningen) ging men algemeen accoord. Ook de Ned. Bond van Autobusdienstondernemers juicht dit be ginsel toe, al vreest hij; dat het concessie- stelsel kan worden gebruikt om met name tramwegondernemingen tegen de concur rentie van autobussen te beschermen. Na tuurlijk is dit de bedoeling van de wet niet en minister Van der Vegte, die het ontwerp als een eersten stap verdedigde, stelde uitdrukkelijk voorop, dat de auto bus zich een plaats heeft veroverd in het verkeer, een noodzakelijke plaats en dat tegenwerking dus moet uitgesloten zijn. Het gaat om het vermijden van con flicten en concessies zijn hier noodig, omdat een ieder met een handvol geld een autobusdienst kan op touw zetten en ongebreidelde en op den duur schade lijke concurrentie dient te worden voor komen. - Het ernstigste bezwaar bij sommigen was de vrees voor aanranding der gemeen telijke autonomie. Op dien grond dreigde mr Van Aalten zelfs te zullen tegenstem men, doch het antwoord van achter de regeeringstafel was voldoende geruststel lend om den vrijz.-democratischen afge vaardigde te doen zwenken. Toch zullen er nog wel moeilijkheden blijven, als b.v. Den Haag niettegenstaan de de concessie van Gedep. Staten, inter local bussen niet toelaat en het ver voer onmogelijk maakt. In zoo'n geval is natuurlijk beroep op de Kroon moge lijk, maar dan heeft men tevens een con flict met de gemeente. In de Avondvergadering was de Oor- logsbegrooting aan de« orde. Tamelijk gereserveerd stonden de hee- ren Tilanus (C.H.), D«uymaer v. Twist en v. Dijk (beiden A.R.) tegenover de toe zegging vap. «den minister: versobering door 'concentratie en vereenvoudiging in de bevelvoering. Laat op den avond kwam minister Lam- booy aan het woord. Aan zijn rede ont- Ieenen wij het volgende: Het' is de plicht der regeering te zor gen, dat Nederland zooveel mogelijk in staat is zichzelf te helpen, als de nood aan den man komt. Bezuiniging is goed, maar niet op aanschaffing van oorlogs tuig. Ons leger is niet duur, vergeleken bij dat in andere landen. Tijdens Mac Do nald werd tweemaal zooveel per hoofd aan defensie uitgegeven als in ons land. Er zijn hier 13 generaals, maar in Bel gië 64, 200 hoofdofficieren tegen 670 in België, 1500 beroepsofficieren tegen 5400 in België. Dan de organisatie van de infanterie. Spr. is voornemens om deze te herzien; idle opleidingscompagnie als administratieve eenheid wil spr. opheffen. Administratief kader wordt overcompleet; instructief ka der echter niet. De geneeskundige dienst heeft spr.'s volle aandacht. Opheffing van hospita len ligt in de bedoeling o.a. te Harder wijk en Yenlo. De Gymnastiek- en Sportschool zal spr. opheffen, omdat die veel te kostbaar is. De afvloeiing in het leger geschiede voorzichtig. Het is spr.'s bedoeling om gaandeweg een grooter aantal officieren te krijgen, die 5, 6 jaar hebben gediend. Dat wil hij bereiken door 'tcapitulanten- stelsel. Echter is voorzichtigheid daarbij gewenscht, omdat burger-betrekkingen niet gemakkelijk zijn te krijgen. De pensioen last zal aanmerkelijk worden verlicht. De rechtspositie der onderofficieren kan pas geregeld worden als de organisatie definitief is geworden. Een regeling voor het beroep is gemaakt. Aan de Standaard-artikelen voelt spr. zich stellig niet gebonden. Zoo sterke vermindering van het beroepskader als daarin bepleit is, kan spr. niet aanvaar den. Vermindering van het contingent is niet mogelijk, onder de huidige omstandig heden. In België is het tweemaal - zoo groot als bij ons. 1 i 1 Het Nederlandsch-Belgisch V o r d r a g. E«e Belgische minister van Buitenland» sche Zaken hee-ft bij de Belgische Kamer ingediend het ontwerp van wet tot rati» ficeering van het Nederlandsch-Belgisch verdrag van 3 April 1925. In de memorie van toelichting geeft minister Vandervelde eerst een historisch overzicht der bespre kingen en zegt dan verder: Die Bielgische regeering is overtuigd dat, wanneer, zooals zij ten stelligste hoopt, het verdrag, dat thans wordt ingediend, uw goedkeuring verwerft, het niet alleen een aanmerke«lijke verbetering zal zijn vaö de inl839 vastgestelde regeling, maar ook tot gevolg zal hebben, in overeenstemming met de gelukkig gekozen uitdrukking van den Nederlandschem gedelegeerde ter Con ferentie van Parijs, „dat onze beide vol ken meer «en meer zullen worden „un derstanding souls" zielen dia elkaar begrijp«en die door hun goede ver. standhouding en «doeltreffende samenwer king zullen bijdrage«n tot bevestiging van den vrede «en tot den terugkeer van Europa! tot den voorspoed van vóór den oorlog." Het verdrag dat we de eer hebben aan uw goedkeuring te onderwerpen, werd te 's Gravenhagei op 3 April 1925 onderteekend. Hoewel het toen reeds ver gezeld was van een verklarende nota, die op authentieke wijze de draagwijdte ervan aangeeft, hebben zekere, door een gedeelte der Nederlandscba openbare meening ge uite bezwaren de Belgische en de Neder- landsche regeering «er toe gebracht haar overeenstemming uit te drukken in een protocol, dat bet Verdrag nauwkeuriger bepaalt. Die eerste plannen voor dit verdrag werden gevormd ten tijde der onderhande lingen voor het verdrag van Versailles. Die Bielgische regeering had de geallieerde re geeringen gewezen op de ontoereikendheid van een internationaal waarborgsysteem, dat België voor den verschrikkelijk- sten aller oorlogen nieit had kunnen be houden. Het had anderzijds haar aan dacht gevestigd op de belemmeringen, wel ke door zekere; niet bij de hedenrlaagsehe toestanden passende bepalingen vati het Nederlandsch-Belgisch ve«rdrag van 1839 veroorzaakt konden worden aan de ont wikkeling van den zeei- en den rivier- handel. Een eerste voldoening werd aan de Bel gische onderhandelaars gegeven in de aan Duitschland op 7 i&fei 1919 medegedeelde vredesvoorwaarden in bet art. 31. Enkele weken later, den 4en Juni 1919, nam de Opperste Raad der geallieerden op rap1- port van de commissie der Belgische aan gelegenheden bij de vredesconferentie het volgende besluit aan: Die verbonden en daarbij aangesloten mogendhe«den, de her ziening van de verdragen van 1839 als noodzakelijk «erkend hebbende, dragen aan een commissie, bestaande uit de verte genwoordigers van de Veri Staten, het •Britsche Rijk, Frankrijk, Italië, Japan, België en Ned«e«rland op, een onderzoek in te stellen naar de maatregelen, welke uit die herziening be«hooren voort te sprui ten, «en voorstellen dienaangaande te doen, welke overdracht noch van territoriale souvereiniteit noch internationale servitu ten mogen bevatten. Die Commissie zal België en Nederland uitnoodigen samen formulen in te dienen met betrekking tot de bevaarbare water wegen. Die aldus opgerichte commissie werd de Commissie van Veertien genoemd1. Dleize Jiad een dubbel program te verwe zenlijken, het eene politiek, het andere economisch. Op politiek gebied kwam hef er op aan de opheffing van het regiem' der op gelegde onzijdigheid, dat feitelijk reeds afgeschaft was, te bevestigen en van den anderen kant de noodige waarborgen te roeken om in geval van een nieuwe aan randing de verdediging van België ta ver zekeren. Op economisch gebied was het in hoofd zaak noodig, ter gelegenheid der herzie ning van het politiek statuut, het regiem, ingesteld in 1839 voor de rivieren en kanalen die Nederland en België met el kander verbinden. Die quaesties, betrekking hebbend op het politiek statuut, maakten heit voorwerp uit van lange en levendige besprekingen.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1926 | | pagina 1