Uirttszakea.
Kerkntenws.
Ingezonden Stikken.
ënassgé Nieuws.
te te koopen en dan het gebouw aan die
zijde uit te breiden. Eenige discussie ont
spint zich daarna omtrent de wijze van
bouwen. Dhr S. de Pagter Iz. zag liever
de uitbreiding op een andere wijze ge
schieden, dhr Dourleijn vraagt of tenten
en wagens niet ergens anders kunnen
worden ondergebracht dan zou uitbreiding
niet noodig zijn. Het Bestuur wordt daarna
gemachtigd om de zaak verder af te han
delen. Dhr P. de Pagter vraagt inlichtin
gen omtrent de beschikbaarstelling van
de ziekenwagens. Dhr J. Corré vraagf
of het Groene Kruisgebouw wordt aange
sloten bij de waterleiding wanneer deze
komt. De voorzitter geeft op een en ander
inlichtingen.
Veere. Wij betwijfelen de juistheid van
het gisteren door ons overgenomen be
richt uit de Midd. Crt over de beslissing*
van den Gemeenteraad aangaande het
subsidie-verzoek van den Autobusdienst
Bij staking van stemmen in een voltal
lige vergadering wordt een voorstel ge
acht verworpen te zijn. Het kan dus
in een volgende vergadering niet opnieuw
aan stemming onderworpen worden.
Zierikzee. De gemeenteraad van Zierik-
zee keurde goed het advies van 'B. en
W. om aan Ged. Staten 'te berichten,
aangaande de electrificatie der gemeente
dat het verleenen van een jaargarantie,
overeenkomende met ongeveer f 25 per
aansluitbaar perceel in de kom der ge
meente, een onoverkomenlijk bezwaar is,
en op grond van de daaruit mogelijk
voortvloeiende hooge kosten, niet tot elec
trificatie kan worden besloten. Terwijl ver
der de raad accoord ging met het voorstel
van B. en W. om aan Ged. Staten te
melden, dat er bij den raad geen bezwaar
bestaat tegen het onder nader overeen te
komen voorwaarden electrificeeren dezer
gemeente, indien daarmede voor de ge
meente geenerlei risico of garantie is
verbonden.
Beveiliging tegen bliksemgevaar.
Schuilt bij onweer zoo min mogelijk onder
hoornen; leun in geen geval tegen den boom,
want het menschelijk lichaam gc-Ieidt elec-
triciteit beter dan hout en de bliksemontla-
ding zal daarom geheel of gedeeltelijk van
den boom op den persoon overgaan.
Zijn rijwiel plaatse men bij het staan onder
een boom tijdens onweer eventueel wel tegen
den boom aan de zijde zoover mogelijk vair
zich af. Het goed geleidend ijzer bevordert,
aldus, dat de bliksem bij treffen van den
boom op eenigen afstand van den schuilen
den persoon blijft
Gezondheidsraad.
Een „banden-prikker." Het
Hof te Amsterdam deed in hooger beroep
uitspraak in de zaak tegen den politie
agent, die de banden van de fiets van een
collega, die de étage beneden hem bewoon
de, uit wraak doorgeprikt had en deswege
door de rechtbank tot 14 dagen gevan
genisstraf veroordeeld was. Het Hof ver
nietigde het vonnis van de rechtbank en
veroordeelde bekl. tot f50 boete of tien
dagen hechtenis.
- De inbraak in den IJ - p o 1 d e r.
De Vierde Kamer der Amsterdamsche
rechtbank veroordeeld de twee recidivis
ten, die in den I.T-polder hadden ingebro
ken en f 4200 en eenige waardepapieren
uit een brandkast gestolen hadden, tot
twee en één jaai gevangenisstraf.
Verschenen is thans bij J. H. Kok te
Kampen (de prijs is 60 cent) de „Open
Brief van de buitengewone Generale Sy
node te Assen aan de Gereformeerde Ker
ken in Nederland".
Het is een stuk van 36 pagina's kloek
formaat, waarin de Synode op heldere,
klare, voor ieder begrijpelijke wijze haar
standpunt uiteenzet.
Allereerst wenscht de Synode aan te
toonen, dat het standpunt van Dr Geel
kerken inzake Genesis 2 en 3 beslist on
juist moet geacht worden; in de tweede
plaats, dat die onjuistheid van zoodanigen
aard is, dat van Dr Geelkerken moest
worden geëischt, dit standpunt prijs te ge
ven, terwijl de Synode in de derde plaats
daarom enkele opmerkingen wenscht toe
te voegen ter rechtvaardiging van de wij
ze, waarop zij in dezen jegens Dr Geelker
ken en den Kerkeraad van Amsterdam-
Zuid heeft gehandeld.
De Open brief besluit als volgt:
„De Synode mocht dan ook niet, om een
begaafd en hij velen geliefd predikant te
ontzien of om een scheuring te voorko
men, voor doortasten terugdeinzen. Door
vrees voor scheuring mocht ze zich niet
laten leiden. Zij moest van Dr Geelkerken
verlangen, dat hij zonder voorbehoud voor
de Schrift zou buigen. Dat eischte God van
haar en als zij getrouw was aan den eisch
des Heeren, dan kon zij de zaak van Gods
kerk met vertrouwen in Zijn handen
stellen.
Daarbij komt, dat onze kerken in een
critieken toestand waren gekomen. Men
moet niet denken, dat, s lade Synode ten
gunste van Dr Geelkerken had beslist, een
scheuring uitgesloten was. Zouden dan
niet sommigen, misschien velen, gebroken
hebben mot oen kerk, die het gezag der
Schrift niet handhaafde? Hoe de Synode
ook besliste, gevaar voor scheuring be
stond er in heide gevallen. En zij mocht
niet, maar zij kon ook niet aan vrees voor
scheuring invloed gunnen op haar hou
ding.
Nu is, helaas, de scheuring een feit ge
worden.
We hopen, dat ze tot Amsterdam-Zuid
beperkt zal blijven en we roepen het aan
alle leden onzer kerken toe: Broeders en
Zusters, breekt niet met de Gereformeerde
Kerken!
Er is geenerlei aanleiding om te bre
ken. Wel wordt er beweerd, dat de uit
spraak der Synode de intellectueelen van
de kerk moet vervreemden, dat de Synode
het voor mensehen van ontwikkeling en
wetenschap moeilijk heeft gemaakt, in de
Gereformeerde Kerken te blijven.
Maar deze bewering heeft toch geen
grond. De letterlijke opvatting van het
Schriftverhaal aangaande den staat der
.rechtheid en den val komt immers met
geen enkel wetenschappelijk resultaat in
strijd. Welke wetenschap maakt het voor
een geloovige moeilijk, dit verhaal in
eigenlijken zin te nemen? Waarom zou het
dan een man van ontwikkeling te zwaar
moeten vallen om de uitspraak der Sy
node le aanvaarden? Of meent men, dat
die uitspraak der Gereformeerde weten
schap in haar vrijheid zou aantasten? Wij
merkten boven (bl. 26) op, dat de Synode
van een gebonden-zijn der wetenschap aan
haar uitspraak niet heeft gewaagd. Wil
men nu vragen, of dan toch de Gerefor
meerde wetenschap niet gebonden is aan
wat de Synode noemt den klaarblijkelij-
ken zin der Schrift, dan antwoorden wij
met de wedervraag, of de klaarblijkelijke
zin der Schrift de Gereformeerde (dat is
immers: de aan de Schrift gebonden) we
tenschap niet altijd en overal bindt; en of
dan de Gereformeerde Kerken nooit en
nergens mogen constateeren, wat de
klaarblijkelijke zin der Schrift is, uit
vrees van daardoor de wetenschap aan
handen te leggen?
Houdt in gedachtenis wat Paulus een
maal schreef: „Zoo dan een iegelijk van
ons zal voor zichzelven Gode rekenschap
geven" (Rom. 14: 12). Ook van uw daden
in betrekking tot Christus' kerk zult gij
Gode rekenschap moeten geven. En gij ge
voelt toch wel, dat gij een zondigen weg
zoudt inslaan, indien gij de kerk zoudt
verlaten, niet omdat ze Gods Woord ver
werpt, maar juist omdat ze Gods Woord
handhaaft. Doet ook niet mee met kringen
en groepen, die een georganiseerd verzet
schijnen te willen voeren tegen de Gene
rale Synode onzer kerken. Schrikt er voor
terug, de kerk des Heeren door partijschap
te verdeden en zoekt de eenheid en den
vrede van Jeruzalem. En ge behoeft geen
oogenblik te denken, dat gij dien vrede
zoudt moeten koopen tot den prijs der
waarheid, immers de Synode heeft niets
anders willen doen en niets anders ge
daan dan de waarheid Gods te handhaven.
Hebt gij nog bezwaren, die kunt gij langs
den geordenden weg bekend maken.
Het betaamt echter ook niet, hooghartig
en liefdeloos te oordeelen over hen, die
zich thans van onze kerken hebben afge
wend. Wij moeten ook onze dwalende
broeders en zusters liefhebben en in het
gebed voor hen volharden. Onze God is
machtig om Dr Geelkerken en die hem
volgen tot onze kerken terug te brengen.
En laten wij ons voor God verootmoedigen
om de breuk, die onder ons is geslagen;
de gemeenschappelijke schuld, die wij heb
ben, voor Zijn aangezicht belijden en om
genezing der breuk roepen tot Hem, die
genadig is en barmhartig, die zoo getrouw
is als sterk.
Voorts, Broeders en Zusters, houdt vast
aan de Schriften!
Zeker, een toestemmen van Gods Woord
met het vorstand alleen en een belijden der
waarheid alleen met den mond is nog seen
gehoorzaamheid aan den wil Gods en kan
u niet ten leven doen ingaan. Het Woord
moet aanvaard worden met het geloof des
harten. Het Evangelie is een kracht Gods
tot zaligheid een iegelijk, die gelooft.
Maar dal geloof moet ook voor waar
achtig houden en aannemen a 1 wat ons
God in Zijn Woord geopenbaard heeft.
Laat geen enkel deel van het Woord des
Heeren los!
Kweekt ook bij uw kinderen eerbied en
liefde voor Gods getuigenis en werkt er
krachtig toe mede, dat zij in de kennis
der waarheid mogen toenemen, zoodat ze
niet als de vloed bewogen en omgevoerd
worden met allen win der leer.
Laat uw geloof zijn echtheid ook too
nen in een leven, naar de Schrift.
En vergeet niet de vermaning, die van
's Heeren wege tot ons komt: dat fri.j strijdt
voor het geloof, dat eenmaal den heiligen
overgeleverd is! (Judas: 3).
Smten reran! wc- ordelijkheid der
Chr. Mllitairenbond voor Oost- en
West-hrdië.
Aan de Vrienden van den arbeid
onder de militairen in Indië!
Het Bestuur van bovengenoemden Bond
komt weer, evenals voorgaande jaren, tot
de lezers van Uw blad met een vriende
lijk verzoek. De schoonmaaktijd is weer
aangebroken; boekenkasten worden na
gezien en menigeen za! eenige boeken
of geïllustreerde tijdschriften in voorraad
hebben, terwijl in Indië, op eenzame pos
ten, zooveel ontbreekt en zoo gaarne
wordt gelezen.
Wel konden wij in het afgeloopen jaar,
dank zij den steun van leden, Kerkeraden,
particulieren en bijzondere Scheepvaart
en Handelsinrichtingen voor ruim f7000
aan lectuur naar Indië verzenden, maar er
is zóóveel noodig, vooral omdat over
plaatsing van garnizoenen en militaire
posten in Indië regel schijnt te zijn.
Leger-autoriteiten en militairen zijn
dankbaar, zeer dankbaar, dat reeds zoo
veel goede en degelijke lectuur werd ge
zonden. Met vrijmoedigheid komen wij
U vragen: Heeft U wat goede lectuur be
schikbaar, wilt U het dan zenden aan ons
boekendepot: „Commissie voor Lectuur-
verspreiding Ned.-Indië", Beukenoord te
Leersum (prov. Utrecht)." Vandaar uit
wordt alles gesorteerd en per omme
gaande via het Departement van Kolo
niën naar Indië verzonden.
Onze Huisvaders bezoeken ook de hos
pitalen en trachten door woord en ge
schrift de militairen te wijzen op den
eenigen troost in leven en in sterven.
De Bond, die voor ruim dertig jaar
geleden met dezen arbeid in Indië is be
gonnen, zou gaarne niet alleen 'dezen ar
beid ïn stand houden, doch ziet door de
thans gevormde Legerbihliotheek voor het
Indische leger haar arbeidsveld meer en
meer uitgebreid, terwijl ook op meerdere
plaatsen nieuwe Tehuizen voor Militairen
noodig zijn.
Het Bestuur komt daarom met vrij
moedigheid tot u in het vertrouwen, dat
zijn verzoek niet tevergeefs zal zijn.
Het Bestuur van den Chr. Mil. Bone?
voor O. en W. Indië:
Ir E. M1DDELBERG, voorz., Loenersloot.
J. P. J. Barth, secretaris, Den Haag. Ma-
lakkastraat 61.
S. SLOOTEN, penningm., Corn. Troost
plein 18, Amsterdam. Postgiro no.
71784.
P. L. DE GAAY FORTMAN, Dordrecht.
II. DROST, Scheveningen.
J. DE VRIES, Den Haag.
G. J. STAAL, Den Haag.
De Dr A. Kuyperstichting beveelt bo
venstaande oproep warm in de aandacht
onzer anti-revolutionaire broeders en
zusters aan.
De Adj.-Directeur
Dr II. DOOYEWEERÜ.
Die overval in het station
te Buss um. Er komt meer en meer
licht aangaande den bedrijver van den
roofinval in het station te Bussum. D®
recherche had Zondag eenige kostbare, aan.
wijziging gekregen. Al spoedig werd de ze-
kerheid verkregen, dat de .lader moest
worden gezocht in den vriendenkring van
'n journalist, die reeds zeer vroeg 'n pers.
bureau te Amsterdam het bericht van den
overval had getelefoneerd. Het toeval wil
de, dat dezelfde man om 3 uur 's nachts
op het perron rondspookte en daar door
de beambten voor den dader werd aan-
gezien. Hij word gegrepen, een beetje
heel hardhandig, en eerst losgelaten, toen
hij zijn naam noemde onder de mededee.
ling dat hij van do pers was. Omdat hij
echter reeds tevoren met Amsterdam ge
telefoneerd moest hebben, dus alvorens
hij zich van de feiten had vergewist,
werd het vreemd gevonden, dat hij een
gebeuitenis die niemand voor waar nam
oorspronkelijk, maar in goed vertrouwen
doorseinde. Dit deed reeds het vermoeden
ontstaan, dat de man reden had om ban
le nemen, dat de overval werkelijk was
gebeurd.
Ook uit de wijze van inkleeding van
zijn bericht in het plaatselijk blad waaraan
hij verbonden is, gaf voedsel aan dat
vermoeden. De recherche vond termen
om hem in verhoor te nemen, waarbij
hij moest toegeven met een vriend bespro.
ken te hebben de mogelijkheid van een
overval op den laatsten dag der maand,
wanneer in de wachtkamer veel te halen
zou zijn. „Al was 't alleen maar om de
sensatie."
's Nachts daarop heeft dezelfde man
den rechercheur nog in de wielen g;re.
den, toen deze een ander lid van den
bewusten vriendenkring ia verhoor had,
door waarschuwend te zeggen: „verraad
je vriend niet". Een arrestatie was toen
hel gevolg, en bij die gelegenheid heeft
de „journalist" wat meer losgelaten om
maar zoo spoedig mogelijk in vrijheid ge.
steld te worden.
Met de verkregen itili. htingen en een
inmiddels bekomen portret is de recherche
daarna aan het werk gegaan. Een der amb.
tenaren herkende den afgebeelde als da.
der, de ander was minder positief in de
herkenning. Die verdachte is iemand uit
Bussum, die in den afgeloopen winter
veel verslaggcverswerk voor den bewusten
persman gedaan heeft tegen een honger,
loontje van f5 per week; als 'twerd uit
betaald, was hij avond aan avond in de
weer. Hij had een pak van den broer van
den journalist gekregen, het donkere pak
met het streepje, omdat de man in zeer
berooide omstandigheden verkeerde en
eigenlijk leefde ten koste van zijn meisje.
Anderhalve maand geleden was hij met
eenig geld van zijn verloofde naar Spa
vertrokken, om daar een goksysteem te
beproeven, maar in het begin van de
maand was hij weer terug. Veertien dagen
daarna is hij weer naar Brussel vertrok!,
ken.
Vermoed wordt dat deze zelfde por-
soon reeds op den laatsten dag van de
vorige maand een poging gedaan heeft
om de spoorwegmannen in de wachtka.
mer te overvallen. Dlie poging is mislukt,
toen 's mans aanwezigheid op hot perron
werd opgemerkt en hij de beenon nam.
Thans een maand latei', zou hij heter zijn
geslaagd.
Zeer waarschijnlijk zit de. man weer
in België. De recherche is ijverig in touw
om hem daar op te sporen.
Door de betrokken ambtenaren is vroe
ger reeds aan de directie der spoorwegen
geklaagd, over het gevaar, dat de ver
koop der abonnementen in de 3e klas-
wachtkamer moest plaats hebben. De di
rectie erkende op een klacht van den
stalionschef het ongewonschte, do h wees
op den noodtoestand tijdens den bouw van
het nieuwe station. Als liet station af
gebouwd is, zou er verandering in ge.
bracht worden.
Aanvankelijk zijn toen twee spoorwegar.
beiders als wachters bij de (leuren der
wachtkamer geplaatst, doch deze maat.
regel is in de laatste maanden niet meer
toegepast. Dit is te meer bevreemdend
nu achteraf blijkt, dat op 31 Maart, des
avonds, nadat do laatste trein uit Amster
dam reeds lang binnen was, de assistent
Roos iemand op het station zag loapen,
die toen hij gezien werd, hard wegliep.
Den volgenden dag vond het stations-
personeel een stervormige beschadiging in
een der ruiten van de wachtkamer of.
schoon geen der heide ambtenaren toen
'een schot of een steenworp heeft gehoord.
Waarschijnlijk is het echter, dat toen een
aanslag reeds is beproefd.
Michiel Aciriaanszoon de Ruyter.
De herdenkingsrede in de Nieuwe Kerk
op den herdenkingsdag van de Ruyter's
sterfdag (Donderdag 29 April) door Prof.
Blok uitgesproken, moet ook door ons
blad worden vereeuwigd.
Zij luidt als volgt:
Majesteit, Koninklijke Hoogheid, Land-
genooten.
Uit de diepten van dit schoone kerk
gebouw, dat een nationale beteekenis
heeft verkregen, stijgt lieden de kloeke
stem van den grooten zeeman op tot ons,
Nederlanders der 20ste eeuw; de stem van
Holland's grootsten admiraal, wiens ge
beente ginds rust onder liet meesterwerk
van Rombout Verbuist. Wij willen heden,
op den gedenkdag van zijn dood te Syra
cuse, luisteren naar die stem, die zoo
dikwijls machtig heeft weerklonken op
de golven van Noord-, Oost- en Middel
land sche Zee, van den Atlantischen Oce
aan, van de kusten van Barbarije en Gui
nea tot de Antillen en Nieuw-Nederland,
aan den mond van de Theems, in de
Sont en in het Kanaal, in de raadzalen
der Staten van Holland en Zeeland, der
admiraliteits-college's van Middelburg en
Vlissingen van Amsterdam zelf.
Die stem spreekt ons in zwaren Zeeuw-
schen tongval van eenvoud, nederigheid
en vroomheid, van vaderlandsliefde en
plichtsbetrachting, van moed, trouw en
beleid, van zelfvertrouwen en zelfopoffe
ring, van adeldoms des harten, die meer
is dan hooge afkomst, dan titels en waar
digheden, dan roem en eer. Want De
Ruyter was niet alleen een onvergelijke
lijk zeeheld, een onversaagd, beleidvol,
geniaal krijgsman, doch ook een groot en
goed, een edel mensch, waardig om ge
steld le worden onder de heston en edel-
sten van ons geslacht, al was hij 51e
zoon van een eenvoudigen Vlissingschen
zeeman en bierdrager en van een'nederige
zeemansvrouw uit diezelfde roemrijke ha
ven, die de bakermat was van zoo vele
onzer heklen der zee.
Van zijn eenvoud, nederigheid en
vroomheid getuigen die sombere jour
nalen, die door de zorg der zijnen en van
zijn nakomelingen tot op onzen tijd zijn
bewaard gebleven en waarin hij eigen
handig op zijn schip, soms kalm voort-
zeiland op de oceanen, dikwijls onder liet
stormrumoer en krijgsgedruisch, onder het
bulderen der kartouwen, aanteekende wat
er om hem heen gebeurde. Geen clier
kostelijke gedenkleekenen van zijn zee
manskunst en zijn krijgsbeleid, of het
is vol dankbaarheid -aan God voor uit
redding uit gevaren, voor behouden terug
komst in den schoot der zijnen, vol van
de „vreeze des Heeren", zooals geschre
ven staat op den omslag van meer dan
een clier journalen, vol van treffend een
voudige beschrijving van de dagelijksche
lotgevallen van schip on bemanning. Als
een simpel matroos over boord valt of op
zee sterft, laat hij nooit na om het on
geval te vermelden met woorden van diep
gevoeld medelijden en een vrome gedachte
over het verscheiden. Zoo mogelijk iede-
ren Zondag laat hij zijn scheepspredikant,
dien hij op last der Stalen gaarne op
neemt in zijn kajuit, een „predikatie"
houden voor het scheepsvolk, dat hij zelf
ruw als het is, vast in de hand weet te
houden als een zorgzaam vader, te mid
den van een rumoerig gezin. Geen zee
gevecht, of hij gelast een vurig gebed
voor den slag en een dankzegging daarna;
geen stormgevaar, of een dankgebed voor
de redding wordt op zijn schip gehouden.
Op zijn schip geen sprake van wanorde,
van oproerige gezindheid, van lafheid of
plichtverzuim. Als bij de expeditie naar
Portugal in 1641, waar hij voor het eerst
en nog jong als schout-bij-nacht een be
langrijk eskader-commando voert, zelfs in
den slag bij St. Vincent zelf, wanorde en
ongehoorzaamheid bedenkelijke vormen
gaan aannemen en liet boek van den vloot-
fiscaal talrijke gevallen van gerechtelijk
ingrijpen heeft te vermelden, worilt daar
bij de naam van zijn eigen schip, van een
lid zijner eigen bemanning niet genoemd.
Is het wonder, dat ons scheepsvolk hem
aanbad, hem, evenals vroeger aan Maar
ten Harpertszoon, den van liefde en eer
bied getuigenden naam van „Bestevaer"
(grootvader) gaf? Geen woord vinden wij
in die aanteekeningen van zijn eigen daden
buiten een enkele, uiterst sobere vermel
ding van wat er om en bij hem voorviel.
Eenvoudig, nederig, vroom zoo zien
wij hem in zijn talrijke aanteekeningen
van dien aard. Als een Fransch schrijver
ze voor een levensbeschrijving wil ge
bruiken, scheurt hij de op zijn helden
daden betrekking hebbende bladzijden er
nederig uit.
En wie heeft er ooit meer blijken van
vaderlandsliefde en plichtsbetrachting ge
geven dan hij? Als hij in het late najaar
van 1651, dus 44 jaar oud, genoeg heeft
van het harde en zoo goed als onafge
broken zeemansleven, dat hij totnogtoe
heeft geleid, en zich terug wil trekken in
een welverdiende rust te midden van zjjn
groot gezin, dat pas de tweede moeder
heeft verloren en weldra in de, eenvoudige
zeemansweduwe Anna van Gelder een
derde terugvindt, te midden van liet ge
liefde Vlissingen, waar hij uit zijn met
schipperij en koopmanschap zuur ver
diende penningen een geriefelijk huisheefl
gekocht, breekt weldra de eerste Engel
sche oorlog uit.
De Zeeuwsciie admiraliteit, de Zeeuw-
sclie Stalen, zijn oude patroons, de hee
ren Lampsens, doen met grooten aan
drang oen beroep op hem om hem, den
als koopvaardijkapitein bij het ruwe
Zeeuwsche scheepsvolk algemeen geroom
den zeeman, te bewegen als vice-com-
mandant onder Witte de With liet Zeeuw -
sche eskader in 's lands vloot te leiden.
Hij weigert aanvankelijk, herhaaldelijk
zelfs, in die weigering gesteund door zijn
vrouw en de zijnen. Zijn zwaar zeemans
leven van meer dan 30 jaren heeft hem,
den buiten Zeeland zoo goed als onbeken
den schipper, doen verlangen naar een
rustig leven aan wal. Maar ten slofte
zegeviert het vermaan van Lampsens en
de zijnen; hij geeft toe, zij het dan slechts
voor één zeetocht, uit vaderlandsliefde
en schrijft in het opschrift van zijn eerst
volgend journaal met trots, dat hij in
zee gaat „ten dyenste van 't lveve Va-
derlandt", voor liet eerst na den slag
hij St. Vincent, 10 jaren vroeger.
Dezelfde aarzeling herhaalt zich in de
volgende jaren telkens weder. Maar de
schitterende zege bij Plymouth over den
Engelschen admiraal Ayscue (26 Aug.
1652) heeft hem met één slag bekend,
beroemd gemaakt. Hij dient dan verder
bij Noordvoorland onder Witte de With,
eindelijk onder admiraal Tromp zeiven,
wiens vereerden naam hij de eerste maal,
dat hij dien vermeldt, vol eerbied met
groolc letters neerschrijft in zijn boek en
die, aanvankelijk terughoudend tegenover
den eenvoudigen, ook hem onbekenden
Zeeuwschen schipper, hem weldra in zijn
volle waarde erken! en hem dan telkens
dagen lang bij zich aan boord uitnoodigt
op dien roemrijken, tocht door hot Kanaal,
aan het slol waarvan de driedaagsche
slag hij Portland (28 Febr., 1 en 2 Maart
1653) wordt geleverd. Als de groote ad
miraal clan 10 Aug. 1653 bij Ter Heydc
gesneuveld is, bieden de Staten hem, „den
lluyter sonder schromen", zegt het ma
trozenlied, aan als „assistent" van diens
opvolger, den tot luitenant-admiraal go-
kozen ruiter-kolonel Obdam, aan diens
boord als zeekundig raadsman op te tre
den. Hij weigert die hooge ouderschei
ding. Dan komt de admiraliteit wan Am
sterdam in het voorjaar van 1654 hem,
totnogtoe als eenvoudig, „commandeur",
al commandeert hij vloten en eskaders,
met geen vasten rang in de vloot, bekleed,
den post van vice-admiraal hij haar col
lege, het eerste van Holland, aanbieden.
Hij weigert weder: hij wil nu dan toch
voorgoed terug naar Vlissingen, nu het
gevaar voor lie! vaderland voorbij is en de
vrede aanstaande; hij wil, clc 50 naderend,
voortaan voor zichzelven en voor de zij
nen rustig thuis leven en sterven. De
Stalen van Holland zelf ontbieden hein
dan naar Den Haag. Hij heeft slechts
te zeggen, wat hij begeert, welke hervor
mingen, door hem en zijn medestanders
Tromp, Dc With, Evertsen, Pieter Florisz.
herhaaldelijk aangeprezen, hij op de vloot
verlangt. Hij weigert en laat zich ter
nauwernood bewegen nog eens „thuis"
over hot prachlige aanbod te gaan spreken.
Ilij keert nog terug naar de Statenvergade
ring in Den Haag, maar hij blijft weige
ren, totdat eindelijk verhaalt ons zijn
levensbeschrijver Brandt op gezag der zij
nen liet overredende woord van don
jongen, weisprekenden en zelf zijn eigen
„kommerlycke charge" pas aanvaard heb
•benden raadpensionaris Johan de Wilt
zijne bezwaren weet te overwinnen, hem
wijzend op liet Vaderland, dat, zijn dienst
niet ontberen kan. Van dat uur daglcekent
de nooit gestoorde vriendschap tusscheu
de beide groote vaderlanders. Dan treedt
hij dus eindelijk op in vasten Staats
dienst. Hoe hij gediend heeft?
De wereld verkondigt zijn roem en nog
heden kent ieder beschaafd volk zijn naam.
Den „zeeleeu op den Theems" vergeet
Engeland evenmin als zijn eigen Nelson,
den overwinnaar van Du Quesnc eert
nog hef Frankrijk onzer dagen: Denemar
ken en Spanje gedenken hem als den
redder uit, grooten nood; de Sont en Ny-
borg, later Stromboli en de Etna getuigen
van wat hij deed; souvereinen van zijn
eigen en van onzen tijd brengen hem
hulde aan zijn graf; volkeren huldigen
hem als om strijd. De Tweede Engelsche
Oorlog ziet hem op zijn hoogtepunt. I)e
terugkeer in 1665 te Delfzijl van den
grooten tocht over den Oceaan is het
begin van een reeks zegepralen. De Vier-
daagscho Zeeslag van 1666, de roemrijke
tocht naar de Theems van hel volgende
jaar herinneren aan de schoonste dagen
onzer Marine en met trots kon Vondel
zingen:
1 i
Al d'Oceaen gewaeghl van Hollants
[Amirael.
i
i
Hij is de man. die, mèt Iohan en Gor-
nelis de Wilt, mèt de tot krachtige werk.
zaamheid aangezette admiral tc-itsbeexen,
de vloot, dié in den Eersten Engelschen
Oorlog zoo1 gebrekkig was uitgerust, doet
versterken, hare ganscbe inrichting her.
vormt, weldra als luitenant-adwiraal-gene-
raal haai' hoofd. Hij is de man, die de
zectaktiek hervormt en de Staatsehe vloot
weet waardig te maken voor de groot-
sche vaderlandsche taak, die zij in dm
Tweeden en Dpiden grooten zee-oorlog
heeft vervuld
(Slot volgt.)