Uirttszakea. Kerkntenws. Ingezonden Stikken. ënassgé Nieuws. te te koopen en dan het gebouw aan die zijde uit te breiden. Eenige discussie ont spint zich daarna omtrent de wijze van bouwen. Dhr S. de Pagter Iz. zag liever de uitbreiding op een andere wijze ge schieden, dhr Dourleijn vraagt of tenten en wagens niet ergens anders kunnen worden ondergebracht dan zou uitbreiding niet noodig zijn. Het Bestuur wordt daarna gemachtigd om de zaak verder af te han delen. Dhr P. de Pagter vraagt inlichtin gen omtrent de beschikbaarstelling van de ziekenwagens. Dhr J. Corré vraagf of het Groene Kruisgebouw wordt aange sloten bij de waterleiding wanneer deze komt. De voorzitter geeft op een en ander inlichtingen. Veere. Wij betwijfelen de juistheid van het gisteren door ons overgenomen be richt uit de Midd. Crt over de beslissing* van den Gemeenteraad aangaande het subsidie-verzoek van den Autobusdienst Bij staking van stemmen in een voltal lige vergadering wordt een voorstel ge acht verworpen te zijn. Het kan dus in een volgende vergadering niet opnieuw aan stemming onderworpen worden. Zierikzee. De gemeenteraad van Zierik- zee keurde goed het advies van 'B. en W. om aan Ged. Staten 'te berichten, aangaande de electrificatie der gemeente dat het verleenen van een jaargarantie, overeenkomende met ongeveer f 25 per aansluitbaar perceel in de kom der ge meente, een onoverkomenlijk bezwaar is, en op grond van de daaruit mogelijk voortvloeiende hooge kosten, niet tot elec trificatie kan worden besloten. Terwijl ver der de raad accoord ging met het voorstel van B. en W. om aan Ged. Staten te melden, dat er bij den raad geen bezwaar bestaat tegen het onder nader overeen te komen voorwaarden electrificeeren dezer gemeente, indien daarmede voor de ge meente geenerlei risico of garantie is verbonden. Beveiliging tegen bliksemgevaar. Schuilt bij onweer zoo min mogelijk onder hoornen; leun in geen geval tegen den boom, want het menschelijk lichaam gc-Ieidt elec- triciteit beter dan hout en de bliksemontla- ding zal daarom geheel of gedeeltelijk van den boom op den persoon overgaan. Zijn rijwiel plaatse men bij het staan onder een boom tijdens onweer eventueel wel tegen den boom aan de zijde zoover mogelijk vair zich af. Het goed geleidend ijzer bevordert, aldus, dat de bliksem bij treffen van den boom op eenigen afstand van den schuilen den persoon blijft Gezondheidsraad. Een „banden-prikker." Het Hof te Amsterdam deed in hooger beroep uitspraak in de zaak tegen den politie agent, die de banden van de fiets van een collega, die de étage beneden hem bewoon de, uit wraak doorgeprikt had en deswege door de rechtbank tot 14 dagen gevan genisstraf veroordeeld was. Het Hof ver nietigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde bekl. tot f50 boete of tien dagen hechtenis. - De inbraak in den IJ - p o 1 d e r. De Vierde Kamer der Amsterdamsche rechtbank veroordeeld de twee recidivis ten, die in den I.T-polder hadden ingebro ken en f 4200 en eenige waardepapieren uit een brandkast gestolen hadden, tot twee en één jaai gevangenisstraf. Verschenen is thans bij J. H. Kok te Kampen (de prijs is 60 cent) de „Open Brief van de buitengewone Generale Sy node te Assen aan de Gereformeerde Ker ken in Nederland". Het is een stuk van 36 pagina's kloek formaat, waarin de Synode op heldere, klare, voor ieder begrijpelijke wijze haar standpunt uiteenzet. Allereerst wenscht de Synode aan te toonen, dat het standpunt van Dr Geel kerken inzake Genesis 2 en 3 beslist on juist moet geacht worden; in de tweede plaats, dat die onjuistheid van zoodanigen aard is, dat van Dr Geelkerken moest worden geëischt, dit standpunt prijs te ge ven, terwijl de Synode in de derde plaats daarom enkele opmerkingen wenscht toe te voegen ter rechtvaardiging van de wij ze, waarop zij in dezen jegens Dr Geelker ken en den Kerkeraad van Amsterdam- Zuid heeft gehandeld. De Open brief besluit als volgt: „De Synode mocht dan ook niet, om een begaafd en hij velen geliefd predikant te ontzien of om een scheuring te voorko men, voor doortasten terugdeinzen. Door vrees voor scheuring mocht ze zich niet laten leiden. Zij moest van Dr Geelkerken verlangen, dat hij zonder voorbehoud voor de Schrift zou buigen. Dat eischte God van haar en als zij getrouw was aan den eisch des Heeren, dan kon zij de zaak van Gods kerk met vertrouwen in Zijn handen stellen. Daarbij komt, dat onze kerken in een critieken toestand waren gekomen. Men moet niet denken, dat, s lade Synode ten gunste van Dr Geelkerken had beslist, een scheuring uitgesloten was. Zouden dan niet sommigen, misschien velen, gebroken hebben mot oen kerk, die het gezag der Schrift niet handhaafde? Hoe de Synode ook besliste, gevaar voor scheuring be stond er in heide gevallen. En zij mocht niet, maar zij kon ook niet aan vrees voor scheuring invloed gunnen op haar hou ding. Nu is, helaas, de scheuring een feit ge worden. We hopen, dat ze tot Amsterdam-Zuid beperkt zal blijven en we roepen het aan alle leden onzer kerken toe: Broeders en Zusters, breekt niet met de Gereformeerde Kerken! Er is geenerlei aanleiding om te bre ken. Wel wordt er beweerd, dat de uit spraak der Synode de intellectueelen van de kerk moet vervreemden, dat de Synode het voor mensehen van ontwikkeling en wetenschap moeilijk heeft gemaakt, in de Gereformeerde Kerken te blijven. Maar deze bewering heeft toch geen grond. De letterlijke opvatting van het Schriftverhaal aangaande den staat der .rechtheid en den val komt immers met geen enkel wetenschappelijk resultaat in strijd. Welke wetenschap maakt het voor een geloovige moeilijk, dit verhaal in eigenlijken zin te nemen? Waarom zou het dan een man van ontwikkeling te zwaar moeten vallen om de uitspraak der Sy node le aanvaarden? Of meent men, dat die uitspraak der Gereformeerde weten schap in haar vrijheid zou aantasten? Wij merkten boven (bl. 26) op, dat de Synode van een gebonden-zijn der wetenschap aan haar uitspraak niet heeft gewaagd. Wil men nu vragen, of dan toch de Gerefor meerde wetenschap niet gebonden is aan wat de Synode noemt den klaarblijkelij- ken zin der Schrift, dan antwoorden wij met de wedervraag, of de klaarblijkelijke zin der Schrift de Gereformeerde (dat is immers: de aan de Schrift gebonden) we tenschap niet altijd en overal bindt; en of dan de Gereformeerde Kerken nooit en nergens mogen constateeren, wat de klaarblijkelijke zin der Schrift is, uit vrees van daardoor de wetenschap aan handen te leggen? Houdt in gedachtenis wat Paulus een maal schreef: „Zoo dan een iegelijk van ons zal voor zichzelven Gode rekenschap geven" (Rom. 14: 12). Ook van uw daden in betrekking tot Christus' kerk zult gij Gode rekenschap moeten geven. En gij ge voelt toch wel, dat gij een zondigen weg zoudt inslaan, indien gij de kerk zoudt verlaten, niet omdat ze Gods Woord ver werpt, maar juist omdat ze Gods Woord handhaaft. Doet ook niet mee met kringen en groepen, die een georganiseerd verzet schijnen te willen voeren tegen de Gene rale Synode onzer kerken. Schrikt er voor terug, de kerk des Heeren door partijschap te verdeden en zoekt de eenheid en den vrede van Jeruzalem. En ge behoeft geen oogenblik te denken, dat gij dien vrede zoudt moeten koopen tot den prijs der waarheid, immers de Synode heeft niets anders willen doen en niets anders ge daan dan de waarheid Gods te handhaven. Hebt gij nog bezwaren, die kunt gij langs den geordenden weg bekend maken. Het betaamt echter ook niet, hooghartig en liefdeloos te oordeelen over hen, die zich thans van onze kerken hebben afge wend. Wij moeten ook onze dwalende broeders en zusters liefhebben en in het gebed voor hen volharden. Onze God is machtig om Dr Geelkerken en die hem volgen tot onze kerken terug te brengen. En laten wij ons voor God verootmoedigen om de breuk, die onder ons is geslagen; de gemeenschappelijke schuld, die wij heb ben, voor Zijn aangezicht belijden en om genezing der breuk roepen tot Hem, die genadig is en barmhartig, die zoo getrouw is als sterk. Voorts, Broeders en Zusters, houdt vast aan de Schriften! Zeker, een toestemmen van Gods Woord met het vorstand alleen en een belijden der waarheid alleen met den mond is nog seen gehoorzaamheid aan den wil Gods en kan u niet ten leven doen ingaan. Het Woord moet aanvaard worden met het geloof des harten. Het Evangelie is een kracht Gods tot zaligheid een iegelijk, die gelooft. Maar dal geloof moet ook voor waar achtig houden en aannemen a 1 wat ons God in Zijn Woord geopenbaard heeft. Laat geen enkel deel van het Woord des Heeren los! Kweekt ook bij uw kinderen eerbied en liefde voor Gods getuigenis en werkt er krachtig toe mede, dat zij in de kennis der waarheid mogen toenemen, zoodat ze niet als de vloed bewogen en omgevoerd worden met allen win der leer. Laat uw geloof zijn echtheid ook too nen in een leven, naar de Schrift. En vergeet niet de vermaning, die van 's Heeren wege tot ons komt: dat fri.j strijdt voor het geloof, dat eenmaal den heiligen overgeleverd is! (Judas: 3). Smten reran! wc- ordelijkheid der Chr. Mllitairenbond voor Oost- en West-hrdië. Aan de Vrienden van den arbeid onder de militairen in Indië! Het Bestuur van bovengenoemden Bond komt weer, evenals voorgaande jaren, tot de lezers van Uw blad met een vriende lijk verzoek. De schoonmaaktijd is weer aangebroken; boekenkasten worden na gezien en menigeen za! eenige boeken of geïllustreerde tijdschriften in voorraad hebben, terwijl in Indië, op eenzame pos ten, zooveel ontbreekt en zoo gaarne wordt gelezen. Wel konden wij in het afgeloopen jaar, dank zij den steun van leden, Kerkeraden, particulieren en bijzondere Scheepvaart en Handelsinrichtingen voor ruim f7000 aan lectuur naar Indië verzenden, maar er is zóóveel noodig, vooral omdat over plaatsing van garnizoenen en militaire posten in Indië regel schijnt te zijn. Leger-autoriteiten en militairen zijn dankbaar, zeer dankbaar, dat reeds zoo veel goede en degelijke lectuur werd ge zonden. Met vrijmoedigheid komen wij U vragen: Heeft U wat goede lectuur be schikbaar, wilt U het dan zenden aan ons boekendepot: „Commissie voor Lectuur- verspreiding Ned.-Indië", Beukenoord te Leersum (prov. Utrecht)." Vandaar uit wordt alles gesorteerd en per omme gaande via het Departement van Kolo niën naar Indië verzonden. Onze Huisvaders bezoeken ook de hos pitalen en trachten door woord en ge schrift de militairen te wijzen op den eenigen troost in leven en in sterven. De Bond, die voor ruim dertig jaar geleden met dezen arbeid in Indië is be gonnen, zou gaarne niet alleen 'dezen ar beid ïn stand houden, doch ziet door de thans gevormde Legerbihliotheek voor het Indische leger haar arbeidsveld meer en meer uitgebreid, terwijl ook op meerdere plaatsen nieuwe Tehuizen voor Militairen noodig zijn. Het Bestuur komt daarom met vrij moedigheid tot u in het vertrouwen, dat zijn verzoek niet tevergeefs zal zijn. Het Bestuur van den Chr. Mil. Bone? voor O. en W. Indië: Ir E. M1DDELBERG, voorz., Loenersloot. J. P. J. Barth, secretaris, Den Haag. Ma- lakkastraat 61. S. SLOOTEN, penningm., Corn. Troost plein 18, Amsterdam. Postgiro no. 71784. P. L. DE GAAY FORTMAN, Dordrecht. II. DROST, Scheveningen. J. DE VRIES, Den Haag. G. J. STAAL, Den Haag. De Dr A. Kuyperstichting beveelt bo venstaande oproep warm in de aandacht onzer anti-revolutionaire broeders en zusters aan. De Adj.-Directeur Dr II. DOOYEWEERÜ. Die overval in het station te Buss um. Er komt meer en meer licht aangaande den bedrijver van den roofinval in het station te Bussum. D® recherche had Zondag eenige kostbare, aan. wijziging gekregen. Al spoedig werd de ze- kerheid verkregen, dat de .lader moest worden gezocht in den vriendenkring van 'n journalist, die reeds zeer vroeg 'n pers. bureau te Amsterdam het bericht van den overval had getelefoneerd. Het toeval wil de, dat dezelfde man om 3 uur 's nachts op het perron rondspookte en daar door de beambten voor den dader werd aan- gezien. Hij word gegrepen, een beetje heel hardhandig, en eerst losgelaten, toen hij zijn naam noemde onder de mededee. ling dat hij van do pers was. Omdat hij echter reeds tevoren met Amsterdam ge telefoneerd moest hebben, dus alvorens hij zich van de feiten had vergewist, werd het vreemd gevonden, dat hij een gebeuitenis die niemand voor waar nam oorspronkelijk, maar in goed vertrouwen doorseinde. Dit deed reeds het vermoeden ontstaan, dat de man reden had om ban le nemen, dat de overval werkelijk was gebeurd. Ook uit de wijze van inkleeding van zijn bericht in het plaatselijk blad waaraan hij verbonden is, gaf voedsel aan dat vermoeden. De recherche vond termen om hem in verhoor te nemen, waarbij hij moest toegeven met een vriend bespro. ken te hebben de mogelijkheid van een overval op den laatsten dag der maand, wanneer in de wachtkamer veel te halen zou zijn. „Al was 't alleen maar om de sensatie." 's Nachts daarop heeft dezelfde man den rechercheur nog in de wielen g;re. den, toen deze een ander lid van den bewusten vriendenkring ia verhoor had, door waarschuwend te zeggen: „verraad je vriend niet". Een arrestatie was toen hel gevolg, en bij die gelegenheid heeft de „journalist" wat meer losgelaten om maar zoo spoedig mogelijk in vrijheid ge. steld te worden. Met de verkregen itili. htingen en een inmiddels bekomen portret is de recherche daarna aan het werk gegaan. Een der amb. tenaren herkende den afgebeelde als da. der, de ander was minder positief in de herkenning. Die verdachte is iemand uit Bussum, die in den afgeloopen winter veel verslaggcverswerk voor den bewusten persman gedaan heeft tegen een honger, loontje van f5 per week; als 'twerd uit betaald, was hij avond aan avond in de weer. Hij had een pak van den broer van den journalist gekregen, het donkere pak met het streepje, omdat de man in zeer berooide omstandigheden verkeerde en eigenlijk leefde ten koste van zijn meisje. Anderhalve maand geleden was hij met eenig geld van zijn verloofde naar Spa vertrokken, om daar een goksysteem te beproeven, maar in het begin van de maand was hij weer terug. Veertien dagen daarna is hij weer naar Brussel vertrok!, ken. Vermoed wordt dat deze zelfde por- soon reeds op den laatsten dag van de vorige maand een poging gedaan heeft om de spoorwegmannen in de wachtka. mer te overvallen. Dlie poging is mislukt, toen 's mans aanwezigheid op hot perron werd opgemerkt en hij de beenon nam. Thans een maand latei', zou hij heter zijn geslaagd. Zeer waarschijnlijk zit de. man weer in België. De recherche is ijverig in touw om hem daar op te sporen. Door de betrokken ambtenaren is vroe ger reeds aan de directie der spoorwegen geklaagd, over het gevaar, dat de ver koop der abonnementen in de 3e klas- wachtkamer moest plaats hebben. De di rectie erkende op een klacht van den stalionschef het ongewonschte, do h wees op den noodtoestand tijdens den bouw van het nieuwe station. Als liet station af gebouwd is, zou er verandering in ge. bracht worden. Aanvankelijk zijn toen twee spoorwegar. beiders als wachters bij de (leuren der wachtkamer geplaatst, doch deze maat. regel is in de laatste maanden niet meer toegepast. Dit is te meer bevreemdend nu achteraf blijkt, dat op 31 Maart, des avonds, nadat do laatste trein uit Amster dam reeds lang binnen was, de assistent Roos iemand op het station zag loapen, die toen hij gezien werd, hard wegliep. Den volgenden dag vond het stations- personeel een stervormige beschadiging in een der ruiten van de wachtkamer of. schoon geen der heide ambtenaren toen 'een schot of een steenworp heeft gehoord. Waarschijnlijk is het echter, dat toen een aanslag reeds is beproefd. Michiel Aciriaanszoon de Ruyter. De herdenkingsrede in de Nieuwe Kerk op den herdenkingsdag van de Ruyter's sterfdag (Donderdag 29 April) door Prof. Blok uitgesproken, moet ook door ons blad worden vereeuwigd. Zij luidt als volgt: Majesteit, Koninklijke Hoogheid, Land- genooten. Uit de diepten van dit schoone kerk gebouw, dat een nationale beteekenis heeft verkregen, stijgt lieden de kloeke stem van den grooten zeeman op tot ons, Nederlanders der 20ste eeuw; de stem van Holland's grootsten admiraal, wiens ge beente ginds rust onder liet meesterwerk van Rombout Verbuist. Wij willen heden, op den gedenkdag van zijn dood te Syra cuse, luisteren naar die stem, die zoo dikwijls machtig heeft weerklonken op de golven van Noord-, Oost- en Middel land sche Zee, van den Atlantischen Oce aan, van de kusten van Barbarije en Gui nea tot de Antillen en Nieuw-Nederland, aan den mond van de Theems, in de Sont en in het Kanaal, in de raadzalen der Staten van Holland en Zeeland, der admiraliteits-college's van Middelburg en Vlissingen van Amsterdam zelf. Die stem spreekt ons in zwaren Zeeuw- schen tongval van eenvoud, nederigheid en vroomheid, van vaderlandsliefde en plichtsbetrachting, van moed, trouw en beleid, van zelfvertrouwen en zelfopoffe ring, van adeldoms des harten, die meer is dan hooge afkomst, dan titels en waar digheden, dan roem en eer. Want De Ruyter was niet alleen een onvergelijke lijk zeeheld, een onversaagd, beleidvol, geniaal krijgsman, doch ook een groot en goed, een edel mensch, waardig om ge steld le worden onder de heston en edel- sten van ons geslacht, al was hij 51e zoon van een eenvoudigen Vlissingschen zeeman en bierdrager en van een'nederige zeemansvrouw uit diezelfde roemrijke ha ven, die de bakermat was van zoo vele onzer heklen der zee. Van zijn eenvoud, nederigheid en vroomheid getuigen die sombere jour nalen, die door de zorg der zijnen en van zijn nakomelingen tot op onzen tijd zijn bewaard gebleven en waarin hij eigen handig op zijn schip, soms kalm voort- zeiland op de oceanen, dikwijls onder liet stormrumoer en krijgsgedruisch, onder het bulderen der kartouwen, aanteekende wat er om hem heen gebeurde. Geen clier kostelijke gedenkleekenen van zijn zee manskunst en zijn krijgsbeleid, of het is vol dankbaarheid -aan God voor uit redding uit gevaren, voor behouden terug komst in den schoot der zijnen, vol van de „vreeze des Heeren", zooals geschre ven staat op den omslag van meer dan een clier journalen, vol van treffend een voudige beschrijving van de dagelijksche lotgevallen van schip on bemanning. Als een simpel matroos over boord valt of op zee sterft, laat hij nooit na om het on geval te vermelden met woorden van diep gevoeld medelijden en een vrome gedachte over het verscheiden. Zoo mogelijk iede- ren Zondag laat hij zijn scheepspredikant, dien hij op last der Stalen gaarne op neemt in zijn kajuit, een „predikatie" houden voor het scheepsvolk, dat hij zelf ruw als het is, vast in de hand weet te houden als een zorgzaam vader, te mid den van een rumoerig gezin. Geen zee gevecht, of hij gelast een vurig gebed voor den slag en een dankzegging daarna; geen stormgevaar, of een dankgebed voor de redding wordt op zijn schip gehouden. Op zijn schip geen sprake van wanorde, van oproerige gezindheid, van lafheid of plichtverzuim. Als bij de expeditie naar Portugal in 1641, waar hij voor het eerst en nog jong als schout-bij-nacht een be langrijk eskader-commando voert, zelfs in den slag bij St. Vincent zelf, wanorde en ongehoorzaamheid bedenkelijke vormen gaan aannemen en liet boek van den vloot- fiscaal talrijke gevallen van gerechtelijk ingrijpen heeft te vermelden, worilt daar bij de naam van zijn eigen schip, van een lid zijner eigen bemanning niet genoemd. Is het wonder, dat ons scheepsvolk hem aanbad, hem, evenals vroeger aan Maar ten Harpertszoon, den van liefde en eer bied getuigenden naam van „Bestevaer" (grootvader) gaf? Geen woord vinden wij in die aanteekeningen van zijn eigen daden buiten een enkele, uiterst sobere vermel ding van wat er om en bij hem voorviel. Eenvoudig, nederig, vroom zoo zien wij hem in zijn talrijke aanteekeningen van dien aard. Als een Fransch schrijver ze voor een levensbeschrijving wil ge bruiken, scheurt hij de op zijn helden daden betrekking hebbende bladzijden er nederig uit. En wie heeft er ooit meer blijken van vaderlandsliefde en plichtsbetrachting ge geven dan hij? Als hij in het late najaar van 1651, dus 44 jaar oud, genoeg heeft van het harde en zoo goed als onafge broken zeemansleven, dat hij totnogtoe heeft geleid, en zich terug wil trekken in een welverdiende rust te midden van zjjn groot gezin, dat pas de tweede moeder heeft verloren en weldra in de, eenvoudige zeemansweduwe Anna van Gelder een derde terugvindt, te midden van liet ge liefde Vlissingen, waar hij uit zijn met schipperij en koopmanschap zuur ver diende penningen een geriefelijk huisheefl gekocht, breekt weldra de eerste Engel sche oorlog uit. De Zeeuwsciie admiraliteit, de Zeeuw- sclie Stalen, zijn oude patroons, de hee ren Lampsens, doen met grooten aan drang oen beroep op hem om hem, den als koopvaardijkapitein bij het ruwe Zeeuwsche scheepsvolk algemeen geroom den zeeman, te bewegen als vice-com- mandant onder Witte de With liet Zeeuw - sche eskader in 's lands vloot te leiden. Hij weigert aanvankelijk, herhaaldelijk zelfs, in die weigering gesteund door zijn vrouw en de zijnen. Zijn zwaar zeemans leven van meer dan 30 jaren heeft hem, den buiten Zeeland zoo goed als onbeken den schipper, doen verlangen naar een rustig leven aan wal. Maar ten slofte zegeviert het vermaan van Lampsens en de zijnen; hij geeft toe, zij het dan slechts voor één zeetocht, uit vaderlandsliefde en schrijft in het opschrift van zijn eerst volgend journaal met trots, dat hij in zee gaat „ten dyenste van 't lveve Va- derlandt", voor liet eerst na den slag hij St. Vincent, 10 jaren vroeger. Dezelfde aarzeling herhaalt zich in de volgende jaren telkens weder. Maar de schitterende zege bij Plymouth over den Engelschen admiraal Ayscue (26 Aug. 1652) heeft hem met één slag bekend, beroemd gemaakt. Hij dient dan verder bij Noordvoorland onder Witte de With, eindelijk onder admiraal Tromp zeiven, wiens vereerden naam hij de eerste maal, dat hij dien vermeldt, vol eerbied met groolc letters neerschrijft in zijn boek en die, aanvankelijk terughoudend tegenover den eenvoudigen, ook hem onbekenden Zeeuwschen schipper, hem weldra in zijn volle waarde erken! en hem dan telkens dagen lang bij zich aan boord uitnoodigt op dien roemrijken, tocht door hot Kanaal, aan het slol waarvan de driedaagsche slag hij Portland (28 Febr., 1 en 2 Maart 1653) wordt geleverd. Als de groote ad miraal clan 10 Aug. 1653 bij Ter Heydc gesneuveld is, bieden de Staten hem, „den lluyter sonder schromen", zegt het ma trozenlied, aan als „assistent" van diens opvolger, den tot luitenant-admiraal go- kozen ruiter-kolonel Obdam, aan diens boord als zeekundig raadsman op te tre den. Hij weigert die hooge ouderschei ding. Dan komt de admiraliteit wan Am sterdam in het voorjaar van 1654 hem, totnogtoe als eenvoudig, „commandeur", al commandeert hij vloten en eskaders, met geen vasten rang in de vloot, bekleed, den post van vice-admiraal hij haar col lege, het eerste van Holland, aanbieden. Hij weigert weder: hij wil nu dan toch voorgoed terug naar Vlissingen, nu het gevaar voor lie! vaderland voorbij is en de vrede aanstaande; hij wil, clc 50 naderend, voortaan voor zichzelven en voor de zij nen rustig thuis leven en sterven. De Stalen van Holland zelf ontbieden hein dan naar Den Haag. Hij heeft slechts te zeggen, wat hij begeert, welke hervor mingen, door hem en zijn medestanders Tromp, Dc With, Evertsen, Pieter Florisz. herhaaldelijk aangeprezen, hij op de vloot verlangt. Hij weigert en laat zich ter nauwernood bewegen nog eens „thuis" over hot prachlige aanbod te gaan spreken. Ilij keert nog terug naar de Statenvergade ring in Den Haag, maar hij blijft weige ren, totdat eindelijk verhaalt ons zijn levensbeschrijver Brandt op gezag der zij nen liet overredende woord van don jongen, weisprekenden en zelf zijn eigen „kommerlycke charge" pas aanvaard heb •benden raadpensionaris Johan de Wilt zijne bezwaren weet te overwinnen, hem wijzend op liet Vaderland, dat, zijn dienst niet ontberen kan. Van dat uur daglcekent de nooit gestoorde vriendschap tusscheu de beide groote vaderlanders. Dan treedt hij dus eindelijk op in vasten Staats dienst. Hoe hij gediend heeft? De wereld verkondigt zijn roem en nog heden kent ieder beschaafd volk zijn naam. Den „zeeleeu op den Theems" vergeet Engeland evenmin als zijn eigen Nelson, den overwinnaar van Du Quesnc eert nog hef Frankrijk onzer dagen: Denemar ken en Spanje gedenken hem als den redder uit, grooten nood; de Sont en Ny- borg, later Stromboli en de Etna getuigen van wat hij deed; souvereinen van zijn eigen en van onzen tijd brengen hem hulde aan zijn graf; volkeren huldigen hem als om strijd. De Tweede Engelsche Oorlog ziet hem op zijn hoogtepunt. I)e terugkeer in 1665 te Delfzijl van den grooten tocht over den Oceaan is het begin van een reeks zegepralen. De Vier- daagscho Zeeslag van 1666, de roemrijke tocht naar de Theems van hel volgende jaar herinneren aan de schoonste dagen onzer Marine en met trots kon Vondel zingen: 1 i Al d'Oceaen gewaeghl van Hollants [Amirael. i i Hij is de man. die, mèt Iohan en Gor- nelis de Wilt, mèt de tot krachtige werk. zaamheid aangezette admiral tc-itsbeexen, de vloot, dié in den Eersten Engelschen Oorlog zoo1 gebrekkig was uitgerust, doet versterken, hare ganscbe inrichting her. vormt, weldra als luitenant-adwiraal-gene- raal haai' hoofd. Hij is de man, die de zectaktiek hervormt en de Staatsehe vloot weet waardig te maken voor de groot- sche vaderlandsche taak, die zij in dm Tweeden en Dpiden grooten zee-oorlog heeft vervuld (Slot volgt.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1926 | | pagina 6