ff# 180 ïlinsdag 4 Mei 19S6 40e Jaargang
Mulaai
LOUIS dobbelmann;
Be lotgevallen van John Fox.
ROTTERDAM.
FEUILLETON.
Vi-
Wordt Donderdagavond a.s. vervolgd.
Drukkers-Exploitanten:
QOSTERBAAN LE COINTRE GOES
Bureaux: Lange Vorstsfraat 68—70, Goes
Tel.: Redactie no. 11; Administratie no. 58
Postrekening No. 36000.
Bijkantoor te Middelburg:
Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259
„HOE MEN POLITIEKE PARTIJEN
BIJEENHOUDT."
Dit opschrift is niet van ons, maar
van Prof. Heeres, die in het weekblad
„Democratie en Vrije Arbeid", orgaan van
de Democratische Partij, een scherpe cri-
tiek geeft op de houding der Clu'.-Hist.
Unie, o.a. in haar partijvergadering van
8 April j.l.
Dat op het in die vergadering gespro
kene en beslotene, of nagelatene, door
prof. H. de conclusie gebouwd wordt, die
hier boven staat, komt ons voor een fout
te zijn, dewijl hij in die conclusie niet
alleen de öhr. Hist. Unie, maar ook de
Antirev. partij treft, en daartoe in dit
onderhavige geval ganseh geen aanleiding
bad. Integendeel. Die Antirevolutionaire
partij beeft in deze kwestie eerlijk en
rond unaniem (behoudens twee afwezigen)
jzich uitgesproken tegen de opinie van hare
naaste buren de Staatkundig Gerefor
meerden en de Ohr. Historischen in, en
(voor wie de kaart van het land kent, is dit
duidelijk heelemaal niet om hare partij,
namelijk buiten de Kamer, bijeen te hou
den. Zij heeft het er voor over gehad,
■en zij wist dit ook te voren, de ongunst
van vele partijgenooten over zich te halen,
door te stemmen voor hetgeen zij liet
landsbelang achtte te zijn. Als partij zou
zij zich heel wat meer voordeel bezorgd
hebben, door naast de Ghr. Historischen,
dan achter de regeering plaats te nemen.
Doch dit in 't voorbijgaan.
Luisteren wij nu even naar Prof. Heeres.
Over de jaarvergadering der Chr..Hist.
"Unie schrijvende, en over de houding
liarer Kamerleden tegenover het gezant
schap, merkt hij op1: J
Men diende zelfs moties in, en dat zegt
wat, moties, welke uitspraak wilden doen
over de houding der Kamerfractie en in
direct over de Glir. Hist, ministers, die
deel hadden uitgemaakt of nog uitmaken
van de laatste ministeriën. En de bespre
king daarvan was ernstig voorbereid. Nie
mand minder dan de oud-minister De Vis-
-ser, de tegenwoordige voorzitter der Ka
merfractie, leidde haar in.
Na herinnerd te hebben dat in 1915
alle Chr.-Hist., Lobman voorop, voor een
tijdelijk gezantschap stemden en in 1920
tegen een omtoovering van dit „tijdelijk"
in een „vast", legt hij wat dit laatste
aangaat, den vinger hij dit woord van dr
de Visser: „maar niet omdat het een
gewetenszaak gold". En hij voegde
er bij de volkomen juiste woorden: „Dian
had men trouwenshet voorstel van
een tijdelijk gezantschap moeten verwer
pen. Want met het geweten mag men
nooit marchandeeren." Geen gewetenszaak
-dus, dit gezantschap volgens Dff De Vis
ser, maar een der gewone, zij het in de
oogen der Chr.-historischen zeer belang
rijke, aangelegenheden van Landsbelang,
welke door consciëntiebezwaren niet wor.
den beheerscht, welke dus den Christ.-
hist. Kamerleden bij liet nemen hunner
beslissing op dit punt niet de keuze stelde
tusschen Landsbelang of geweten. Die beer
Lohman had het in 1920 duidelijk gezegd,
'toen bij tot Minister Van Karnebeek aldus
sprak; „Die Minister stelt de zaak eenvou
dig voor, gezien van het standpunt van
een minister van Buitenlandsche Zaken
en hij denkt aan zijne- verhouding tot de
diplomatie. Maar in onzen gedachtengang
als Kamerleden past dit niet. Wij, als
volksvertegenwoordigers, hebben niet al
leen te zorgen voor onze internationale
positie, maar wij hebben ook te waken
voor de instandhouding van onze natio-
10) o—
„Dat zijn uitersten, Mick, geheel en al
uitersten."
„Nu, ik lioud wel van die uitersten; ze
zijn uiterst aangenaam. O, gij kunt mij niet
wijs maken, dat veeren bedden ongezond
zijn. Hé! 's winters, wat ligt men er dan
lekker op, en hoe warm sluiten zij van alle
kanten; men ligt zoo warmpjes als een
-appeltje in den oven."
„Dat is het juist, Mick", zeide John
Fox; „dat maakt een bed zoo ongezond;
men ligt ingesloten, juist, gelijk gij zegt,
als een appeltje in den oven."
„Toevoer van verscbe lucht! Wel, nu
nog mooier! Wie verlangt 's winters naar
toevoer van versche lucht? Toevoer van
warmte verlang ik. Maar met u is het wat
anders; als gij gebrek hebt aan verscbe
lucht, kom dan maar eens op een keer op
den molen. Maar ik voor mij ben geen
windmolenzeil, maar een molenaar."
Hier barstte Tom Fletscber in een luid
geschater uit en Mr Fox deed hartelijk
mede; hij zag dat hij Mick even gemakke
lijk zou hebben kunnen bewijzen dat het
Mohammedanisme beter was dan het
Christendom, als dat het slapen op een
nale instellingen en handhaving van de
rechten der bevolking."
Hierbij merkt Prof. Heeres terecht op:
„Dus alweer: het Gezantschap bij den
Paus is niet een zaak van consciëntie,
maar eenvoudig een vraag van 's Lands
belang. Het spreekt wel vanzelf, dat bet
dan een beginselvraag kan zijn. Maar
ook het beginsel is hierbij blijkbaar
niet een overwegend element: im
mers volgens den heer Dis Visser zou de
heer Lohman en de heer Die Visser
sloot zich hierbij aan de mogelijkheid
niet uitgesloten hebben geacht, dat „een
minister op zeker oogenblik zulke voor
het landsbelang gewichtige bewijsgronden
zou kunnen aanvoeren, dat een een dus-
'danig voorstel steun en stem zou kunnen
worden gegeven".
Dus geen gewetenszaak.
Ook geen beginselquaestie in den strik,
ten zin.
Wèl dus een opportuniteits-aangelegen-
heid, een zwak overover ten slotte valt te
praten.
En hoezeer Let een opportuniteitsvraag
was bij Lohman en dit is bij De Visser,
wordt door niets duidelijker aangetoond,
dan door wat de laatste als mogelijkheid
veronderstelde, n.l. dat Lohman, ware liij
nog onder de levenden, dan 10 November
1925 ten slotte gestemd zou hebben te
gen het amendement-Kersten, 'dat ophef
fing van het Gezantschap beoogde. Du
Visser kan zich „een Lohman voorstellen,
die na de redevoering van den heer Mar-
chant, die eigenlijk hierop neerkwam: „Ik
ben wèl voor het gezantschap, maar om
de coalitie en het kabinet-Golijn te breken,
stem ik tegen", hartstochtelijk zou zijn op.
gestaan en zou hebben uitgeroepen: „Ik
ben tegen het gezantschap, maar nu het er
links om te doen is, den boel in de war
te sturen, stem ik er voor." (Daverend
applaus.)"
Dir De Visser constateerde schuld bij
den heer Snoeck Henkemans, al vergulde
hij de pil door er aan toe te voegen „dat
het onbillijk zou zijn dezen „alleen"
de schuld te doen dragen „van de staaf,
kundige moeilijkheden, die er gekomen
zijn".
Bij 't debat, zoo releveert Prof. H., her
innerde de heer Snoeck Henkemans „dat
de Kamerfractie op dat oogenblik stond
ivoor een zaak, welke door hun geweten
moest worden uitgemaakt." Dit „op dat
oogenblik" is kostelijk. Die Visser zegt,
dat met het geweten niet valt te marslian-
deeren, maar Henkemans houdt er in dit
gedeelte van zijn rede een wisselend ge
weten op na, dat het eene oogenblik
spreekt, het ander oogenblik zwijgt
Neen, zoo erg is het niet. Die heeren De
Visser en Snoeck Henkemans gebruik
ten bet woord blijkbaar in verschillende
heteekenis. (Vandaar geen hotsing.) (Maar)
wel, toen de heer Snoeck Henkemans het
had over het beginsel. Het zenden van
een gezant naar het Vaticaan was volgens
hem „in strijd met de protestantsche be
ginselen" en daarom moest tegen het
gezantschap worden gestemd, niettegen
staande de mogelijkheid dat de Coalitie
dan naar de maan zou gaan. Trouwens,
als die rechtsche samenwerking „een tijd
lang" door behoud van het gezantschap
zoude zijn gered, dan zou deze samenwer.
king gestaan hebben „onder roomsche
overheersching. Applaus.'-' Maar in 1915
dan, toen alle Ohristelijk-historische Ka
merleden stemden vóór het gezantschap?
„Toen" zoo preekte de heer Henke
mans „heeft de heer Lohman (en met
matras gezonder is dan op een veeren bed.
„Zal ik u eens wat zeggen, Mr Fox",
zeide Mick den volgenden dag, terwijl zij
samen vischten; „zoo gij houdt van hard
liggen en schraal leven, dan liadt gij een
vrouw moeten hebben als die van onzen
vriend Tom was. Ik hoop niet dat het zon
de is het te zeggen dat zij dood is; want
Tom heeft het bitter schraal bij haar ge
had; nu heeft hij een lief aardig nichtje
bij zich thuis, die er alles in orde houdt
en gemakkelijk maakt, alsof het een paleis
ware."
„Hoe, was Tom's vrouw gierig?"
„Gierig? Aan het ontbijt gaf zij niet veel
en 's middags half genoeg! 't Was bij haar
altijd maar: schrapen, schrapen, schra
pen! Zoo gij een schelling in haar bijzijn
hier in liet water gegooid liadt, zou zij er
gaarne in gesprongen zijn op het gevaar
af van te verdrinken, in de hoop om het
geld te kunnen medenemen naar de andere
wereld. Gij weet, zij deed een winkel en
ik leverde haar gewoonlijk meel; maar het
was altijd wat te zeggen geld van haar te
krijgen. Eens dat mijn rekening zeventig
pond was, ging ik naar haar toe en zeide:
„Ik moet morgen het een en ander beta
len, Martha mogelijk zal het je niet
hinderen mij iets af te doen op het meel."
„Och, och, wat treft je dat ongelukkig",
zeide zij; vóór een uur is die inhalige
kruidenier met zijn rattengezicht hier ge
heel de Christ.-historische Kamerfractie,
voegt prof. Heeres er aan toe) zijn geweten
laten spreken en gemeend, ter wille van
de vredesbelangen, zijn beginselbezwaar
op zij te moeten zetten."
Difficile est satyram non scribere: het
is een heele toer om hier niet in een
hartelijk gelach uit te barsten. Wil men
concludeeren, dan is dus het Christelijk-
historisch beginsel in strijd met het ge
weten der Christelijk-historischen. Zoo ver
zal de heer Henkemans wel niet hebben
nagedacht
Maar voor een eenvoudig denkend
mensch is de vergadering der Christelijk
historischen van 8 April een ergernis. Er
is hier gekoeskast met geweten en beginsel
op ergerlijke wijze. En als de heer Henke
mans dan uitroept: dat de andere groepen
van rechts er op aan moeten kunnen,
dat zij in de Christelijk-historischen heb
ben te doen met „mannen, die staan
voor hun beginsel", dan moet volgens
hem zelf er bijgevoegd: „behalve wanneer
hnu geweten spreekt."
Die heer Snoeck Henkemans werd gehul
digd, doch eigenlijk werd de heele verga
dering gehuldigd, met uitzondering van
jhr de Gijselaar, „wien de vergadering
duidelijk heeft laten blijken, dat zij niet
instemde met wat hij zei. En deze spreker
kwam rond zonder omwegen voor zijn
meening uit. „Een gezantschap hij den
Paus onder zekere omstandigheden be
hoeft niet in strijd te zijn met het Chris-
telijk-historische beginsel" zoo zei hij.
Hij achtte de quaestie van het gezantschap
wan „luttele heteekenis". „Is nu die quaes
tie van het gezantschap van zooveel be
lang" zoo vroeg hij „dat daardoor
de rechtsche samenwerking verbroken
werd?"
„Ook andere leden kwamen er tegen op,
datvan de zaak van het gezantschap een
beginselquaestie gemaakt werd, terwijl
weer anderen scherpe woorden van kritiek
lieten hooren. Maar 'toen gebeurde liet
ongelooflijke. Die oud-minister Mr Schok
king gaf in overweging, geen uitspraak te
te doen over de houding der Kamer
fractie, behalve dan een „uitspraak, die
allen bevredigt." En waarom geen uit
spraak? Men zou aan buitenstaanders de
gelegenheid geven, „deze op een verkeerde
wijze ten nadeele van de Unie te gebrui
ken". Vrees dus, in plaats van moed
van mannen, die staan voor hun beginsel,
o Snoeck Henkemans! Er werd toen „on
der algemeene instemming" besloten, geen
uitspraak te doen. Die voorzitter juichte
„ter wille van de eenheid der Unie".
De eenheid! Hoe durft men dit woord
noemen na dit debatIs het wonder,
dat zoovelen in ons land, die dit soort
partijpolitiek voor piolïtiek aanzien, steeds
grooter afkeer van de politiek krijgen?"
Wij meenden deze beschouwing van een
hooggeleerde, die tot een der linksche par
tijen behoort, ook aan onze lezers te
moeten voorleggen.
Na hetgeen wij over deze kwestie des
tijds opgemerkt hebb'en, kon het nuttig zijn
dat ook eens een stem van Links ge
hoord werd, die wel in de slotclausule tot
een slotsom komt, welke wij niet beamen,
doch als buitenstaander allicht van partij
digheid in zijn oordeelvelling eerder dan
wij of wie ook zal worden vrijgekend.
(Wegens permanent plaatsgebrek eerst
heden geplaatst. Red.)
weest, en hij heeft mij uitgeknepen als een
citroen; ik heb niets meer. Maar ik zal
binnenkort om je denken."
„Ditzelfde liedje had zij twee maanden
te voren ook gezongen; ik stond dus op en
wilde heengaan."
„Blijf zitten, Mick", zeide Tom, „en gij
oude, naar boven, het geld gehaald en hem
betaald!"
„Hoe nu, Tom? Ik zeg je immers, ik
heb geen enkelen penning; ik heb niets."
„Maar ik zeg, dat je hem betalen zult,
hoor je!"
„Toch niet, toch niet", zeide ik; „ik zal
op een anderen dag wel eens weerkomen."
Ofschoon ik ten einde raad was, en niet
wist waar ik geld van daan zou halen,
wilde ik toch geen twist veroorzaken tus-
schen man en vrouw.
„Blijf zitten, Mick", zeide Tom ernstiger.
„Neen!" antwoordde ik; „goeden
avond!"
„Tom sprong op en mij bij den schou
der vattende, zeide hij: „Blijf zitten, zeg
ik je, of ik zal je neerzetten. Je zult je'
geld hebben en geen woord meer!" Toen
het oude wijf dit hoorde, vloog zij alsof
zij nog een jong ding geweest ware naar
boven, en vóór ik tien kon tellen, was zij
weer met het geld beneden, en zeide:
„Goed gedaan, Tom, mijn jongen, 'twas
maar gekheid!"
„Wilt gij wel gelooven, Mr Fox", ver-
De Bioscoopwet in 1de Eerste Kamer.
Jammer dat de linksche partijen in de
Eerste Kamer aan 't wetsontwerp nu ook
al een politiek kleurtje gingen geven. Het
voorstel om het in behandeling te nemen
werd aangenomen met 20 tegen 15 stem
men (Rechts tegen Links). Zulks ondanks
de nogmaals herhaalde verzekering door
minister de Geer gegeven, dat hier van
een partijwet geen sprake was.
Een onzer bladen voorspelde dat dit
wetsontwerp nu ook wel zal aangenomen
worden.
Wij hopen dat de voorspelling juist is,
maar dan moeten 'de leden van Rechts
beter opkomen dan bij de stemming over
de aan-de-orde-stelling.
Er ontbraken van Links 5 leden; en van
Rechts elf.
Een veel te groot cijfer, en ook geen
cijfer om trotsch op te wezen.
Afwezig waren 6 R.K,., 4 A.R!., en 1 C.H.
De gluurte.
De prijs van het levensonderhoud stijgt
in Italië nog van maand tot maand. En
.neemt men de maand Juli 1920 als basis
met 100, dan komt men voor Rome in
Februari 1924 tot 123.54 in Febr. 1925,
tot 134.42 en bereikt men in Februari
1926 het cijfer 150.87. Sinds Juli 1920
is de prijs van het levensonderhoud dus
gestegen met bijna 51 percent. Milaan
is er iets beter aan toe dan Rome even-
volgde Mick, „dat de oude heks het gehee-
le huis gevuld had met banknoten, tot in
de hanebalken toe? Toen zij o phaar sterf
bed lag, vloog de kat, bang geworden voor
een vreemden hond, naar boven en langs
de gordijnen tot op den hemel van het bed
en daar viel een gansche menigte guinjes
en halve kronen naar beneden, die ram
melend over den vloer rolden; een heelen
pot vol, dien zij daar verborgen had, en nu
door de kat omgeworpen was.
„Eens was Tom bezig een hoop kousen
op te pakken, die hij van een armen we
ver gekocht had, en nu wilde medenemen
naar Nottingham, om ze daar aan een
winkelier te verkoopen, toen hij er iets
vreemds, iets hards in voelde. Hij stak er
zijn hand' in, en wat haalde hij er uit?
Veertig pond aan bankpapier.
„Wat is dat nu voor een manier van
doen? Martha!" zeide hij tot zijne vrouw,
die dicht daarbij te bed lag. „Is dat nu een
plaats om geld te hergen? Ik zou het haast
aan den kousenkooper hebben gebracht en
dan was je 't mooi kwijt geweest."
„Maar je zult het nu niet medenemen",
zeide zij vrij bedaard, „en de kousenkoo
per zal het dus ook niet krijgen."
„Het lijk van Martha was. nauwelijks
ter aarde besteld, of Tom deed mij roe
pen en wij begonnen een geregeld onder
zoek. We keerden bedden en matrassen
om, sneden ze open, sloegen de gordijnen
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs:
Per 3 maanden, franco per post, f3.—
Losse nummersf0.05
Prijs der Adverfentiën:
14 regels f1.20, elke regel meer 30 cL
Bij abonnement belangrijke korting.
als de groote steden. Napels, Messina,
Venetië en Triest. In de laatste stad is
het cijfer lager dan in alle andere groote
steden n.l. 123.70.
Daarentegen zijn Genua, Florence eü
vooral Bologna (met 165.06) duurder dan
Rome. I i 'ill
De 1 Mei-viering te Moskou.
Omtrent de 1 Mei-vierin,g te Moskou
melden de Duitsche bladen nog, dat alle
verkeer stilstond. De kerkklokken luid
den onafgebroken. Er werd een parade
gehouden, die den ganschen ochtend duur
de en waaraan alle manschappen van
het garnizoen van de hoofdstad deel
namen. Worosjilof, de volkscommissaris
van oorlog, die op een verhooging voor
het mausoleum van Lenin had plaats ge
nomen, sprak de recruten toe die daarop
rdenfloor hem voorgezegden eed van trouw
aan het roode leger in koor herhaalden.
Gedurende den ganschen namiddag defi
leerden arbeiders en ambtenaren over het
Roode plein. De illuminatie was minder
indrukwekkend dan op andere jaren daar
op verzoek der Sowjet-regeering ook op
dit gebied bezuinigd werd.
Een tamelijk reactionaire en militaris
tische 1 Mei-dag!
He algemeene staking in Engelanrd i
ingegaan.
In het lagerhuis heeft Baldwin gisteren
eerst de proclamatie van den Koning voor
gelezen en daarop een motie ingediend,
dat het huis zou besluiten om een adres
tot den koning te richten, waarin het
parlement de proclamatie goedkeurt en
erkent, dat de noodtoestand bestaat.
uit, keerden alle laden het onderste boven,
doorzochten kasten en schoorsteen, kelder
en zolder, ja zelfs het varkenskot, en over
al vonden wij geld, geld, geld. „Goede
tijd!" zeide ik, „welke oogen moet Martha
gehad hebben om al die schuilhoeken te
ontdekken; maar Tom, waar waren uw
oogen toch? Jaren lang is de oude zeker
bezig geweest met schrapen en wegstop
pen, en het is tien tegen één, dat wij
slechts de helft van het geld gevonden
hebben; maar dit kan ik u zeggen, dat het
genoeg was om huis en hoeve te koopen
en te betalen."
„Tom is dus rijk?" zeide John Fox. „Ik
ben blijde dat te hooren. Maar nu hij zoo'n
lief en voordeelig goedje bezit, hoe komt
het dat hij zich zoo afsjouwt met wekelijks
naar Nottingham te gaan."
„Tom meent dat de dorpelingen het zon
der hem niet kunnen stellen. Ik heb hem
reeds dikwijls aangeraden zijn beroep te
laten varen en het er op zijn ouden dag
gemakkelijk en aangenaam van te nemen.
Maar dan keek hij mij glimlachend aan en
zeide;
„Wou je me graag kwijt zijn? Heb je
ooit een ouden boom zien verplanten, die
niet stierf? Ik wil mijn zaken aan den
kant doen, zeide eens 'n oude koopman, en
hij geraakte zelf aan den kant: men droeg
hem weldra grafwaarts.
(Wordt vervolgd.)