DE ZEEUW TWEEDE BLAD. VAN ZATERDAG 24 APRIL 1926, No. 172. Nicodemus. Joh. 3:11a. Voorwaar, voor waar zeg ik u, wij spreken wat wij weten en getuigen wat wij gezien hebben. Ds de Visser Schrijft naar aanleiding van dezen tekst: Het is merkwaardig, dat Jezus hier tot Nicodemus spreekt in het meervoud, spreekt van „wij", terwijl Jezus dan weer voorlgaat met te spreken van zich zelf in het enkelvoud „ik". De bevreemding houdt óp, als bij het licht van den Talmud duidelijk is gewor den, dat Jezus hier uitspreekt het getui- genformulier bij de rechtspraak. Bij een aanklacht moesten er altijd minstens twee getuigen zijn, die beschuldiging inbrach ten van eenzelfde delict en die hun aan klacht met de formule in onzen tekst be krachtigden; anders gingen de rechters niet tot het onderzoek over. Men denke aan het proces tegen Jezus. (Matth. 26: GO, 61). Verder leze men 2 Corinthe 13:1, Openb. 11:3; Joh. 3:32. Terwijl de godsdienst van het Jodendom ten tijde van Christus alle andere betrek king tot het nationale leven liet varen on het grondkarakter der Joodsche ethiek door haar synagogaal-wettelijke strekking word bepaald cn met verwaarloozing van alle plichten tegenover het staatkundig cn sociale leven, slechts een breed gebied van zedelijk handelen opende ten opzichte van hot individueels, private en familie loven denk aan de wijsheid van Jezus Sirach, aan het vierde boek der Macca- beën en liet gedicht van Pseudo-Phocy- lides heeft do Joodsche godsdienst een stempel gedrukt op de verbinding van godsdienst en recht. Het leven wordt opge vat als een gedurig proces tusschen God en den menscli. Maar ook in liet burger lijk en strafrecht der Joden komt karakte ristiek het huinaniteitsbeginsel voor den dag. De hoogste rechtspraak bezat het San hedrin, bestaande uit één en zeventig leden. Het had zelfs de macht, koningen voor den rechterstoel te dagen, zooals IJerodes heeft ondervonden. Maar in het rechtspreken moest verzachtende liefde den boventoon voeren. Alles moest zóó geschieden, dat de uitspraak, zoo moge lijk, ten gunste van den beklaagde afliep. In civiele zaken moest aangestuurd dooi de Rechters op een vergelijk tusschen beide partijen, al was de schuld der ééne partij duidelijk bewezen. Do Talmud vraagt en antwoordt: „Wanneer ontmoe ten elkander rechtvaardigheid en wel willendheid?" „Als de strijdende par tijen tot een vreedzaam vergelijk wor- „den gebracht." Beide partijen moesten in dezelfde Ideederen voor den rechterstoel verschijnen. Over den rechter wordt een „wee u" uitgeroepen, als hij, in zijn bin nenste van de onrechtvaardigheid eener zaak overtuigd, het probeert, zijn von nis met de aanklacht der getuigen goed te praten; van hem zal God rekenschap vragen (men leze A. Wünsche Der Talmud Zurich J. Schabelitz 1879, pag. 4 en 5). Met gro-otere voorzichtigheid nog werd in een crimineel rechtsgeding vonnis ge veld. Bij zulk een geding waren bij de zifting minstens drie en twintig Raads- heeren noodig (Marcus 15:1). Wettig af wezig konden de overigen zijn, als zij door werkzaamheden verhinderd werden, maar moesten daarna dadelijk zitting ne- ,rnen. Was het noodige getal compleet, dan mocht niemand de zitting verlaten, tenzij een ander hem afloste. Zelden werd de doodstraf door de rech ters geëischt. Een gerechtshof, dat in de tijdruimte van zeven jaren éénmaal do doodstraf laat voltrekken, heet een moord dadig gerecht. Rabbi Tarphon (waarschijn lijk de Tryfon, tegen wien Justinus de Martelaar zijn: „Gesprek met Tryfon" schreef) en Rabbi Akiba, beide levende tusschen 100 en 150 na Chr., hadden tot lijfspreuk: „Hadden wij behoord tot „een gerechtshof, dat over dood en leven „had te beslissen, nooit zou er een dood- Wonnis zijn uitgesproken." De kruisiging, als straf, is in de Mischna geheel onbe kend. Bij zulk een angstvalligheid, om een doodvonnis te moeten uitspreken, werd natuurlijk nauwkeurig op de gehalte dei- aanklagers en getuigen gelet. Volstrekt niet ieder mocht als getuige optreden. Aanklager en getuige mochten niet zijn zondaars, als kansspelers, tolgaarders, houders van klein vee; zij-, die geld op woekerwinst gaven, die in het Sabbatsjaar verkochten. Andere getuigen werden dan nog geschift in een kamer waarin zij werden ontboden, en in burgerlijke zalien werd de waardigste als getuige gekozen, die te antwoorden had op de vraag: „Van waar weet gij, dat deze of die u schuldig is?" Was zijn antwoord, dat beklaagde voor hem zelf zijn schuld had bekend; dan werd hij teruggeroepen. Die den eer ste in waardigheid nabij kwam, kreeg dezelfde vraag te ho-oren en gaf hij het zelfde antwoord, dan werd het vonnis over den beklaagde geveld. Bij crimineele rechtspraak was het on derzoek der getuigen a charge nog minu- tieuser. In halszaken werden het eerst de getuigen gehoord k décharge. Vermoe dens golden niet. In alle nauwkeurigheid moest de getuigenis van minstens twee overeenkomen, en dan nog, al betrof het verschil tusschen beide getuigen een zeer ondergeschikte zaak, dan kon op dit ver schil ran getuigenis vrijspraak werden be pleit. Beide getuigen moesten na ernstig inquisitoir de formule van onzen tekst kunnen uitspreken. Daarna kon het votum van één stem meerderheid van de rechters den aangeklaagde vrijheid bezorgen; voor veroordeeling waren twee stemmen meer derheid noodig. Was het doodvonnis ge veld dan op weg naar de strafplaats den volgenden dag één dag werd de executie verschoven, opdat de onschuld van den gevonniste nog mocht blijken werd vijfmaal den veroordeelde gelegen heid gegeven; zich te bezinnen op een grond voor zijn verdediging. Tot het laat ste oogenblik wachtte men dus op een gelegenheid, om de weegschaal te doen omslaan ëtn gunste van den ter exe cutie gevoerde. Tien el van de strafplaats verwijderd^ eischte men tot bevrediging van zijn ge weten de verklaring van de* schuld des veroordeelden. De boetvaardige moorde naar aan het kruis, dacht gewis aan het woord der Schriftgeleerden: „Die be rouwvol bekent, heeft deel aan het toe- „ko-mstige leven", als hij zijn schuld be lijdt (Luc. 23:41a); waarop Jezus hem een ingang in het Paradijs verzekerde', in dit woord „Paradijs", evenals de moor denaar in zijn schuldbelijden, Zijn kennis tonnende van de toenmalige mystiek der Rabbijnen, die in him ecstatischo o-ogen- blikken Gods gemeenschap een Paradijs noemden en zich zelf rekenden onder de „kinderen van het opstijgen" en van dien teederen zielstoestand in het Paradijs in hun apocalyptische geschriften getuige nis hebben afgelegd. Dat noode tot het volvoeren van een doodvonnis werd overgegaan vindt zijn oorzaak, in de overtuiging, dat waar het leven op het spel staat, niet alleen het bloed van den, onschuldig veroordeelde komt over de valsche getuigen, maar ook het bloed zijner verste nakomelingschap tot aan het einde der wereld, waarom dan ook de Joden voor het rechthuis van Pilatus schreeuwen in de volle overtuiging van Jezus' volkomene doodschuldigheid: „Zijn bloed kome over ons en onze kin deren" (Matth. 27: 35) maar waarom dan ook Jezus aan het kruis geen anderen pleilgrond vindt voor hun schuldvergif fenis dan hun totale verblinding. Men deelde die overtuiging van blijvend geroep om wrake van onschuldig vergoten bloed, omdat het tot Kaïn heet: „De stem des bloeds uws broeders schreit tot miji van den aardbodem." Het woord bloed staat in het Hebreeuwsch in het meervoud om aan te toonen, dat de valsche aanklager of getuige zich niet alleen met het bloed des onschuldig veroordeelden, maar ook met dat van diens nakomelingen had be vlekt. 1 Maar ook is hieruit te verklaren liet allernauwkeurigst onderzoek der getuigen, omdat deze beide een werkdadig aan deel namen bij het uitvoeren van het doodvonnis der steeniging. Naar alle waar schijnlijkheid heeft de Evangelist Johannes zich voorgesteld als staande voor een belangstellend getuigenverhoor en zich daarom van de terminologie der getuigen bediend, als hij den dood van den Hei land zijn lezers verzekert (Joh. 18:35). Als dan ook deze zelfde Johannes Jezus noemt den getrouwen en waarachtigen getuige (Openb. 1:5; 3:14); dan bedoelt hij, dat voor Jezus niet geldt de noodige eisch, om nauwkeurig zijn geloofsbrieven te moeten toonen, en om met formulieren en examina de echtheid zijner getuigenis te staven; maar dat Jezus' geheele we zen zegel is voor zijn getrouw getuige nis. i De Volkenbonld. De redactie van liet Maandelijksch tijd schrift voor internationale vraagstukken "het orgaan van de vereeniging voor Volkenbond en Vrede heeft den Minis ter van Buitenlandsche Zaken, Jhr rnr H- A. van Karnebeek, gevraagd met het oog op de stemming, die de laatste ge beurtenissen te Geneve hebben gewekt, of er naar zijn meening reden is tot ontmoediging- Zijne Exc. gelooft, dat daar voor geen reden is, en vervolgt zijn bij drage dan aldus. De vraag is, hoe men den Volkenbond ziet- Zij die dachten, dat met de stich ting van den Volkenbond meteen de we reldgeest -en de werkelijkheid veranderd zouden zijn, vragen zich natuurlijk af hoe allerlei dingen, die teleurstellen, zijn te verklaren- Wanneer men evenwel be grijpt, dat dit het geval niet kon zijn, dan ziet men -de verschijnselen anders- De beteekenis van den Volkenbond ligt daarin, -dat, in tegenstelling met vroe ger, de wereld thans een gelegenheid rijk is geworden, waarin de verzoenende fac toren, die zich in de staten-samenleving do-en gelden, niet incidenteel en toevallig maar permanent op den grondslag van een vaste orde tot ontwikkeling kunnen komen en worden georganiseerd- Dit is een geweldige vooruitgang. Natuurlijk werd daarmee aan andere factoren niet het zwijgen opgelegd en was het te ver wachten, dat ambities, belangentegenstel lingen, uiteenloopende historische en cul- tureele tradities en opvattingen, kortom het geheele complex van tendenzen, dat in de politiek tot uitdrukking komt, ook in den Volkenbond om den hoek zou komen kjjk-en en zich aldaar zou doen gelden. Zelfs was het te verwachten, dat deze fac toren, wier kracht niet was gebroken, nu en dan de overhand zouden krijgen en alle andere in de schaduw zouden stellen. Maar ligt daarin een grond om aan den Volkenbond te gaan wanhopen? Ik geloof het niet, omdat ook de Volken bond zelf een eisch der tegenwoordige werkelijkheid is. Met andere woorden, de kracht van den Volkenbond ligt niet zoo zeer in zijn conventioneel karakter, als wel in aijn onvermijdelijkheid, in den tijd geest. Wanneer men hem maar laat be gaan en hem geen eischen stelt, die voor vervulling nog niet vatbaar zijn, dan zal hij op den internationalen gang van za ken een groeten en weldadigen invloed kunnen uitoefenen, al zal hij nog wel eens te kort schieten. Men leert de beteekenis van het bestaan van den Volkenbond eerst beseffen, wanneer men bedenkt, hoe het met het herstel van Europa gegaan zou zijn, indien hij niet had bestaan. Alleen dan loopt de Bond gevaar, wanneer hij de werkelijkheid miskent. De geschiedenis geeft een proces te zien, v-an onafgebroken verandering en vervor. mirïg, Intusschen is aan het stelsel van den Bond het beginsel ten grondslag ge- legd van onvoorwaardelijke, door sanc ties gewaarborgde handhaving van een bepaald, na-oorlogsc-h, territoriaal status quo (op eien bepaald grondgebied alles la ten zooals het op 'to-o-genblik is) zonder dat afdoende in -eene oplossing -is voor zien van het probleem van de onhoudbaar en gevaarlijk geworden situaties. Hier. in is een zwak punt gelegen, dat meer reden tot bezorgdheid geeft, dan het vraagstuk van de samenstelling van den Raad, hoe belangrijk dit ook moge zijln. Maar oofc op dit punt zal da tijd opi 'den duur wel raad schaffen en het besef van de groeiende internationale saam- li oorigh ei-J cn afhankelijkheid de noodige correctie aanbrengen. Voorloopig is er •reden om re-eds meer dan tevreden te zijn over het vermogen, dat de Bond ge toond heeft te bezitten om zich! met succes bij acute conflicten te doien geldon en de daaruit voor den vrede voortspruitende gevaren te keeren. Wanneer de Biond op dat stuk diligent blijft en c-r voor zorgt, dat de noodige machinerie tot -onderzoek en regeling dadelijk in werking lean wor den gesteld in het licht der openbaarheid, dan is daarmede in het belang van den vrede reeds zeer veel bereikt. Het ver leden is in dit opzicht bemoedigend en men kan op de beteekenis van den BiOud te dien aanzien het licht niet genoeg laten vallen. Wat nu het probleem aangaat van den Raad, heit was te verwachten, dat daarbij da politiek zich duchtig zo,u doen gelden. Men aanvaarde dit als -een onvermijdelijk, heid, die m-eu -kan betreuren, maar die nog niet noodlottig behoeft te zijn. D'e reden intusschen, waarom men met de uit breiding van den Raad zo-a voorzichtig moeit zijn, is, dat op den duur liet be ginsel der -eenstemmigheid, als hoofdwaar, borg tegen het overwicht van politiek in dat college-, niet te handhaven zal zijn, Indi-e-n de ve-rantwoordelrjkheid van de groiObei mogendheden, -die uiteraard d-en internationalen toestand het meest -in de hand hebben, do-oir onevenredige to-evoe- ging van kleine-re Staten verzwakking on derging. Zooals in zooveel opzichten ge tuigde ook op.- dit punt de o-pzet van bet Gro-ndv-erdrag, -die op beperking was «gericht, van Staatsmanswijsheid. Men dacht zicji den Raad als een politiek licbaiam, waarin de gro-ote- mogendheden sua jure zitting zopden hebben; echter niet met uitsluiting v-an anderen, als een tweede Heilige Alliantie, maar in gezel schap -en onder controle van enkele klei nere-, minder politieke grootheden, dalartoe bij; toerbeurt geroepen, wier kracht zou zijn gelegen, niet in hun aantal, maar in het ook aan ieder hunner toekomend ab soluut vetorecht. Afwijking van dezen opzet is geen verbetering, cn reeds vier jaar geleden, in 1922, heeft Nederland er met nadruk tegien gewaarschuwd. Wij stonden toen alleen, bij de stemming door geen ander lid gesteund. Het is intusschen te midden der verwarring o-nlhngs te Ge- nève gebleken, dat men voor de gevtaen aan Raadsuitbreiding verbon-den niet blind is, -en men rna-g hope-n, dat ook dit netelige punt ten slotte nog een bevre digende oplossing zal vin-den. Wat hier ook vhn zij, hoofdzaak is, in hot alge-meen aan de gedachte vast te houde-n/ dat al mocht -e-r op Y-o-lkenbonds- g-ehied het -een -en ander niet naar den zin gaan, do Volkenbond daarmede nog ni-eit is veroordeeld of heeft afgedaan. Hij! is er -en hijl heeft zijln laatste woord nog niet gesproken, gij zal echter om tot zijn volle recht te komen, universeel moe ten worden, e-n ik geloof, dat dit o-p den duur pok geschieden zal. Polder Walcheren. Zaterdagmorgen werd in het Polder huis in de Abdij de voorjaarsvergadering van het polderbestuur van Walcheren ge houden onder voorzitterschap van den heer mr H. F. Lantsheer. Het eerst kwam aan de orde het verslag van den toestand van den polder, uitge bracht door het dagelijkscli bestuur. In dit verslag wordt o.a. gezegd, dat het aantal stormperioden in 1925 niet zoo tal rijk was als in het vorige jaar; de stormen waren korter van duur maar heviger. De noordwester storm van 25 November ging gepaard met een zeer hoogen vloed. Hoe wel de ontstane schaden aan de Noord watering in de steenglooiing aanmerkelijk grooter waren dan in het vorige jaar, kan men deze toch niet zeer belangrijk noe men. De staketwerken zijn nogal bescha digd, terwijl de paalhoofden weinig dooi de stormen hebben geleden. De schade aan de rijshoofden op de stranden was nog al van beteekenis. Door de stormvloeden is het Noorder- strand tusschen de strandpalen 1 tot 5 en 59 tot 63 zeer verlaagd en de duinvoet be langrijk afgenomen. De stormschade aan de Oostwatering vond voornamelijk plaats in de duinglooiing op verschillende plaat sen, waar de dijk daarmede verdedigd is. Aan deze watering moest ingevolge van de afneming van het duin tusschen de pa len 42 en 47 over 36 M. een rijspakking gemaakt worden. Aan de Zuidwatering kwam niet veel stormschade voor. Op 19 Januari liep het Engelsche stoomschip „Goodig" tusschen dijkpalen 3637 tot op enkele meters van den teen van den Zee dijk op het slik daarvoor. EeD dag later kwam het schip op eigen kracht, zonder noemenswaardige schade te veroorzaken, weer vlot. Op 18 December 's morgens half vijf liep het Noorsche stoomschip „Fage- wik" tusschen dijkpalen 4748 voor het zgn. „Eiland" in de steenglooiing; 's mid dags kwam dit schip met de hulp van een sleepboot bij hoog water weer vlot. Alleen de steenglooiing was beschadigd. De kos ten van herstel ten bedrage van f 447,53, zijn door de betrokken reederij Nilson, Nyquist Go. D/S A/S te Oslö betaald. Ook aan de Westwatering kwam geen schade van beteekenis voor. De kosten van herstel der stormschade aan de Noordwatering bedroegen de som van f 16.656,41, aan de Oostwatering on geveer f 2000, voor de Zuidwatering f 157,10 en voor de Westwatering f 262,76. Het kohier van het gewoon dijkgeschot gaf aan voor 154-38.25.54 H.A. schotbaar land ad f22 per H.A. f339.641,62 en 14-77.11.99 H.A. vrijland ad f 13,80 per H.A. f20.384,25, is samen f360.025,87. Op het kohier kwamen 6777 aangeslage- nen voor. Na de aflossingen ten bedrage van f 72.150, welke uit de begrooting van 1925 zijn geschied, bedroegen de schul den des polders op 1 Januari 1926 een bedrag van f20.000 ad 6 pet.; f45.000 ad 5 pet; f228.700 ad 5 pet.; 198.750 ad 4% pet. en f339.200 ad 4 pet., totaal f 831.650. De leening van f 78.000, waartoe in de najaarsvergadering werd besloten, werd tegen 5 pet. rente op 2 Januari jl. aange gaan met de Spaarbank van het Departe ment Utrecht van 'tNut van 't Algemeen. Verder bevat liet verslag de gewone mede- deelingen betreffende zeedijken, duinen, stranden en oevers, betreffende de afwa tering en ook de wegen. Bij dit laatste wordt o.a. medegedeeld, dat de prijs der straatklinkers voor den wal te Middelburg bedroeg' f 35 per 1000, tegen f 20,30 in 1924 en f 29 in '1923. Behalve de gewone hei-bestratingen werden de bochten nabij St. Laurens en tusschen Oostkapelle en Domburg (Schoonoord) verbeterd, terwijl hij het schrijven van liet verslag het werk tot verbetering van de bocht bij „Huis Om" in uitvoering was. (Deze is thans ook gereed. Red.) Onder liet hoofd personeel wordt herin nerd aan de eerste verkiezing van 6 com missarissen voor don gebouwden eigen dom; aan de herbenoeming van dhr mr II. F. Lantsheer tot voorzitter van den Pol der en de definitieve benoeming tot ont vanger van den griffier don heer jhr. H. J. van Adrichem Boogaert. Ten slotte ook nog aan het eervol ontslag verleenen aan den heer K. Dekker, lioofd-opzichter van de Noordwatering, na ruim 43 jaar in dienst van den polder te zijn geweest, in welk tijdvak hij zich deed kennen als een voortvarend, nauwgezet en plichtsgetrouw ambtenaar en aan wien dank wordt ge bracht voor den door hem in 't belang van den Polder verrichten belangrijken arbeid. Aan het verslag is toegevoegd een staat van de uitkomsten der voorjaarspeilingen en een beschouwing naar aanleiding daar van. Overdracht onderhou-d van wegen. Door het gemeentebestuur van St. Laurens was gevraagd om van 's pol- derswege over te gaan tot het vervangen van de keibestrating' op het dorp St. Lau rens door een klinkerbestrating, op welk verzoek om verschillende redenen door het dag. bestuur afwijzend werd beschikt. Het dag. bestuur deed echter aan het ge meentebestuur het voorstel, het onder houd van de dorpsstraat aldaar met haar verbindingsweg (keiweg) naar den Noord- weg van den Polder over te nemen tegen overdracht aan de gemeente St. Laurens van het plantrecht langs de dorpsstraat, den verbindingsweg en den Grijpskerk- schen (aarden) weg tot het hof „Klein Popkensburg" als vergoeding. Het ge meentebestuur van St. Laurens heeft be richt zich met dit voorstel te kunnen ver eenigen en het dag. bestuur stelt nu aan de vergadering voor, dienovereenkomstig te hesluiten. R ij w i e 1 p a d Walcheren. Door het dag. bestuur werd aan de vereeniging „Rijwielpad Walcheren" te Vlissingen een publiekrechtelijke vergunning verleend tot het aanleggen van een rijwielpad aan de binnenzijde der duinen, gelegen tusschen Vlissingen en Zoutelande. Aangezien het pad o.m. loopt door de staatsduinen, wel ke aan den Polder Walcherén in erfpacht zijn uitgegeven, behoeft bovengenoemde vereeniging voor het liebhen van het pad op dit terrein bovendien privaatrechtelijke vergunning. De minister van Financiën heeft geen bezwaar tegen het verleenen van deze vergunning, mits zij opzegbaar is en stelt het dag. bestuur voor, de vergun ning te verleenen. Buitengewone werken aan de Noordwatering. Uit een schrij ven van den ingenieur van den polder blijkt, dat het noodzakelijk is, dat ten noorden van den Westkapelschen zeedijk tusschen de strandpalen 1 en 5 van het Noorderstrand der Noordwatering, waai de duinen in de laatste jaren sterk wor den aangevallen, een definitieve duinvoet- verdediging wordt gemaakt, en stelt het dag. bestuur voor, daartoe te besluiten. De kosten van dit werk worden geraamd op f 118.000, welke som evenwel verhoogd moet worden met een bedrag van f 7000, wegens de kosten van aanleg van een spoorbaan van dijkpaal 31 naar 38, welke van invloed kan zijn op de aanneemsom van het voorgenomen werk en bovendien in de toekomst niet kan worden gemist. Ter bestrijding der kosten van uitvoering van het werk zal een geldleening moeten worden aangegaan, waartoe het dag. be stuur te zijner lijd een voorstel zal in dienen. Ontslagaanvrage. Ingekomen was een verzoek van den heer jhr. H. J. van Adrichem Boogaert, ontvanger-grif fier van den polder, om hem ontslag te verleenen uit zijn betrekking van griffier. Polderbegroofing 1926. Ten slotte kwam aan de orde de polderbegroo- ting voor 1926, welke in ontvang en uit gaaf aanwijst een bedrag van f411.822,71 met een post onvoorzien van f 10.330,30. (Op de begrooting 1925 was f 2077,49 A onvoorzien uitgetrokken.) Onder de in komsten treffen wij aan een geraamd goed slot over 1924 ad f 40.866,23, aan dijkge schot van 15438.50.11 H.A. schotbaar land ad f 18 (v. j. f 22) per H.A. is f 277.893,02, van 1477.15.61 H.A. vrijland ad f 9.80 (v. j. f 13,80) is f 14.476,13 en van de gebouw de eigendommen met een totale belastbare opbrengst van f 2.4-57.237 ad f 1.70 per f 100 hel. opbrengst is f 41.773,03, alles bij elkaar dus aan gewoon dijkgeschot een bedrag van f 334.142,18. Onder de uitgaven komen voor de kos ten der gewone werken voor de Noord watering f 126.000, Oostwatering f 14.500; Zuidwatering 116.500; Westwatering een bedrag van f21.500, voor herstellen van stormschade resp. f 16.000, f 500, f 1500 en f1500, buitengewone werken zijn pro memorie uitgetrokken. Voor de kosten dei- gewone werken aan de wegen is uitge trokken f 13.300 en voor de buitengewone werken f 9500. Verder treffen wij nog aan f 41.168 voor rente en f 62.650 voor aflos sing op de leeningen door den polder aan gegaan. Verbreeding Noordweg. Het Dag. Bestuur wijst er op, dat de Noordweg tusschen Middelburg en Serooskerke oen v-erhardingsbrcedte heeft van 4 M.; sl-eclüs de nieuwe bocht hij St. Laurens heeft een klinkerbestrating van 4.5 M. breed en overigens is op enkoio gedeelten van den weg naast de kantlaag een strook klinkers of keien aangebracht. (De nieuwe weg van Huis Om naar café Westdo-rp is 5 M. red.). Vanwege de geringe verhar dingsbreedte is bij het passeeren van voor tuigen gemeenlijk een van beide, ter ver mijding van een aanrijding, verplicht over don berm van den weg te rijden; dienten gevolge komen in don winter in do weg bermen diepe spo-ren en wordt veel mod der op den weg gebracht, waardoor kans op slippen ontstaat, wielrijders groot ge vaar loope-n te vallen, en in 't algemeen do veiligheid van het verkeer wordt ge schaad. Met het oog op het tegenwoordig verkeer is het dag. bestuur van meening, dat de verhardingsBreedte van het bedoeld weggedeelte geheel onvoldoende is en dat zij op 5 M. behoort te worden gebracht; hiertegen bestaat technisch geen bezwaar. Voorgesteld wordt daartoe te hesluiten, liet ligt in de bedoeling de verbreeding geleidelijk bij het bestraten tot stand te brengendo kosten zullen f 4.50 per strek- ke-ndo M. bedragen. Tot leedwezen van het dag. bestuur werd door Ged. Staten afwijzend beschikt o-p het. verzoek to wil len bevorderen, dat uit de Provinciale kas een subsidie tot de helft van do kosten der wegsverbetering zal worden v-orleend. Bij wijze van proef wil het bestuur het in. de gemeente St. Laure-ns dit jaar te verbeteren wegsged-e-elte tot 5 M. verbreed-en. Subsidie Stoomtram Walche ren. Door den polder werd gedurende 20 jaar f 200 per jaar subsidie verleend aan de N.V. „Stoomtram Walcheren", het sub sidie eindigde na 1925. Deze N.V. schijnt blijkens hare exploitatie-resultaten verde ren steun niet te kunnen ontberen en stelt het dag. bestuur daarom voor over eenkomstig liet desbetreffend verzoek ook voor 1926 f 200 toe- te kennen. Overdracht onderhoud zee wering aan het r ij; k. Ten gevolge van d-e uitbreiding der Vlissingsche buitenha ven, in verband waarmede do o-osthaven- dam zal worden opgeruimd, zal een ge deelte van 's polders zeewering aan de Zuidwatering, hetgeen thans door dien dam beschermd wordt in de toekomst niet onbelangrijk meer te lijden hebben van de- aanvallen van het Scheldewater. Na overleg met d-en hoofdingenieur-direc teur van den Rijks-waterstaat stelt het dag. bestuur voor het onderhoud van het betrokken deel der zeewering over te dragen aan het rijk en daarvoor te ver goeden f 1740, zijnde dit de gekapitaliseer de som, welke gemiddeld jaarlijks door den polder voor het onderhoud van het over te nemen deel zeewering moet wor den besteed. Pensioentoeslag. Overeenkomstig de daartoe gedane verzoeken stelt het dag. bestuur voor den heer M. C. Koole en mej. wed. NoorderbroekDe Kat ook over 1926 20 pCt. toeslag op hun pen sioen te geven en de pensioenen resp. vast te stellen o-p f 1200 en f 600. Bemaling perceelen. Voorgesteld wordt aan R. Janse- te St.-Laurens verlof te verleenen tot het bemalen van enkele perceelen in die gemeente. Afwateringsovereenkomst. Het dag. bestuur stelt voor aan het bestuur van den Mo-rtiere-polder toestem ming te verleenen van een nieuwen uit wateringsduiker in den dijk tusschen dien po-lder en den polder Walcheren, en dit vast te leggen in een overeenkomst en daarin ook een drietal overeenkomsten in de jaren 1856, 1879 en 1896 met dien polder -gesloten op te nemen. Gevangenisleven, vroeger en nu. Voor do leden van het genootschap tot zedelijke verbetering van gevangenen te Rot terdam heeft Woensdagavond de directeur van de gevangenis aldaar, de heer Haaitsma, eene causerie gehouden over het leven der ge vangenen, vroeger en nu. De heer Haaitsma heeft een 35-jarige loop-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1926 | | pagina 5