150
Zaterdag 27 Maart 1926
40e «laargang
Bank voor Zeeland
EERSTE BLAD.
HET ADRES
I LKI
Spaarbank 4.08
tic Sack- co EUcozckeo.
ftlt nummer bestaat uit twee bladen
FEUILLETON.
Getrouw tot in den dood.
GOES.
lerseke, Kapel Ie, 's-Heerenhoek
Bureaux: Lange Vorststraat 6870, Goes
Tel.: Redactie no. 11; Administratie no. 58
Postrekening No. 36000.
Bijkantoor te Middelburg:
Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259
Drukkers-Exploitanten:
0OSTERBAAN LE COINTRE GOES
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs:
Per 3 maanden, franco per post, ii.—
Losse nummersfO.OS
Prijs der Advertentiën:
14 regels f 1.20, elke regel meer 30 ct.
Bij abonnement belangrijke korting.
HET GEVAL SEROOSKERKE.
(Slot:)
De heer Lobman, een en ander in de
Kamer ophalende, merkte daarbij! op: ,,Ik
weet zeer goed ik zal het hier ronduit
zeggen, want wanneer men onder elkan
der spreekt, zegt men het ook dat de
reden, waarom men tegen die ongelukkige
doleerenden is, deze is, dat men met
hunne belijdenis het niet eens is, en die
belijdenis, die van 1618 af gegolden heeft,
versleten acht."
Maar hij voegde er aan toe: „Ik k'an
mij zeer goed begrijpen dat de regeering
het met het handhaven dier belijdenis
in de Nederlandsche Gereformeerde ker
ken niet eens is. Ik voel dat er iets-
tegen te zeggen is, om onder geheel an
dere omstandigheden de bezittingen van
de vroegere publieke Kerk te laten in
handen van misschien ©en betrekkelijk
klein gedeelte der natie; maar als men
dat niet wil, moet men een anderen weg
opgaan. Dian moet öe zaak geregeld wor
den bij1 do wet."
Het is dunkt ons, destijds juist de fout
geweest dat dit niet geschied is; daar
door is in de meeste uitspraken naar
liet gevoelen der benadeelde partij geen
recht geschied.
Uit het antwoord van den minister
(J. Heemskerk, vader van onzen oud-
minister Th. Heemskerk), bleek dat deze
de zaak zeer licht opnam. Ja, uit Se
rooskerke had hij wel zoo iets als een
klacht ontvangen over onbeschofte iiit-
drukkingen van ©en brigadi r en ©en rijks
veldwachter tegen menschen, die in het
bezit waren van de kosterij', maar 'twas
de moeite waard van cr over te praten
niet waard. Hij1 zou 'dit later wel eens
meedeel en.
Wat? hernam de lieer Lohman
de moeite niet waard
En dan volgt het relaas v*an 't gebeur
de gelijk dit aan den.,heer Lohman; door
den „doleerenden" president-kerkvoogd
den heer Melis is meegedeeld.
Wij drukken het hieronder af.
Die heer De Savornin Lohman begon
met de ironische opmerking:
De Minister heeft gezegd, dat hij wel
gehoord had dat ©r te Serooskerke iets
gebeurd was dat niet geheel in den haak
was; dat was echter een bagatel, dat hij
■ons later wel ©ens zou mededeelen.
Hedenmorgen echter ontving ik een
brief, dien ik wensch m?de te deelen,
•opdat de Minister van Binnenlandsche
Zaken ons dan meteen inlichting kunne
geven omtrent de daarin voorkomende
feiten. Het is wel geen gewoonte om
brieven van particulieren voor te lezen1,1,
«laar ik neem den. inhoud van dien brief
geheel voor mijn rekening, hij1 is getee-
kend door den heer Melis te Serooskerke
en als volgt:
„Met een mijner medekerkvoogden is
thans bijl den officier van justitie ©en
klacht ingediend ©n wet lo. het leggen
van ©en slot op de deur der kerk en
J) Dat gebeurt nu nog wel. Zie Handelin-
lingcu Tweede Kamer van 18 Maart j.l. en ons
no. van gisteren.
consistoriekamer en dientengevolge
opsluiten van de bewakers,
waarbij ook mijin persoon tegenwoordig
waren
Er wordt gelachen, waarop do heer
Lohman voortgaat:
„Ik bemerk dat de hoeren dit vermake
lijk vinden; zij zullen misschien niet we
ten dat dit ©en misdrijf is dat bij het
Strafwetboek vrij streng gestraft wordt;
het is in Nederland geen ge
woonte daarover te lachen.
in de tweede plaats wegens het
beletten door de politie om in de gebou
wen te gaan om de bewakers te kun
nen aflossen; So. wegens bet indringen
door eein der ramen en het openen der
kerkdeuren.
„Wat antwoordt nu de officier van
justitie? Deze was wat punt lo. aan
gaat zeer kort, en zeide alleen dit, dat
het opleggen dier sloten niet strafbaar is.
Alsof dat beweerd was. Niet dit, maar
het wederrechtelijk opsluiten in een ge
bouw was strafbaar.
„In de tweede plaats: die politie
mannen zijn niet geno eg ontwik
keld; als hij officier geweest was, zou
dat niet geschied zij'n, of als de burge
meester er bij! geweest was, ook niet.
Verbeeld u: de burgemeester was aan
wezig, toen ik meit den bewaker aan
kwam; hij! zeide, zelfs zonder zelf iets ge
zegd of gevraagd te zijltl, ik kom niet in
de kwestie', en was dan ook spoedig
boen. Punt 3o. zeide de officier, raakt
do bezitsquaestie; gijl moet dan maar een
civiele actie bij den burgemeester instel
len. Zoo gaat het telkens, Mijnheer de
Voorzitter! Wanneer wij! handhaving Van
bezit vragen, dan is er geen burgemeester;
en wanneer w ijmet geweld uit ons bezit
zijn gedrongen, clan zegt men: gaat naar
den civielem rechter en procedeer mis
schien twee, drie jaar, om er weer in te
komen 1
De briefschrijver gaat aldus voort: „Nog
icem kleine mededeeling van mij'n onder
houd met den rechter-commissaris".
Ik deel ook dit mede; men behoort de
zaken bij: haar naam te noemen; het is
helaas niet do ©enige klacht van een
voudige burgers over onheusche bejege
ning van rechterlijke ambtenaren.
Tot beter bericht van het volgende
jdeel ik even mee dat mijn briefschrijver
voor den reehteir-commissaris gedagvaard
was, omdat hij als kerkvoogd de sloten
had weggenomen, die anderen, welken
hem uit bet bezit poogden te drijven, op
tde kerk hadden gelegd. Dlie dagvaarding
voor den rechter-commissaris dat is
yoor ieder jurist duidelijk was niets
anders dan een dreigement.
De rechter-oommissaris had bij de dag
vaarding den zoogenaamden verdachte ge
vraagd om zijn bewijzen me© te brengen,
dat hij als kerkvoogd was afgezet! Dat
Schets uit de Russische revolutie.
51.) o
„Dan moet ik u dit overhandigen, met
de boodschap, dat de enveloppe terstond
geopend moet worden. Ik moet op een
mondeling antwoord wachten".
Presto scheurde de enveloppe open en
las.
„Meld, dat ik de vluchtelingen heb en
dat Peter de jager gesneuveld, is. Ik zal
dadelijk afmarcheeron".
„In orde!" riep de ruiter, terwijl hij zijn
paard wendde en terugreed.
Weinige ©ogenblikken, nadat de rap
portrijder vertrokken was, bevond de troep
onder bevel van Presto zich op marsch
Tusschen de soldaten in liepen zes ge
vangenen: dokter Brenzilof, Petrof, de bei
de vrouwen en de twee m innen, die zich
aan het eigendom d -r achterhaalde vluch
telingen hadden vergrepen.
Het was snerpend koud en uit de grau
we lucht begonnen sneeuwvlokken neer
te zweven; eerst in geringen getale, maar
weldra dichter; een smetteloos wit kleed
spreidend over de vlakte, en de hoo
rnen tooiend met ijle witte sluiers.
Het was reeds na een uur den vrouwen
voor Manufacturen
Dames- en Kinderconfectïe
Tapijten - Gordijnen
Bedden - Ledikanten en
aanverwante artikelen is
GOES
HULST
aan te zien, dat de tocht hen vermoei
de, al hielden zij zich goed en deden
zo hun 'best, geen uitputting te laten
blijken.
vo crosier en do heer Petrof spraken
hen, zoo goed ze konden, moed in; maar
bemoedigende woorden houden op den
duur geen doodelijk vermoeide menschen
op de been.
Nadat men ongeveer twee uur was
voortgetrokken, 'greep een der vrouwen
den arm van den naast haar loopenden
dokter. Zij wankelde; en indien de arts
haar niet had vastgehouden, zou ze op
den grond gegleden zijn.
Natuurlijk dwong het geval tot opont
houd. Een vervoermiddel was niet aan
wezig. Loopen kon de vrouw met geen
mogelijkheid meer. Er stonden dus twee
wegen open: wachten tot de neergezegen©
weer wat op haar verhaal gekomen zou
zijn; óf een draagbaar maken, waartoe een
woud in de nabijheid de gelegenheid bood.
„Er is nog ©en veel eenvoudiger weg",
meende een 'soldaat, die géhoord had,
dat dokter Brenzilof de beid© maatre
gelen tegen den heer Petrof noemde; „we
kunnen haar laten liggen. Ze krijgt dan
een prachtig wit doodskleed, wat haar
anders wel eens ontgaan kon."
Een homerisch gelach van zijn kame
raden was het loon op zijn geestigheid.
„Loop naar Prestol" sprak da dokter tot
heeft deze natuurlijk niet gedaan, de rech
ter-commissaris moet zelf maar zorgen
de stukken, die hij voor een veroordee
ling noodig heeft 'te krijgen, maar be
hoeft die niet van de aangeklaagden te
vorderen; allerminst, wanneer hij die stuk
ken afzettingsbewijzen noemt, wat de
kerkvoogd niet kon toegeven. „Dadelijk",
zoo schrijft Melis, „vroeg de rechter-com
missaris naar mijn afzettingsbewijzen- Ik
antwoordde, dat ik ze niet had meege
bracht. Waarom niet, vroeg mr Gratama.
Omdat, zoo zeide ik, ik sta voor den bur
gerlijken rechter, en daarom meen ze niet
te moeten overleggen. De heer Gratama
vloekte en zeide: „wat bliksem, altijd
beter weten, altijd eigenwijs; het is toch
geen bankje van f 1000; ik zal de stukken
niet houden- Weet je wel, dat gij in
mijn handen zijt; dat ik een huiszoe
king kan doen; wees nu gewaarschuwd
voor een andere maal."
Zie, mijnheer de Voorzitter, dat is ook
een zaak waarop ik de aandacht moet
vestigen. Wanneer onze vrienden voor
rechterlijke ambtenaren komen, dan komt
het niet 'te pas, ze op die wijze als
de heer Gratama doet,,te bejegenen- Of
komt het te pas, dat rechterlijke ambte
naren eenvoudige landbouwers zoo trach
ten te intimideeren?
DirectieMr. ANT. VAN BERCKEL, IDS VELTHUIISE.
Kantoor Groote Markt 21. Telefoon 74 (2 lijnen).
0/
/O-
Correspondentschappen
ii
DAS LIED DER DEUTSCHEN.
Deutschland, Deutschland über alles.
Zondag jl. heeft Von Hindenburg, de
geliefde Duitsche held, die zijn stervend
Keizerrijk tot 't einde met liet zwaard in
de hand getrouw bleef, en thans president
is der Duitsche Republiek, dank zij het
hem door de overgroote meerderheid ge
schonken vertrouwen, te Keulen, de oude
Aartsbisschopsstad, zoo pas uit de banden
der bezetting vrijgekomen, een, telkens
door overweldigende toejuichingen onder
broken rede uitgesproken, waarin hij de
Keulenaars geluk wenschte met dit ge
schonken voorrecht, en hun een hartelijk,
welsprekend welkom toeriep in het oude
Duitsche volksverband.
Jammer dat dit op den Zondag geschie
den moest.
Toch was het een aangrijpend oogen-
blik, toen, terstond na de toespraak, uit
de volle zaal, tot ver over de Duitsche
grenzen het oude lied weerklonk, waar
van de eerste regel hier boven staat.
Voor degenen onder onze lezers, die
Duitsch verstaan, drukken wij dit uit drie
coupletten bestaande lied hierbij af, zooals
het in 1842 door Freiherr Hoffmann von
Fallersleben op het eiland Helgoland ge
dicht en aan de Duitschers aangeboden
werd:
zijn vriend. Zelf kon hij niet weg, daar de
vrouw met het hoofd op zijn knieën
lag.
Die ex-detective trad op zijde, om' zich
naar den aan 't hoofd van den troep
lijdenden commandant te begeven.
„Halt!' 'bulderde hem een der soldaten
toe. En den heer Petrof in de borst
grijpende, ging hij voort: „niemand mag
zijn plaats verlaten."
„Welnu," antwoordde de heer Petrof;
„laat dan iemand van u den commandant
gaan waarschuwen."
„Clat is onze zaak", was het barsch©
wederwoord.
„Maar de commandant zal verantwoor
ding van u eischem, wanneer ge de ge
vangen© achterlaat."
„Maak 'je daarover niet ongerust. Nie
mand van ons is persoonlijk voor de
gevangenen verantwoordelijk; de verant
woordelijkheid drukt op ons allen samen;
en ons allen samen straffen kan hij niet."
„G© zoudt dus ©en uitgeputte vrouw
alleen willen achterlaten om hulpeloos te
sterven?"
„Waarom niet? H©t spaart ons ©en ko
gel of een eindje touw uit."
„Wanneer ge er zoo over denkt, zal de
commandant ten minste weten, dat gij
mij belet hebt, hem te waarschuwen.
De gevolgen zijn dan voor u."
„Wilt ge nog dreigen, gij' uitgediende
eutschland, Deutschland über alles, über
alles in der Welt,
Wenn es stets zu Schutz und Trutze brü-
derlich zusammenlialt,
Von der Maas bis an die Memel, von der
Etsch bis an den Belt.
Deutschland, Deutschland über alles, über
alles in der Welt!
Deutsche Frauen, deutsche Treue, deut
scher Wien und deutscher Sang
Sollen in der Welt behallen ihren alten,
schonen Klang.
Und zu edler Tat begeistern unzer ganzes
Leben lang
Deutsche Frauen, deutsche Treue, deut
scher Wien und deutscher Sang.
Einigkeit und Recht und Freiheit für das
deutsche Vaterland,
Danach lasst uns alle streben brüderlich
mit Herz und Hand!
Einigkeit und Recht und Freiheit sibd des
Glückes Unterpfand
Bliih' im Glanze dieses Glückes, blühe,
deutsches Vaterland!
Men heeft jarenlang dit lied beschouwd
als een uiting van natjonalen trots en
machtswellust, die de heele wereld moest
omvatten.
Maar die beschuldiging is onjuist ge
bleken.
Zij kan alleen opgekomen zijn in de har
ten van lien, die van dit lied slechts den
eersten regel kennen. Evenals een buiten
lander, die van onze vaderlandsche
liederen alleen de woorden Oranje Boven!
kent, allicht denken zou, dat Oranje 'of
Nederland kregen zij hun zin boven
alle volken zou moeten staan in macht en
aanzien.
Neen, wie het Duitsche lied onbevoor
oordeeld leest, beoordeelt het gansch an
ders., Toen bovengenoemde hoogleeraar
dit lied dichtte, 1842, lag Duitschland nog
in tal van stukken uiteen; er bestond niet
alleen geen band tusschen de verschil
lende vorsten en volken, maar ook vrede
en vriendschap waren ver te zoeken.
Naijver tusschen Pruisen en Oostenrijk,
tusschen Noord en Zuid, stonden Duitsch-
lands bloei in den weg. Toen dan ook
het lied verscheen, was de weerzin er te
gen zoo groot, dat 't den dichter zijn hoog-
leerarsambt kostte.
Het lied was dan ook geen machtskreet,
maar een wensch.
Het eerste couplet noemt de grenzen van
het Duitschland zooals de dichter het zich
voorstelde. Het luidt vrij vertaald:
„Duitschland, Duitschland boven alles,
boven alles in de wereld, wanneer het zich
tot verdediging en aanval broederlijk sa
menhoudt. Van de Maas tot aan de Memel,
van de Etsch tot aan de Belt. Duitschland,
Duitschland boven alles, boven alles in de
wereld."
Hij hoopte derhalve op een vereeniging,
die zich zou uitstrekken tot de Etsch, een
Oostenrijksche rivier, thans een Itali-
aansche.
Zijn wensch is, althans wat Oostenrijk
aangaat, niet in vervulling gegaan, doch
het overige Duitschland is vereenigd ge
worden in 1871, met nog als malle toegift
er aan „geannexeerde" Elzas-Lotharingen,
een annexatie door Von Bismarck tegen
gestaan, doch door Von Moltke doorge
dreven, en in 1918, evenzeer als het bond
genootschap met Oostenrijk, Duitschland
noodlottig gebleken.
De twee volgende coupletten bezingen
handlanger der Tsaristische justitie?"
„Noem het ©en dreigement, zo© ge wilt;
maar maak er staat op, dat ik doen
zal, wat ik zog."
„Ik beveel u, door te marchecren; in
dien ge niet onmiddellijk gehoorzaamd
schiet ik u néér ujegens verzet."
„Doe dat dan; want ik ga geen stap
verder, indien deze vrouw hier blijft lig
gen.
Waarschijnlijk had de rood© soldaat
werkelijk den heer Petrof neergeschoten,
wanneer niet op dit pas Presto ten too-
neele was verschenen. Hij had gemerkt
dat er iets hokte en was teruggereden
om naar de oorzaak te vernemen.
„Haast u naar het gindsche bosch en
snijd me d© noodig© takken af om ©en
draagstoel te maken. Vlug wat!"
Het bevel gold den wreedaard, die zulk
©en hoog woord tegen den eX-detectiv©
gevoerd had. En deze, ©ven laf als wreed,
verdween in de sneeuwwolken, om den
last uit te voeren.
Presto steeg van het paard en boog
zich over de halfbewustelooze vrouw
heen.
„Waarom hebt g© zulk een zwak
mensch zoo lang laten loopen? Er had
toch wel ©erder een draagstoel kunnen
gemaakt worden!"
En toen, neerknielend naast de geval
lene, maakte hij zijn jas open, bracht een
don roem van Duitsche vrouwen. Duitsche
trouw, Duitsclien wijn en Duitschen zang,
die hun goeden klank moeten behouden,
en aanvuren tot edele daden, en ze wen-
schen den bloei van het Duitsche vader
land, waarnaar allen zullen streven. En
dan worden als onderpand van het geluk
genoemd: eenheid en recht en vrijheid,
doch met geen woord wordt gesproken van
overheersching. Ten duidelijkste blijkt, dat
alzoo met den eersten regel niets anders
wordt bedoeld dan wat in alle vaderland
sche liederen staat: Mijn vaderland heb
ik lief boven alles.
PALMPAASCH. j
Aan verschillende Qhr. Feestdagen wa
ren in vroeger jaren gebruiken verbonden,
die vooral aantrekkelijk waren voor de
kinderen. Eenige jaren geleden verscheen
een boekje waarin omtrent bepaalde ge
bruiken op den Palmzondag een en ander
voorkomt.
Het onderstaand© is eraan ontleend.
„Wie op het oogenblik de palmpaascb
in ons land nog in haar fleur wil zien,
die moet op Palmzondag eens een kijkje
gaan nemen in een Gelderscli, Overijs-
selsch oï Drentsch stadje, waar ieder kind
zijln palmpaasch ontvangt. In dit „echte"
palmpaasch-gebied koopt men geen palm
paasch in een winkel, Men haalt alleen
daags voor Palmpaasch de zwaantjes en
verdere broodversiering bij den bakker en
dan zetten de ouders of broers en zusters
het pronkstuk voor do kleintjes in elkaar.
En als deze op Palmzondag wakker wor
den, is het eerste wat zij zien, de feestelijk
©n smakelijk getooide palmpaasch, die
voor hun bed tusschen twe© stoelen staat
ingeklemd ofwel in 't middelste gat van
een stoof gestoken is.
Vlug maken de kinderen, dat zij klaar
komen, om hun schat aan familia en
goede kennissen te gaan vertoonen; daar--
voor krij'gen zij dan wat geld of lekkers.
Hier en daar, o.a. te Oldenzaal en 's Her-
tegenbosch, halen ze ook wel bij de fa
milieleden palmpaschen af; 'n.veertig jaar
geleden schijnt dit gebruik algemeen ge-
Weest te zijn. Na deze. bezoeken vereeni-
gen al de gelukkige bezitters en bezitsters
zich twee aan twee tot een ommegang,
waarbij zij de palmpaasch met beide han
den voor zich uitdragen, zooals een vaam
deldrager zijn vaandel vasthoudt. Onaf
gebroken zingen zij hierbij het palm-
paaschliedje. Eerst trekt men naar 'thuis
van den burgemeester, in vroeger jaren
ook naar dat van den dominé, waar elk
kind van de „juffrouw" ©en paar koekjes
kreeg. Het ophalen van geld of lekkers
langs de huizen zal vroeger wel algemeen
met dezen optocht verbonden zijn ge-
Veest. Het Drentsche palmpaaschliedje
doelt er nog uitdrukkelijk op:
Haentien op 'n stokkien
Bedelt om 'n brokkien,
Bedelt om 'n brokkien brood,
Anders gaet het haentien dood".
Hoe die „palmpaasch", „eendje",
„baantje", „haantjapik", „kloek", „kukele-
haantje", „palmhoutje", „palmkrekkel",
enz. er uitziet, evenals de naam ver
andert ook de versiering van den palm
paasch in iedere streek. Tot twee hoofd
typen is* hij terug t© brengen, le de
lange stok, die allerlei lekkernijbn en ver
sierselen bevat, 2e de vlechtvormige
broodkrans, die weier wordt onderschei
den zooals lüj gedragen wordt „op den
stok", en „op den tak". Dlaarnaast zijtn
plat ïleschj© te voorschijn, ontkurkte dit
en goot iets van den inhoud tusschen
de lippen der vrouw.
,,'tls wel wijn, genomen uit den kel
der van ©en klooster; maar 'tzal niet
'hinderen al wordt hij door ongewijde
handen toegediend. Geweldig, zooals het
sneeuwt. 'kWou dat we binnen waren;
maar dat zij nwe vóór vanavond om
een uur of acht niet. Kijk, de wijn der
vrome popes helpt al."
"'Presto had gelijk; want de verkwik
kende uitwerking van den geestrijken
drank was al spoedig waar te nemen
in den helderen blik, waarmee de pa
tiënte om zich been zag.
„God loon© u uw vriendelijkheid, com
mandant,' 'zei dokter Brenzilof bewogen.
„Hij geve u de waarheid te ondervinden
van zijn belofte, dat Hij ©en weldaad, aan
zijn kinderen bewezen, beschouwen zal
als aan Hem zelf gedaan."
Presto sloeg de sneeuw van de tot zich
zelf komend© vrouw af.
„Ik hecht aan die belofte niet veel,"
zei 'hij'. „Een God, die menschen noodig
heeft om voor d© Zijnen te zorgen, kan ik
niet als God erkennen."
„Niet een God, die menschen noodig
heeft; maar ©en God, die menschen ge
bruiken wil is onze God", sprak dokter
Brenzilof.
(Wordt veirvolgjd.)