No 98 Dinsdag Januari 1996 46e Jaargang Getrouw tot iu den dood. FEUILLETON. Drukkers-Exploitanten: OOSTERBAAN LE COINTRE GOES Bureaux: Lange Vorststraat 6870, Goes Tel.: Redactie no. 11; Administratie no. 58 Postrekening No. 36000. Bijkantoor te Middelburg: Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259 De Zeeuw VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs: Per 3 maanden, franco per post, f3. Losse nummersf 0.05 Prijs der Advertentiën: 14 regels f1.20, elke regel meer 30 ct. Bij abonnement belangrijke korting. WAAROM ANTI REVOLUTIONAIR? Wegens plaatsgebrek moest reeds «enige dagen een verslag van een ver gadering der Goesche Anti-Rev. Kiesver- eeniging wachten. Het in die vergadering door den heer mr J. W. Goedbloed in geleide onderwerp blijft echter actueel en omdat het van zoo hoog belang, is, geven wij het verslag thans hier een plaats. Vrijdagavond vergaderde de A. R- Kies- vereeniging te Goes. Na opening der ver gadering las de voorzitter, dhr RaStmeijbr, een gedeelte van Psalm 97 en sprak daar na een welkomstwoord. Spr. herinnerde aan de herdenking van het 60-jarig be staan der K. V* en weeis erop, dat dit allereerst bedoelde propaganda voor de vereen, to zijn en nieuwe leden te win nen. Met dankbaarheid kon spr. medede-e- len, dat in en na de feestvergaderinj} zich ruim 40 nieuwe leden opgaven. Aan 90 personen, anti-revolutionairen, die ook in die vergadering aanwezig waren en .zich nog niet opgaven »als lid, is voor de ■cursusvergadering van hedenavond een uitnood'ging gezonden. En helaas toont de opkomst van heden, dat zoo goed als niemand aan die uitnoodiging gevolg heeft gegeven. Toch moeten onze A-R. men- schcn, zegt spr., meer met him partij gaan meeleven. RZal noodig zijd in de naaste toekomst, dat wij als anti-revolu tionairen beter onze beginselen leeren verstaan en er warmer voor worden. Want nu de coalitie niet meer intact is, staat onze partij weer in isolement. En wei zullen zoowel principieel als plractisch krachtiger moeten gaan werken en ook bij anderen liefde voor onze schoon© 'A R, beginselen wekken. Spr. deelt mede, dat hem zoosven werd medegedeeld, dat de heer dr de Visser aan H- M. de Koningin heeft bericht, dat hiji de hem gegeven opdracht niet heeft kunnen uitvoeren en dat thans de vorm ng van ©en extra-parlementair kabinet werd opge dragen aan Mr Limburg .vrijzinnig-demo craat. Nadat nog enkele huishoudelijk© zaken zijn besproken word bet woord gegeven aan Mr J. W'. Goedbloed, die een inlei ding hield over het onderwerp „Waarom Anti-Revolutionair". i Spr. wijst er in verhand met de mede- deeling van den voorzitter op, dat nu dr de Visser zijn opdracht tot vorqrug van. ■een ministerie niet kon volbrengen, het parlementarisme een klap heeft gekregen. Dat is een feit, dat ons veel te zeggen heeft. En ons mede de verplichting óp- legt, om onszelf de vraag te stellen, waar om wij inzake de Staatkunde anti-revo lutionair zijn. Uiteraard is de beteekenis der vraag „Waarom Anti-Revolutionair?" eenigs- zins vaag, niet scherp omlijnd. Door in vulling van verschillende woorden kan ze •van geheel verschillenden zin en bedui- denis worden. Nu js voor de juiste beantwoording van ©en vraag' niets van meer gewicht, dan het scherp stellen, het scherp om lijnen en onderscheiden der vraag. Vaag heid, onbelijndheid is op schier elk ge bied uit den booze, doch zeker op dat der politiek. We zullen 'derhalve meeten beginnen «Bet de ontbrekende woorden in de tïtel- vraag aan te vullen en dan galooven we niet ver van de bedoeling van den steller de zijn, indien we de vraag 'aldus doen luiden: waarom zij'n wij anti-revolutio nair? Aldus de vraag: gesteld, is ©enigszins d© vaagheid eraan ontnomen; inidien we Schets uit de Russische revolutie. 10.) _o— „Er zijn dus meerdere schuldigen?" „Ja; maar de hoofddaders ken ik." „En die zijn De heer Petrof stond op het punt te antwoorden, toen buiten een rijtuig stil hield. Onmiddellijk daarop werd een ruk aan de schel gedaan. Petrof haastte zich naar de deur en opende deze. De officier van justitie uit Penza stond voor hem. „W©1, mijnheer Petrof', zei de machtige man, „hoe gaat het u? Ik heb uw tele gram ontvangen en geen gras over de zaak laten groeien naar u ziet- Er is hier zeker wel een lokaliteit, waar we ■alleen kunnen praten?" „Veroorloof mij, u voor te gaan', mijn heer de officier. Ik heb den platten grond van dit huis al leeren kennen", was he! antwoord- De detective opende de deur van een kleine kamer, en de officier met zijn se cretaris traden binnen. Nadat de heeren aan een tafel hadden plaats genomen deed Petrof een omstandig verhaal van het voorgevallene en van-het resultaat van ■zi|n onderzoek. althans de woorden zijin wij in deze be teekenis opvatten: „wij. leden, der ver schillende Ant'-Revolutionaire- Kiesver- voreenigingien". Het antwoord op deze vraag kan zeer kort zijn; n.l. omdat wiji de overtuiging hebben ,dat de Anti-Revolutionaire be ginselen inzake de Staatkunde de juiste, nader ,de meest juiste zijn. We stellen nu dadelijk de nadere vraag; welke zijn de Anti-Revolutionaire begin selen inzake de Staatkunde? We komen derhalve tot de conclusie, dat de bedoeling van deze Inleiding, het onderwerp ervan, moet zijn een omschrij ving, een u:teenzetting der Airiti-Revolu tionaire beginselen inzake 'de "Staatkunde. Op zichzelf kan deze bedoeling niet an ders #dan toejuiching verdienen. Immers wij worden daardoor gedwongen ons zelf rekenschap te geven van ons standpoint inzake de Staatkunde. Onze overtuiging dienaangaande wordu daardoor helderder: wijzelven worden daardoor verrijkt,; maar ook wij zijn daardoor te beter in. staat en zullen daarom temeer er naar streven om aan anderen den rijkdom dezer begin, selen uit te stallen en hen alzoo ervoor te winnen. Slechts het bewust bezit, zij- bet ook gegradeerd, van den schat, dien God ons in de Anti-Revolutionaire be ginselen heeft willen schenken, zal in ons het heilig vuur ontsteken om ook anderen voor die princip'e's te doen ontvlammen. We willen ons in deze Inleiding bepalen tot bet geven van ©enige opmerkingen;, -en dat aan de hand van Kuyper's „Het Calvinisme en de Staatkunde", over de Anti-Revolut'onaire beginselen in zake de soevereiniteit in den Staat, in de Maatschappij, en in de Kerk. Op zichzelf drukt Anti-Revolutionair een negatieve gedachte uit: immers anti be- teekent tegen, en als voorvoegsel gebruikt bij revolutionair, geeft het te kennemj, dat men niet omwentelingsgezind, juist tegen-omwentelingsgezind ie'. Gelijk iemand, die verklaart anti-paapsch "te zijn, te kennen geeft, dat hij tegen het paapi sche is, zoo zeigt ook'hiji, die Anti-Revolu tionair zich noemt, dat hij zich keert tegen de omwenteling. Nu ontvangen woorden en namen' niet alleen zin door hunnie letterlijke- betee kenis, doch ook door hunne geschiedenqis. En zoo heeft ook de op zichzelf nega tieve gedachte van Anti-Revolutionair een positieven inhoud verkregen door Se ge schiedenis. Immers tegen cle omwente ling beteeke-nt hier tegen de oiu'wenfteiingj de revolutie van 1739, i Tegen -den geest, die slechts heil zag om den mensch te plaatsen opi den .trgoii van God; die het geluk en 'alleen het geluk zag dagen, indien de manisch zijin lot in eigeti'hand n{am; en zich het scherpst qualificeerde in de leuze ,.ni Dieu, ni m litre", geen God, geen meester. En waartegen Groen van Prinsterer als even scherp qualificeerende leuze van eigen standpunt stolde: tegen de Revolutie [het Evangelie. Meer positief is dé tweelingnaam Ohris- lelijik-Historisch; Historisch hierop dui dend, dat de toestanden niet naar wil lekeur door ons worden geschapen, maar het product zij!n van een „verleden, dat, onafhankelijk van onjzem, wil en buiten ons toedoen, geschapen is door Hem, in wien we leven, ons bewegen en zijin", en Chris telijk aangevend, gelijk in „tegen d-e Re volutie liet Evangielie", dat bedil alleen is te vinden voor alle leven, ook het staatkundige, bij den Christus, en naet bij den mensch. Aandachtig luisterde de officier toe. terwijl de pen van den secretaris snel over het papier gleed. „Uw conclusie is dus", zoo zei de amb tenaar der justitie, nadat Petrof zijn re laas geëindigd had, dat de gouverneur geholpen door den hetman der kozak ken, zich heeft willen wreken op Dr Bren- zilof over het verloopen der zaken van zijn zoon, die hier geneeskundige prak tijk uitoefent?" „Juist, mijnheer de officier". „Welnu, dan zullen we eerst dien het man eens laten halen en tevens den gou verneur hooren. Ook Zal ik bevel geven tot opsporing en aanhouding van den agent Joessof. Ik heb den kapitein der gen darmerie meegebracht- Hij bevindt zich met ,één van zijn luitenants in de auto. Breng hem als 'tu blieft deze stukken." Al sprekende had de officier een twee tal formulieren ingevuld en aan zijn se cretaris tér hand gesteld- Deze verwijderde zich met de papieren'. Nadat de auto vertrokken was, werd de dokter ontboden. Zijn verklaringen waren gelijkluidend aan die, welke hij voor Petrof had afgelegd. „Kunt u nagaan", zoo vroeg de offi cier, „wat dit fleschje bevat?" 't Was het door den detective aan Joes sof ontnomen fleschje- De dokter rook eraan- Doch ©erst vollen, positieven zin erlanf- gen de nam-en Anti-Revolutionair enChris- telijk-Historisch in Artikel 1 van het Anti- Revolutionair Program: „De Anti-Revolu tionaire of Chri s telijik-His t oris ohe ri chting vertegenwoordigt, voor zooveel ons land aangaat, den grondtoon van ons volkska rakter, ge-lijk dit, door Oranje geleid, onder invloed der Hervorming, omstreeks 1572, zijn stempel ontving".Immers hier wordt klaar en duidelijk gezegd, dat men onder de Anti-Re-volut onaire richting wil verstaan die richting, welke in het begin van onze nationlal-e worsteling tegen Spanje en Rome onder den invloed der Hervorming en onder leiding' van Oranje den grondtoon va.n ons volkskarakter ver tegenwoordigde. En deze was zonder twij fel en zonder mogelijke betwisting de Calvinistische richting. En nu worrlt- de naam Oalvinüstisteha richting wel niet expres sis verbis ge noemd, doch -dit geschiedde om tactische redenen, gelijk in den breede wordt .ont vouwd in Kuyper, „Anti-Revolutionaire Staatkunde" Dl. I, Hfdst. XIV en XV. Maar al te vaak toch zag men ook toen in het Calvin:sm© slechts een theologisch sy steem, en was, wie op staatkundig gebied Calvinistisch voelde en dacht, beducht voor het leerstuk der Praedestinatie of uitverkiezing in, theo-logicis. Alclus opgevat verkrijgt de naam Anti- Revolutiona:r volledig positieven inhoud: immers ook de Rooffiscbe kan zich Anti- Revolutionair noemen, ook rle Duitsche legitimist kan zich Christelijlc-Historiseh noemen, doch Calvinist kunlnen zij! zich niet not-man. Wat is nu het kenmerkende van het Overheidsgezag' volgens het Calvinisme? Dit in de eerste plaats, dat God de Overheid heeft ingesteld om der zonde wil. (Art. '36 der Geref. Belijdenis.) De Overheid is niet op-gekomen uit de natuurlijke ontwikkeling van ons mensche- lij'k geslacht. Neen, ze is' ingesteld uit oorzaak der terdoivenbeid, om der zon den wil. Buiten de zonde hadden we dus gehad één groote menschheid, met een wereld rijk. D'och de zonde heeft- daarin ook ver storend ingewerkt. Juist -om leven mogelijk te maken, uit gemeene gratie, uit algjemeene genade, heieft God de verdeeling der menschheid in volken en staten gewild, opdat er leven, en ontwikkeling mogelijk zou 'zijn. De zonde heeft de instelling der Over heid en het u:te>©ivaJlen der meinschheid in staten noodzakelijk gemaakt. Daarom is bet Overheidsgezag iets me chanisch, dat feitelijk niet bij ué onge stoorde ontwikkeling van bet menschelijfc leven behoort, daaruit niet opkomt, doch daaraan is opgelegd om der zonde wij, om dat leven mogelijk t-e mak-en en tot ontwildeeling te brengen. Het is de stok bij de plant, die anders zou neervallen, de kruk voor den kreupele, om hem te doen iöopem, het verband om de- breuk. (Kuv^ per, „Het Calvinisme".) In d-e tweede plaats is het kenmerk, dat alle Overheidsgezag op aarde eeni-g en alleen afvloeit ti't de souvereiniteit Gods. De Overheid is Gods dienaresse. Zjj handhaaft Gods gerechtigheid, Zij'ne ordi nantiën, Zijn bestel, Zijn Wet. En daarom regeert alle Overheid bij de- gratie Gods ien zijn wij als onderdanen! gehouden d-e Overheid te gehoorzamen niet alleen om der straffe wil, maar in dei consciëntie. Principieel doet de vorm en de wijlze „Het schijnt een blauwzuur-preparaat te zijn"zei hij. „Ik zou den heeren wil len vragen, een reactie-proef met dit goedje te mogen nemen, ten einde den aard er van hij benadering vast te stel len." i „Kunt u de daarvoor benoodigde uten- siliën hier halen? Om de beschuldiging van een -oneerlijke proefneming onmogelijk: te maken, ziet u." „Dat kan wel", antwoordde de dokter en hij spoedde zich naar zijn apotheek. Aandachtig volgden de politiemannen na zijn terugkeer de proefneming- „Cyaankali! Juist zooals ik dacht- Een bliksemsnel doodend gif", zei Dr Brei> zilof- „Natuurlijk is het onderzoek op meer wetenschappelijke manier te nemen, maar aan den uitslag kan geen twijfel bestaan." „Ik dank u; begeef u thans naar de patiënten, terwijl wij den gouverneur hooren." De gouverneur ontstelde hevig, toen hij bij het binnentreden der kamer den officier van justitie zag- Het was hem niet onbekend, dat deze een man was, zoowel van buitengewone bekwaamheid als van onkreukbare recht vaardigheid en dat zijn invloed reikte tot in de hoogste kringen toe. De officier wees met een handgebaar den chef der plaatselijke politie een stoel van totstandkoming aan het karakter1 van dit. gezag', als afvloeiend uit de souverei- nll-er.':: uocis, niet af of toe. Alzoo wordt hiermee positie gekozen èn tegenover de theorie, die in de groote Fransche Revolutie van 1789 hoogtij vier de, en de bron van alle gezag zag in den Volkswil, in het „Contrat Social". Die leer gaat uit van den enkelen mensch, d-eize is souverein, heeft oorspronkelijk niemand op aarde boven zich. En evenzeer -Wordt positie 'gekozen te genover de later opgekomen leer der Staats.souvereiniteit. Daarbij yvordt de Staal gedacht als een wezen, met een zich ontwikkelend Staatsbewustzijn, met een Staatswil, met ©en Staatsdoel, waar aan elk lid van dien Staat zich ten slotte te onderwerpen heeft. Doch die wil van dien Staat uit zich ten slotte in beschik kingen van meriscben, en zoo is de on derwerping aan dien Staatswil weer een onderwerping van den mensch aan den mensch en een gehoorzamen van dien wil een gehoorzamen van den mensch aan den mensch en niet gelijk bij het Calvi nisme een gehoorzamen van den mensch aan den Overheidspersoon, omdat het God belieft ons door dien mensch te regeeren, dus een gehoorzamen om Godë wil, omdat God ons door middel van dien mensch wil regeeren. Naast het Overheidsgezag eert het Cal vinisme de zoogenaamde Souvereiniteit in eigen kring, d.w.z. dat binfnen 'den kring van den Staat velerlei andere kring be staat, waarbinnen evenzeer gezag wordt geoefend, een gezag, dat niet zij|n grond ontleent aan het Staats-, het Ov-erheids* gezag, maar dat in dien kring biets hoo- gers boven zich heeft dan God (bet ge zag van den persoon, het genie, het gjezag in het geizin, in den kring van handel, nijl- verheid, landbouw, arbeid, wetenschap, in de gemeente). Scherp moeit daarbij in het oog worden gevat het organisch karakter der Maat schappij en het mechanisch karakter van de Overheid. De Overheid, niet uit het Scheppings leven opkomend, is mechanisch, ze draagt het zwaard als het toeken van dwang en -macht. De Overheid spreekt recht, zorgt voor bet volk als eenheid, zoowel naar binnen als naar buiten en dwingt ten slotte met den sterken arm gehoorzaam heid aan haar bevelen af. Tegenover dezen mechanischen een- heidsdwang van de -Overheid staan de organische levensuitingen van velerlei maatschappelijke levenskringen. Daaruit ontstaat Wrijving en botsing, worstelingl tusschen Staat ©n Maatschappij, Gezag en Vrijheid Het Calvinisme kiest positie, want liet erkent het Goddelijk karakter van het Overheidsgezag', doch evenzeer het God delijk karakter van het gezag in de maat schappelijke kringen en regeling - van bei der verhouding in de W-et De Overheid mag in dit maatschappelijk leven ingrijpen; Ie om te beschermen de kripgen onderling; 2e om te bescher men de individuen en het zwakke tegen misbruik en macht in die kringen; 3e. om allen te dwingen bij t-e dragen tot instandhouding van den Staat door het praesteeren van persoonlijke en geldelijke lasten. D'och de O verheid', mag: niet in absolute machfsvolheid eenzijdig deze regeling aan het maatschappelijke leven opleggen, doch moet in gemeen overieg met dit maat schappelijk leven de regeling treffen en öeierieggen in de wet, in de constitutie. aan én- begon de ondervraging met een onverbiddelijke, recht op het doel af gaande zekerheid- De verdachte moest toegeven, dat er naijver bestond tusschen Dr Brenzilof en zijn zoon; of liever dat de laatste den dokter haatte, omdat deze zijn genees kundige practijk groot nadeel toebracht- Hij moest toegeven, dat de politie eeni- gen tijd geleden het huis had geïnspec teerd, zonder daarvoor aannemelijke re denen te hebben. Hij moest toegeven, dat hij met de ver loofde van zijn dochter, den hetman der kozakken, gesproken had over de schade, die zijn zoon door de kunde van Dr Bren zilof in zijn practijk ondervond. Hij moest toegeven, dat Joessof zijn ver trouwde was; dat hij met dezen en niet met den inspecteur gewichtige zaken placht te bespreken; en dat de lange agent, ofschoon hij nachtdienst had gehad, 's middags aan 't bureau was geweest, iets, wat anders nooit gebeurde. Ten slotte moest hij toegeven, dat hij dezen man met een fleschje vergif in den zak aan het bed van den gewonden Boris gestuurd en zuster Olga met geweld uit de ziekenkamer verwijderd had, al ontkende hij te weten, dat Joessof blauwzuur bij zich droeg. Na het verhoor werd de gouverneur naar de spreekkamer teruggebracht en Beider gezag vloeit af uit dezelfde Bron, uit de absolute souvereiniteit Gods, recht streeks. Alleen zoo staat men sterk tegen de hl- macht van den Staat, tegen de voor stelling, alsof er geen recht is boven en buiten de geldende wet, en tegen het absolutisme, dat geen grondwettelijke réchten kent dan als gunsten van den vorst. Ten slotte eenige opmerkingen over het gezag inzake de religie en do roeping der Overheid daartegenover. Het Calvinisme stelt in 'de religie den mensch rechtstreeks tegenover God. Zon der intermediair of tusschenkomst van mensche-n. Daaruit vloeit voort, dat ieder naar -de inspraak van zijn geweten "God moet kunnen dienen. De conscientievrijt- heid derhalve. Op het gebied van het geweten heeft niemand hooger gtezag bo ven zich dan God. ■Zoowel Calvijn als zijne latere volgers hebben niet van den aanvang af de g!an- sche draagwijdte van het stelsel door schouwd. Zij waren te dezer zake ook kinderen huns tijds. Doch dan kan daartegenover 'gésteld worden, dat nergens eerder practisch de vrijheid der consciëntie- gehandhaafd is dan in de Calvinistische landen, Zwitser land, de Nederlanden, Engeland, terwijl zij het eerst tot volle ontwikkeling is gekomen, zoowel theoretisch als prac tisch, in de Vereenigde Staten van Noord- Amerika, wier grondleggers1 Calvinisten waren. De Overheid heeft deze vrijheid der consciëntie te eerbiedigen, zoowel door zelve door hare- regelingen niet op het gebied der consciëntie te willen heer- schen, als door te waken voor schending dezer vrijheid van de zijde van de Kerk. De Kerk is souverein op haar eigen ge bied, maar ze heeft, over wien buiten dat terrein leeft, niets te zeggen. En;mocht ze door dwang haar terrein ten dezen willen overschrijden, dan heeft ieder bur ger aanspraak op bescherming' 'der Over heid. Dit ten opzichte van de constienjfreVrij- heïd. Ten aanzien van de Kerk heeft hef Calvinisme gebroken met de Staatskerk, zoowel met de idee; dat de Staat, de Overheid, de Landsheer te bepalen had. wat in de Kerk geleerd zou worden, als met de idee, dat de Kerk bepalen zou, welken godsdienst de Overheid met haar macht te handhaven had. Het Calvinispqe leert, dat de Overheid niet kieken mag tusschen de verschillenlde Kerken, omdat zij als Overheid de ge gevens mist om te oordeelen, en elk öor« -wi f© dezer zake de souvereiniteit dec Kerk aantast. i De Kerk heerscfit op het terrein der particuliere genade, de Overheid is een^ instituut krachtens de gemeen© ganjaida''"^ aan de menschheid gegeven. Wat de verhouding der Overheid zelve tegêfiövef God betreft, de Overheid is Dienaresse Gods. Z© moet God als haat Opperheer erkennen, Hem dienen door het volk naar Zijn ordinantiën te regee ren. „Elk overheidsp-erisoon is verplicht zelf de rechten Gods in 'het natuurlijk leven en Zijn Woord te onderzoeken, niet Om zich aan de uitspraak van ©enig© Kerk te onderwerpen, maar om zelf het licht op te vangen, dat hij voor de ken- niss© van Gods wil behoeft" (Kuyper). Of gelijk Artikel 3 van het 'Anti-Revo^ lutionair Program zegt; het Staatsgezag alleen in de consciëntie der overheidsr onder verdere bewaking van den gendar me gesteld. Vervolgens werden zuster Olga, de ko zak Lotz, de inspecteur en Tanowitsj aan een ondervraging onderworpen, en toen kwam de inmiddels gearriveerde hetman der kozakken, de adspirant-schoonzoon van den gouverneur, aan de beurt. Hij was iemand van tegen de dertig jaar, kort en corpulent met een bleek ge laat en loerende oogen. In zijn voorkomen was iets, wat men geen naam kon geven, maar dat 'n onaangenamen indruk maak te; een vermenging van brutaliteit en om zichtigheid, zooals men ze bij roofdieren op vier en optwee beenen pleegt aan te treffen. Slechts een enkel oogenblik zag de ko- zakkenchéf den heer Petrof aan; maar dat oogenblik was'voor den detective vol doende om te begrijpen, wat in de ziel van den hetman met onuitwischbaar schrift geschreven stond. Het was een oorlogs verklaring op leven en dood, zonder ge nade en zonder wapenstilstand. Het was: gij of ik, nu of later. (Wordt vervolgd.)' 1 J

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1926 | | pagina 1