No 98
Dinsdag Januari 1996
46e Jaargang
Getrouw tot iu den dood.
FEUILLETON.
Drukkers-Exploitanten:
OOSTERBAAN LE COINTRE GOES
Bureaux: Lange Vorststraat 6870, Goes
Tel.: Redactie no. 11; Administratie no. 58
Postrekening No. 36000.
Bijkantoor te Middelburg:
Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259
De Zeeuw
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs:
Per 3 maanden, franco per post, f3.
Losse nummersf 0.05
Prijs der Advertentiën:
14 regels f1.20, elke regel meer 30 ct.
Bij abonnement belangrijke korting.
WAAROM ANTI REVOLUTIONAIR?
Wegens plaatsgebrek moest reeds
«enige dagen een verslag van een ver
gadering der Goesche Anti-Rev. Kiesver-
eeniging wachten. Het in die vergadering
door den heer mr J. W. Goedbloed in
geleide onderwerp blijft echter actueel en
omdat het van zoo hoog belang, is, geven
wij het verslag thans hier een plaats.
Vrijdagavond vergaderde de A. R- Kies-
vereeniging te Goes. Na opening der ver
gadering las de voorzitter, dhr RaStmeijbr,
een gedeelte van Psalm 97 en sprak daar
na een welkomstwoord. Spr. herinnerde
aan de herdenking van het 60-jarig be
staan der K. V* en weeis erop, dat dit
allereerst bedoelde propaganda voor de
vereen, to zijn en nieuwe leden te win
nen. Met dankbaarheid kon spr. medede-e-
len, dat in en na de feestvergaderinj}
zich ruim 40 nieuwe leden opgaven. Aan
90 personen, anti-revolutionairen, die ook
in die vergadering aanwezig waren en
.zich nog niet opgaven »als lid, is voor de
■cursusvergadering van hedenavond een
uitnood'ging gezonden. En helaas toont
de opkomst van heden, dat zoo goed als
niemand aan die uitnoodiging gevolg heeft
gegeven. Toch moeten onze A-R. men-
schcn, zegt spr., meer met him partij
gaan meeleven. RZal noodig zijd in de
naaste toekomst, dat wij als anti-revolu
tionairen beter onze beginselen leeren
verstaan en er warmer voor worden.
Want nu de coalitie niet meer intact
is, staat onze partij weer in isolement. En
wei zullen zoowel principieel als plractisch
krachtiger moeten gaan werken en ook bij
anderen liefde voor onze schoon© 'A R,
beginselen wekken.
Spr. deelt mede, dat hem zoosven werd
medegedeeld, dat de heer dr de Visser aan
H- M. de Koningin heeft bericht, dat hiji de
hem gegeven opdracht niet heeft kunnen
uitvoeren en dat thans de vorm ng van
©en extra-parlementair kabinet werd opge
dragen aan Mr Limburg .vrijzinnig-demo
craat.
Nadat nog enkele huishoudelijk© zaken
zijn besproken word bet woord gegeven
aan Mr J. W'. Goedbloed, die een inlei
ding hield over het onderwerp „Waarom
Anti-Revolutionair". i
Spr. wijst er in verhand met de mede-
deeling van den voorzitter op, dat nu dr
de Visser zijn opdracht tot vorqrug van.
■een ministerie niet kon volbrengen, het
parlementarisme een klap heeft gekregen.
Dat is een feit, dat ons veel te zeggen
heeft. En ons mede de verplichting óp-
legt, om onszelf de vraag te stellen, waar
om wij inzake de Staatkunde anti-revo
lutionair zijn.
Uiteraard is de beteekenis der vraag
„Waarom Anti-Revolutionair?" eenigs-
zins vaag, niet scherp omlijnd. Door in
vulling van verschillende woorden kan ze
•van geheel verschillenden zin en bedui-
denis worden.
Nu js voor de juiste beantwoording
van ©en vraag' niets van meer gewicht,
dan het scherp stellen, het scherp om
lijnen en onderscheiden der vraag. Vaag
heid, onbelijndheid is op schier elk ge
bied uit den booze, doch zeker op dat
der politiek.
We zullen 'derhalve meeten beginnen
«Bet de ontbrekende woorden in de tïtel-
vraag aan te vullen en dan galooven we
niet ver van de bedoeling van den steller
de zijn, indien we de vraag 'aldus doen
luiden: waarom zij'n wij anti-revolutio
nair?
Aldus de vraag: gesteld, is ©enigszins
d© vaagheid eraan ontnomen; inidien we
Schets uit de Russische revolutie.
10.) _o—
„Er zijn dus meerdere schuldigen?"
„Ja; maar de hoofddaders ken ik."
„En die zijn
De heer Petrof stond op het punt te
antwoorden, toen buiten een rijtuig stil
hield. Onmiddellijk daarop werd een ruk
aan de schel gedaan. Petrof haastte zich
naar de deur en opende deze. De officier
van justitie uit Penza stond voor hem.
„W©1, mijnheer Petrof', zei de machtige
man, „hoe gaat het u? Ik heb uw tele
gram ontvangen en geen gras over de
zaak laten groeien naar u ziet- Er is
hier zeker wel een lokaliteit, waar we
■alleen kunnen praten?"
„Veroorloof mij, u voor te gaan', mijn
heer de officier. Ik heb den platten grond
van dit huis al leeren kennen", was he!
antwoord-
De detective opende de deur van een
kleine kamer, en de officier met zijn se
cretaris traden binnen. Nadat de heeren
aan een tafel hadden plaats genomen deed
Petrof een omstandig verhaal van het
voorgevallene en van-het resultaat van
■zi|n onderzoek.
althans de woorden zijin wij in deze be
teekenis opvatten: „wij. leden, der ver
schillende Ant'-Revolutionaire- Kiesver-
voreenigingien".
Het antwoord op deze vraag kan zeer
kort zijn; n.l. omdat wiji de overtuiging
hebben ,dat de Anti-Revolutionaire be
ginselen inzake de Staatkunde de juiste,
nader ,de meest juiste zijn.
We stellen nu dadelijk de nadere vraag;
welke zijn de Anti-Revolutionaire begin
selen inzake de Staatkunde?
We komen derhalve tot de conclusie,
dat de bedoeling van deze Inleiding, het
onderwerp ervan, moet zijn een omschrij
ving, een u:teenzetting der Airiti-Revolu
tionaire beginselen inzake 'de "Staatkunde.
Op zichzelf kan deze bedoeling niet an
ders #dan toejuiching verdienen. Immers
wij worden daardoor gedwongen ons zelf
rekenschap te geven van ons standpoint
inzake de Staatkunde. Onze overtuiging
dienaangaande wordu daardoor helderder:
wijzelven worden daardoor verrijkt,; maar
ook wij zijn daardoor te beter in. staat
en zullen daarom temeer er naar streven
om aan anderen den rijkdom dezer begin,
selen uit te stallen en hen alzoo ervoor
te winnen. Slechts het bewust bezit, zij-
bet ook gegradeerd, van den schat, dien
God ons in de Anti-Revolutionaire be
ginselen heeft willen schenken, zal in ons
het heilig vuur ontsteken om ook anderen
voor die princip'e's te doen ontvlammen.
We willen ons in deze Inleiding bepalen
tot bet geven van ©enige opmerkingen;,
-en dat aan de hand van Kuyper's
„Het Calvinisme en de Staatkunde",
over de Anti-Revolut'onaire beginselen in
zake de soevereiniteit in den Staat, in de
Maatschappij, en in de Kerk.
Op zichzelf drukt Anti-Revolutionair een
negatieve gedachte uit: immers anti be-
teekent tegen, en als voorvoegsel gebruikt
bij revolutionair, geeft het te kennemj,
dat men niet omwentelingsgezind, juist
tegen-omwentelingsgezind ie'. Gelijk
iemand, die verklaart anti-paapsch "te zijn,
te kennen geeft, dat hij tegen het paapi
sche is, zoo zeigt ook'hiji, die Anti-Revolu
tionair zich noemt, dat hij zich keert tegen
de omwenteling.
Nu ontvangen woorden en namen' niet
alleen zin door hunnie letterlijke- betee
kenis, doch ook door hunne geschiedenqis.
En zoo heeft ook de op zichzelf nega
tieve gedachte van Anti-Revolutionair een
positieven inhoud verkregen door Se ge
schiedenis. Immers tegen cle omwente
ling beteeke-nt hier tegen de oiu'wenfteiingj
de revolutie van 1739, i
Tegen -den geest, die slechts heil zag
om den mensch te plaatsen opi den .trgoii
van God; die het geluk en 'alleen het
geluk zag dagen, indien de manisch zijin
lot in eigeti'hand n{am; en zich het
scherpst qualificeerde in de leuze ,.ni
Dieu, ni m litre", geen God, geen meester.
En waartegen Groen van Prinsterer als
even scherp qualificeerende leuze van
eigen standpunt stolde: tegen de Revolutie
[het Evangelie.
Meer positief is dé tweelingnaam Ohris-
lelijik-Historisch; Historisch hierop dui
dend, dat de toestanden niet naar wil
lekeur door ons worden geschapen, maar
het product zij!n van een „verleden, dat,
onafhankelijk van onjzem, wil en buiten ons
toedoen, geschapen is door Hem, in wien
we leven, ons bewegen en zijin", en Chris
telijk aangevend, gelijk in „tegen d-e Re
volutie liet Evangielie", dat bedil alleen
is te vinden voor alle leven, ook het
staatkundige, bij den Christus, en naet
bij den mensch.
Aandachtig luisterde de officier toe.
terwijl de pen van den secretaris snel
over het papier gleed.
„Uw conclusie is dus", zoo zei de amb
tenaar der justitie, nadat Petrof zijn re
laas geëindigd had, dat de gouverneur
geholpen door den hetman der kozak
ken, zich heeft willen wreken op Dr Bren-
zilof over het verloopen der zaken van
zijn zoon, die hier geneeskundige prak
tijk uitoefent?"
„Juist, mijnheer de officier".
„Welnu, dan zullen we eerst dien het
man eens laten halen en tevens den gou
verneur hooren. Ook Zal ik bevel geven tot
opsporing en aanhouding van den agent
Joessof. Ik heb den kapitein der gen
darmerie meegebracht- Hij bevindt zich
met ,één van zijn luitenants in de auto.
Breng hem als 'tu blieft deze stukken."
Al sprekende had de officier een twee
tal formulieren ingevuld en aan zijn se
cretaris tér hand gesteld-
Deze verwijderde zich met de papieren'.
Nadat de auto vertrokken was, werd
de dokter ontboden. Zijn verklaringen
waren gelijkluidend aan die, welke hij
voor Petrof had afgelegd.
„Kunt u nagaan", zoo vroeg de offi
cier, „wat dit fleschje bevat?"
't Was het door den detective aan Joes
sof ontnomen fleschje-
De dokter rook eraan-
Doch ©erst vollen, positieven zin erlanf-
gen de nam-en Anti-Revolutionair enChris-
telijk-Historisch in Artikel 1 van het Anti-
Revolutionair Program: „De Anti-Revolu
tionaire of Chri s telijik-His t oris ohe ri chting
vertegenwoordigt, voor zooveel ons land
aangaat, den grondtoon van ons volkska
rakter, ge-lijk dit, door Oranje geleid, onder
invloed der Hervorming, omstreeks 1572,
zijn stempel ontving".Immers hier
wordt klaar en duidelijk gezegd, dat men
onder de Anti-Re-volut onaire richting wil
verstaan die richting, welke in het begin
van onze nationlal-e worsteling tegen
Spanje en Rome onder den invloed der
Hervorming en onder leiding' van Oranje
den grondtoon va.n ons volkskarakter ver
tegenwoordigde. En deze was zonder twij
fel en zonder mogelijke betwisting de
Calvinistische richting.
En nu worrlt- de naam Oalvinüstisteha
richting wel niet expres sis verbis ge
noemd, doch -dit geschiedde om tactische
redenen, gelijk in den breede wordt .ont
vouwd in Kuyper, „Anti-Revolutionaire
Staatkunde" Dl. I, Hfdst. XIV en XV.
Maar al te vaak toch zag men ook toen in
het Calvin:sm© slechts een theologisch sy
steem, en was, wie op staatkundig gebied
Calvinistisch voelde en dacht, beducht
voor het leerstuk der Praedestinatie of
uitverkiezing in, theo-logicis.
Alclus opgevat verkrijgt de naam Anti-
Revolutiona:r volledig positieven inhoud:
immers ook de Rooffiscbe kan zich Anti-
Revolutionair noemen, ook rle Duitsche
legitimist kan zich Christelijlc-Historiseh
noemen, doch Calvinist kunlnen zij! zich
niet not-man.
Wat is nu het kenmerkende van het
Overheidsgezag' volgens het Calvinisme?
Dit in de eerste plaats, dat God de
Overheid heeft ingesteld om der zonde
wil. (Art. '36 der Geref. Belijdenis.)
De Overheid is niet op-gekomen uit de
natuurlijke ontwikkeling van ons mensche-
lij'k geslacht. Neen, ze is' ingesteld uit
oorzaak der terdoivenbeid, om der zon
den wil.
Buiten de zonde hadden we dus gehad
één groote menschheid, met een wereld
rijk.
D'och de zonde heeft- daarin ook ver
storend ingewerkt.
Juist -om leven mogelijk te maken, uit
gemeene gratie, uit algjemeene genade,
heieft God de verdeeling der menschheid
in volken en staten gewild, opdat er leven,
en ontwikkeling mogelijk zou 'zijn.
De zonde heeft de instelling der Over
heid en het u:te>©ivaJlen der meinschheid
in staten noodzakelijk gemaakt.
Daarom is bet Overheidsgezag iets me
chanisch, dat feitelijk niet bij ué onge
stoorde ontwikkeling van bet menschelijfc
leven behoort, daaruit niet opkomt, doch
daaraan is opgelegd om der zonde wij,
om dat leven mogelijk t-e mak-en en tot
ontwildeeling te brengen. Het is de stok
bij de plant, die anders zou neervallen, de
kruk voor den kreupele, om hem te doen
iöopem, het verband om de- breuk. (Kuv^
per, „Het Calvinisme".)
In d-e tweede plaats is het kenmerk,
dat alle Overheidsgezag op aarde eeni-g en
alleen afvloeit ti't de souvereiniteit Gods.
De Overheid is Gods dienaresse. Zjj
handhaaft Gods gerechtigheid, Zij'ne ordi
nantiën, Zijn bestel, Zijn Wet.
En daarom regeert alle Overheid bij de-
gratie Gods ien zijn wij als onderdanen!
gehouden d-e Overheid te gehoorzamen
niet alleen om der straffe wil, maar in dei
consciëntie.
Principieel doet de vorm en de wijlze
„Het schijnt een blauwzuur-preparaat
te zijn"zei hij. „Ik zou den heeren wil
len vragen, een reactie-proef met dit
goedje te mogen nemen, ten einde den
aard er van hij benadering vast te stel
len." i
„Kunt u de daarvoor benoodigde uten-
siliën hier halen? Om de beschuldiging
van een -oneerlijke proefneming onmogelijk:
te maken, ziet u."
„Dat kan wel", antwoordde de dokter
en hij spoedde zich naar zijn apotheek.
Aandachtig volgden de politiemannen na
zijn terugkeer de proefneming-
„Cyaankali! Juist zooals ik dacht- Een
bliksemsnel doodend gif", zei Dr Brei>
zilof- „Natuurlijk is het onderzoek op
meer wetenschappelijke manier te nemen,
maar aan den uitslag kan geen twijfel
bestaan."
„Ik dank u; begeef u thans naar de
patiënten, terwijl wij den gouverneur
hooren."
De gouverneur ontstelde hevig, toen
hij bij het binnentreden der kamer den
officier van justitie zag-
Het was hem niet onbekend, dat deze
een man was, zoowel van buitengewone
bekwaamheid als van onkreukbare recht
vaardigheid en dat zijn invloed reikte
tot in de hoogste kringen toe.
De officier wees met een handgebaar
den chef der plaatselijke politie een stoel
van totstandkoming aan het karakter1 van
dit. gezag', als afvloeiend uit de souverei-
nll-er.':: uocis, niet af of toe.
Alzoo wordt hiermee positie gekozen èn
tegenover de theorie, die in de groote
Fransche Revolutie van 1789 hoogtij vier
de, en de bron van alle gezag zag in den
Volkswil, in het „Contrat Social". Die
leer gaat uit van den enkelen mensch,
d-eize is souverein, heeft oorspronkelijk
niemand op aarde boven zich.
En evenzeer -Wordt positie 'gekozen te
genover de later opgekomen leer der
Staats.souvereiniteit. Daarbij yvordt de
Staal gedacht als een wezen, met een
zich ontwikkelend Staatsbewustzijn, met
een Staatswil, met ©en Staatsdoel, waar
aan elk lid van dien Staat zich ten slotte
te onderwerpen heeft. Doch die wil van
dien Staat uit zich ten slotte in beschik
kingen van meriscben, en zoo is de on
derwerping aan dien Staatswil weer een
onderwerping van den mensch aan den
mensch en een gehoorzamen van dien wil
een gehoorzamen van den mensch aan
den mensch en niet gelijk bij het Calvi
nisme een gehoorzamen van den mensch
aan den Overheidspersoon, omdat het
God belieft ons door dien mensch te
regeeren, dus een gehoorzamen om Godë
wil, omdat God ons door middel van dien
mensch wil regeeren.
Naast het Overheidsgezag eert het Cal
vinisme de zoogenaamde Souvereiniteit
in eigen kring, d.w.z. dat binfnen 'den kring
van den Staat velerlei andere kring be
staat, waarbinnen evenzeer gezag wordt
geoefend, een gezag, dat niet zij|n grond
ontleent aan het Staats-, het Ov-erheids*
gezag, maar dat in dien kring biets hoo-
gers boven zich heeft dan God (bet ge
zag van den persoon, het genie, het gjezag
in het geizin, in den kring van handel, nijl-
verheid, landbouw, arbeid, wetenschap, in
de gemeente).
Scherp moeit daarbij in het oog worden
gevat het organisch karakter der Maat
schappij en het mechanisch karakter van
de Overheid.
De Overheid, niet uit het Scheppings
leven opkomend, is mechanisch, ze draagt
het zwaard als het toeken van dwang en
-macht. De Overheid spreekt recht, zorgt
voor bet volk als eenheid, zoowel naar
binnen als naar buiten en dwingt ten
slotte met den sterken arm gehoorzaam
heid aan haar bevelen af.
Tegenover dezen mechanischen een-
heidsdwang van de -Overheid staan de
organische levensuitingen van velerlei
maatschappelijke levenskringen. Daaruit
ontstaat Wrijving en botsing, worstelingl
tusschen Staat ©n Maatschappij, Gezag
en Vrijheid
Het Calvinisme kiest positie, want liet
erkent het Goddelijk karakter van het
Overheidsgezag', doch evenzeer het God
delijk karakter van het gezag in de maat
schappelijke kringen en regeling - van bei
der verhouding in de W-et
De Overheid mag in dit maatschappelijk
leven ingrijpen; Ie om te beschermen
de kripgen onderling; 2e om te bescher
men de individuen en het zwakke tegen
misbruik en macht in die kringen; 3e.
om allen te dwingen bij t-e dragen tot
instandhouding van den Staat door het
praesteeren van persoonlijke en geldelijke
lasten.
D'och de O verheid', mag: niet in absolute
machfsvolheid eenzijdig deze regeling aan
het maatschappelijke leven opleggen, doch
moet in gemeen overieg met dit maat
schappelijk leven de regeling treffen en
öeierieggen in de wet, in de constitutie.
aan én- begon de ondervraging met een
onverbiddelijke, recht op het doel af
gaande zekerheid-
De verdachte moest toegeven, dat er
naijver bestond tusschen Dr Brenzilof en
zijn zoon; of liever dat de laatste den
dokter haatte, omdat deze zijn genees
kundige practijk groot nadeel toebracht-
Hij moest toegeven, dat de politie eeni-
gen tijd geleden het huis had geïnspec
teerd, zonder daarvoor aannemelijke re
denen te hebben.
Hij moest toegeven, dat hij met de ver
loofde van zijn dochter, den hetman der
kozakken, gesproken had over de schade,
die zijn zoon door de kunde van Dr Bren
zilof in zijn practijk ondervond.
Hij moest toegeven, dat Joessof zijn ver
trouwde was; dat hij met dezen en niet
met den inspecteur gewichtige zaken
placht te bespreken; en dat de lange agent,
ofschoon hij nachtdienst had gehad,
's middags aan 't bureau was geweest, iets,
wat anders nooit gebeurde.
Ten slotte moest hij toegeven, dat hij
dezen man met een fleschje vergif in den
zak aan het bed van den gewonden Boris
gestuurd en zuster Olga met geweld uit de
ziekenkamer verwijderd had, al ontkende
hij te weten, dat Joessof blauwzuur bij
zich droeg.
Na het verhoor werd de gouverneur
naar de spreekkamer teruggebracht en
Beider gezag vloeit af uit dezelfde Bron,
uit de absolute souvereiniteit Gods, recht
streeks.
Alleen zoo staat men sterk tegen de hl-
macht van den Staat, tegen de voor
stelling, alsof er geen recht is boven en
buiten de geldende wet, en tegen het
absolutisme, dat geen grondwettelijke
réchten kent dan als gunsten van den
vorst.
Ten slotte eenige opmerkingen over het
gezag inzake de religie en do roeping
der Overheid daartegenover.
Het Calvinisme stelt in 'de religie den
mensch rechtstreeks tegenover God. Zon
der intermediair of tusschenkomst van
mensche-n. Daaruit vloeit voort, dat ieder
naar -de inspraak van zijn geweten "God
moet kunnen dienen. De conscientievrijt-
heid derhalve. Op het gebied van het
geweten heeft niemand hooger gtezag bo
ven zich dan God.
■Zoowel Calvijn als zijne latere volgers
hebben niet van den aanvang af de g!an-
sche draagwijdte van het stelsel door
schouwd. Zij waren te dezer zake ook
kinderen huns tijds.
Doch dan kan daartegenover 'gésteld
worden, dat nergens eerder practisch de
vrijheid der consciëntie- gehandhaafd is
dan in de Calvinistische landen, Zwitser
land, de Nederlanden, Engeland, terwijl
zij het eerst tot volle ontwikkeling is
gekomen, zoowel theoretisch als prac
tisch, in de Vereenigde Staten van Noord-
Amerika, wier grondleggers1 Calvinisten
waren.
De Overheid heeft deze vrijheid der
consciëntie te eerbiedigen, zoowel door
zelve door hare- regelingen niet op het
gebied der consciëntie te willen heer-
schen, als door te waken voor schending
dezer vrijheid van de zijde van de Kerk.
De Kerk is souverein op haar eigen ge
bied, maar ze heeft, over wien buiten
dat terrein leeft, niets te zeggen. En;mocht
ze door dwang haar terrein ten dezen
willen overschrijden, dan heeft ieder bur
ger aanspraak op bescherming' 'der Over
heid.
Dit ten opzichte van de constienjfreVrij-
heïd.
Ten aanzien van de Kerk heeft hef
Calvinisme gebroken met de Staatskerk,
zoowel met de idee; dat de Staat, de
Overheid, de Landsheer te bepalen had.
wat in de Kerk geleerd zou worden, als
met de idee, dat de Kerk bepalen zou,
welken godsdienst de Overheid met haar
macht te handhaven had.
Het Calvinispqe leert, dat de Overheid
niet kieken mag tusschen de verschillenlde
Kerken, omdat zij als Overheid de ge
gevens mist om te oordeelen, en elk öor«
-wi f© dezer zake de souvereiniteit dec
Kerk aantast. i
De Kerk heerscfit op het terrein der
particuliere genade, de Overheid is een^
instituut krachtens de gemeen© ganjaida''"^
aan de menschheid gegeven.
Wat de verhouding der Overheid zelve
tegêfiövef God betreft, de Overheid is
Dienaresse Gods. Z© moet God als haat
Opperheer erkennen, Hem dienen door
het volk naar Zijn ordinantiën te regee
ren. „Elk overheidsp-erisoon is verplicht
zelf de rechten Gods in 'het natuurlijk
leven en Zijn Woord te onderzoeken, niet
Om zich aan de uitspraak van ©enig©
Kerk te onderwerpen, maar om zelf het
licht op te vangen, dat hij voor de ken-
niss© van Gods wil behoeft" (Kuyper).
Of gelijk Artikel 3 van het 'Anti-Revo^
lutionair Program zegt; het Staatsgezag
alleen in de consciëntie der overheidsr
onder verdere bewaking van den gendar
me gesteld.
Vervolgens werden zuster Olga, de ko
zak Lotz, de inspecteur en Tanowitsj aan
een ondervraging onderworpen, en toen
kwam de inmiddels gearriveerde hetman
der kozakken, de adspirant-schoonzoon
van den gouverneur, aan de beurt.
Hij was iemand van tegen de dertig
jaar, kort en corpulent met een bleek ge
laat en loerende oogen. In zijn voorkomen
was iets, wat men geen naam kon geven,
maar dat 'n onaangenamen indruk maak
te; een vermenging van brutaliteit en om
zichtigheid, zooals men ze bij roofdieren
op vier en optwee beenen pleegt aan
te treffen.
Slechts een enkel oogenblik zag de ko-
zakkenchéf den heer Petrof aan; maar
dat oogenblik was'voor den detective vol
doende om te begrijpen, wat in de ziel van
den hetman met onuitwischbaar schrift
geschreven stond. Het was een oorlogs
verklaring op leven en dood, zonder ge
nade en zonder wapenstilstand. Het was:
gij of ik, nu of later.
(Wordt vervolgd.)'
1 J