"tweede blad. O IS ZEEUW Oil de Pers. Land- en Tmiibenw. Leestafel. Nieuws. VAN ZATERDAG 23 JAN. 1926, No. 96. De K/laas en Waalsche Zee. Indrukken van een ooggetuige Want Heer, Uw hand die mij bezocht met plagen, Deed dag en nacht mij zware smarten dragen Heusch, 'k stond een oogenblik beslui teloos. Voor mij strekte zich uit een groote, on afzienbare watermassa, een zee van wild- opzwiepende, wit-schuimende, klotsende, draaikolken vormende golven. 'k Wist niet, wat ik eigenlijk moest Danken voor 'tgroote, 'tonindenk- baar groote voorrecht, dat 't Noorden en meerdere deelen van ons land naar verhouding - genadiglijk gespaard zijn gebleven. Of schreien over die groote ramp, die als een zware slag op ons volk en land neerviel. Al is 't overstroomde gedeelte 't zwaarst getroffen door de roede in 's Heeren hand, de ramp strekt zich veel verder uit dan alleen de bewoners dier streken. Ons vólk, ons land is getroffen! Neen, de kranten hebben niet overdre ven: de aanblik van die onmetelijke zee perst u de tranen in de oogen. Er is gestreden en geworsteld om te redden wat te redden viel, maar zelfs en kelen moesten zich haasten om 't veege lijf te redden. Zóó snel kwam het watermonster aan snellen, om te vernielen, om te bedekken alles en alles. Midden door het overstroomde Maas en Waal verbreekt de grauwe rug der heu veltoppen het troosteloos grijs der water vlakte. In één dier heuvels is, vele jaren ge leden reeds een groote hoeveelheid zand afgegraven, 'tls een kuil geworden, meters groot, en daar in de diepte hebben een zeventigtal menschen een schuilplaats gezocht. Hun schuilplaats biedt niet veel gerief, maar ze zijn toch eenigszins beschermd tegen den kouden wind. Daar verblijven ze, dag en nacht, reeds vanaf'den eersten Januari en dragen en lijden Elders staat een huisje. De groote woon kamer is nog watervrij en in die beperkte ruimte hebben zes en dertig menschen een verblijfplaats gevonden. Maas- noch Waaloever konden ze berei ken, toen de vloed kwam opzetten, snel als een monster dat zijn prooi achtervolgt. Met sneltreinspoed dook het gevaar van alle kanten op. Een man vertelt: we zaten om de tafel en we bemerkten niets van 't gevaar voor dat 't opkomend water ons om de voeten spoelde. IJlings brachten we ons zoontje, dat ziek te bed lag naar den zolder en toen konden we al niet droogvoets meer door onze kamer loopen. Dat maakt de ramp véél grooter: 'twas zoo plotseling. Zoo heel weinig kon in vei ligheid gebracht worden. Zóó komt het ook dat er zoo veel koude is geleden. De eerste schuilplaats was de zolder. Aan alles denken ging niet, om al les mede te nemen nog minder. Slechts weinigen hadden op zolder een stookplaats maar nog minder een kachel en brandstof. Een telefoonkantoorhouder heeft 't toe stel mee weten te nemen naar boven. Zoo lang de dienst geopend is, is hij aan het toestel, het overige van den tijd wordt te bed doorgebrachtgedwongen, vanwe ge de kou. En niet één dag, maar vele dagen ach tereen. De vloed kwam opzetten als met groote sprongen. Boven op en in een hooiberg wonen menschen: De vloed heeft hen er heen gejaagd. Zoover het oog reikt, uren ver is het water, water.Slechts hier en daar steekt een hooggelegen boerderij er bo ven uit. Bijna alle huizen zijn verlaten, staan eenzaam te wachten totdat het natte ele ment weer wegvliedt. 't Vee staat in groote koppels saamge dreven, waar een vluchtheuvel of hooger gelegen plaats maar een veilige schuil plaats aanbiedt. En onafgebroken klotst het water, schu rend, beukend. Doet de muren scheuren, de gebouwen wankelen. Een huisje staat er, onbewoond, in al lerijl verlaten. Nog staat 't er, maar 't is 't vallen nabij. Door scheuren en gaten ziet men in het huis bedden drijven. Boomstammen, schelven hooi drijven rond. Ginds wiegelt een stapel ongedorscht koren op den golfslag mee. En de bevolking? Rustig, gelaten dragen de meesten hun lot, in sommige opzichten zelfs t e gelaten. Of is het stille berusting, is het mis schien dankbaarheid nog, wanneer ge hen hoort zeggen: Ik heb nog niet te klagen, dan moet je die en die hebben. Of is de slag te zwaar, te onverwacht geweest, zoodat zij de wreede werkelijk heid nog niet ten volle beseffen. VVant, velen zijn door deze ramp in vol slagen armoede gedompeld. Nog wordt 'tniet ten volle gezien en begrepen, maar straks, wanneer 't water weer weg is, dan zal gezien worden dat de aangebrachte schade veel grooter is, dan men gemeend heeft. Straks! Wanneer zal 'tland weer droog zijn. Volgens de verklaring van 'n des kundige duurt 't weken lang. 't Was een welvarende streek. Er wo nen wel kapitaalkrachtigen, maar er wo nen er ook zoovelen die enkel een koe, een paar varkens hebben en een stukje ge huurd land, en van de opbrengst daarvan moeten leven. Met één slag is hun koe, hun rijkdom weg Maar zelfs onder do meer gegoeden, on der de grootste boeren zijn er zelfs velen, die geen stukje land in eigendom hebben. Al het land dat ze bebouwen en gebruiken is gehuurd. De veestapel, dat is hun rijkdom. Het land komt vanzelf wel weer te voor schijn, en is dan zijn prijs weer waard. De „groote heeren", de grondbezitters, al mogen zij dan belangrijke schade hebben te boeken, zijn er niet het ergste aan toe. Maar de stapels vee, die omgekomen zijn, de goederen, die vernield zijn, en waarin toch de rijkdom der bevolking lagdaardoor is de welvaart gebro ken. En van dat verlies komt zoo heel wei nig terug. Dat maakt het bijna onmogelijk om er weer „boven op" te komen. Een welgezeten man heeft zijn geheelen veestapel moeten missen. Land bezit hij niet, hij is nu straatarm. Wanneer hij land had, zou hij daar hypotheek op kun nen nemen, en hij had weer geld om te beginnen. Maar nu, vanwaar moet hij geld krijgen? Hij kan geen waarborg verstrek ken, en zijn buren evenmin. Er is, al was het dan soms met groote moeite, veel vee gered. Maar hoe zal het weer in de eigen stallen worden terugge bracht? Zoo uit de warme stallen gehaald, moest het soms eerst door het water worden ge dreven om het droge te bereiken. Saam- gepakt en opeengedrongen stond het in groote koppels te wachten in de koude, in de buitenlucht, op de patte gronden. De aanvoer van veevoer was en is zeer beperkt. Hoe zal men per boot alles kun nen aanvoeren wat noodig is. Er is veel vee weggevoerd naar niet overstroomde deelen. Maar de eerste da gen hebben ze in de open lucht gestaan. En al is daar dan ook overvloed van voeder, hoeveel dieren hebben niet reeds te véél geleden, voordat er redding kwam. En ook daar staan ze saamgepakt. 'k Heb gezien hoe men kalveren afzonderde. Bijna vertrapt en vertreden. Bijna gestikt in de benauwde atmosfeer, in de beperkte ruimte, ziek geworden van de broeiing, die ontstond, doordat de dieren, tegen elkan der aangedrongen, hun lichaamswarmte verhoogden. Doodgegaan van honger en gebrek, van de kou of van de warmte. Klein- en pluimvee bestaat er bijna niet meer. Wie dacht in zulk een noodtoestand aan kippen of konijnen. En hoeveel half vernield veevoeder zal straks gevoerd worden wegens gebrek aan beter. Aardappels, mangelwortelen, knolrapen, het zit diep in den grond weggeborgen. Maar het water komt er wel om zijn ver nielend werk aan te vangen. Het hooi de rogge, de haver, in de schu ren, tot zelfs op verschillende stallen wordt van water doortrokken. Er is zooveel geleden gedurende deze veertien dagen, zoowel door mensch als door dier. Er is zoo veel geworsteld en gestreden, gedragen en geleden. O, laat in ons hart bij de gedachte aan die ramp en ónze sparing toch 't danklied leven: Dank, Vader! dank voor die genade! Verdiend ik zulks, ik zondaar? neen! (Fr. Dagblad.) Willynske. Christelijk- Sociaal? Dhr Amolink, lid der Eerste Kamer, schrijft in „De Amsterdammer"; Het Christelijk sociaal-economischi week blad „De Maatschappij", dat nu ruim drie maanden bestaat, b.ijkt almeer 'in anti sociale, react.onaire richting te sturen. In het laatste nummer van 14 Januari schrijft dr J. A. Nederbragt een hoofdar tikel „Tot arbeid geroepen". Daarin lezen we o m. bet volgende: >-■ iii -f i m I F1 „Nu heeft de arbeidende klassie veel en zwaar geleden, zoodat het voor sociale economie zaak was, in het biji- zonder voor arbeidersbelangen op te komen. Maar het kan zijn, dat er zoo danige beterschap in den toestand van de arbeidende klasse intreedt, dat het noodzakelijk is de zorg tendeele van haar af te wenden en die té doen overgaan op andere belangen. Zelfs zou het kun nen voorkomen, dat door overmaat van zorg een eertijds lijdend lid te weel derig en daardoor een gevaar voor het lichaam als zoodanig zou worden." In een noot teekent de schrijver hier het volgende bij aan: Ik roer hier een quaestie aan, die in onzen tijd practisch voortdurend aan de orde is. Er zijn bedrijfstakken, waar in het kwaad waarop ik doel, in ern stige mate voorkomt. Bij het bespreken van het vraagstuk van het collectief arbeidscontract en zijn bindendver klaring waaraan ook ons blad zich dit jaar wel niet zal kunnen onttrekken, zal ook op dit vraagstuk zijn te let ten." De vraag is dus, volgens Dr Nederbragt, practisch voortdurend aan de orde, of de zorg niet ten deele van de arbeiders moet worden afgewend, en de vraag rijst of door overmaat van zorg het eertijds lijdend lid, of de arbeidersklasse niet te weelderig wordt en daardoor een gevaar voor het lichaam als geheel. Zulke Christelijk-sociale economisten, moesten veroordeeld kunnen worden om b.v. eens een half jaar met hun gezin van een f 25 a. f 30 per week te moeten leven. Dan konden ze ook eens van dat weelderige leven van de arbeiders profi- teeren! En hoe vele arbeiders zijn er niet, die nog lang niet aan een weekloon van f30 komen. We kennen ze zelfs wel in een stad als Utrecht, valide arbeiders, die een geheele week voor f 12.50 moe ten werken. Maar het ergste behoeven die Christelijke economisten van „De Maatschappij" volstrekt nog niet mee te maken. Laten ze maar eens een half jaar hun gezin moeten onderhouden van b.v. f30 per week. En laten ze dan maar eens weer een artikel schrijven over dc weelderigheid der arbeidende klasse, die een gevaar wordt voor do maatschappij:! Wij kunnen praten met economisten, die beweren, dat de loonen te hoog zijn en dat deze verlaagd moeten worden, omdat economische omstandigheden dit eischen. Wij geven toe dat er een con flict kan zijn tusschen het sociaal-wen- schelijke en het economisch-mogelijke. Wij kunnen zelfs een betoog verstaan, dat bedoelt duidelijk te maken, dat we een periode van ellende door moeten, omdat een groote wereldverarming is in getreden. We kunnen het daarmee niet eens zijn, en toch wel het gevoelen van iemand, die dit van oordeel is, respec teeren. Maar, als men ons zegt, dat teveel zorg aan de arbeidende klasse besteed wordt, dat deze te weelderig wordt, dan zeg gen we: Gij kent het lot van den arbei der niet. Misschien hebt ge dat gekend, maar ge zij t het vergeten- Gij weet niet welk een moeite de arbeider, de arbeiders vrouw vooral, moet doormaken. Gij hebt er niet het minste besef van, hoe vol zorg vaak hun leven is- En durft gij het aan, die nijvere werkers te bespotten, door te schrijven, dat de arbeidersklasse te weelderig wordt? Wij betreuren dergelijk geschrijf in een blad als de „Maatschappij", ook omdat daardoor zulk een verkeerde sfeer gescha pen wordt- Het is allernoodzakelijkst dat de klassenstrijdbeginselen worden terug gedrongen- Het is allernoodzakelijkst, dat er komt samenwerking tusschen werk gever en werknemer. Door geschrijf als dat van' Dr Neder bragt. wordt een gaan in die richting tegengewerkt. De werkgever wordt tegen den werknemer opgezet- En het hart van den werknemer wordt als God hem er niet voor bewaart met wrok en wrevel vervuld. Zoo wordt het tegendeel bereikt van wat een Christelijk sociaal-economisch week blad moet beoogen- Aan een vriend van Patrimonium. Waarde Vriend, Een der kenmerkende eigenschappen van het Nederlandsche volk is zeker wel zijn vrijheidszin. Herinner u slechts den 80-jarigen kamp voor de gewetensvrijheid of de bewoordingen van ons Volkslied. Nu is het echter lang niet gelijk in welken geest men die vrijheid opvat. De liberale economie, ge weet het, predikte een alge- heele vrijheid voor het individu, omdat daardoor, liaars inziens, de beste waar borg lag voor den maatschappelijken voor uitgang. Als tegenvoeter van die opvatting geldt de eisch der socialisten om den Staat met een macht te bekleeden, welke den eenling geheel in de massa laat verloren gaan. Geen dezer stelsels is van Neder land - schen bodem; beide zijn vruchten der re volutie, welke niet van vaderlandschen oorsprong is. Wij zouden daarom den vrijheidszin een der traditiën van ons volk kunnen noe men. Waarom ik nu bepaaldelijk over dit onderwerp ga handelen? vraagt ge wel licht. Wij hadden het onlangs over de wijze waarop Patrimonium zich voorstel de de maatschappelijke vraagstukken on der de oogen te zien, en dat de oprichters zich toen dadelijk op positief christelijken en Nederlandschen grondslag plaatsten. Wil men dat, dan moet rekening gehouden worden met de traditie. Een volk dat zijn geschiedenis vergeet, verliest zijn groot ste goed; en deze leert ons altijd, dat onze vaderen hebben gestreden voor hun volks vrijheden. Onze tijd wil dat eenigszins an ders; vooral, zegt men, den kinderen toch niet te veel vertellen van die bloedige oor logen van onze vaderen, dat kweekt maar oorlogzuchtige menschen. Natuurlijk gaan wij met dergelijke op vattingen niet accoord, evenmin als met een valsche vrijheidstheorie. Immers daar zijn enkele van die groote waarheden, die een volk nimmer ongestraft kan verloo chenen. Valsch was de leuze der liberale economie, valsch, omdat een vrijheid werd gepredikt welke niet bestond. Was het niet prof. Quack, die in zijn standaard werk eenmaal schreef dat de liberale school twee ongelijksoortige en ongelijk waardige strijders tegen elkaar stelde. Aan de eene zijde hem in het bezit van kapitaal en productiemiddelen, en daar tegenover de arbeider, alléén in het bezit van arbeidskracht, of wilt ge, een gewa pende tegen een ongewapende. Beiden echter in het bezit van hun volle vrijheid, doch met dit onderscheid, dat de eene tot de tanden toe gewapend was om zijn eigenbelang te bevorderen en de andere weerloos was. Ontzettend waren dan ook de resultaten. Voor den arbeider bestond geen vrijheid meer, ja de toestand van me- nigen slaaf was begeerlijker dan die van den absoluut vrij genoemde. En het gevolg bleef niet uit. Men ging rammelen aan den keten; ge kunt den toestand vergelijken met dien van den opgesloten leeuw. On gevaarlijk voor den tijd dat men in staat is de kooi gesloten te houden, doch is men daartoe niet meer in staat, dan blijkt, dat een dergelijk dier gevaarlijker is dan in zijn oorspronkelijken toestand. De van zijn toestand bewust wordende arbeider zou, wanneer hem geen andere dan stoffelijke begeerten hadden vervuld, een gevaar voor den Staat geworden zijn. Doch er waren mannen, die het den van zijn ellendigen toestand bewust wordende arbeiders toe riepen, dat boven alle wetten de wet van God geldt. Hij de absolute, regeert de we reld, bij Hem is de oorsprong van het ge zag en Zijn gebod gebiedt den naaste als ons zelve lief te hebben. In den naaste niet te zien een bloot voorwerp, maar hem of haar die God op onzen weg heeft ge plaatst. Dit beginsel, vrucht van 'n Chris telijke overtuiging, plaatsten zij voorop in hun strijd voor verheffing van den arbei denden stand. Zij vroegen daarmede geen gunst voor den arbeider, doch eischten op grond van dit beginsel, het betrachten van sociale rechtvaardigheid, daardoor voort bouwend op de christelijke grondslagen onzer samenleving. Daarmede plaatsten zij de christelijke these tegenover de libe rale opvatting. Naastenliefde tegenover bevordering van liet eigenbelang, doch ook onderwerping aan het van God gestelde gezag tegenover de roode vaan van het so cialisme, of wilt ge, zij stonden pal voor de vrijheden van ons volk, in gebonden heid aan Gods Woord. G. O. Z. P. De watersnood en de vooruitzichten van den landbouw. Uit de streek langs den Gelderschen IJssel schrijft men aan de N. R. Crt.: De schade, die in het Oosten van ons land op de gemengde bedrijven, onder meer aan de winterrogge en de winter- gerst is toegebracht, is buitengewoon groot. Honderden bunders beteelde grond zijn overstroomd. Deze winterrogge, win- tergerst en wintertarwe zijn voor drie kwart van het overstroomde land geheel verloren. Op de gronden, welke slechts een paar dagen onder water stonden, zal de schade nog wel meevallen. Erger is het met de groote complexen, waar het water lang stond en nu het ijs ligt. Daar is het vernielingswerk volkomen voltrokken. De van water verzadigde grond, ook die, waar betrekkelijk weinig water meer op stond, is één ijsklomp geworden, waarin zich nu het jonge graan bevindt. De ervaring leert, dat zulk graan verloren is. Bovendien is veel grond geheel en al dichtgeslibd, zoodat de lucht er niet kan toetreden, en de groei van het uitgezaaide wintergraan er niet meer normaal kan worden. Voor zulk land is het noodzake lijk, dat het met de egge wordt bewerkt, om het open te trekken, waarna een gift van '100 tot 200 K.G. chilisalpeter zal moe ten volgen. Dit kan dan reeds begin Maart geschieden, als dp weersomstandigheden het niet verhinderen. Zooals hekend, hangt vooral in het ge mengde bedrijf van deze streken veel af van een goede verdeeling van de zomer en winterwerkzaamheden, in verband met de teelt van zomer- en wintergewassen. In deze bedrijven moet de boer in het voor jaar slechts weinig behoeven te doen aan de wintergranen. Thans zal hij het met wintergranen bezaaide land toch weer moeten omploegen en opnieuw bewerken, omdat de jonge plantjes er geheel ver nield zijn. Daarbij komt, dat grond, die onder water gestaan heeft, niet gemakke lijk opdroogt door het dichtslibben. Vooral op de kleigronden, dus langs den IJssel, is dit het geval, en ook elders langs de groote rivieren. Het moet nu eerst wor den geploegd, zeer laat in den tijd, pn zoo komen zaai- en pootgoed niet op den voor het bedrijf gewenschten tijd in den grond. Dit is een deel van de schadelijke nawer king van den watersnood voor de over stroomde gebieden. Een schade, die moei lijk is te schatten, maar die ongetwijfeld groot zal zijn. Voor de graslanden is de overstrootning in het algemeen niet zoo erg. Het gras kan van nature veel water verdragen. Als er evenwel niet voldoende is gezorgd voor goede gruppels en slooten, die het over tollige water afvoeren, zoodat het water op het land langzaam moet wegzakken, dan heeft dit wel degelijk schadelijke ge volgen voor den oogst. Ook de vorst ver scherpt dan den schadelijken invloed, wanneer er van 5 tot 15 cM. water op het land staat. Bij dit alles komt nu een stijging van de prijzen van zomergranen, die de boe ren nu moeten aankoopen voor de gron den, waar de wintergranen op de hier be schreven wijze zijn verloren gegaan. In deze prijsstijging zijn ook de pootaardap- pels en de graszaden betrokken. Zeer veel pootaardappelen zijn door de overstroo ming onbruikbaar geworden, die nu door aankoop van nieuwe moeten worden ver vangen. Op de zandgronden, die over stroomden, zal thans zomerrogge uitge zaaid moeten worden. De prijzen van de zomerrogge zijn echter reeds zoodanig ge stegen, dat sommige boeren in deze stre ken er niet aan kunnen denken, tot aan koop daarvan over te gaan. Het water heeft nog op andere wijze schade toegebracht aan de bedrijven in de ze omgeving. Wij willen hier niet meer memoreeren, wat er aan veldvruchten ver loren ging. Het heet steeds, dat het over- stroomen door rivieren voor het land daarlangs nuttig is door het opbrengen van slib door den stroom. Dat is ook het geval, maar op de overstroomde binnen gronden kwam veel scherp zand mee, dat schade toebracht. Nieuwe bemesting zal soms noodig zijn. De Predestinatie-leer van Thomas en Calvijn, door C- Friethoff O. P, (met goud bekroond door de Rijks- Universiteit te Utrecht Zwolle Fir ma J. M. W. Waanders. Uit artikelen in „De Heraut" en de werken van dr Kuyper was aan de gerefor meerden het verschil tusschen deze beide theologen op 'tpunt van de leer der Voor beschikking in allen deele bekend. Een Roomsch geestelijke doet dit verschil aan de hand der bronnen in dit vlugschrift nog meer uitkomen. Doch niet plleen in dit vraagstuk maar in meerdere vraagstukken die door dit vraagstuk (het vraagstuk) worden beheerscht. Geloof, Rechtvaardig- making, Val, geen afval der heiligen; de zekerheid des geloofs, Gods Vrijmacht Het verdienstelijk karakter der Uitverkie zing. Uitverkiezing op grond van voor gezien geloof en goede werken. Gods ver houding tot de Zonde, enz. enz. Wij kun nen dit in ons blad niet nader uitwer ken. Doch ook na doorlezing van dit rijk gedocumenteerde geschrift van dezen grooten geleerde blijven wij bij hetgeen ons geleerd is en door de Schrift wordt gesteund: niet met Thomas van Aquino de uitverkiezing voor een deel zoeken in den mensch; maar met Jan Calvijn uit sluitend in de vrije souvereiniteit en het welbehagen Gods; en verklaren wij o.a. voor een schromelijke dwaling hetgeen Thomas leert, dat "„velen die niet ten leven zijn uitverkoren, toch de heilig- makehde genade ontvangen, en dus al vallen zij dan ook weer in andere zonden, niet meer besmet zijn met de erfschuld". I Effecten' vermist- De ,,Sta.r'! verneemt dat een zending papieren aan toonder ter waarde van 700.000 pond sterling, welke onlangs van Letland naar. Londen werd verscheept, verdwenen is- De papieren waren in een kist geborgen, die door een ambtenaar werd begeleid- Toen 'de kist te Londen werd uitgepakt bevond zich daarin nog slechts een waar de van 20-000 pond sterling. Het ge beurde is een tijdlang geheim gehouden in de hoop, dat men de dieven op het', spoor zou komen als de papieren te koop; werden aangeboden, doch dit is niet ge schied en men acht het thans niet uit gesloten, dat de papieren vernietigd zijn. Omtrent een officiëele annuieering wordt niets gemeld. De zending was laag ver zekerd. De ontbossching- Men weet, dat in verschillende landen de overstroo mingen, die bijna alle landen van Europa geteisterd hebben, worden toegeschreven' aan de sterke ontbossching, die sinds den oorlog in verschillende streken heeft plaats gehad. Durand, de Fransche min', van landbouw, die een wetsontwerp te gen het redeloos vellen van hoornen in voorbereiding heeft, heeft voor Frankrijk eenige cijfers meegedeeld, die te denken' geven. Sinds den oorlog zijn 170.000 H.A. bosch van hun luister beroofd, per dag. wordt nog 100 H.A. bosch geveild, ter- wijl de aanplanting van nieuw hout niet meer dan 100 H.A. per week bedraagt. Uit de vergelijking dezer cijfers, aldus de ministers, blijkt hoe ernstig het kwaad is Voortgewoekerd. Duitschers1 in Rusland ge arresteerd. Volgens de Hamburg)- scho bladen zijn in December de consu laire agenten van Duitschland te Bakoe en te Poti evenals de Dnitsche onderda nen Eek te Bakoe en Vogieley te BatoeiM door de plaatselijke sovjet-po itie in hech tenis genomen. Tevens is beslag gelegd op de correspondentie dezer personen, niet alleen op hun particuliere correspon dentie, doch ook op hun officieele papie ren. De gearresteerden zijn eerst naar de onaerzoekingsgevangenis te Tiflis overge bracht, en later naar Moskou,, en wegensl spionnago volgens art. 66 van het Rus sische wetboek van strafrecht in staat van beschuldig'ng gesteld. De Eluitsche regeering heeft, zoodra zijl kennis van deze feiten kreeg, Wegens dit optreden van de plaatselijke sovjet-over- heid een protest ingediend en verontschul diging geë'ischt .Dra sovjet-regeering heeft zich bereid verklaard haar leedwezen over het ongepaste optreden van de locale overheid te betuigen en de in geslag giet- nomen officieele stukken terug te geven. Het Dnitsche gezantschap te Moskon' houdt zich nog met de zaak bezig, Vreeselijke vondst. Te Dor- nap bij Elberfeld is in een gebluschte kalk oven het geraamte van een naar schatting 15-jarigen jongen gevonden- Door de hitte waren de beenderen geheel verbleekt. Het is niet gelukt de identiteit van den jongen vast te stellen. - Brutale inbrekers- Zondag nacht is te Kropswolde ingebroken bij de landbouwer Buining en Pentinga- Na wegneming van pannen hebben de dieven zich toegang verschaft door het dak. Zij hebben, zonder dat de families er iers van hebben bespeurd, in huis een smul partij gehouden, hebben de oude plunje verwisseld voor goede kJeeren en zijn verdwenen met meeneming van een paar goede fietsen. Als vermoedelijke daders zijn thans te Wezep twee rondtrekkende Duitschers aangehouden, die zich onder weg nog aan verschillende diefstallen met inbraak moeten hebben schuldig gemaakt-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1926 | | pagina 5