"tweede blad.
O IS ZEEUW
Oil de Pers.
Land- en Tmiibenw.
Leestafel.
Nieuws.
VAN
ZATERDAG 23 JAN. 1926, No. 96.
De K/laas en Waalsche Zee.
Indrukken van een ooggetuige
Want Heer, Uw hand die mij bezocht
met plagen,
Deed dag en nacht mij zware smarten
dragen
Heusch, 'k stond een oogenblik beslui
teloos.
Voor mij strekte zich uit een groote, on
afzienbare watermassa, een zee van wild-
opzwiepende, wit-schuimende, klotsende,
draaikolken vormende golven.
'k Wist niet, wat ik eigenlijk moest
Danken voor 'tgroote, 'tonindenk-
baar groote voorrecht, dat 't Noorden en
meerdere deelen van ons land naar
verhouding - genadiglijk gespaard zijn
gebleven.
Of schreien over die groote ramp,
die als een zware slag op ons volk en
land neerviel.
Al is 't overstroomde gedeelte 't zwaarst
getroffen door de roede in 's Heeren hand,
de ramp strekt zich veel verder uit dan
alleen de bewoners dier streken.
Ons vólk, ons land is getroffen!
Neen, de kranten hebben niet overdre
ven: de aanblik van die onmetelijke zee
perst u de tranen in de oogen.
Er is gestreden en geworsteld om te
redden wat te redden viel, maar zelfs en
kelen moesten zich haasten om 't veege
lijf te redden.
Zóó snel kwam het watermonster aan
snellen, om te vernielen, om te bedekken
alles en alles.
Midden door het overstroomde Maas en
Waal verbreekt de grauwe rug der heu
veltoppen het troosteloos grijs der water
vlakte.
In één dier heuvels is, vele jaren ge
leden reeds een groote hoeveelheid
zand afgegraven, 'tls een kuil geworden,
meters groot, en daar in de diepte hebben
een zeventigtal menschen een schuilplaats
gezocht.
Hun schuilplaats biedt niet veel gerief,
maar ze zijn toch eenigszins beschermd
tegen den kouden wind. Daar verblijven
ze, dag en nacht, reeds vanaf'den eersten
Januari en dragen en lijden
Elders staat een huisje. De groote woon
kamer is nog watervrij en in die beperkte
ruimte hebben zes en dertig menschen een
verblijfplaats gevonden.
Maas- noch Waaloever konden ze berei
ken, toen de vloed kwam opzetten, snel als
een monster dat zijn prooi achtervolgt.
Met sneltreinspoed dook het gevaar van
alle kanten op.
Een man vertelt: we zaten om de tafel
en we bemerkten niets van 't gevaar voor
dat 't opkomend water ons om de voeten
spoelde. IJlings brachten we ons zoontje,
dat ziek te bed lag naar den zolder en toen
konden we al niet droogvoets meer door
onze kamer loopen.
Dat maakt de ramp véél grooter: 'twas
zoo plotseling. Zoo heel weinig kon in vei
ligheid gebracht worden.
Zóó komt het ook dat er zoo veel koude
is geleden. De eerste schuilplaats was de
zolder. Aan alles denken ging niet, om al
les mede te nemen nog minder. Slechts
weinigen hadden op zolder een stookplaats
maar nog minder een kachel en brandstof.
Een telefoonkantoorhouder heeft 't toe
stel mee weten te nemen naar boven. Zoo
lang de dienst geopend is, is hij aan het
toestel, het overige van den tijd wordt te
bed doorgebrachtgedwongen, vanwe
ge de kou.
En niet één dag, maar vele dagen ach
tereen.
De vloed kwam opzetten als met groote
sprongen.
Boven op en in een hooiberg wonen
menschen: De vloed heeft hen er heen
gejaagd.
Zoover het oog reikt, uren ver is het
water, water.Slechts hier en daar
steekt een hooggelegen boerderij er bo
ven uit.
Bijna alle huizen zijn verlaten, staan
eenzaam te wachten totdat het natte ele
ment weer wegvliedt.
't Vee staat in groote koppels saamge
dreven, waar een vluchtheuvel of hooger
gelegen plaats maar een veilige schuil
plaats aanbiedt.
En onafgebroken klotst het water, schu
rend, beukend.
Doet de muren scheuren, de gebouwen
wankelen.
Een huisje staat er, onbewoond, in al
lerijl verlaten.
Nog staat 't er, maar 't is 't vallen nabij.
Door scheuren en gaten ziet men in het
huis bedden drijven.
Boomstammen, schelven hooi drijven
rond. Ginds wiegelt een stapel ongedorscht
koren op den golfslag mee.
En de bevolking?
Rustig, gelaten dragen de meesten hun
lot, in sommige opzichten zelfs t e gelaten.
Of is het stille berusting, is het mis
schien dankbaarheid nog, wanneer ge hen
hoort zeggen: Ik heb nog niet te klagen,
dan moet je die en die hebben.
Of is de slag te zwaar, te onverwacht
geweest, zoodat zij de wreede werkelijk
heid nog niet ten volle beseffen.
VVant, velen zijn door deze ramp in vol
slagen armoede gedompeld.
Nog wordt 'tniet ten volle gezien en
begrepen, maar straks, wanneer 't water
weer weg is, dan zal gezien worden dat de
aangebrachte schade veel grooter is, dan
men gemeend heeft.
Straks! Wanneer zal 'tland weer droog
zijn. Volgens de verklaring van 'n des
kundige duurt 't weken lang.
't Was een welvarende streek. Er wo
nen wel kapitaalkrachtigen, maar er wo
nen er ook zoovelen die enkel een koe, een
paar varkens hebben en een stukje ge
huurd land, en van de opbrengst daarvan
moeten leven.
Met één slag is hun koe, hun rijkdom
weg
Maar zelfs onder do meer gegoeden, on
der de grootste boeren zijn er zelfs velen,
die geen stukje land in eigendom hebben.
Al het land dat ze bebouwen en gebruiken
is gehuurd.
De veestapel, dat is hun rijkdom.
Het land komt vanzelf wel weer te voor
schijn, en is dan zijn prijs weer waard.
De „groote heeren", de grondbezitters, al
mogen zij dan belangrijke schade hebben
te boeken, zijn er niet het ergste aan toe.
Maar de stapels vee, die omgekomen
zijn, de goederen, die vernield zijn, en
waarin toch de rijkdom der bevolking
lagdaardoor is de welvaart gebro
ken.
En van dat verlies komt zoo heel wei
nig terug. Dat maakt het bijna onmogelijk
om er weer „boven op" te komen.
Een welgezeten man heeft zijn geheelen
veestapel moeten missen. Land bezit hij
niet, hij is nu straatarm. Wanneer hij
land had, zou hij daar hypotheek op kun
nen nemen, en hij had weer geld om te
beginnen. Maar nu, vanwaar moet hij geld
krijgen? Hij kan geen waarborg verstrek
ken, en zijn buren evenmin.
Er is, al was het dan soms met groote
moeite, veel vee gered. Maar hoe zal het
weer in de eigen stallen worden terugge
bracht?
Zoo uit de warme stallen gehaald, moest
het soms eerst door het water worden ge
dreven om het droge te bereiken. Saam-
gepakt en opeengedrongen stond het in
groote koppels te wachten in de koude, in
de buitenlucht, op de patte gronden.
De aanvoer van veevoer was en is zeer
beperkt. Hoe zal men per boot alles kun
nen aanvoeren wat noodig is.
Er is veel vee weggevoerd naar niet
overstroomde deelen. Maar de eerste da
gen hebben ze in de open lucht gestaan.
En al is daar dan ook overvloed van
voeder, hoeveel dieren hebben niet reeds
te véél geleden, voordat er redding kwam.
En ook daar staan ze saamgepakt. 'k
Heb gezien hoe men kalveren afzonderde.
Bijna vertrapt en vertreden. Bijna gestikt
in de benauwde atmosfeer, in de beperkte
ruimte, ziek geworden van de broeiing, die
ontstond, doordat de dieren, tegen elkan
der aangedrongen, hun lichaamswarmte
verhoogden.
Doodgegaan van honger en gebrek, van
de kou of van de warmte.
Klein- en pluimvee bestaat er bijna niet
meer. Wie dacht in zulk een noodtoestand
aan kippen of konijnen.
En hoeveel half vernield veevoeder zal
straks gevoerd worden wegens gebrek aan
beter.
Aardappels, mangelwortelen, knolrapen,
het zit diep in den grond weggeborgen.
Maar het water komt er wel om zijn ver
nielend werk aan te vangen.
Het hooi de rogge, de haver, in de schu
ren, tot zelfs op verschillende stallen
wordt van water doortrokken.
Er is zooveel geleden gedurende deze
veertien dagen, zoowel door mensch als
door dier.
Er is zoo veel geworsteld en gestreden,
gedragen en geleden.
O, laat in ons hart bij de gedachte aan
die ramp en ónze sparing toch 't danklied
leven:
Dank, Vader! dank voor die genade!
Verdiend ik zulks, ik zondaar? neen!
(Fr. Dagblad.) Willynske.
Christelijk- Sociaal?
Dhr Amolink, lid der Eerste Kamer,
schrijft in „De Amsterdammer";
Het Christelijk sociaal-economischi week
blad „De Maatschappij", dat nu ruim drie
maanden bestaat, b.ijkt almeer 'in anti
sociale, react.onaire richting te sturen.
In het laatste nummer van 14 Januari
schrijft dr J. A. Nederbragt een hoofdar
tikel „Tot arbeid geroepen". Daarin lezen
we o m. bet volgende:
>-■ iii -f i m I F1
„Nu heeft de arbeidende klassie veel
en zwaar geleden, zoodat het voor
sociale economie zaak was, in het biji-
zonder voor arbeidersbelangen op te
komen. Maar het kan zijn, dat er zoo
danige beterschap in den toestand van
de arbeidende klasse intreedt, dat het
noodzakelijk is de zorg tendeele van haar
af te wenden en die té doen overgaan
op andere belangen. Zelfs zou het kun
nen voorkomen, dat door overmaat van
zorg een eertijds lijdend lid te weel
derig en daardoor een gevaar voor het
lichaam als zoodanig zou worden."
In een noot teekent de schrijver hier
het volgende bij aan:
Ik roer hier een quaestie aan, die
in onzen tijd practisch voortdurend aan
de orde is. Er zijn bedrijfstakken, waar
in het kwaad waarop ik doel, in ern
stige mate voorkomt. Bij het bespreken
van het vraagstuk van het collectief
arbeidscontract en zijn bindendver
klaring waaraan ook ons blad zich
dit jaar wel niet zal kunnen onttrekken,
zal ook op dit vraagstuk zijn te let
ten."
De vraag is dus, volgens Dr Nederbragt,
practisch voortdurend aan de orde, of de
zorg niet ten deele van de arbeiders moet
worden afgewend, en de vraag rijst of door
overmaat van zorg het eertijds lijdend lid,
of de arbeidersklasse niet te weelderig
wordt en daardoor een gevaar voor het
lichaam als geheel.
Zulke Christelijk-sociale economisten,
moesten veroordeeld kunnen worden om
b.v. eens een half jaar met hun gezin
van een f 25 a. f 30 per week te moeten
leven. Dan konden ze ook eens van dat
weelderige leven van de arbeiders profi-
teeren! En hoe vele arbeiders zijn er niet,
die nog lang niet aan een weekloon
van f30 komen. We kennen ze zelfs wel
in een stad als Utrecht, valide arbeiders,
die een geheele week voor f 12.50 moe
ten werken. Maar het ergste behoeven
die Christelijke economisten van „De
Maatschappij" volstrekt nog niet mee te
maken. Laten ze maar eens een half
jaar hun gezin moeten onderhouden van
b.v. f30 per week. En laten ze dan maar
eens weer een artikel schrijven over dc
weelderigheid der arbeidende klasse, die
een gevaar wordt voor do maatschappij:!
Wij kunnen praten met economisten,
die beweren, dat de loonen te hoog zijn
en dat deze verlaagd moeten worden,
omdat economische omstandigheden dit
eischen. Wij geven toe dat er een con
flict kan zijn tusschen het sociaal-wen-
schelijke en het economisch-mogelijke.
Wij kunnen zelfs een betoog verstaan,
dat bedoelt duidelijk te maken, dat we
een periode van ellende door moeten,
omdat een groote wereldverarming is in
getreden. We kunnen het daarmee niet
eens zijn, en toch wel het gevoelen van
iemand, die dit van oordeel is, respec
teeren.
Maar, als men ons zegt, dat teveel zorg
aan de arbeidende klasse besteed wordt,
dat deze te weelderig wordt, dan zeg
gen we: Gij kent het lot van den arbei
der niet. Misschien hebt ge dat gekend,
maar ge zij t het vergeten- Gij weet niet
welk een moeite de arbeider, de arbeiders
vrouw vooral, moet doormaken. Gij hebt
er niet het minste besef van, hoe vol
zorg vaak hun leven is- En durft gij het
aan, die nijvere werkers te bespotten,
door te schrijven, dat de arbeidersklasse
te weelderig wordt?
Wij betreuren dergelijk geschrijf in een
blad als de „Maatschappij", ook omdat
daardoor zulk een verkeerde sfeer gescha
pen wordt- Het is allernoodzakelijkst dat
de klassenstrijdbeginselen worden terug
gedrongen- Het is allernoodzakelijkst, dat
er komt samenwerking tusschen werk
gever en werknemer.
Door geschrijf als dat van' Dr Neder
bragt. wordt een gaan in die richting
tegengewerkt. De werkgever wordt tegen
den werknemer opgezet- En het hart van
den werknemer wordt als God hem
er niet voor bewaart met wrok en
wrevel vervuld.
Zoo wordt het tegendeel bereikt van wat
een Christelijk sociaal-economisch week
blad moet beoogen-
Aan een vriend van Patrimonium.
Waarde Vriend,
Een der kenmerkende eigenschappen
van het Nederlandsche volk is zeker wel
zijn vrijheidszin. Herinner u slechts den
80-jarigen kamp voor de gewetensvrijheid
of de bewoordingen van ons Volkslied. Nu
is het echter lang niet gelijk in welken
geest men die vrijheid opvat. De liberale
economie, ge weet het, predikte een alge-
heele vrijheid voor het individu, omdat
daardoor, liaars inziens, de beste waar
borg lag voor den maatschappelijken voor
uitgang. Als tegenvoeter van die opvatting
geldt de eisch der socialisten om den Staat
met een macht te bekleeden, welke den
eenling geheel in de massa laat verloren
gaan.
Geen dezer stelsels is van Neder land -
schen bodem; beide zijn vruchten der re
volutie, welke niet van vaderlandschen
oorsprong is.
Wij zouden daarom den vrijheidszin een
der traditiën van ons volk kunnen noe
men. Waarom ik nu bepaaldelijk over dit
onderwerp ga handelen? vraagt ge wel
licht. Wij hadden het onlangs over de
wijze waarop Patrimonium zich voorstel
de de maatschappelijke vraagstukken on
der de oogen te zien, en dat de oprichters
zich toen dadelijk op positief christelijken
en Nederlandschen grondslag plaatsten.
Wil men dat, dan moet rekening gehouden
worden met de traditie. Een volk dat zijn
geschiedenis vergeet, verliest zijn groot
ste goed; en deze leert ons altijd, dat onze
vaderen hebben gestreden voor hun volks
vrijheden. Onze tijd wil dat eenigszins an
ders; vooral, zegt men, den kinderen toch
niet te veel vertellen van die bloedige oor
logen van onze vaderen, dat kweekt maar
oorlogzuchtige menschen.
Natuurlijk gaan wij met dergelijke op
vattingen niet accoord, evenmin als met
een valsche vrijheidstheorie. Immers daar
zijn enkele van die groote waarheden, die
een volk nimmer ongestraft kan verloo
chenen. Valsch was de leuze der liberale
economie, valsch, omdat een vrijheid werd
gepredikt welke niet bestond. Was het
niet prof. Quack, die in zijn standaard
werk eenmaal schreef dat de liberale
school twee ongelijksoortige en ongelijk
waardige strijders tegen elkaar stelde.
Aan de eene zijde hem in het bezit van
kapitaal en productiemiddelen, en daar
tegenover de arbeider, alléén in het bezit
van arbeidskracht, of wilt ge, een gewa
pende tegen een ongewapende. Beiden
echter in het bezit van hun volle vrijheid,
doch met dit onderscheid, dat de eene tot
de tanden toe gewapend was om zijn
eigenbelang te bevorderen en de andere
weerloos was. Ontzettend waren dan ook
de resultaten. Voor den arbeider bestond
geen vrijheid meer, ja de toestand van me-
nigen slaaf was begeerlijker dan die van
den absoluut vrij genoemde. En het gevolg
bleef niet uit. Men ging rammelen aan den
keten; ge kunt den toestand vergelijken
met dien van den opgesloten leeuw. On
gevaarlijk voor den tijd dat men in staat is
de kooi gesloten te houden, doch is men
daartoe niet meer in staat, dan blijkt, dat
een dergelijk dier gevaarlijker is dan in
zijn oorspronkelijken toestand. De van zijn
toestand bewust wordende arbeider zou,
wanneer hem geen andere dan stoffelijke
begeerten hadden vervuld, een gevaar voor
den Staat geworden zijn. Doch er waren
mannen, die het den van zijn ellendigen
toestand bewust wordende arbeiders toe
riepen, dat boven alle wetten de wet van
God geldt. Hij de absolute, regeert de we
reld, bij Hem is de oorsprong van het ge
zag en Zijn gebod gebiedt den naaste als
ons zelve lief te hebben. In den naaste niet
te zien een bloot voorwerp, maar hem of
haar die God op onzen weg heeft ge
plaatst. Dit beginsel, vrucht van 'n Chris
telijke overtuiging, plaatsten zij voorop in
hun strijd voor verheffing van den arbei
denden stand. Zij vroegen daarmede geen
gunst voor den arbeider, doch eischten op
grond van dit beginsel, het betrachten van
sociale rechtvaardigheid, daardoor voort
bouwend op de christelijke grondslagen
onzer samenleving. Daarmede plaatsten
zij de christelijke these tegenover de libe
rale opvatting. Naastenliefde tegenover
bevordering van liet eigenbelang, doch ook
onderwerping aan het van God gestelde
gezag tegenover de roode vaan van het so
cialisme, of wilt ge, zij stonden pal voor
de vrijheden van ons volk, in gebonden
heid aan Gods Woord.
G. O. Z. P.
De watersnood en de vooruitzichten van
den landbouw.
Uit de streek langs den Gelderschen
IJssel schrijft men aan de N. R. Crt.:
De schade, die in het Oosten van ons
land op de gemengde bedrijven, onder
meer aan de winterrogge en de winter-
gerst is toegebracht, is buitengewoon
groot. Honderden bunders beteelde grond
zijn overstroomd. Deze winterrogge, win-
tergerst en wintertarwe zijn voor drie
kwart van het overstroomde land geheel
verloren. Op de gronden, welke slechts een
paar dagen onder water stonden, zal de
schade nog wel meevallen. Erger is het
met de groote complexen, waar het water
lang stond en nu het ijs ligt. Daar is het
vernielingswerk volkomen voltrokken. De
van water verzadigde grond, ook die, waar
betrekkelijk weinig water meer op stond,
is één ijsklomp geworden, waarin zich nu
het jonge graan bevindt. De ervaring leert,
dat zulk graan verloren is.
Bovendien is veel grond geheel en al
dichtgeslibd, zoodat de lucht er niet kan
toetreden, en de groei van het uitgezaaide
wintergraan er niet meer normaal kan
worden. Voor zulk land is het noodzake
lijk, dat het met de egge wordt bewerkt,
om het open te trekken, waarna een gift
van '100 tot 200 K.G. chilisalpeter zal moe
ten volgen. Dit kan dan reeds begin Maart
geschieden, als dp weersomstandigheden
het niet verhinderen.
Zooals hekend, hangt vooral in het ge
mengde bedrijf van deze streken veel af
van een goede verdeeling van de zomer
en winterwerkzaamheden, in verband met
de teelt van zomer- en wintergewassen. In
deze bedrijven moet de boer in het voor
jaar slechts weinig behoeven te doen aan
de wintergranen. Thans zal hij het met
wintergranen bezaaide land toch weer
moeten omploegen en opnieuw bewerken,
omdat de jonge plantjes er geheel ver
nield zijn. Daarbij komt, dat grond, die
onder water gestaan heeft, niet gemakke
lijk opdroogt door het dichtslibben.
Vooral op de kleigronden, dus langs den
IJssel, is dit het geval, en ook elders langs
de groote rivieren. Het moet nu eerst wor
den geploegd, zeer laat in den tijd, pn zoo
komen zaai- en pootgoed niet op den voor
het bedrijf gewenschten tijd in den grond.
Dit is een deel van de schadelijke nawer
king van den watersnood voor de over
stroomde gebieden. Een schade, die moei
lijk is te schatten, maar die ongetwijfeld
groot zal zijn.
Voor de graslanden is de overstrootning
in het algemeen niet zoo erg. Het gras
kan van nature veel water verdragen. Als
er evenwel niet voldoende is gezorgd voor
goede gruppels en slooten, die het over
tollige water afvoeren, zoodat het water
op het land langzaam moet wegzakken,
dan heeft dit wel degelijk schadelijke ge
volgen voor den oogst. Ook de vorst ver
scherpt dan den schadelijken invloed,
wanneer er van 5 tot 15 cM. water op het
land staat.
Bij dit alles komt nu een stijging van
de prijzen van zomergranen, die de boe
ren nu moeten aankoopen voor de gron
den, waar de wintergranen op de hier be
schreven wijze zijn verloren gegaan. In
deze prijsstijging zijn ook de pootaardap-
pels en de graszaden betrokken. Zeer veel
pootaardappelen zijn door de overstroo
ming onbruikbaar geworden, die nu door
aankoop van nieuwe moeten worden ver
vangen. Op de zandgronden, die over
stroomden, zal thans zomerrogge uitge
zaaid moeten worden. De prijzen van de
zomerrogge zijn echter reeds zoodanig ge
stegen, dat sommige boeren in deze stre
ken er niet aan kunnen denken, tot aan
koop daarvan over te gaan.
Het water heeft nog op andere wijze
schade toegebracht aan de bedrijven in de
ze omgeving. Wij willen hier niet meer
memoreeren, wat er aan veldvruchten ver
loren ging. Het heet steeds, dat het over-
stroomen door rivieren voor het land
daarlangs nuttig is door het opbrengen
van slib door den stroom. Dat is ook het
geval, maar op de overstroomde binnen
gronden kwam veel scherp zand mee, dat
schade toebracht. Nieuwe bemesting zal
soms noodig zijn.
De Predestinatie-leer van Thomas
en Calvijn, door C- Friethoff O. P,
(met goud bekroond door de Rijks-
Universiteit te Utrecht Zwolle Fir
ma J. M. W. Waanders.
Uit artikelen in „De Heraut" en de
werken van dr Kuyper was aan de gerefor
meerden het verschil tusschen deze beide
theologen op 'tpunt van de leer der Voor
beschikking in allen deele bekend. Een
Roomsch geestelijke doet dit verschil aan
de hand der bronnen in dit vlugschrift nog
meer uitkomen. Doch niet plleen in dit
vraagstuk maar in meerdere vraagstukken
die door dit vraagstuk (het vraagstuk)
worden beheerscht. Geloof, Rechtvaardig-
making, Val, geen afval der heiligen; de
zekerheid des geloofs, Gods Vrijmacht
Het verdienstelijk karakter der Uitverkie
zing. Uitverkiezing op grond van voor
gezien geloof en goede werken. Gods ver
houding tot de Zonde, enz. enz. Wij kun
nen dit in ons blad niet nader uitwer
ken. Doch ook na doorlezing van dit rijk
gedocumenteerde geschrift van dezen
grooten geleerde blijven wij bij hetgeen
ons geleerd is en door de Schrift wordt
gesteund: niet met Thomas van Aquino
de uitverkiezing voor een deel zoeken
in den mensch; maar met Jan Calvijn uit
sluitend in de vrije souvereiniteit en het
welbehagen Gods; en verklaren wij o.a.
voor een schromelijke dwaling hetgeen
Thomas leert, dat "„velen die niet ten
leven zijn uitverkoren, toch de heilig-
makehde genade ontvangen, en dus al
vallen zij dan ook weer in andere zonden,
niet meer besmet zijn met de erfschuld".
I Effecten' vermist- De ,,Sta.r'!
verneemt dat een zending papieren aan
toonder ter waarde van 700.000 pond
sterling, welke onlangs van Letland naar.
Londen werd verscheept, verdwenen is-
De papieren waren in een kist geborgen,
die door een ambtenaar werd begeleid-
Toen 'de kist te Londen werd uitgepakt
bevond zich daarin nog slechts een waar
de van 20-000 pond sterling. Het ge
beurde is een tijdlang geheim gehouden
in de hoop, dat men de dieven op het',
spoor zou komen als de papieren te koop;
werden aangeboden, doch dit is niet ge
schied en men acht het thans niet uit
gesloten, dat de papieren vernietigd zijn.
Omtrent een officiëele annuieering wordt
niets gemeld. De zending was laag ver
zekerd.
De ontbossching- Men weet,
dat in verschillende landen de overstroo
mingen, die bijna alle landen van Europa
geteisterd hebben, worden toegeschreven'
aan de sterke ontbossching, die sinds
den oorlog in verschillende streken heeft
plaats gehad. Durand, de Fransche min',
van landbouw, die een wetsontwerp te
gen het redeloos vellen van hoornen in
voorbereiding heeft, heeft voor Frankrijk
eenige cijfers meegedeeld, die te denken'
geven. Sinds den oorlog zijn 170.000 H.A.
bosch van hun luister beroofd, per dag.
wordt nog 100 H.A. bosch geveild, ter-
wijl de aanplanting van nieuw hout niet
meer dan 100 H.A. per week bedraagt.
Uit de vergelijking dezer cijfers, aldus
de ministers, blijkt hoe ernstig het kwaad
is Voortgewoekerd.
Duitschers1 in Rusland ge
arresteerd. Volgens de Hamburg)-
scho bladen zijn in December de consu
laire agenten van Duitschland te Bakoe
en te Poti evenals de Dnitsche onderda
nen Eek te Bakoe en Vogieley te BatoeiM
door de plaatselijke sovjet-po itie in hech
tenis genomen. Tevens is beslag gelegd
op de correspondentie dezer personen,
niet alleen op hun particuliere correspon
dentie, doch ook op hun officieele papie
ren. De gearresteerden zijn eerst naar de
onaerzoekingsgevangenis te Tiflis overge
bracht, en later naar Moskou,, en wegensl
spionnago volgens art. 66 van het Rus
sische wetboek van strafrecht in staat van
beschuldig'ng gesteld.
De Eluitsche regeering heeft, zoodra zijl
kennis van deze feiten kreeg, Wegens dit
optreden van de plaatselijke sovjet-over-
heid een protest ingediend en verontschul
diging geë'ischt .Dra sovjet-regeering heeft
zich bereid verklaard haar leedwezen over
het ongepaste optreden van de locale
overheid te betuigen en de in geslag giet-
nomen officieele stukken terug te geven.
Het Dnitsche gezantschap te Moskon'
houdt zich nog met de zaak bezig,
Vreeselijke vondst. Te Dor-
nap bij Elberfeld is in een gebluschte kalk
oven het geraamte van een naar schatting
15-jarigen jongen gevonden- Door de hitte
waren de beenderen geheel verbleekt. Het
is niet gelukt de identiteit van den jongen
vast te stellen.
- Brutale inbrekers- Zondag
nacht is te Kropswolde ingebroken bij
de landbouwer Buining en Pentinga- Na
wegneming van pannen hebben de dieven
zich toegang verschaft door het dak. Zij
hebben, zonder dat de families er iers
van hebben bespeurd, in huis een smul
partij gehouden, hebben de oude plunje
verwisseld voor goede kJeeren en zijn
verdwenen met meeneming van een paar
goede fietsen. Als vermoedelijke daders
zijn thans te Wezep twee rondtrekkende
Duitschers aangehouden, die zich onder
weg nog aan verschillende diefstallen met
inbraak moeten hebben schuldig gemaakt-