DE ZEEUW
ut flüis Ie koe;,
Huishoudster,
ire Olmeboomen,
andhout
:en meid
llinke Dienstbode 4
zijn
yenccsmi
Git de Provincie.
jp bij inschrijving
Hoogaars,
i 2de Knecht
ii net Meisje.
FEUILLETON.
in 's levens branding.
UW DRUKWERK Bij
IN LE COINTRE, G0E8.
en bij inschrijVjng;
ier zeven jaren, ingaat
■udhr. Jan Rottier Jacszo^
ider Schorei
iO A 10 c.A WEILAND
oekschen weg;
,A t2° WEIL*ND,
ceel 1alles in panhf
ij dhr. Jan Blok Adr,
dijke.
?en verstrekt de onder-
te wiens kantore de
•or de perceelen afzon-
f te zamen, met
solide borgen, worden
•uiterlijk den 11 Jan 192fi
J. C. KRAM, Kape£
kan den heer C. D. KLOS
)t 1.72 M., wassende te
|n den Brouwersbsom-
ingen worden ingewacht
Zaterdag 9 Januari 1926
kantore van Notaris
SL te Goes, alwaar nadere
zijn te bekomen.
hrijving te pachten i
Th LAGENDIJK teWeiml.
ongeveer 7 jaren, in.
lelijk
Jsekê, tusschen Schelvrjj
|g:
A. 10 c.A. WEILAND
80 c.A. WEG-ELING,
Jstbrug, in pacht geweest
de Bourgraaf te Wemel
90 c.A. WEILAND,
jteeweg, in pacht geweest
v. d. Velde te Wemei-
|gen verstrekt de onder
te wiens kantore de
hoor de perceelen
of tezamen^ met
solide borgen, wórden
uiterlijk den 11 Jan. 19%
is J. C. KRAM, Kapelle.
I ffiw
)P VOOR SPOTPRIJS:
iel* Orgel met doorl
een 2 epele Orgel,
jtm 1 jaar gebruikt,
agen bij T. WALHOUT,
te Borssele.
eg bij Middelburg, gen
te, met voor- en achter
rieven onder letter A,
LITTOOIJ en OLTHOFF
g-
VAN
DONDERDAG 24 DEC. 1925, No. 73.
TE KOOR)
wielig Groente- of Melk
roor paard of hit.
Wagenmakerg, Abeele
TE KOO P:
ÏOOIJ G.Mz., Gorishoek,
3se,
TE KOOP:
uwterreln,
Iofplein, groot 215 vier-
;er.
igen Kantoor ISAAC DE
e Middelburg.
:ent per Kilo. Firma l
)ED Zonen, Middelburg
art
bij D. WISSE-NIJS'
elle.
rstond gevraagd een
gezin, met behulp ra»
Brieven boekhand
l PEIJL, Hansweert.
uw VAN GARDER0J
storie te Nieuw- en
vraagt tegen nader ove
imen datum
5 ziekte der tegenwoo1"'
ond
bij Wed. JOHs. v-
's Heer Arendskerke.
|l Mei
Adres Iz. GROSSE
Landbouwer, Hoede
Eef# zij God.
Ik zal hem zien, maar nu niet.
Et zal hem aanschouwen, maar
miet nabij. Er zal een ster voort
gaan uit Jacob, en er zal een
scepter uit Israël opkomen.
Num. 24:71.
Zoo brak dan ons Kerstfeest weer aan,
mi keerde met dat hooggetifde al de schat
van heilige heugenis en teere herinne
ring terug, die van kindsbeen af voor
•os gemoed met Bethlehem en zijn kribbe
verbonden was.
Een inleven in een heerlijker wereld,
dan op aarde om ons dreunt en w oelt en
onze zinnen afmat. Een tot ons komen
van een rijker, frisscher leven, dan ons
zelf door de afgematte pols jaagt. Een
zich-openen voor ons zielsoog van een
rustiger verschiet, dan ooit aan den ge
zichteinder van dit gejaagde aanzijn voor
ons opglansde
Als Kerstfeest komt, spoedt het jaar
Weer ten einde en overheerscht ons een
gewaarwording van het teleurstellende,
het doffe, doellooze, uitputtende van dit
wereldleven. Het is of de donkere dagen
van Wintermaand een nog donkerder
schaduw in ons hart slaan. En meer dan
ooit tuurt het in zichzelven opgesloten
winterleven uit naar iets beters, iets hoo-
gers, iets dat hope biedt en beklijtft!
3 Het wordt somberder, het wordt enger
om ons "heen; een kleed als des doods
wordt over de natuur gespreid; geen vo
gel zingt zijin. morgenlied meer; geen
bloem, die meer geurt; geen beekje dat
meer huppelend voortkabbelt; alle stroom
des.levens schijnt gestremd.
Alles is stil, is eenzaam en verlaten om
ons heen geworden. En wat nog het
bitterst mag boeten, w'e kunnen ons maar
niet aan den indruk ontworstelen, dat die
koude, dorre, donkere w'intertooneoleri
veel liter én juister en meer naar waar
heid dan het blozend en bloeiend len
televen, ons 'het beeld toonen van w'at
deze 'wereld en ons leven werke
lijk is.
4 Be prachtige zomernatuur Was wel veel
schooner, maar ze bedroog. Ze beloog
ons hart, dat gedwongen meelaclite, en
nu we, weer een jaar in ervaring rijker
geworden, ons afvragen, wat ons beter
het leven op den bodem van 9ns eigen
hart en het leven op den bodem der
wereld teruggeeft, de verleidelijke goet-
heid der lentedagen, of het doodsche ta
fereel, dat de winter voor u ontrolt,
wie is er nu, die zichzelf kent, wie, die de
wereld in de diepte van haar stroom
■peilde, en die niet, met bitter gevoel
van teleurstelling en nog bitterder van
zelfbeschaming, het klagen en betuigen
ffloet: „De lente loog. Helaas, die donkere
schaduw van dorheid en van "dood ligt
eindeloos ver gespreid over de velden
dezer wereld en eindeloos diep geslagen
over de verborgenheid van mijn eisen
gemoed."
Dien Weemoedigen trek "ként ook het
kind der w'ereld, maar de bange werke
lijkheid van dien dood!, die over ons
leven hangt, leent alleen "het kind van
God,
Het kind der wereld zit nog altoos
aam de speeltafel. Met een oog, glinsterend
van den hartstocht der hope, Vaagt de
speler den worpen als die worp zijn
hope bluscht, trekt een oogenblik bange
benauwing over zijn ziel. Maar hoor,
weer gaat het spelweer kan de worp
gewaagd worden; en met nóg driftiger
hartstocht dan zoo straks. Waagt de roeke^
looze speler nogmaals zijln inzet. Hij kan
maar niet gelooven, dat het heusch ver
lies zou zijln.' Hij wil, hij moet winnen.
En met een hartstocht, die niet te brei
delen is, speelt hij tot den laatsten worp
door.
En zoo nu is het kind der wereld. Zijin
spel' wordt gevormd door zijn illusiën. En
wel stelten die illusiën hem telkens te
leur. En wel gaat er telkens een somber,
fluisterend vragen ook door zijn hart:
.„Zou die w'ereld dan toch waarlijk geen
54.)
„Niet uw1 eigendom?" vroeg hij',
„fk heb niets, dat ik mijn eigendom
kanAoemen," antwoordde zij. „Een waar
Christen kan geen eigendommen hebben
lfcben slechts een rentmeester. Ik gebruik
hetgeen mij toevertrouwd werd, tot Zijn
#0T.
„En mijn oom zegt, dat er niets van
zal overblijven."
„Dat is volkomen Waar", antwoordde
ze doodbedaard.
„Ën Wat moet er van u worden, als
alles op, is?"
„Tan mij worden?" en zij glimlachte!
medelijdend. „Behooren niet al de rijk
dommen der aarde aan God? We heb
ben. slechts in het geloof te vragen en
Hij geeft. Ik vraag hem niet om geld!
rooi' ons werk. Ik heb er het recht
aiet toe, zoolang ik 'iets van mijzelf be
zit; maar Wanneer ik niets meer heb
'k vragen, en ontvangen, en de we-
zal een nieuw bewijs hebben voor
'e kracht van het geloof."
„U zijt ver gevorderd, sedert ik van
«is ben gegaan", zeide hij een Weinig
»ym«ch.
vreugde en geen vrede mij bieden?" Maar
die bittere opwelling onderdrukt hij. Hij
zet zich met verhoogden hartstocht tel
kens over de nieuw gekomen teleurstel
ling heen. Ilijl kent geen andere wereld
dan dit leven, en daarom dit leven moet
heerlijk zijn. En evenals de speler, die
telkens verloor, maar altoos weer inzet,
zoo richt ook het kind der wereld zich
telkens weer uit zijn bittere teleurstelling
op. Tot nu toe liep bet tegen, ja, maar
nu, nu zal het'noodlot uit hebben. Nog
één w!orp en straks daagt zijn geluk.
En zoo spelen de kinderen dezer Wtereldl
voort; misleid en anderen misleidend; te
rend op "hun hartstochtmeSicijn drin
kend uit hun illusiën: tot eindelijk de
laatste worp komt, en dan zinken ze in
een, met op hun stervende lippen voor
die wereld, die hen bedroog, niets dan
een grijnslach of een vloek.
E11 aan dat spel heeft het kind van God
in .vroeger tijden ook mee aangezeten.
Ook hiji kent den verleidenden hartstocht
dier valsche illusiën bij eigen pijnlijke
zielservaring. Maar toen hij lang genoeg
zijn roekeloos, Godverzoekend spel ge
speeld had, is de Vriend zijner ziel hem
op zijde gekomen, heeft hem met zoeten
drang bewogen dien inzet van goud en
zilver er aan te geven, en van die speel
tafel op te staan en Hem te volgen in do
■Woestijn.
En zoo door den Heiligen ,Geest uit
geleid in de woestijn, is toen bij nach
telijken schemer de gestalte van Satan
langs zijn ziel gegleden, en heeft een
heilige stem hem ingefluisterd: „Die Sa
tan had u in zijn macht 1"
En toen schrikte al wat in hem was
hij' de bange ontdekking, dat hij, altoos
lachend, altoos spetend, in de vangen
van dat Satanische 'wezen besloten was
geweest. En toen zijln hem de oogen
opengegaan. De schellen zijn hem afge
vallen. Van -den schijn drong hij, bij
het licht des Geestes, door naar de Wer
kelijke wezenlijkheid. En 0, hoe arm,
hoe naakt en teeg vond 'hij toen zijn
eigen hart.
Hü Jaad' altoos gedacht, gehoord, ge
droomd, dat de Dood iets was, «jat nas
aan, 'net einde, het o, zoo verre einde can
ons leven kwam- En zie, nu bespeurt
hij opeens, nu ziet en merkt hij, höe die
dood zijn floers reeds over heel die wereld-
heeft gespreid en reeds gezonken ligt in
den bodem van zijn eigert wezen-
Een kind van God is als iemand, aan
wien het door God gegund werd achter
de schermen te gluren.
De menigte, die in de breede rijen voor
het tooneel geschaard zit, ziet. niets dan
wat In bedrieglijk kleed op dat tooneel
vertoond wordt; maar hij ziet waf
er achter is- De uitgekleede spelers;
de valsche steenen; het barstend klater
goud; het blanketten van de valsche ro
zen op het doodsbleeke gelaat.
En toen is de angst hem in de ziel ge
slagen. Ontzetting en vree ze zijn over hem
gekomen. De hartstocht van weleer lag
als een uitgebrande kool op den bodem
van zijn hart le rooken. Hij had zijn
wereld niet meer, zijn illusiën niet meer-
Er was niets dan Dood en Zonde om
hem heen.
Hij zag ze „voorbijgaan", de ijdelheid
des tevens, en „voorbijgaan" de begeer
lijkheid der oogen en „voorbijgaan" den
luister der wereld, alles „voorbijgaan" op
den weg der ijdelheden en voortgaande
naar het graf.
En toen nu, na zomerbloei en herfstrijk-
dom de natuur zich in het kleed des
doods wikkelde, en alles wegstierf en
niets dan koude en dorheid en donker
heid om hem heen lag gespreid, toen,
ja, was er harmonie tusschen natuur en
leven voor hem gekomen- Zóó in donker
heid en (luisternis bedolven, zóó op de
kilte wateren van den dood afdrijvend,
i s de wereld, i s zijn eigen hart, zoolang
het een leven blijft buiten God.
Maar luister, nu dreunen van verre
naar die vallei der schaduwen des doods
de verrukkelijke 'tonen van een profe
tisch lied, dat spelt van een woestijn,
die bloeien zal als een roos, en van
dorre plaatsen, die zulten ruischen van
vroolijk geschal.
„Toen ik ft opgaf, gaf ik alles op"
antwoordde zij. „Jaren lang heeft mijn
aardsehe en zondige liefde mij terug
gehouden .van volkomen overgave. Toen
gij mij verliet, zag ik mijn plicht dui
delijk voor mij afgebakend en sedert dien
dag heb ik u nooit teruggejziem. Nu
ben ik vrij van alle aardsehe en mensche-
schelijke banden, en zie ik op mijn mar
telaarskroon." v
Douglas voelde een soort van angst
voor haar. De vrouw ging voor 't oogen
blik op in de heilige. Haar gelaat bloosde
van een soort zielsverrukking, haar oogen
schitterden op onnatuurlijke Wijze; haar
stem beefde.
„Ik geloof stellig, dat u niet Wel zijt,
moeder", zeide hij ten laatste. „U zijt
zoo mager geworden, gedurende de laat
ste tWee jaren. Zou het niet goed voor
u zijln Stone Court eens een poosje
te verlaten en eens rust en een andere)
omgeving te hebben?"
„Ik kan mijn post niet verlaten, eer
God mij roept", zeide zij, met dezelfde
uitdrukking van zielsverrukking in haar
oogen
„En ik begrijp dus goed, dat u geen
hulp ,van mij wilt aannemen?"
„Mijn huis is niet langer Stone Court"
antwoordde .zij, eenigszins ontwijkend.
„Het is nu Rethsan, een huis der gene
zing, het verblijf van hen, die gelooven.
Er komt eeö psalm tot zijne ziel, die I
jubelt van een Koning, die regeeren zal
in gerechtigheid, van een man, die als een
een verberging zal zijn tegen den wind,
als een schuilplaats tegen den vloed, als de
schaduw van 'een zwaren rotssteen in
dorstige landen.
Van een reine maagd wordt gezongen,
dat ze een Zoon zal baren en zijn naam
noemen Immanuel, God met ons!
En op het hooren van die moeder
vreugd der maagdelijke vrouw, zingt heel
een volk van gezaligden haar tegen: „Een
Kind is ons gegeven, een Zoon is ons
geboren, de heerschappij is op zijn schou
ders; en men zal zijn naam noemen
„Wonderlijk", „Raad", „Sterke God"- -.Va
der der eeuwigheid", „Vredevorst", en
Zijner heerschappij, zal nimmer een ein
de zijn".
En terwijl niets dan dood in zijn hart
en dood om hem heen gespreid ligt, gaat
achter het spoor van dien Vorst, die ko
ninklijk inrijdt op het zuivere Woord dei
waarheid, het vreugdegeroep van leven
den op: „o Dood, waar is uw prikkel?
Is het graf niet verslonden lot overwin -
ning?"
En nu overkomt hem een gevoel, alsot
er weer levenswarmt ekruipt om de koude
van zijn hart, en hij weet niet of hij
droomt, of dat het werkelijkheid is, maai
zie, opeens is glans doorgebroken in dat
nachtelijk, eenzaam donker, en op een
maal ligt er een schittering over dat
tooneel Hes doods gespreid. Want ja,
waarlijk, zijn oogen zien het, en hij aan
schouwt het: Er is een licht in de duis
ternis verschenen, er is een ster op
gegaan uit Jacob!
(Uit Dr A- Kuyper: „Dagen van
goede Boodschap"In den
Kerstnacht.)
Zenuw 75 Hoofdpijn 60 Maag 75 Laxeer 60 ct
Staal- 90 ct. Rheumatiek 75 ct. Keelpijn- 60 ct
Hoest 60 Kiespijn 60 Griep «1 Influenza 75 ct
Nier JiBlaas 1 gld. Galsteen 1.50 Wormtabl.80 c
Bloedzuiverende 75 Eetlustopwekkende 75 ct
Kó^tS 6° Verkoudheids 60 Pijnstillende 75 ct
Rii Annth ép Drogisten. Op elke verpak-
Mijnhard!. UI ttop!
Het dure leven.
De kosten van levensonderhoud bevin
den zich, blijkens mededeelingen van het
maandschrift van het Centraal Bureau
voor de Statistiek, in de dalende lijn.
Sedert, einde 1920 zijn de kosten van
het levensonderhoud van arbeiders- en
ambtenaarsgezinnen 18-19 pet. gedaald.
Toch zijn de kosten nog 80 pet. hooger
dan in de jaren 19101914.
Herhaaldelijk is een min of meer uit
gebreid onderzoek ingesteld naar de oor
zaken van deze aanhoudende duurte en
het is waarschijnlijk wel het Dep. Deven
ter van de Ned. Mij. van Handel en Nij
verheid geweest, welke het best gedocu
menteerd tot conclusies is gekomen. In het
rapport van genoemd Departement wordt
voornamelijk op de volgende oorzaken ge
wezen:
1. de hooge belastingen;
2. de gevolgen van den verkorten ar
beidsdag;
3. de woninghuren;
4. de nivelleering der arbeidsloonen;
5. de tarieven van spoorwegen en pos
terijen;
6. de rentestand.
De fout, zegt de „Maatschappij", zal wel
ergens zitten, doch wanneer men 1-6
overweegt, en probeert, met deze gegevens
voor zich, een uitweg te vinden, dan blijkt
."Maar gij? Gelooft gij?" en zij zag hem
vorschend aan.
„Och moeder, laten wie toch niet we
der hierover gaan twisten."
„Maar gelooft gij dan, dat zieken op
het gebed kunnen genezen?"
„U bedoelt, dat wanneer Iemand kan
ker of tering heeft, het gebed hem ge
nezen zal?"
Jlet gebed des geloofs? Ja, Golootffj
gij' het?"
„Ik vrees van niet", zeide hij; met
een glimlach.
„Dat is genoeg," zeide zij met trillen
de stem. „Uw! oom mag iHggen, wat
hij wil, maar gij zijt niet veranderd.
Een ongeloovige kan onder het dak van
Eethsan niet Wonen."
„Ik mag dan te weinig gelooven", zei
de bij op bitteren toon, „maar u ge
looft te veel. U zijt Toen brak bij
plotseling af. Hij voelde, dat hij driftig
Werd, en bij had het -besluit genomen,
nimmer meer met zijn moeder te twis
ten, indien hij het eenigszins vermij
den kon.
„Gij behoeft mij niet te zeggen, wat
ik ben", zeide zij uit de hoogte. „Dit
is mij geopenbaard door Een, die het
weet."
„Zooals u wilt, moeder", zeide hij,
met gedwongen kalmte. „Er zal mis
schien nog wel eens een dag aanbre-
al spoedig, dat men in den vicieuzen cir
kel is gekomen.
Dat wil niet zeggen, dat de opmerkin
gen een voor een genomen, onjuist zouden
zijn, of in elk geval een groote kern van
waarheid bevatten, maar de factoren
staan met elkander in verband en zijn alle
gevolg van een richting, welke in de voor
gaande jaren is gevolgd, naar inzichten
welke destijds vrij algemeen werden ge
huldigd.
En juist daarom is het niet zoo eenvou
dig, de middelen aan te geven, die het le
vensonderhoud minder duur zouden ma
ken.
„N oodig is een compromi s".
In de oude Bronsveld's periodiek, het
tijdschrift „Stemmen voor Waarheid en
Vrede", dat wegens gebrek aan belang
stelling ophoudt te bestaan, schenkt de
Kroniekschrijver, Dr M. J. A. de Vrijer,
Herv. pred. te Amsterdam, in de laatste
Kroniek ook zijn aandacht aan de Kabi
netscrisis. Hij weet natuurlijk nog niet,
hoe deze crisis zal worden beëindigd,
maar hij geeft aldus zijn inzicht:
Wij waren in 1915 tegenstanders van
het gezantschap bij den Paus. De overtui
ging, dat daar veel te beluisteren viel in
's lands vredesbelang, is ons bij lectuur
der verdediging van dit gezantschap nooit
eigen geworden. De overgang van het tij
delijke in het blijvende gezantschap, dien
wij van den aanvang hadden verwacht,
kon ons niet bekoren. Maar dit doet niets
af van het feit, dat de Christelijk-Histo-
rischen naar onze gedachte op den 11 en
November onjuist handelden. Toen de
heer Marchant zijn stem voor het .amen
dement-Kersten aangaf, hadden zij moe
ten zeggen: nu moeten wij op ónze stem-
vóór ons nader beraden. Non tali auxilio
is oude wijsheid. Die hadde toen moeten
gelden. M. i. blijkt de onjuistheid van hun
voortgaan zonder nader beraad, in de lijn
die de heer Snoock Henkemans 's nachts
te voren had aangegeven, uit het feit, dat
er in het volksbewustzijn ook geen scha
duw van gedachte leefde, dat na de aan
neming van het amendement een opdracht
tot Kabinetsvorming aan Ds Kersten of
aan Ds Lingbeek zou worden gegeven.
Men zou kunnen vragen: als de Christe-
lijk-Ilistorischen on den llen November
ormiddellijk 11a den heer Marchant had
den verklaard: op deze declaratie stem
men wij tegen, omdat deze stemming er
een wordt over den samenhang der drie
regeeringsgroepen, zouden zij dab de
rol van öiiprincipieele draalèrs hebben
gespeeld? O. i. niet. Door de declaratie
Marchant was het niet meer de quaestie:
al of niet legaat in Rome, maar de heer
Marchant Jegdy een boni OMéf nel re-
geer-kasteel. De drie- bewoners van dit
kanteel mochten toch zelf uitmaken, of zij
de °P oogenblik gewenscht
achtten. De' ■'leer Marchant haalde Mr
Aalberse's wo,?rd: casse Paie wel
aanmaar Lij Week niet solvent.
Wanneer in een socialisti johen gemeente
raad een communist voorstelt de gemeen
tebedrijven te socialiseeren, is he* denk
baar, dat de S. D. A. P.-leden daarte^ei1
stemmen, ofschoon zij in beginsel voor so
cialisatie zijn. De enkele wilde in een raad
mag met zijn zweep het moment van de
realiseering der idealen niet aangeven.
De confessioneelen zijn tegen de, door hen
minder welwillend als staats-creatuur
aangeduide, synodale bestuursinrichting
onzer Kerk. Ik kan mij denken, dat er een
voorstel inkomt bij de classicale vergade
ringen, om per 1 Januari 1927 de synode
te reorganiseeren naar confessioneel in
zicht, en dat de verantwoordelijke confes-
sioneele leiders zouden zeggen: „neen, op
dien datum niet. Wij laten ons den datum
niet opdringen". Zijn zij daarmede halven
geworden?
Een derde deel der volkomen gelijkbe
rechtigde bevolking is nu eenmaal
Roomsch, een vierde deel Socialistisch.
Voor de Roomschen is dit gezantschap een
uiterst gevoelige plek. Dat is evengoed
hun recht, Realiteitsbesef had de Protes
tanten buiten de Anti-Revolutionairen tot
ae vraag moeten brengen, of het nü wel
het oogenblik was om samenwerking der
rechtsche groepen te doen uiteenvallen.
Dat die vraag gewettigd is, blijkt uit het
feit, dat een andere formatie aan Mr Mar-
gyg!- LLU1— O»...1."—WgSg»'3e>
ken, Waarop u lot de overtuiging komt
dat zelfs uw wonderlijke philosophie, niet
de geheele waarheid bevat."
Zij zag hem een oogenblik verlan
gend, medelijdend1 aan, mompelde toen
bij zichzelf de woorden: „Efraim is ver
gezeld met de afgoden", keerdle zich
om en verliet het vertrek.
In de gang kwam zij haar broeder!
tegen, die van zijn wandeling Was te
ruggekomen, en verlangend Was te hoo
ren, hoe het onderhoud was afgeloo»
pen. I
„Nu .Kate", zeide hij, hebt ge u met
hem verzoend?"
„Christus kan geen omgang hebben
mot Relial", antwoordde ziji, „noch hij
die gelooft met een een ongeloovige."
„Hm", zeide de majoor, terwijl hij
hard aan zijn knevel trok. „Gij zijt 'n
wonderlijke mengeling van trots en ne-
derigheid, van hemelsche wijsheid en
aardsehe eenvoud".
„Henryl" riep zij verontwaardigd uit.
„\Vat bedoelt gijl?"
„Ik bedoel wat ik zeg", antwoordde hij
beslist. „Ik begin mijn geduld te verliezen.
Ik dacht, dat uw moederlijk gevoel u weer
op den rechten weg zou hebben geleid, in
dien niets anders daartoe in staat was.
Maar ge hebt uw neus zoo hoog in den
hemel gestoken, dat ge niet kunt zien, dat
go op aarde wordt bedrogen, en wel in de
chant mislukte. Als men op een scheiding-
naar economisch en niet naar religie**
richtsnoer in andere landen wijst, gaat dit
niet op. In Engeland is in de geheele be
volking de religieuze en kerkelijke inslag
veel sterker dan bij ons. Mac Donald
schrijft naar het congres der kerken i*
Stockholm en betuigt zijn deelneming b*
het verscheiden van Queen Alexandra.
Mutatis mutandis is dit in de Nederland-
sche S. D. A. P. op dit oogenblik ondenk
baar. In Frankrijk en België is de geheel*
bevolking nominaal Roomsch. Dus daar
kan men economische scheidslijnen trek
ken. Maar hij ons leeft bij links nog altijd
de fictie om den diepen inslag van het re
ligieus principe over heel het levenster
rein, persoonlijk, kerkelijk, maatsehapps-
lijk, staatkundig, weg te schuiven en door
een vlakke neutraliteit te vervangen. D*
coalitie vindt in het liberalisme haar
sterkste negatieve voeding, evenzeer als d*
bijzondere school in het midden der vorig*
eeuw groeide uit de opgelegde onzijdig
heid, die buiten de realiteit van ons volks
leven lag.
Een minderheids-ministerie: Chr.-Hist.
en Anti-Revolutionairen zou naar liet oor
deel van den Kroniekschrijver geen le
venskans hebben.
"Wij gelooven niet, dat Dr de Visser
daarheen zijn plannen zal richten. Wij
verwachten, dat Dr de Visser zelf geen.
portefeuille zal nemen, maar de bemidde
laar zal zijn, zoodat de Roomsch-Katho-
lieke, Christelijk-Historische en Anti-Re
volutionaire Ministers terug zullen kee-
ren, precies zooals zij geroepen werden na
de verkiezingen van 1 Juli. Er is immers
na 1 Juli niets veranderd! De heer Golijn
hield zich dan ook terecht geheel passief
sinds zijn demissie.
Noodig is dus z. i. een compromis tus
schen de Roomschen en de Ghristelijk-
Historischen over het gezantschap te Ro
me. De schrijver zegt daarover:
Geen van beiden kan geheel terug na d*
woorden en de stemming op 10 en 11 No
vember. Maar het land moet geregeerd en
geregeerd naar de uitspraak des volks op
1 Juli. Er moet dus een compromis zonder
draaien en zonder eer-verlies gevonden
worden. Wij zouden dit zoeken in dez*
richting: de heer Van Nispen tot Seve-
naer, tot 1 Januari 1926 gezant hij het
Vaticaan, worde met ingang van dien da
tum gezant bij het Quirinaal en tevens ge
accrediteerd bij het Vaticaan. De tegen
woordige gezant bij de Italiaansche regee
ring zoude dan met behoud vair een ge
lijkwaardige of hoogere positie verplaatst
dienen te worden. Zoowel Roomschen als
Protestanten moeten Ijierbij iets toegeven.
Maar politiek in een constitutioneelen re-
geeringsvorm is een zoeken van evenwicht
van verschillende belangen, met be
houd van ideaal.
Gelijk de bladen berichtten hebben zoo
wel C.-H. als R.-K. dit compromis afger.
slagen,
mui'
11 "l
Kalenders, De firma Oosterbaaü;
en Le Cointre bezorgde haar eliënteete
weder als alte jaren een duidelijken week
kalender. jgj
Voorts verscheen weer het Jaarhoekje
van de Geref. Vereeniging tot drankbe
strijding over 1926, met o.a. een photo
van de 25e jaarvergadering te Utrecht.
Ook vestigen wij de aandacht op no.
12 var» het Maandblad der Vereeniging.
Men leze vooral 't artikel van student
Smelik, ook in het Jaarboek. Hij ge
waagt van schrikkelijke dingen in gere
formeerde kringen.
Goes. In de vrij goed bezette schouw
burgzaal van het Schuttershof sprak Dins
dagavond op uitnoodiging van een Comité
professor rnr dr J- A. P. Francois, refe
rendaris, chef der afd- Volkenbondszaben!
aan het Departement van Buitenlandsche
Zaken over „de samenstelling, de inrich
ting het doel en de reeds verkregen;
resultaten van den Volkenbond."
De voorzitter van het comité, dhr not-
Pilaar heette de aanwezigen welkom ea
sprak er zijn blijdschap over uit, dat zoo-
velen waren opgekomen. Spr. hoopt, dat
ook hier tot stand zal - komen een a£d-
van de vereen, voor Volkenbond en Vrede.
Prof. Francois stelde t allereerst de
vraag: heeft de Volkenbond eenige prac-
tische be beekenis? De reeds gehoudea
vredesconferenties hebben Joch niet veel
eerste plaats door dien Amerikaan, dien
ge het meest vertrouwt. Ook wil ik u bij
deze gelegenheid zeggen, dat ge zoo ver
bazend trotsch op uw nederigheid zijt en
zoo ijdel op uw deugden, dat ge bij uw
beste vrienden het bezit van gewoon ge
zond verstand niet wilt erkennen".
„Ik ben hier niet gekomen, om mij door
u de les te laten lezen, Henry", zeide zij
uit de hoogte. „Ik ben reeds 't beste ge
deelte van den dag van mijn verheven
werk weg geweest. Ik kan niet meer tijd
aan u verspillen".
„En ge laat Douglas zonder een cent
aan zijn lot over?"
„Douglas is een man en kan zijn eigen
brood verdienen".
„Ik hoop, dat de Heer u niet op dezelfde
wijze van zich zal stooten", was het ver
ontwaardigde afscheidswoord van den
majoor. Zij antwoordde niet. Zij wachtte
niet tot er een dienstbode kwam om haar
uit te laten. Zij opende zelf de deur, en
sloeg die met een uitdrukking van ge
kwetste majesteit op haar gelaat, zeer
hard achter zich dicht.
De majoor begaf zich naar de zitkamer,
waar Douglas bij het venster zat.
„Welnu, mijn jongen, wat nu?" vroeg
hij.
£Wordt vervolgd.)