DE ZEEUW ut flüis Ie koe;, Huishoudster, ire Olmeboomen, andhout :en meid llinke Dienstbode 4 zijn yenccsmi Git de Provincie. jp bij inschrijving Hoogaars, i 2de Knecht ii net Meisje. FEUILLETON. in 's levens branding. UW DRUKWERK Bij IN LE COINTRE, G0E8. en bij inschrijVjng; ier zeven jaren, ingaat ■udhr. Jan Rottier Jacszo^ ider Schorei iO A 10 c.A WEILAND oekschen weg; ,A t2° WEIL*ND, ceel 1alles in panhf ij dhr. Jan Blok Adr, dijke. ?en verstrekt de onder- te wiens kantore de •or de perceelen afzon- f te zamen, met solide borgen, worden •uiterlijk den 11 Jan 192fi J. C. KRAM, Kape£ kan den heer C. D. KLOS )t 1.72 M., wassende te |n den Brouwersbsom- ingen worden ingewacht Zaterdag 9 Januari 1926 kantore van Notaris SL te Goes, alwaar nadere zijn te bekomen. hrijving te pachten i Th LAGENDIJK teWeiml. ongeveer 7 jaren, in. lelijk Jsekê, tusschen Schelvrjj |g: A. 10 c.A. WEILAND 80 c.A. WEG-ELING, Jstbrug, in pacht geweest de Bourgraaf te Wemel 90 c.A. WEILAND, jteeweg, in pacht geweest v. d. Velde te Wemei- |gen verstrekt de onder te wiens kantore de hoor de perceelen of tezamen^ met solide borgen, wórden uiterlijk den 11 Jan. 19% is J. C. KRAM, Kapelle. I ffiw )P VOOR SPOTPRIJS: iel* Orgel met doorl een 2 epele Orgel, jtm 1 jaar gebruikt, agen bij T. WALHOUT, te Borssele. eg bij Middelburg, gen te, met voor- en achter rieven onder letter A, LITTOOIJ en OLTHOFF g- VAN DONDERDAG 24 DEC. 1925, No. 73. TE KOOR) wielig Groente- of Melk roor paard of hit. Wagenmakerg, Abeele TE KOO P: ÏOOIJ G.Mz., Gorishoek, 3se, TE KOOP: uwterreln, Iofplein, groot 215 vier- ;er. igen Kantoor ISAAC DE e Middelburg. :ent per Kilo. Firma l )ED Zonen, Middelburg art bij D. WISSE-NIJS' elle. rstond gevraagd een gezin, met behulp ra» Brieven boekhand l PEIJL, Hansweert. uw VAN GARDER0J storie te Nieuw- en vraagt tegen nader ove imen datum 5 ziekte der tegenwoo1"' ond bij Wed. JOHs. v- 's Heer Arendskerke. |l Mei Adres Iz. GROSSE Landbouwer, Hoede Eef# zij God. Ik zal hem zien, maar nu niet. Et zal hem aanschouwen, maar miet nabij. Er zal een ster voort gaan uit Jacob, en er zal een scepter uit Israël opkomen. Num. 24:71. Zoo brak dan ons Kerstfeest weer aan, mi keerde met dat hooggetifde al de schat van heilige heugenis en teere herinne ring terug, die van kindsbeen af voor •os gemoed met Bethlehem en zijn kribbe verbonden was. Een inleven in een heerlijker wereld, dan op aarde om ons dreunt en w oelt en onze zinnen afmat. Een tot ons komen van een rijker, frisscher leven, dan ons zelf door de afgematte pols jaagt. Een zich-openen voor ons zielsoog van een rustiger verschiet, dan ooit aan den ge zichteinder van dit gejaagde aanzijn voor ons opglansde Als Kerstfeest komt, spoedt het jaar Weer ten einde en overheerscht ons een gewaarwording van het teleurstellende, het doffe, doellooze, uitputtende van dit wereldleven. Het is of de donkere dagen van Wintermaand een nog donkerder schaduw in ons hart slaan. En meer dan ooit tuurt het in zichzelven opgesloten winterleven uit naar iets beters, iets hoo- gers, iets dat hope biedt en beklijtft! 3 Het wordt somberder, het wordt enger om ons "heen; een kleed als des doods wordt over de natuur gespreid; geen vo gel zingt zijin. morgenlied meer; geen bloem, die meer geurt; geen beekje dat meer huppelend voortkabbelt; alle stroom des.levens schijnt gestremd. Alles is stil, is eenzaam en verlaten om ons heen geworden. En wat nog het bitterst mag boeten, w'e kunnen ons maar niet aan den indruk ontworstelen, dat die koude, dorre, donkere w'intertooneoleri veel liter én juister en meer naar waar heid dan het blozend en bloeiend len televen, ons 'het beeld toonen van w'at deze 'wereld en ons leven werke lijk is. 4 Be prachtige zomernatuur Was wel veel schooner, maar ze bedroog. Ze beloog ons hart, dat gedwongen meelaclite, en nu we, weer een jaar in ervaring rijker geworden, ons afvragen, wat ons beter het leven op den bodem van 9ns eigen hart en het leven op den bodem der wereld teruggeeft, de verleidelijke goet- heid der lentedagen, of het doodsche ta fereel, dat de winter voor u ontrolt, wie is er nu, die zichzelf kent, wie, die de wereld in de diepte van haar stroom ■peilde, en die niet, met bitter gevoel van teleurstelling en nog bitterder van zelfbeschaming, het klagen en betuigen ffloet: „De lente loog. Helaas, die donkere schaduw van dorheid en van "dood ligt eindeloos ver gespreid over de velden dezer wereld en eindeloos diep geslagen over de verborgenheid van mijn eisen gemoed." Dien Weemoedigen trek "ként ook het kind der w'ereld, maar de bange werke lijkheid van dien dood!, die over ons leven hangt, leent alleen "het kind van God, Het kind der wereld zit nog altoos aam de speeltafel. Met een oog, glinsterend van den hartstocht der hope, Vaagt de speler den worpen als die worp zijn hope bluscht, trekt een oogenblik bange benauwing over zijn ziel. Maar hoor, weer gaat het spelweer kan de worp gewaagd worden; en met nóg driftiger hartstocht dan zoo straks. Waagt de roeke^ looze speler nogmaals zijln inzet. Hij kan maar niet gelooven, dat het heusch ver lies zou zijln.' Hij wil, hij moet winnen. En met een hartstocht, die niet te brei delen is, speelt hij tot den laatsten worp door. En zoo nu is het kind der wereld. Zijin spel' wordt gevormd door zijn illusiën. En wel stelten die illusiën hem telkens te leur. En wel gaat er telkens een somber, fluisterend vragen ook door zijn hart: .„Zou die w'ereld dan toch waarlijk geen 54.) „Niet uw1 eigendom?" vroeg hij', „fk heb niets, dat ik mijn eigendom kanAoemen," antwoordde zij. „Een waar Christen kan geen eigendommen hebben lfcben slechts een rentmeester. Ik gebruik hetgeen mij toevertrouwd werd, tot Zijn #0T. „En mijn oom zegt, dat er niets van zal overblijven." „Dat is volkomen Waar", antwoordde ze doodbedaard. „Ën Wat moet er van u worden, als alles op, is?" „Tan mij worden?" en zij glimlachte! medelijdend. „Behooren niet al de rijk dommen der aarde aan God? We heb ben. slechts in het geloof te vragen en Hij geeft. Ik vraag hem niet om geld! rooi' ons werk. Ik heb er het recht aiet toe, zoolang ik 'iets van mijzelf be zit; maar Wanneer ik niets meer heb 'k vragen, en ontvangen, en de we- zal een nieuw bewijs hebben voor 'e kracht van het geloof." „U zijt ver gevorderd, sedert ik van «is ben gegaan", zeide hij een Weinig »ym«ch. vreugde en geen vrede mij bieden?" Maar die bittere opwelling onderdrukt hij. Hij zet zich met verhoogden hartstocht tel kens over de nieuw gekomen teleurstel ling heen. Ilijl kent geen andere wereld dan dit leven, en daarom dit leven moet heerlijk zijn. En evenals de speler, die telkens verloor, maar altoos weer inzet, zoo richt ook het kind der wereld zich telkens weer uit zijn bittere teleurstelling op. Tot nu toe liep bet tegen, ja, maar nu, nu zal het'noodlot uit hebben. Nog één w!orp en straks daagt zijn geluk. En zoo spelen de kinderen dezer Wtereldl voort; misleid en anderen misleidend; te rend op "hun hartstochtmeSicijn drin kend uit hun illusiën: tot eindelijk de laatste worp komt, en dan zinken ze in een, met op hun stervende lippen voor die wereld, die hen bedroog, niets dan een grijnslach of een vloek. E11 aan dat spel heeft het kind van God in .vroeger tijden ook mee aangezeten. Ook hiji kent den verleidenden hartstocht dier valsche illusiën bij eigen pijnlijke zielservaring. Maar toen hij lang genoeg zijn roekeloos, Godverzoekend spel ge speeld had, is de Vriend zijner ziel hem op zijde gekomen, heeft hem met zoeten drang bewogen dien inzet van goud en zilver er aan te geven, en van die speel tafel op te staan en Hem te volgen in do ■Woestijn. En zoo door den Heiligen ,Geest uit geleid in de woestijn, is toen bij nach telijken schemer de gestalte van Satan langs zijn ziel gegleden, en heeft een heilige stem hem ingefluisterd: „Die Sa tan had u in zijn macht 1" En toen schrikte al wat in hem was hij' de bange ontdekking, dat hij, altoos lachend, altoos spetend, in de vangen van dat Satanische 'wezen besloten was geweest. En toen zijln hem de oogen opengegaan. De schellen zijn hem afge vallen. Van -den schijn drong hij, bij het licht des Geestes, door naar de Wer kelijke wezenlijkheid. En 0, hoe arm, hoe naakt en teeg vond 'hij toen zijn eigen hart. Hü Jaad' altoos gedacht, gehoord, ge droomd, dat de Dood iets was, «jat nas aan, 'net einde, het o, zoo verre einde can ons leven kwam- En zie, nu bespeurt hij opeens, nu ziet en merkt hij, höe die dood zijn floers reeds over heel die wereld- heeft gespreid en reeds gezonken ligt in den bodem van zijn eigert wezen- Een kind van God is als iemand, aan wien het door God gegund werd achter de schermen te gluren. De menigte, die in de breede rijen voor het tooneel geschaard zit, ziet. niets dan wat In bedrieglijk kleed op dat tooneel vertoond wordt; maar hij ziet waf er achter is- De uitgekleede spelers; de valsche steenen; het barstend klater goud; het blanketten van de valsche ro zen op het doodsbleeke gelaat. En toen is de angst hem in de ziel ge slagen. Ontzetting en vree ze zijn over hem gekomen. De hartstocht van weleer lag als een uitgebrande kool op den bodem van zijn hart le rooken. Hij had zijn wereld niet meer, zijn illusiën niet meer- Er was niets dan Dood en Zonde om hem heen. Hij zag ze „voorbijgaan", de ijdelheid des tevens, en „voorbijgaan" de begeer lijkheid der oogen en „voorbijgaan" den luister der wereld, alles „voorbijgaan" op den weg der ijdelheden en voortgaande naar het graf. En toen nu, na zomerbloei en herfstrijk- dom de natuur zich in het kleed des doods wikkelde, en alles wegstierf en niets dan koude en dorheid en donker heid om hem heen lag gespreid, toen, ja, was er harmonie tusschen natuur en leven voor hem gekomen- Zóó in donker heid en (luisternis bedolven, zóó op de kilte wateren van den dood afdrijvend, i s de wereld, i s zijn eigen hart, zoolang het een leven blijft buiten God. Maar luister, nu dreunen van verre naar die vallei der schaduwen des doods de verrukkelijke 'tonen van een profe tisch lied, dat spelt van een woestijn, die bloeien zal als een roos, en van dorre plaatsen, die zulten ruischen van vroolijk geschal. „Toen ik ft opgaf, gaf ik alles op" antwoordde zij. „Jaren lang heeft mijn aardsehe en zondige liefde mij terug gehouden .van volkomen overgave. Toen gij mij verliet, zag ik mijn plicht dui delijk voor mij afgebakend en sedert dien dag heb ik u nooit teruggejziem. Nu ben ik vrij van alle aardsehe en mensche- schelijke banden, en zie ik op mijn mar telaarskroon." v Douglas voelde een soort van angst voor haar. De vrouw ging voor 't oogen blik op in de heilige. Haar gelaat bloosde van een soort zielsverrukking, haar oogen schitterden op onnatuurlijke Wijze; haar stem beefde. „Ik geloof stellig, dat u niet Wel zijt, moeder", zeide hij ten laatste. „U zijt zoo mager geworden, gedurende de laat ste tWee jaren. Zou het niet goed voor u zijln Stone Court eens een poosje te verlaten en eens rust en een andere) omgeving te hebben?" „Ik kan mijn post niet verlaten, eer God mij roept", zeide zij, met dezelfde uitdrukking van zielsverrukking in haar oogen „En ik begrijp dus goed, dat u geen hulp ,van mij wilt aannemen?" „Mijn huis is niet langer Stone Court" antwoordde .zij, eenigszins ontwijkend. „Het is nu Rethsan, een huis der gene zing, het verblijf van hen, die gelooven. Er komt eeö psalm tot zijne ziel, die I jubelt van een Koning, die regeeren zal in gerechtigheid, van een man, die als een een verberging zal zijn tegen den wind, als een schuilplaats tegen den vloed, als de schaduw van 'een zwaren rotssteen in dorstige landen. Van een reine maagd wordt gezongen, dat ze een Zoon zal baren en zijn naam noemen Immanuel, God met ons! En op het hooren van die moeder vreugd der maagdelijke vrouw, zingt heel een volk van gezaligden haar tegen: „Een Kind is ons gegeven, een Zoon is ons geboren, de heerschappij is op zijn schou ders; en men zal zijn naam noemen „Wonderlijk", „Raad", „Sterke God"- -.Va der der eeuwigheid", „Vredevorst", en Zijner heerschappij, zal nimmer een ein de zijn". En terwijl niets dan dood in zijn hart en dood om hem heen gespreid ligt, gaat achter het spoor van dien Vorst, die ko ninklijk inrijdt op het zuivere Woord dei waarheid, het vreugdegeroep van leven den op: „o Dood, waar is uw prikkel? Is het graf niet verslonden lot overwin - ning?" En nu overkomt hem een gevoel, alsot er weer levenswarmt ekruipt om de koude van zijn hart, en hij weet niet of hij droomt, of dat het werkelijkheid is, maai zie, opeens is glans doorgebroken in dat nachtelijk, eenzaam donker, en op een maal ligt er een schittering over dat tooneel Hes doods gespreid. Want ja, waarlijk, zijn oogen zien het, en hij aan schouwt het: Er is een licht in de duis ternis verschenen, er is een ster op gegaan uit Jacob! (Uit Dr A- Kuyper: „Dagen van goede Boodschap"In den Kerstnacht.) Zenuw 75 Hoofdpijn 60 Maag 75 Laxeer 60 ct Staal- 90 ct. Rheumatiek 75 ct. Keelpijn- 60 ct Hoest 60 Kiespijn 60 Griep «1 Influenza 75 ct Nier JiBlaas 1 gld. Galsteen 1.50 Wormtabl.80 c Bloedzuiverende 75 Eetlustopwekkende 75 ct Kó^tS 6° Verkoudheids 60 Pijnstillende 75 ct Rii Annth ép Drogisten. Op elke verpak- Mijnhard!. UI ttop! Het dure leven. De kosten van levensonderhoud bevin den zich, blijkens mededeelingen van het maandschrift van het Centraal Bureau voor de Statistiek, in de dalende lijn. Sedert, einde 1920 zijn de kosten van het levensonderhoud van arbeiders- en ambtenaarsgezinnen 18-19 pet. gedaald. Toch zijn de kosten nog 80 pet. hooger dan in de jaren 19101914. Herhaaldelijk is een min of meer uit gebreid onderzoek ingesteld naar de oor zaken van deze aanhoudende duurte en het is waarschijnlijk wel het Dep. Deven ter van de Ned. Mij. van Handel en Nij verheid geweest, welke het best gedocu menteerd tot conclusies is gekomen. In het rapport van genoemd Departement wordt voornamelijk op de volgende oorzaken ge wezen: 1. de hooge belastingen; 2. de gevolgen van den verkorten ar beidsdag; 3. de woninghuren; 4. de nivelleering der arbeidsloonen; 5. de tarieven van spoorwegen en pos terijen; 6. de rentestand. De fout, zegt de „Maatschappij", zal wel ergens zitten, doch wanneer men 1-6 overweegt, en probeert, met deze gegevens voor zich, een uitweg te vinden, dan blijkt ."Maar gij? Gelooft gij?" en zij zag hem vorschend aan. „Och moeder, laten wie toch niet we der hierover gaan twisten." „Maar gelooft gij dan, dat zieken op het gebed kunnen genezen?" „U bedoelt, dat wanneer Iemand kan ker of tering heeft, het gebed hem ge nezen zal?" Jlet gebed des geloofs? Ja, Golootffj gij' het?" „Ik vrees van niet", zeide hij; met een glimlach. „Dat is genoeg," zeide zij met trillen de stem. „Uw! oom mag iHggen, wat hij wil, maar gij zijt niet veranderd. Een ongeloovige kan onder het dak van Eethsan niet Wonen." „Ik mag dan te weinig gelooven", zei de bij op bitteren toon, „maar u ge looft te veel. U zijt Toen brak bij plotseling af. Hij voelde, dat hij driftig Werd, en bij had het -besluit genomen, nimmer meer met zijn moeder te twis ten, indien hij het eenigszins vermij den kon. „Gij behoeft mij niet te zeggen, wat ik ben", zeide zij uit de hoogte. „Dit is mij geopenbaard door Een, die het weet." „Zooals u wilt, moeder", zeide hij, met gedwongen kalmte. „Er zal mis schien nog wel eens een dag aanbre- al spoedig, dat men in den vicieuzen cir kel is gekomen. Dat wil niet zeggen, dat de opmerkin gen een voor een genomen, onjuist zouden zijn, of in elk geval een groote kern van waarheid bevatten, maar de factoren staan met elkander in verband en zijn alle gevolg van een richting, welke in de voor gaande jaren is gevolgd, naar inzichten welke destijds vrij algemeen werden ge huldigd. En juist daarom is het niet zoo eenvou dig, de middelen aan te geven, die het le vensonderhoud minder duur zouden ma ken. „N oodig is een compromi s". In de oude Bronsveld's periodiek, het tijdschrift „Stemmen voor Waarheid en Vrede", dat wegens gebrek aan belang stelling ophoudt te bestaan, schenkt de Kroniekschrijver, Dr M. J. A. de Vrijer, Herv. pred. te Amsterdam, in de laatste Kroniek ook zijn aandacht aan de Kabi netscrisis. Hij weet natuurlijk nog niet, hoe deze crisis zal worden beëindigd, maar hij geeft aldus zijn inzicht: Wij waren in 1915 tegenstanders van het gezantschap bij den Paus. De overtui ging, dat daar veel te beluisteren viel in 's lands vredesbelang, is ons bij lectuur der verdediging van dit gezantschap nooit eigen geworden. De overgang van het tij delijke in het blijvende gezantschap, dien wij van den aanvang hadden verwacht, kon ons niet bekoren. Maar dit doet niets af van het feit, dat de Christelijk-Histo- rischen naar onze gedachte op den 11 en November onjuist handelden. Toen de heer Marchant zijn stem voor het .amen dement-Kersten aangaf, hadden zij moe ten zeggen: nu moeten wij op ónze stem- vóór ons nader beraden. Non tali auxilio is oude wijsheid. Die hadde toen moeten gelden. M. i. blijkt de onjuistheid van hun voortgaan zonder nader beraad, in de lijn die de heer Snoock Henkemans 's nachts te voren had aangegeven, uit het feit, dat er in het volksbewustzijn ook geen scha duw van gedachte leefde, dat na de aan neming van het amendement een opdracht tot Kabinetsvorming aan Ds Kersten of aan Ds Lingbeek zou worden gegeven. Men zou kunnen vragen: als de Christe- lijk-Ilistorischen on den llen November ormiddellijk 11a den heer Marchant had den verklaard: op deze declaratie stem men wij tegen, omdat deze stemming er een wordt over den samenhang der drie regeeringsgroepen, zouden zij dab de rol van öiiprincipieele draalèrs hebben gespeeld? O. i. niet. Door de declaratie Marchant was het niet meer de quaestie: al of niet legaat in Rome, maar de heer Marchant Jegdy een boni OMéf nel re- geer-kasteel. De drie- bewoners van dit kanteel mochten toch zelf uitmaken, of zij de °P oogenblik gewenscht achtten. De' ■'leer Marchant haalde Mr Aalberse's wo,?rd: casse Paie wel aanmaar Lij Week niet solvent. Wanneer in een socialisti johen gemeente raad een communist voorstelt de gemeen tebedrijven te socialiseeren, is he* denk baar, dat de S. D. A. P.-leden daarte^ei1 stemmen, ofschoon zij in beginsel voor so cialisatie zijn. De enkele wilde in een raad mag met zijn zweep het moment van de realiseering der idealen niet aangeven. De confessioneelen zijn tegen de, door hen minder welwillend als staats-creatuur aangeduide, synodale bestuursinrichting onzer Kerk. Ik kan mij denken, dat er een voorstel inkomt bij de classicale vergade ringen, om per 1 Januari 1927 de synode te reorganiseeren naar confessioneel in zicht, en dat de verantwoordelijke confes- sioneele leiders zouden zeggen: „neen, op dien datum niet. Wij laten ons den datum niet opdringen". Zijn zij daarmede halven geworden? Een derde deel der volkomen gelijkbe rechtigde bevolking is nu eenmaal Roomsch, een vierde deel Socialistisch. Voor de Roomschen is dit gezantschap een uiterst gevoelige plek. Dat is evengoed hun recht, Realiteitsbesef had de Protes tanten buiten de Anti-Revolutionairen tot ae vraag moeten brengen, of het nü wel het oogenblik was om samenwerking der rechtsche groepen te doen uiteenvallen. Dat die vraag gewettigd is, blijkt uit het feit, dat een andere formatie aan Mr Mar- gyg!- LLU1— O»...1."—WgSg»'3e> ken, Waarop u lot de overtuiging komt dat zelfs uw wonderlijke philosophie, niet de geheele waarheid bevat." Zij zag hem een oogenblik verlan gend, medelijdend1 aan, mompelde toen bij zichzelf de woorden: „Efraim is ver gezeld met de afgoden", keerdle zich om en verliet het vertrek. In de gang kwam zij haar broeder! tegen, die van zijn wandeling Was te ruggekomen, en verlangend Was te hoo ren, hoe het onderhoud was afgeloo» pen. I „Nu .Kate", zeide hij, hebt ge u met hem verzoend?" „Christus kan geen omgang hebben mot Relial", antwoordde ziji, „noch hij die gelooft met een een ongeloovige." „Hm", zeide de majoor, terwijl hij hard aan zijn knevel trok. „Gij zijt 'n wonderlijke mengeling van trots en ne- derigheid, van hemelsche wijsheid en aardsehe eenvoud". „Henryl" riep zij verontwaardigd uit. „\Vat bedoelt gijl?" „Ik bedoel wat ik zeg", antwoordde hij beslist. „Ik begin mijn geduld te verliezen. Ik dacht, dat uw moederlijk gevoel u weer op den rechten weg zou hebben geleid, in dien niets anders daartoe in staat was. Maar ge hebt uw neus zoo hoog in den hemel gestoken, dat ge niet kunt zien, dat go op aarde wordt bedrogen, en wel in de chant mislukte. Als men op een scheiding- naar economisch en niet naar religie** richtsnoer in andere landen wijst, gaat dit niet op. In Engeland is in de geheele be volking de religieuze en kerkelijke inslag veel sterker dan bij ons. Mac Donald schrijft naar het congres der kerken i* Stockholm en betuigt zijn deelneming b* het verscheiden van Queen Alexandra. Mutatis mutandis is dit in de Nederland- sche S. D. A. P. op dit oogenblik ondenk baar. In Frankrijk en België is de geheel* bevolking nominaal Roomsch. Dus daar kan men economische scheidslijnen trek ken. Maar hij ons leeft bij links nog altijd de fictie om den diepen inslag van het re ligieus principe over heel het levenster rein, persoonlijk, kerkelijk, maatsehapps- lijk, staatkundig, weg te schuiven en door een vlakke neutraliteit te vervangen. D* coalitie vindt in het liberalisme haar sterkste negatieve voeding, evenzeer als d* bijzondere school in het midden der vorig* eeuw groeide uit de opgelegde onzijdig heid, die buiten de realiteit van ons volks leven lag. Een minderheids-ministerie: Chr.-Hist. en Anti-Revolutionairen zou naar liet oor deel van den Kroniekschrijver geen le venskans hebben. "Wij gelooven niet, dat Dr de Visser daarheen zijn plannen zal richten. Wij verwachten, dat Dr de Visser zelf geen. portefeuille zal nemen, maar de bemidde laar zal zijn, zoodat de Roomsch-Katho- lieke, Christelijk-Historische en Anti-Re volutionaire Ministers terug zullen kee- ren, precies zooals zij geroepen werden na de verkiezingen van 1 Juli. Er is immers na 1 Juli niets veranderd! De heer Golijn hield zich dan ook terecht geheel passief sinds zijn demissie. Noodig is dus z. i. een compromis tus schen de Roomschen en de Ghristelijk- Historischen over het gezantschap te Ro me. De schrijver zegt daarover: Geen van beiden kan geheel terug na d* woorden en de stemming op 10 en 11 No vember. Maar het land moet geregeerd en geregeerd naar de uitspraak des volks op 1 Juli. Er moet dus een compromis zonder draaien en zonder eer-verlies gevonden worden. Wij zouden dit zoeken in dez* richting: de heer Van Nispen tot Seve- naer, tot 1 Januari 1926 gezant hij het Vaticaan, worde met ingang van dien da tum gezant bij het Quirinaal en tevens ge accrediteerd bij het Vaticaan. De tegen woordige gezant bij de Italiaansche regee ring zoude dan met behoud vair een ge lijkwaardige of hoogere positie verplaatst dienen te worden. Zoowel Roomschen als Protestanten moeten Ijierbij iets toegeven. Maar politiek in een constitutioneelen re- geeringsvorm is een zoeken van evenwicht van verschillende belangen, met be houd van ideaal. Gelijk de bladen berichtten hebben zoo wel C.-H. als R.-K. dit compromis afger. slagen, mui' 11 "l Kalenders, De firma Oosterbaaü; en Le Cointre bezorgde haar eliënteete weder als alte jaren een duidelijken week kalender. jgj Voorts verscheen weer het Jaarhoekje van de Geref. Vereeniging tot drankbe strijding over 1926, met o.a. een photo van de 25e jaarvergadering te Utrecht. Ook vestigen wij de aandacht op no. 12 var» het Maandblad der Vereeniging. Men leze vooral 't artikel van student Smelik, ook in het Jaarboek. Hij ge waagt van schrikkelijke dingen in gere formeerde kringen. Goes. In de vrij goed bezette schouw burgzaal van het Schuttershof sprak Dins dagavond op uitnoodiging van een Comité professor rnr dr J- A. P. Francois, refe rendaris, chef der afd- Volkenbondszaben! aan het Departement van Buitenlandsche Zaken over „de samenstelling, de inrich ting het doel en de reeds verkregen; resultaten van den Volkenbond." De voorzitter van het comité, dhr not- Pilaar heette de aanwezigen welkom ea sprak er zijn blijdschap over uit, dat zoo- velen waren opgekomen. Spr. hoopt, dat ook hier tot stand zal - komen een a£d- van de vereen, voor Volkenbond en Vrede. Prof. Francois stelde t allereerst de vraag: heeft de Volkenbond eenige prac- tische be beekenis? De reeds gehoudea vredesconferenties hebben Joch niet veel eerste plaats door dien Amerikaan, dien ge het meest vertrouwt. Ook wil ik u bij deze gelegenheid zeggen, dat ge zoo ver bazend trotsch op uw nederigheid zijt en zoo ijdel op uw deugden, dat ge bij uw beste vrienden het bezit van gewoon ge zond verstand niet wilt erkennen". „Ik ben hier niet gekomen, om mij door u de les te laten lezen, Henry", zeide zij uit de hoogte. „Ik ben reeds 't beste ge deelte van den dag van mijn verheven werk weg geweest. Ik kan niet meer tijd aan u verspillen". „En ge laat Douglas zonder een cent aan zijn lot over?" „Douglas is een man en kan zijn eigen brood verdienen". „Ik hoop, dat de Heer u niet op dezelfde wijze van zich zal stooten", was het ver ontwaardigde afscheidswoord van den majoor. Zij antwoordde niet. Zij wachtte niet tot er een dienstbode kwam om haar uit te laten. Zij opende zelf de deur, en sloeg die met een uitdrukking van ge kwetste majesteit op haar gelaat, zeer hard achter zich dicht. De majoor begaf zich naar de zitkamer, waar Douglas bij het venster zat. „Welnu, mijn jongen, wat nu?" vroeg hij. £Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1925 | | pagina 5