m ZEEUW 'tweede blad. Buitenland. Binnenland. Ingezonden Stokken. Rechtszaken een les uit den crisistijd. FEUILLETON. In 's levens branding. VAN ZATERDAG 19 DEC. 1925, No. 69. De kabinetscrisis, die nu reeds eenige weken de parlementaire molen deed sti) staan en nog steeds niet is opgelost* heeft "bij alle nadeel voor het Reden en misschien ook voor de toekomst, toch ook haar voordeelen. Dozö crisis is n.l. oorzaak göwoest dat de uiterst linksche groepen, die met zoo klinkende en veelbelovende programs bij de verki'ezingen voor hel voetlicht traden genoopt werden zich nader te verklaren en duidelijk aan te geven hoe de gedane beloften verwezenlijkt zouden kunnen worden. Er was veel beloofd- De bezuiniging door het vorige kabinet toegepast, was in elk opzicht afgekeurd. Den ambte naren was naar men betoogde, groot on recht aangedaan; dat onrecht moest wor den hersteld en de millioenen op deze wtjze bezuinigd behoorden aan de recht matige bezitters teruggegeven te worden. Van de nieuwe belastingen door het vorige Kabinet ingevoerd of voorgesteld, deugde nu letterlijk niets- Met name de verhooging van het Tarief werd om meer dere reden, als schadelijk voor ons volk, veroordeeld. u Nog ernstiger waren de bezwaren, die men had tegen de defensiepolitiek. De bezuinigingen op leger en vloot werden niet geteld. Van de ruim f 100 millioem voor dit doel uitgetrokken, behoorde ver reweg het grootste percentage te worden geschrapt en de daardoor vrijkomende gelden zouden gebruikt kimnehl worden ■om de tekorten op de staatsbagrooting te dekken. In verhand daarmede en mede uit mo- reele overwegingen, werd geëischt nati onale ontwapening. De departementen van oorlog en marine zouden moeten ver dwijnen en volstaan behoorde te worden met een politiemacht, die onder Binnen- landsche Zaken zou kunnen ressorteeren. En daarenboven was reeds in 1919 door S. D. A. P. en N. V. V. op den, voorgrond gesteld den eisch, „dat_ ook in Nederland het vraagstuk der socialisatie van grond en productiemiddelen aan de orde wordt gesteld en in snel tempo in voor de arbeidersklasse bevredigenden zin worde opgelost." Eerder dan zij zelf verwacht zullen hebben, werden deze groepen in de ge legenheid gesteld, niet om hun program uit te voeren, maar dan toch in meer1 concreten vorm aan te geven op welke wijze zij dit bedoelden te doen- Aan Mr Marchant werd opgedragen een Kabinet te formeeren en de leiding van 's lands zaken over te nemen. Een program werd ontworpen, een pro gram dat door den Vrijz. Dein. Bond met daverende toejuichingen werd be groet en "door de leiding van de S.D.A.P, aanvaard. Natuurlijk was hiermee niet het laat ste woord gesproken. Ook hier is van toepassing dat de pap nooit zoo heet wordt gegeten als ze wordt opgediend. De R.-K. Staatspartij werd mede tot de samenwerking uitgenoodigd, wat als van zelf inhield, dat men zoo noodig tot con cessies bereid was- Het program was, zooals de heer Mar chant het uitdrukte, in zijn schrijven aan Dr Nolens, te beschouwen als „een proeve van een compromis" waaruit vanzelf volgt dat er gelegenheid voor nader overleg open bleef. i U! ij M r M En nu loont het de moeite dit 18-pun- ten-program van naderbij te bezien en na te gaan hoe men zich voorstelde de gegeven beloften in te willigen. De woort den, kunnen nu aan de daden, althans! aan de voorgenomen daden, worden ge toetst- Wanneer we dat doen, dan treft al dadelijk, dat er geen sprake van is Art. 40 te herstellen. „Het „onrecht" den ambtenaren aan gedaan, zal zooveel mogelijk worden her steld." En ter verduidelijking wordt hier aan dan toegevoegd, dat het streven zal zijn, door beperking van het aantal amb tenaren een redelijke bezoldiging voor al len mogelijk te maken- Aan de wenschen van de ambtenaren zal dus zooveel mogelijk, d.w.z. voor zoover de financiën dit toelaten, worden tegemoet gekomen- Dat is dus met andere woorden zoo ongeveer hetzelfde wat ook Minister Colijn bedoelt niet alleen, maar reeds bezig is uit te voeren. Nu is hier echter een Verschil. Im mers, de mogelijkheden zijn onder het tegenwoordige Kabinet grooter dan onder een z-g. democratisch Kabinet, dat, zou den de gedane beloften worden vervuld, verplicht zou zijn de belastingen, waar tegen zooveel bezwaar werd gemaakt, in te trekken. Blijkens het program, en dat is 't tweede punt dat de aandacht vraagt, wordt daaraan echter zelfs niet gedacht. Hiertegenover staat dat de nieuwe com binatie de handen ruimer zou hebben, omdat leger en vloot zonden worden af geschaft. Zoo althans Was het den kie zers beloofd. Maar beloven en doen zjjn hier twee. Want wel spreekt het program Marchant van inkrimping van de legerformatie, van beperking dus der mil- uitgaven evenals dat in de bedoeling ligt van het Kabinet Colijn, maar de nadere uitwerking van dit denkbeeld geeft geen enkele reden om te verwachten dat hiermede betere resultaten zullen worden bereikt- Nu kan worden toegegeven, dat be trekkelijk ingrijpende maatregelen op soci aal gebied in uitzicht worden gesteld. Immers, onderzocht zal worden of niet productieve werken van werkverschaffing in aanmerking komen; de gevolgen der werkloosheid zullen wettelijk worden ge regeld; de premievrije ouderdomsrente zal worden gehandhaafd: ziekteverzekering en moederschapszorg zullen worden inge voerd, terwijl mede in uitzicht wordt gesteld herstel van het 7e leerjaar, uit breiding van het Nijverheidsonderwijs, wederopbouw van het vervolgonderwijs en rijkssteun voor algemeene volksontwik keling. Aan groote plannen ontbreekt het dus niet, maar die plannen hebben al bitter weinig beteekenis, zoolang niet wordt aan gegeven waar het noodige geld, hoe de vele tientallen millioenen zullen worden gevonden. Dat is toch een eerste voorwaarde. Zonder geld worden ook hier geen Zwitsers verkregen. Nu is daarop iets te vinden- De kosten voor de ziekteverzekering kunnen, zooals het program aangeeft, wor den gelegd op het bedrijf en die van de werkloosheidsverzekering op het bedrijf en de arbeiders gezamenlijk. Dat is ge makkelijk. Maar of hel uitvoerbaar zal bijken te zijn, is een andere vraag. En dan kan er, als groote tekorten ontstaan, worden geleend. Wat onlangs in België gebeurde heeft echter duidelijk gemaakt, dat, afgezien van het noodlottige van zulk een politiek, niet alleen de poli tici hierover hebben te beslissen, maar dat ook de financiers een woordje mee spreken, zoo zelfs, dat de Belgische re geering eenvoudig genoodzaakt werd, diep ingrijpende bezuinigingen aan te brengen- En zoo blijkt, dat aan de eene zijde nu reeds een heel deel van de mooie beloften werd ingeslikt, terwijl wat verder in uitzicht werd gesteld, niet veel andero dan theoretische waarde heeft- Dat is een van de lessen, die deze. crisistijd ons heeft geleerd. De toestand in Oostenrijk. Oostenrijk is door de vredesverdragen een hoofd zonder lichaam geworden, dat eigenlijk onmogelijk op zichzelf kan blij ven bestaan. Ook de salarissen dergenen, die tot nu toe in Staatsdienst bleven, zijn te laag, en er zou zeker onder hen een staking zijn uitgebroken, indien hun niet een voorschot was toegekend. Doch dit moet in de eerste week van het nieuwe jaar worden uitbetaald en het geld daar voor is niet aanwezig Het personeel der Posterijen heeft een 62.) _0_ - „Maar denkt u, dat zij bedrogeh wordt?" „Ja, dat doe ik, nu weet ge het. Ze noemt haar huis „Betshan". Joost mag Wéten wat dat beduidt. Allerlei hysteri sche menschen komen daar voor een koopje om op het gebed te worden ge nezen. Zij heeft een nieuwen vleugel aan het huis laten bouwen, en drijft de ge- heele zaak op .eigen kosten. Ook heb ik ontdekt, dat zij een drukkerij heeft opi- gezet, om traktaatjes te laten drukken, waarin "Mj haar inzichten en Öie harer geestverwanten bloot legt. Nu ben ik de laatste man, om het goede in den weg te willen staan. Ook geef ik er niet veel' om, wélke bijzondere meeningen de men schen zijh toegedaan, zoolang ze oprecht zijn; maar wanneer ik opzettelijke be^ (Iviegerij zie, wanneer ik zie, hoe mijn eigen zuster tot speelbal gebruikt en bij den neus genomen wordt en dat alles onder den dekmantel van godsdienst ziet ge, dan word ik razend en het is Mijl niet mogelijk te zwijgen." „En heeft u mijn moeder gezegd, hoe u over al deze dingen denkt?" „Ik heb een paar weken geleden ge tracht het onderwerp aan te roeren, maar ge weet, dat uw moeder in deze zaken veel knapper is dan ik. Zij liet een stroom van teksten op me los, bewerende, dat geen enkel kerkgenootschap deugde, en ik weet niet wat al meer. Zij overblufte mij zóó, dat ik niets terug wist te zeggen". Douglas lachte. Maar,"wat wilt u, dat ik doen zal, oom?" „Wel mijn jongen, ik zou gaarne zien, dat ge naar haar toe gingt en uw invloed op haar deedt gelden. Gij zijt de aangewe zen raadsman uwer moeder. Zij heeft de vrije beschikking over het geheele fortuin, en ik 'vrees, dat er Woldra niets meer: van over zal zijn. „Ik hen bang, dat ik daar niets aan doen kan", antwoordde Douglas. „Ge zoudt het in ieder geval kunnen probeeren. Ik zou het best vinden, dat zij veel geld uitgaf, indien zij ei' eenig wer kelijk goed mede deed de hongerigen voedde of de nooddruftigen hielp maar de menschen, die zij onderhoudt, zijn niet behoeftig en zij zijn niet ziek. Zij gooit haar geld weg voor een herschenschim, en niemand heeft er wat aan. Zij heeft reeds een hypotheek genomen op haar bezittingen te Hillcrest". „Neen!" „Ja, waarlijk, ik weet het zeker". „Dan moet de zaak van zelf na verloop van tijd tot een eind komen". „Maar gij moest er een eind aan ma ken". nog merkwaardiger geschenk gekregen om hen van staking af te houden. Ze zul len deelen in de winst van het bedrijf, doch op deze winst, die natuurlijk eerst na voleinding van het dienstjaar te con- stateeren is, in den loop van het jaar voor schotten ontvangen. Mocht er geen winst of zelfs verlies wezen, dan is van terug betaling ongetwijfeld geen sprake. Sedert het voornemen van de Weensche Kamer van Arbeid, om 50000 werkloozen uit Oostenrijk naar de Vereenigde Stalen te brengen, door de houding van de re geering van Washington onuitvoerbaar is gebleken, heeft de Oostenrijksche overheid de pogingen voortgezet om tenminste een deel van de werkloozen, voor wie geen kans bestaat dat zij aan het werk zullen komen, naar het buitenland over te bren gen. Er zijn hierover in het bijzonder met Brazilië en Rusland onderhandelingen aangeknoopt, die tot emigratie hebben ge leid van duizenden landbouw- en indus triearbeiders, terwijl de eerste groep ge schoolde industrie-arbeiders naar Rus land is vertrokken. De emigratie naar Frankrijk duurt voort; er gaan maandelijks ongeveer 200 arbeiders naar Frankrijk, waar tot dus verre 2500 arbeiders in de meest uiteen- loopende takken van industrie werkzaam zijn. Sedert de opheffing van de visum-moei lijkheden tusschen Oostenrijk en Duitsch- land zijn, volgens de statistieken meer Duitsche arbeiders naar Oostenrijk geko men dan omgekeerd. De emigratiegedachte in Oostenrijk is in de laatste maanden zeer urgent geworden, en er bestaat thans bij de werkloozen algemeen de drang om naar het buitenland te gaan. Be broodprijs in Nederland. Wij1 lezen in Patrimonium: De heer Mansholt schreef in „Het Volk" een artikel over den broodprijs. Hij begon met de meer algemeene opmer king, dat de prijzen van verschillende artikelen ten onzent hooger zijn tlan die in het buitenland. Dat kan niet worden geloochend. Tal van factoren oefenen hierop in vloed. Men denke aan de hoogere loo- nen en hoogere vrachtprijzen ten onzent, aan de hoogere belastingen, aan dg hoogere winkelhuren, aan do meerdere koopkracht, aan de hoogere eischen, bijv. inzake de bezorging, die onze consu menten stellen. Maar wij zijn geneigd, om hier met den heer Mansholt óók te den ken aan de overlading van den kleinhandel, aan het te groot aantal tus- schenpersonen. Het is bovendien zeer wel mogelijk, dat er meer prijsafspraken be staan ,dan velen vermoeden. Wat nu den broodprijs betreft, wijst de heer Mansholt er op, dat de tanveprijs in Frankrijk, althans in September, ruim 18pct. hooger was dan in Nederland, terwijl de broodprijs juist hier 59 pet. hooger was. 'Hoe dat enorme verschil te verklaren? De heer Mansholt meent, dat de qua- liteit van 'het Fransche brood goe3 is. Maar hier moet, om een juist oordeel te kunnen vellen, een deskundig on derzoek plaats hebben. Een kleine, dooi den consument nauwelijks opgemerkte', menging van meelsoorten, kan reeds be teekenis hebben voor den prijs. De schrijver in „Het Volk" wijst voorts nog op het feit, dat de tarwe in Frank rijk beter Wordt „uitgemalen" en dat de brooden van grooter gewicht worden ge bakken. Dit laatste vooral schijnt voor de bakkerij voel economischer. Ook gebrui ken de Franschen meer brood dan de Nederlanders, die den „middagpot" groo- tere eer bewijzen en ook bij andera maaltijden nog wel eens aardappelen, rijst of pap nuttigen. Een grooteren om zet maakt natuurlijk ook bij kleiner winstpercentage het bakkersbedrijf meer loonend. Een element van beteekenis zal ook wel zijp. de betere loonregeling van onze bakkersgezellen. En wij wezen er reeds op de vrij hooge kosten van bezorgen zullen stellig ook een rol spelen. Frankrijk heeft, naar verhouding, ook minder bakkerijen. Die heer Mans- „Hoe kan ik dat doen?" „Redeneer met haar. Zij is een verstan dige vrouw. Gij kent al haar argumenten, gij zijt bij de zaak grootgebracht, mij zet zij dadelijk vast". Douglas glimlachte en schudde zijn hoofd. „Hier is een brief, dien ik vanmorgen van haar ontvangen heb",, ging de majoor voort. En de ma joor begon te lezen. „Mijn zoon heeft mij verlaten als een ongeloovige, als een loo chenaar van het geloof. Ik heb met hem gepleit en geredeneerd en geworsteld, tot de Heere tot mij zeide: „Efraim is ver gezeld met de afgoden, laat hem varen". Het brak mij het hart hem van mij te stooten mijn eigen vleesch en bloed. Maar dat is mijn martelaarschap, waarvoor ik, te zijner tijd, een kroon van gerechtigheid zal ontvangen. Wij gaan het koninkrijk binnen door geloof en beproeving. In dit huis leven wij door het geloof, worden wij genezen door het geloof, worden wij gered door het geloof, en geheiligd door het ge loof, en een ongeloovige, wonend onder dit dak, zou al onze goede werken verhinde ren. Zelfs de meester zelf, kon vele mach tige werken niet doen, van wege het on geloof. Daarom, mijn broeder, hoe kan ik hem weder tot mij nemen, die eenmaal m'n zoon was? Ik kan God niet ongehoorzaam zijn. Indien ik hem, die eenmaal mijn zoon was, verkies boven mijn Heer, dan ben ik niet waard zijn discipel genaamd te wor den. Geen aardsche liefde mag een hin- liolt vertelt, dat hp in een plaats met 3000 inwoners slechts twee bakkers aan trof. Ten onzent is het aantal gewoonlijk heel wat grooter. In Arnhem bijv. vindt men 1 broodbakker op plm. 700 inwoners en dan zijn in deze berekening nog opgenomen een paar groote coöperaties en enkele omvangrijke particuliere onder nemingen. Laat men die groote coöpera ties buiten beschouwing, dan wordt het gemiddeld aantal consumenten per bakker natuurlijk veel en veel kleiner dan 700.1) De heer Mansholt pleit voor het in stellen van een onderzoek. Daartegen heb ben wij volstrekt geen bezwaar. Van Overheidsbemoeiing verwachten wij even wel in casu betrekkelijk weinig. Meer valt nog te hopen van de coöperatieve organi satie der coïtsumenten, al zijn ook "hier teleurstellingen ondervonden. Goes b.v. 35 a 40 bakkers op de plm. 8500 inwoners (Red. z.) „Grambamboel i". Dhr G. Buitendijk schrijft in het Maand blad der Geref. Vereen, voor Drankbe strijding: De drie hier te lande bestaande Gere formeerde Studentencorpora te Amster dam, Kampen en de S. S. R. hebben in Maart 1925 een „Studentenliederenbun- del" uitgegeven, onder den titel „Gante- mus". De verheerlijking van den „alcohol", „den bitter en den wijn", het „bier", en „den brandewijn met suiker, zoete, lieve Gerritje" neemt helaas! in dezen bundel een zeer belangrijke plaats in. Zelfs in een van de, uiteraard, intieme clubliederen las ik: „ons trekt de bitter en de wijn, en het geklank der glazen". Juist in zoo'n engen kring moest veeleer tot uiting komen het heilig idealisme, de hooge roeping die den Christen- student dient te bezielen. Er zijn liederen in den bundel opge nomen die hem in de huiskamer van een Christelijk gezin bepaald onduld baar maken. B.v. „Grambamboel i". „0, konden de oudelui eens weten Hoe 't zoontje, in plaats van daaglijksch brood, Zelfs zijn crediet heeft opgegeten: Zij weenden vast hun oogen rood! Terwijl doen zich de filii, Te goed bij hun Crambamboeli. Wat leeft gij, ploerten, toch bed Gij hebt geen meisje, drinkt geen wijn, Gij zijt tot ezels afgezonderd, En namaals wilt gij englen zijn! Drinkt 't morsig water uit de Schie, Eu houdt het voor Crambamboeli. Nog zal Crambamboeli mij smaken, Als ied're vreugdster is getaand, En ik vriend Hein eens zie genaken, Die mij tot laatste huishuur maant. Ik drink met hem in Compagnie Mijn laatste glas Crambamboeli. Een waardig slot geeft de bundel door een lied van den reuzen-rijmelaar- Glinge Doorenbos. De inhoud van dien zang is niet anders dan een voorstelling van zinnelooze-dronkemans-geestigheden. De enkele religieuze liederen vloeken met een zeer groot deel van de andere zangen. Ik meen op goeden grond te mogen aan nemen, dat het overgroote deel onzer stu denten niet leeft in de gewraakte geest vervoeringen. En we hopen en bidden, dat die geest bij alle theologen in het hart zal zijn verstorven, als men straks de Chris telijke gemeente op de lippen moet leggen: ,,'k Waar liever in mijns Bondsgods woning Een dorpolwachter, dan gewend Aan d' ijdele vreugd in 's Boozen tent!" (Buiten verantwoordelijkheid der redactie.) Het gedenkteeken voor Juliana van Stoiberg. Het Dagelijksch Bestuur van het Na tionaal Comité acht het zijn plicht alle belangstellenden op de hoogte te brengen: A. van hetgeen geschied is of geschiedt; B. van hetgeen verricht zal worden; C. van hetgeen verwacht wordt. Ad A. Een Eere- en een Uitvoerend Co mité, van resp. 51 en 66 dames en heeren derpaal zijn voor het gezegende werk, dat wij hier verrichten. Als Douglas zijn ket terijen wil afzweren en het geloof omhel zen, dan zal ik mijn armen voor hem ope nen; tot dan moet ik nog bukken onder Gods wil. Een ongeloovige kan geen ge meenschap met ons hebben. „Ziet ge mijn jongen", zeide de majoor, terwijl hij op keek met een eenigszins droevigen glim lach, „met zulk soort zinnen zet men mij vast. Het is bij haar een mengelmoes van verstand, overtuiging en gevoel. Maar gij zijt thuis in al die dingen, en zoudt haar misschien weer in 't rechte spoor kunnen krijgen". „Neen, oom, ik heb geen invloed op haar. Zij gelooft, dat ik blind ben voor de waarheid, en misschien heeft zij gelijk". „Gij wilt dus niet uw best doen, uw moeder te redden?" „Ik geloof niet, dat het iets zal baten. Mijn moeder is vast overtuigd dat zij het bij het rechte eind heeft. Zij is even vast overtuigd, dat ik het bij het verkeerde eind heb. Het is best mogelijk, dat wij het beiden bij het verkeerde eind hebben; maar wij zijn verplicht aan ons zelf en aan onze overtuiging getrouw te blijven". „Nu, we zullen zien". En de majoor stond eensklaps van de tafel op en verliet de kamer. Twee dagen later werd Douglas' moeder aangediend. Zij was gekomen in antwoord op een brief van den majoor. Zij was over- met Zijne Excellentie H. Colijn, Minister van Financiën en Voorzitter van den Raad van Ministers als Eere-Voorzitter, zijn gevormd. De stand van zaken is aldus. Ie. Hier te lande. De Provinciale- en de vier Groote-Steden-Gomité's zijn of wor den gevormd. 2e. In onze Indien. De medewerking van de Opperste Bewindvoerders in onze Koloniën en Bezittingen is ingeroepen. 3e. In den vreemde. Al onze Gezanten en al onze Consulaire Ambtenaren zijn om medewerking verzocht. Reeds zijn vele bewijzen van medeleven, en ook geldelijke steun, uit het buitenland ontvangen. Hier zij ook vermeld, dat het Algemeen Nederlandsch Verbond zijn steun in den vollen omvang heeft toegezegd. Ad B. Verwacht wordt, dat door de Co- mitó's het eerste kwartaal van 1926 als tijdvak van actie benut zal worden, en de bijdragen z. m. vóór 1 April 1926 zullen zijn ingekomen bij den lsten Penning meester den heer P. D. Schuller tot Peur- sum, directeur van het Bankierskantoor van Lissa en Kann, Lange Vijverberg 3 te 's-Gravenhage. Ad G. Hetgeen verricht zal worden. Wanneer het Nationaal Comité op 1 April 1926 ongeveer zal weten, waarover beschikt kan worden, kunnen eerst de plannen vasten vorm aannemen, hetgeen niet uitsluit dat de vereischte en mogelijke voorbereidingen getroffen zullen worden, bestaande uit het verkrijgen van een ge schikte plaats om het gedenkteeken op te richten, en het vormen van een Commissie van deskundigen ter beoordeeling van ont werpen, ingezonden door Nederlandsche Beeldhouwers (essen), als gevolg van een desbetreffenden oproep. Ten slotte nog het navolgende. Ie. De bedroevende onbekendheid van velen met den gezegenden invloed van Ju liana van Stolberg op onze geschiedenis dient bestreden te worden met het gespro ken en met het geschreven woord. Dezerzijds zal zulks o. m. geschieden door een, z. m. op 15 Pebruari 1926, den dag, waarop vóór 419 jaren die edele Vrouwe geboren werd, radiografisch ver spreid woorcl. Maar ook door anderen kan in verga deringen en in intiemen kring veel gedaan worden om in de te betreuren leemte te voorzien. 2e. Niet alleen de Comité's, maar ook alle afzonderlijke personen, die soms niet weten of niet meer weten, aan wien of wie hun bedragen te moeten zenden, kunnen zulks doen aan den heer lsten Penning meester hierboven genoemd. Ook de klein ste bijdrage zal dankbaar worden aan vaard. Moge door eendrachtige samenwerking 30 April 1927, reeds een zóó heerlijke feestdag, een verhoogden glans verkrijgen door de betuiging van diepen eerbied en innige vereering voor de Stamvrouwe van het Huis van Oranje-Nassau, door de ont hulling van een waardig gedenkteeken te Harer eere en gedachtenis. Het Dagelijksch Bestuur: PH. W. WEBER, Voorzitter. E. R. BIJLEVELD, le Secretaris. 's-Gravenhage, 16 December 1925. Arr.-Rechtbank te Middelburg. Door de Rechtbank te Middelburg werd gisteren de behandeling der zaak voort gezet tegen H. J. F., 27 jaar, varensgezel thans gedetineerd, aan wien ten laste was gelegd, diefstal van f63.50, ten na- deele van J. W. v. d. Velde en K. Suur- land te Zierikzee op: 8 April 1.1. Beklaagde de vorige zitting door den President on dervraagd, ontkende zich aan den diefstal te hebben schuldig gemaakt- Hij gaf even wel toe, dat hij met zijn vriend v. d. E. op 6 April door personeel van de boot Numansdorp-Zijpe, te Ooltgensplaat aan wal was gezet, alwaar hen voor den komenden nacht logies was verstrekt- Hg. beweerde, wel geld te bezitten, doch voor de boot niet te willen betalen. Getuige Suurland, verklaarde, dat zij op 4 April een bedrag van ongeveer 160 waaronder 2 nieuwe bankbiljetten van f25 in een kast had opgeborgen in een blikken doos. Den 9den April kwam zij evenwel tot de ontdekking, dat de sluiting tuigd eer zij op weg ging, dat het onder houd zeer pijnlijk zou zijn; maar zij was er niet de vrouw naar om rekening te houden met haar eigen gevoelens. Eigenlijk was zij het gelukkigst, als zij het meeste leed. God schiep er behagen in, zijn kinderen ellendig te zien. Hij had hun de zucht naar vreugde en blijdschap inge schapen, alleen opdat zij die zouden krui sigen; en als zij dit niet deden, strafte Hij hen. Daarom .wanneer zij bitter leed en zichzelf de dingen ontzegde, die zij het vurigst wenschte, dan had God een welbe hagen in haar. Douglas wist niets van den. brief, dien de majoor aan zijn zuster had gezonden en was dus niet op het onderhoud voor bereid. Om de waarheid te zeggen, hij had er reeds ernstig over gedacht of hij niet eens gaan zou naar het buiten van zijn moeder in Bedfordshire, om zelf eens een oordeel te vormen over den staat van za ken. Hij voelde, dat nu zijn vader dood was, zijn plaats aan de zijde zijner moeder was. Het was niet goed, een vrouw, hoe sterk en flink zij ook zijn mocht, te laten in de handen van bedriegers. Zij was echter niet iemand, die gaarne raad van iemand aan nam. En hoe meer men zich tegen haar verzette, des te beslister hield zij zich aan haar eigen meening vast. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1925 | | pagina 5