m ZEEUW
'tweede blad.
Buitenland.
Binnenland.
Ingezonden Stokken.
Rechtszaken
een les uit den crisistijd.
FEUILLETON.
In 's levens branding.
VAN
ZATERDAG 19 DEC. 1925, No. 69.
De kabinetscrisis, die nu reeds eenige
weken de parlementaire molen deed sti)
staan en nog steeds niet is opgelost*
heeft "bij alle nadeel voor het Reden en
misschien ook voor de toekomst, toch
ook haar voordeelen.
Dozö crisis is n.l. oorzaak göwoest dat
de uiterst linksche groepen, die met zoo
klinkende en veelbelovende programs bij
de verki'ezingen voor hel voetlicht traden
genoopt werden zich nader te verklaren
en duidelijk aan te geven hoe de gedane
beloften verwezenlijkt zouden kunnen
worden.
Er was veel beloofd- De bezuiniging
door het vorige kabinet toegepast, was
in elk opzicht afgekeurd. Den ambte
naren was naar men betoogde, groot on
recht aangedaan; dat onrecht moest wor
den hersteld en de millioenen op deze
wtjze bezuinigd behoorden aan de recht
matige bezitters teruggegeven te worden.
Van de nieuwe belastingen door het
vorige Kabinet ingevoerd of voorgesteld,
deugde nu letterlijk niets- Met name de
verhooging van het Tarief werd om meer
dere reden, als schadelijk voor ons volk,
veroordeeld. u
Nog ernstiger waren de bezwaren, die
men had tegen de defensiepolitiek. De
bezuinigingen op leger en vloot werden
niet geteld. Van de ruim f 100 millioem
voor dit doel uitgetrokken, behoorde ver
reweg het grootste percentage te worden
geschrapt en de daardoor vrijkomende
gelden zouden gebruikt kimnehl worden
■om de tekorten op de staatsbagrooting
te dekken.
In verhand daarmede en mede uit mo-
reele overwegingen, werd geëischt nati
onale ontwapening. De departementen van
oorlog en marine zouden moeten ver
dwijnen en volstaan behoorde te worden
met een politiemacht, die onder Binnen-
landsche Zaken zou kunnen ressorteeren.
En daarenboven was reeds in 1919
door S. D. A. P. en N. V. V. op den,
voorgrond gesteld den eisch, „dat_ ook in
Nederland het vraagstuk der socialisatie
van grond en productiemiddelen aan de
orde wordt gesteld en in snel tempo
in voor de arbeidersklasse bevredigenden
zin worde opgelost."
Eerder dan zij zelf verwacht zullen
hebben, werden deze groepen in de ge
legenheid gesteld, niet om hun program
uit te voeren, maar dan toch in meer1
concreten vorm aan te geven op welke
wijze zij dit bedoelden te doen-
Aan Mr Marchant werd opgedragen een
Kabinet te formeeren en de leiding van
's lands zaken over te nemen.
Een program werd ontworpen, een pro
gram dat door den Vrijz. Dein. Bond
met daverende toejuichingen werd be
groet en "door de leiding van de S.D.A.P,
aanvaard.
Natuurlijk was hiermee niet het laat
ste woord gesproken. Ook hier is van
toepassing dat de pap nooit zoo heet
wordt gegeten als ze wordt opgediend.
De R.-K. Staatspartij werd mede tot de
samenwerking uitgenoodigd, wat als van
zelf inhield, dat men zoo noodig tot con
cessies bereid was-
Het program was, zooals de heer Mar
chant het uitdrukte, in zijn schrijven aan
Dr Nolens, te beschouwen als „een proeve
van een compromis" waaruit vanzelf volgt
dat er gelegenheid voor nader overleg
open bleef. i
U! ij M r M
En nu loont het de moeite dit 18-pun-
ten-program van naderbij te bezien en
na te gaan hoe men zich voorstelde de
gegeven beloften in te willigen. De woort
den, kunnen nu aan de daden, althans!
aan de voorgenomen daden, worden ge
toetst-
Wanneer we dat doen, dan treft al
dadelijk, dat er geen sprake van is Art.
40 te herstellen.
„Het „onrecht" den ambtenaren aan
gedaan, zal zooveel mogelijk worden her
steld." En ter verduidelijking wordt hier
aan dan toegevoegd, dat het streven zal
zijn, door beperking van het aantal amb
tenaren een redelijke bezoldiging voor al
len mogelijk te maken-
Aan de wenschen van de ambtenaren
zal dus zooveel mogelijk, d.w.z. voor
zoover de financiën dit toelaten, worden
tegemoet gekomen- Dat is dus met andere
woorden zoo ongeveer hetzelfde wat ook
Minister Colijn bedoelt niet alleen, maar
reeds bezig is uit te voeren.
Nu is hier echter een Verschil. Im
mers, de mogelijkheden zijn onder het
tegenwoordige Kabinet grooter dan onder
een z-g. democratisch Kabinet, dat, zou
den de gedane beloften worden vervuld,
verplicht zou zijn de belastingen, waar
tegen zooveel bezwaar werd gemaakt, in
te trekken. Blijkens het program, en dat
is 't tweede punt dat de aandacht vraagt,
wordt daaraan echter zelfs niet gedacht.
Hiertegenover staat dat de nieuwe com
binatie de handen ruimer zou hebben,
omdat leger en vloot zonden worden af
geschaft. Zoo althans Was het den kie
zers beloofd.
Maar beloven en doen zjjn hier twee.
Want wel spreekt het program Marchant
van inkrimping van de legerformatie, van
beperking dus der mil- uitgaven evenals
dat in de bedoeling ligt van het Kabinet
Colijn, maar de nadere uitwerking van
dit denkbeeld geeft geen enkele reden
om te verwachten dat hiermede betere
resultaten zullen worden bereikt-
Nu kan worden toegegeven, dat be
trekkelijk ingrijpende maatregelen op soci
aal gebied in uitzicht worden gesteld.
Immers, onderzocht zal worden of niet
productieve werken van werkverschaffing
in aanmerking komen; de gevolgen der
werkloosheid zullen wettelijk worden ge
regeld; de premievrije ouderdomsrente zal
worden gehandhaafd: ziekteverzekering en
moederschapszorg zullen worden inge
voerd, terwijl mede in uitzicht wordt
gesteld herstel van het 7e leerjaar, uit
breiding van het Nijverheidsonderwijs,
wederopbouw van het vervolgonderwijs en
rijkssteun voor algemeene volksontwik
keling.
Aan groote plannen ontbreekt het dus
niet, maar die plannen hebben al bitter
weinig beteekenis, zoolang niet wordt aan
gegeven waar het noodige geld, hoe de
vele tientallen millioenen zullen worden
gevonden.
Dat is toch een eerste voorwaarde.
Zonder geld worden ook hier geen
Zwitsers verkregen.
Nu is daarop iets te vinden-
De kosten voor de ziekteverzekering
kunnen, zooals het program aangeeft, wor
den gelegd op het bedrijf en die van de
werkloosheidsverzekering op het bedrijf
en de arbeiders gezamenlijk. Dat is ge
makkelijk. Maar of hel uitvoerbaar zal
bijken te zijn, is een andere vraag.
En dan kan er, als groote tekorten
ontstaan, worden geleend. Wat onlangs
in België gebeurde heeft echter duidelijk
gemaakt, dat, afgezien van het noodlottige
van zulk een politiek, niet alleen de poli
tici hierover hebben te beslissen, maar
dat ook de financiers een woordje mee
spreken, zoo zelfs, dat de Belgische re
geering eenvoudig genoodzaakt werd, diep
ingrijpende bezuinigingen aan te brengen-
En zoo blijkt, dat aan de eene zijde
nu reeds een heel deel van de mooie
beloften werd ingeslikt, terwijl wat verder
in uitzicht werd gesteld, niet veel andero
dan theoretische waarde heeft-
Dat is een van de lessen, die deze.
crisistijd ons heeft geleerd.
De toestand in Oostenrijk.
Oostenrijk is door de vredesverdragen
een hoofd zonder lichaam geworden, dat
eigenlijk onmogelijk op zichzelf kan blij
ven bestaan. Ook de salarissen dergenen,
die tot nu toe in Staatsdienst bleven, zijn
te laag, en er zou zeker onder hen een
staking zijn uitgebroken, indien hun niet
een voorschot was toegekend. Doch dit
moet in de eerste week van het nieuwe
jaar worden uitbetaald en het geld daar
voor is niet aanwezig
Het personeel der Posterijen heeft een
62.) _0_ -
„Maar denkt u, dat zij bedrogeh
wordt?"
„Ja, dat doe ik, nu weet ge het. Ze
noemt haar huis „Betshan". Joost mag
Wéten wat dat beduidt. Allerlei hysteri
sche menschen komen daar voor een
koopje om op het gebed te worden ge
nezen. Zij heeft een nieuwen vleugel aan
het huis laten bouwen, en drijft de ge-
heele zaak op .eigen kosten. Ook heb ik
ontdekt, dat zij een drukkerij heeft opi-
gezet, om traktaatjes te laten drukken,
waarin "Mj haar inzichten en Öie harer
geestverwanten bloot legt. Nu ben ik de
laatste man, om het goede in den weg
te willen staan. Ook geef ik er niet veel'
om, wélke bijzondere meeningen de men
schen zijh toegedaan, zoolang ze oprecht
zijn; maar wanneer ik opzettelijke be^
(Iviegerij zie, wanneer ik zie, hoe mijn
eigen zuster tot speelbal gebruikt en bij
den neus genomen wordt en dat alles
onder den dekmantel van godsdienst
ziet ge, dan word ik razend en het is
Mijl niet mogelijk te zwijgen."
„En heeft u mijn moeder gezegd, hoe
u over al deze dingen denkt?"
„Ik heb een paar weken geleden ge
tracht het onderwerp aan te roeren, maar
ge weet, dat uw moeder in deze zaken
veel knapper is dan ik. Zij liet een stroom
van teksten op me los, bewerende, dat
geen enkel kerkgenootschap deugde, en ik
weet niet wat al meer. Zij overblufte mij
zóó, dat ik niets terug wist te zeggen".
Douglas lachte. Maar,"wat wilt u, dat
ik doen zal, oom?"
„Wel mijn jongen, ik zou gaarne zien,
dat ge naar haar toe gingt en uw invloed
op haar deedt gelden. Gij zijt de aangewe
zen raadsman uwer moeder. Zij heeft de
vrije beschikking over het geheele fortuin,
en ik 'vrees, dat er Woldra niets meer:
van over zal zijn.
„Ik hen bang, dat ik daar niets aan
doen kan", antwoordde Douglas.
„Ge zoudt het in ieder geval kunnen
probeeren. Ik zou het best vinden, dat zij
veel geld uitgaf, indien zij ei' eenig wer
kelijk goed mede deed de hongerigen
voedde of de nooddruftigen hielp maar
de menschen, die zij onderhoudt, zijn niet
behoeftig en zij zijn niet ziek. Zij gooit
haar geld weg voor een herschenschim,
en niemand heeft er wat aan. Zij heeft
reeds een hypotheek genomen op haar
bezittingen te Hillcrest".
„Neen!"
„Ja, waarlijk, ik weet het zeker".
„Dan moet de zaak van zelf na verloop
van tijd tot een eind komen".
„Maar gij moest er een eind aan ma
ken".
nog merkwaardiger geschenk gekregen
om hen van staking af te houden. Ze zul
len deelen in de winst van het bedrijf,
doch op deze winst, die natuurlijk eerst
na voleinding van het dienstjaar te con-
stateeren is, in den loop van het jaar voor
schotten ontvangen. Mocht er geen winst
of zelfs verlies wezen, dan is van terug
betaling ongetwijfeld geen sprake.
Sedert het voornemen van de Weensche
Kamer van Arbeid, om 50000 werkloozen
uit Oostenrijk naar de Vereenigde Stalen
te brengen, door de houding van de re
geering van Washington onuitvoerbaar is
gebleken, heeft de Oostenrijksche overheid
de pogingen voortgezet om tenminste een
deel van de werkloozen, voor wie geen
kans bestaat dat zij aan het werk zullen
komen, naar het buitenland over te bren
gen.
Er zijn hierover in het bijzonder met
Brazilië en Rusland onderhandelingen
aangeknoopt, die tot emigratie hebben ge
leid van duizenden landbouw- en indus
triearbeiders, terwijl de eerste groep ge
schoolde industrie-arbeiders naar Rus
land is vertrokken.
De emigratie naar Frankrijk duurt
voort; er gaan maandelijks ongeveer 200
arbeiders naar Frankrijk, waar tot dus
verre 2500 arbeiders in de meest uiteen-
loopende takken van industrie werkzaam
zijn.
Sedert de opheffing van de visum-moei
lijkheden tusschen Oostenrijk en Duitsch-
land zijn, volgens de statistieken meer
Duitsche arbeiders naar Oostenrijk geko
men dan omgekeerd. De emigratiegedachte
in Oostenrijk is in de laatste maanden
zeer urgent geworden, en er bestaat thans
bij de werkloozen algemeen de drang om
naar het buitenland te gaan.
Be broodprijs in Nederland.
Wij1 lezen in Patrimonium:
De heer Mansholt schreef in „Het
Volk" een artikel over den broodprijs.
Hij begon met de meer algemeene opmer
king, dat de prijzen van verschillende
artikelen ten onzent hooger zijn tlan die
in het buitenland.
Dat kan niet worden geloochend.
Tal van factoren oefenen hierop in
vloed. Men denke aan de hoogere loo-
nen en hoogere vrachtprijzen ten onzent,
aan de hoogere belastingen, aan dg
hoogere winkelhuren, aan do meerdere
koopkracht, aan de hoogere eischen, bijv.
inzake de bezorging, die onze consu
menten stellen. Maar wij zijn geneigd, om
hier met den heer Mansholt óók te den
ken aan de overlading van den
kleinhandel, aan het te groot aantal tus-
schenpersonen. Het is bovendien zeer wel
mogelijk, dat er meer prijsafspraken be
staan ,dan velen vermoeden.
Wat nu den broodprijs betreft, wijst de
heer Mansholt er op, dat de tanveprijs in
Frankrijk, althans in September, ruim
18pct. hooger was dan in Nederland,
terwijl de broodprijs juist hier 59 pet.
hooger was.
'Hoe dat enorme verschil te verklaren?
De heer Mansholt meent, dat de qua-
liteit van 'het Fransche brood goe3 is.
Maar hier moet, om een juist oordeel te
kunnen vellen, een deskundig on
derzoek plaats hebben. Een kleine, dooi
den consument nauwelijks opgemerkte',
menging van meelsoorten, kan reeds be
teekenis hebben voor den prijs.
De schrijver in „Het Volk" wijst voorts
nog op het feit, dat de tarwe in Frank
rijk beter Wordt „uitgemalen" en dat de
brooden van grooter gewicht worden ge
bakken. Dit laatste vooral schijnt voor de
bakkerij voel economischer. Ook gebrui
ken de Franschen meer brood dan de
Nederlanders, die den „middagpot" groo-
tere eer bewijzen en ook bij andera
maaltijden nog wel eens aardappelen,
rijst of pap nuttigen. Een grooteren om
zet maakt natuurlijk ook bij kleiner
winstpercentage het bakkersbedrijf meer
loonend.
Een element van beteekenis zal ook
wel zijp. de betere loonregeling van onze
bakkersgezellen. En wij wezen er
reeds op de vrij hooge kosten van
bezorgen zullen stellig ook een rol spelen.
Frankrijk heeft, naar verhouding, ook
minder bakkerijen. Die heer Mans-
„Hoe kan ik dat doen?"
„Redeneer met haar. Zij is een verstan
dige vrouw. Gij kent al haar argumenten,
gij zijt bij de zaak grootgebracht, mij zet
zij dadelijk vast". Douglas glimlachte en
schudde zijn hoofd. „Hier is een brief,
dien ik vanmorgen van haar ontvangen
heb",, ging de majoor voort. En de ma
joor begon te lezen. „Mijn zoon heeft mij
verlaten als een ongeloovige, als een loo
chenaar van het geloof. Ik heb met hem
gepleit en geredeneerd en geworsteld, tot
de Heere tot mij zeide: „Efraim is ver
gezeld met de afgoden, laat hem varen".
Het brak mij het hart hem van mij te
stooten mijn eigen vleesch en bloed. Maar
dat is mijn martelaarschap, waarvoor ik,
te zijner tijd, een kroon van gerechtigheid
zal ontvangen. Wij gaan het koninkrijk
binnen door geloof en beproeving. In dit
huis leven wij door het geloof, worden wij
genezen door het geloof, worden wij gered
door het geloof, en geheiligd door het ge
loof, en een ongeloovige, wonend onder dit
dak, zou al onze goede werken verhinde
ren. Zelfs de meester zelf, kon vele mach
tige werken niet doen, van wege het on
geloof. Daarom, mijn broeder, hoe kan ik
hem weder tot mij nemen, die eenmaal m'n
zoon was? Ik kan God niet ongehoorzaam
zijn. Indien ik hem, die eenmaal mijn zoon
was, verkies boven mijn Heer, dan ben ik
niet waard zijn discipel genaamd te wor
den. Geen aardsche liefde mag een hin-
liolt vertelt, dat hp in een plaats met
3000 inwoners slechts twee bakkers aan
trof. Ten onzent is het aantal gewoonlijk
heel wat grooter. In Arnhem bijv. vindt
men 1 broodbakker op plm. 700 inwoners
en dan zijn in deze berekening nog
opgenomen een paar groote coöperaties
en enkele omvangrijke particuliere onder
nemingen. Laat men die groote coöpera
ties buiten beschouwing, dan wordt het
gemiddeld aantal consumenten per bakker
natuurlijk veel en veel kleiner dan 700.1)
De heer Mansholt pleit voor het in
stellen van een onderzoek. Daartegen heb
ben wij volstrekt geen bezwaar. Van
Overheidsbemoeiing verwachten wij even
wel in casu betrekkelijk weinig. Meer valt
nog te hopen van de coöperatieve organi
satie der coïtsumenten, al zijn ook "hier
teleurstellingen ondervonden.
Goes b.v. 35 a 40 bakkers op de
plm. 8500 inwoners (Red. z.)
„Grambamboel i".
Dhr G. Buitendijk schrijft in het Maand
blad der Geref. Vereen, voor Drankbe
strijding:
De drie hier te lande bestaande Gere
formeerde Studentencorpora te Amster
dam, Kampen en de S. S. R. hebben in
Maart 1925 een „Studentenliederenbun-
del" uitgegeven, onder den titel „Gante-
mus".
De verheerlijking van den „alcohol",
„den bitter en den wijn", het „bier", en
„den brandewijn met suiker, zoete, lieve
Gerritje" neemt helaas! in dezen bundel
een zeer belangrijke plaats in.
Zelfs in een van de, uiteraard, intieme
clubliederen las ik: „ons trekt de bitter en
de wijn, en het geklank der glazen". Juist
in zoo'n engen kring moest veeleer tot
uiting komen het heilig idealisme,
de hooge roeping die den Christen-
student dient te bezielen.
Er zijn liederen in den bundel opge
nomen die hem in de huiskamer van een
Christelijk gezin bepaald onduld
baar maken. B.v.
„Grambamboel i".
„0, konden de oudelui eens weten
Hoe 't zoontje, in plaats van daaglijksch
brood,
Zelfs zijn crediet heeft opgegeten:
Zij weenden vast hun oogen rood!
Terwijl doen zich de filii,
Te goed bij hun Crambamboeli.
Wat leeft gij, ploerten, toch bed
Gij hebt geen meisje, drinkt geen wijn,
Gij zijt tot ezels afgezonderd,
En namaals wilt gij englen zijn!
Drinkt 't morsig water uit de Schie,
Eu houdt het voor Crambamboeli.
Nog zal Crambamboeli mij smaken,
Als ied're vreugdster is getaand,
En ik vriend Hein eens zie genaken,
Die mij tot laatste huishuur maant.
Ik drink met hem in Compagnie
Mijn laatste glas Crambamboeli.
Een waardig slot geeft de bundel
door een lied van den reuzen-rijmelaar-
Glinge Doorenbos. De inhoud van dien
zang is niet anders dan een voorstelling
van zinnelooze-dronkemans-geestigheden.
De enkele religieuze liederen vloeken
met een zeer groot deel van de andere
zangen.
Ik meen op goeden grond te mogen aan
nemen, dat het overgroote deel onzer stu
denten niet leeft in de gewraakte geest
vervoeringen. En we hopen en bidden, dat
die geest bij alle theologen in het hart zal
zijn verstorven, als men straks de Chris
telijke gemeente op de lippen moet leggen:
,,'k Waar liever in mijns Bondsgods
woning
Een dorpolwachter, dan gewend
Aan d' ijdele vreugd in 's Boozen tent!"
(Buiten verantwoordelijkheid der redactie.)
Het gedenkteeken voor Juliana van
Stoiberg.
Het Dagelijksch Bestuur van het Na
tionaal Comité acht het zijn plicht alle
belangstellenden op de hoogte te brengen:
A. van hetgeen geschied is of geschiedt;
B. van hetgeen verricht zal worden;
C. van hetgeen verwacht wordt.
Ad A. Een Eere- en een Uitvoerend Co
mité, van resp. 51 en 66 dames en heeren
derpaal zijn voor het gezegende werk, dat
wij hier verrichten. Als Douglas zijn ket
terijen wil afzweren en het geloof omhel
zen, dan zal ik mijn armen voor hem ope
nen; tot dan moet ik nog bukken onder
Gods wil. Een ongeloovige kan geen ge
meenschap met ons hebben. „Ziet ge mijn
jongen", zeide de majoor, terwijl hij op
keek met een eenigszins droevigen glim
lach, „met zulk soort zinnen zet men mij
vast. Het is bij haar een mengelmoes van
verstand, overtuiging en gevoel. Maar gij
zijt thuis in al die dingen, en zoudt haar
misschien weer in 't rechte spoor kunnen
krijgen".
„Neen, oom, ik heb geen invloed op
haar. Zij gelooft, dat ik blind ben voor de
waarheid, en misschien heeft zij gelijk".
„Gij wilt dus niet uw best doen, uw
moeder te redden?"
„Ik geloof niet, dat het iets zal baten.
Mijn moeder is vast overtuigd dat zij het
bij het rechte eind heeft. Zij is even vast
overtuigd, dat ik het bij het verkeerde
eind heb. Het is best mogelijk, dat wij het
beiden bij het verkeerde eind hebben;
maar wij zijn verplicht aan ons zelf en
aan onze overtuiging getrouw te blijven".
„Nu, we zullen zien". En de majoor
stond eensklaps van de tafel op en verliet
de kamer.
Twee dagen later werd Douglas' moeder
aangediend. Zij was gekomen in antwoord
op een brief van den majoor. Zij was over-
met Zijne Excellentie H. Colijn, Minister
van Financiën en Voorzitter van den
Raad van Ministers als Eere-Voorzitter,
zijn gevormd.
De stand van zaken is aldus.
Ie. Hier te lande. De Provinciale- en de
vier Groote-Steden-Gomité's zijn of wor
den gevormd.
2e. In onze Indien. De medewerking
van de Opperste Bewindvoerders in onze
Koloniën en Bezittingen is ingeroepen.
3e. In den vreemde. Al onze Gezanten
en al onze Consulaire Ambtenaren zijn
om medewerking verzocht. Reeds zijn vele
bewijzen van medeleven, en ook geldelijke
steun, uit het buitenland ontvangen.
Hier zij ook vermeld, dat het Algemeen
Nederlandsch Verbond zijn steun in den
vollen omvang heeft toegezegd.
Ad B. Verwacht wordt, dat door de Co-
mitó's het eerste kwartaal van 1926 als
tijdvak van actie benut zal worden, en de
bijdragen z. m. vóór 1 April 1926 zullen
zijn ingekomen bij den lsten Penning
meester den heer P. D. Schuller tot Peur-
sum, directeur van het Bankierskantoor
van Lissa en Kann, Lange Vijverberg 3 te
's-Gravenhage.
Ad G. Hetgeen verricht zal worden.
Wanneer het Nationaal Comité op 1
April 1926 ongeveer zal weten, waarover
beschikt kan worden, kunnen eerst de
plannen vasten vorm aannemen, hetgeen
niet uitsluit dat de vereischte en mogelijke
voorbereidingen getroffen zullen worden,
bestaande uit het verkrijgen van een ge
schikte plaats om het gedenkteeken op te
richten, en het vormen van een Commissie
van deskundigen ter beoordeeling van ont
werpen, ingezonden door Nederlandsche
Beeldhouwers (essen), als gevolg van een
desbetreffenden oproep.
Ten slotte nog het navolgende.
Ie. De bedroevende onbekendheid van
velen met den gezegenden invloed van Ju
liana van Stolberg op onze geschiedenis
dient bestreden te worden met het gespro
ken en met het geschreven woord.
Dezerzijds zal zulks o. m. geschieden
door een, z. m. op 15 Pebruari 1926, den
dag, waarop vóór 419 jaren die edele
Vrouwe geboren werd, radiografisch ver
spreid woorcl.
Maar ook door anderen kan in verga
deringen en in intiemen kring veel gedaan
worden om in de te betreuren leemte te
voorzien.
2e. Niet alleen de Comité's, maar ook
alle afzonderlijke personen, die soms niet
weten of niet meer weten, aan wien of wie
hun bedragen te moeten zenden, kunnen
zulks doen aan den heer lsten Penning
meester hierboven genoemd. Ook de klein
ste bijdrage zal dankbaar worden aan
vaard.
Moge door eendrachtige samenwerking
30 April 1927, reeds een zóó heerlijke
feestdag, een verhoogden glans verkrijgen
door de betuiging van diepen eerbied en
innige vereering voor de Stamvrouwe van
het Huis van Oranje-Nassau, door de ont
hulling van een waardig gedenkteeken te
Harer eere en gedachtenis.
Het Dagelijksch Bestuur:
PH. W. WEBER, Voorzitter.
E. R. BIJLEVELD, le Secretaris.
's-Gravenhage, 16 December 1925.
Arr.-Rechtbank te Middelburg.
Door de Rechtbank te Middelburg werd
gisteren de behandeling der zaak voort
gezet tegen H. J. F., 27 jaar, varensgezel
thans gedetineerd, aan wien ten laste
was gelegd, diefstal van f63.50, ten na-
deele van J. W. v. d. Velde en K. Suur-
land te Zierikzee op: 8 April 1.1. Beklaagde
de vorige zitting door den President on
dervraagd, ontkende zich aan den diefstal
te hebben schuldig gemaakt- Hij gaf even
wel toe, dat hij met zijn vriend v. d. E.
op 6 April door personeel van de boot
Numansdorp-Zijpe, te Ooltgensplaat aan
wal was gezet, alwaar hen voor den
komenden nacht logies was verstrekt- Hg.
beweerde, wel geld te bezitten, doch voor
de boot niet te willen betalen.
Getuige Suurland, verklaarde, dat zij
op 4 April een bedrag van ongeveer 160
waaronder 2 nieuwe bankbiljetten van
f25 in een kast had opgeborgen in een
blikken doos. Den 9den April kwam zij
evenwel tot de ontdekking, dat de sluiting
tuigd eer zij op weg ging, dat het onder
houd zeer pijnlijk zou zijn; maar zij was
er niet de vrouw naar om rekening te
houden met haar eigen gevoelens.
Eigenlijk was zij het gelukkigst, als zij
het meeste leed. God schiep er behagen in,
zijn kinderen ellendig te zien. Hij had hun
de zucht naar vreugde en blijdschap inge
schapen, alleen opdat zij die zouden krui
sigen; en als zij dit niet deden, strafte Hij
hen. Daarom .wanneer zij bitter leed en
zichzelf de dingen ontzegde, die zij het
vurigst wenschte, dan had God een welbe
hagen in haar.
Douglas wist niets van den. brief, dien
de majoor aan zijn zuster had gezonden
en was dus niet op het onderhoud voor
bereid. Om de waarheid te zeggen, hij had
er reeds ernstig over gedacht of hij niet
eens gaan zou naar het buiten van zijn
moeder in Bedfordshire, om zelf eens een
oordeel te vormen over den staat van za
ken.
Hij voelde, dat nu zijn vader dood was,
zijn plaats aan de zijde zijner moeder was.
Het was niet goed, een vrouw, hoe sterk
en flink zij ook zijn mocht, te laten in de
handen van bedriegers. Zij was echter niet
iemand, die gaarne raad van iemand aan
nam. En hoe meer men zich tegen haar
verzette, des te beslister hield zij zich aan
haar eigen meening vast.
(Wordt vervolgd.)