m 45
Zaterdag SI November 1915
40e «laargang
DBIKSE S Ea's Bankiers- en EBeclenkantoor
iflfpTOBAK
EERSTE BLAD.
In 's levens branding.
HET ADRES
A. WILKING
jit nummer bestaat uit twee bladen
FEUILLETON.
Asthma, Bronchitis
i Abdijsiroop
GOES Tel. 249 2 lijnen
Dir. J. LAPORT
Verzilvert COUPONS en LOSSINGEN
Koopt en verkoopt EFFECTEN
VREEMDE geiden tegen voordeelige koersen
Neemt GELDEN in DEPOSITO tegen hooge rente
Brand- en lnbraakvrije KLUISINRICHTING
Drukkers-Exploitanten:
DOSTERBAAN LE COINTRE GOES
Bureaux: Lange Vorststraat 6870, Goes
Tel.: Redactie no. 11; Administratie no. 58
Postrekening No. 36000.
Bijkantoor te Middelburg:
Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259
Tie Zeeuw
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG
Abonnementsprijs:
Per 3 maanden, franco per post, f3.
Losse nummers
f«J5
Prijs der Advertentiën:
regels f1.20, elke regel meer 31 ct.
Bij abonnement belangrijke korting.
.mi rn i
Een herinnering.
Dezer dagen zal een echtpaar, dat se
dert den geëindigden wereldoorlog in zijn
Duitsche vaderland een stil en bijna ver
geten, doch overigens gelukkig huwelijks
leven leidt, zijn koperen bruiloft vieren.
Den 22 Mei toch van het jaar 1913 werd
te Berlijn het huwelijk voltrokken tus-
schen Prins Ernst August, den zoon van
dén hertog van Cumberland, en Prinses
Luise Victoria van Pruisen, de eenige
dochter van Keizer Wilhelm II.
Het huwelijk werd met een schitterend
feest gevierd.
Een bruiloftsfeest. Immesr hier
werden niet alleen twee harten „gloend
aaneengesmeed", maar tegelijk werd de
verzoening getroffen tusschen de Hohen-
zollern en de Welf en, twee stamhuizen,
die sedert 1866, het jaar van den Prui-
sisch-Oostenrijkschen oorlog, die den
blinden vorst van Hannover zijn konink
rijk kostte, in haat jegens elkander waren
gescheiden geweest.
Een verzoen in gsfeest, aan het
welk de tegenwoordigheid van Koning en
Koningin George van Engeland en Tsaar
Nicolaas van Rusland, familie zoowel van
den bruidegom als van de bruid, luister
bijzette.
Een familiefeest derhalve met
een, doch dat tegelijk gewaagde van toe
nadering tusschen de drie voornaamste
vorsten van Europa, welker regeering zich
in de laatste jaren door een naijver had
gekenmerkt, welke de volken van Europa
ten zeerste had verontrust.
Een toe naderin gsfeest, want
,de oude vriendschapsband van juist een
•eeuw geleden scheen hersteld en een
.nieuwe periode van rust ingeluid.
Wel bleven het Drievoudig Verbond
f(Duitschland-Oostenrijk-Italië) en de Tri
ple Entente (Engeland-Frankrijk-Rus-
land) bestaan, doch dit behoefde de fees
telingen niet te verdrieten nu de vorste
lijke bloedverwanten elkander hadden om
armd als een welkom bewijs van de ver
beterde verhoudingen!
Met welke schoone idealen zal het jeug
dige Paar de huwelijksreis hebben aan
vaard!
En toch, wat is er van al deze schoone
verwachtingen weinig terecht gekomen.
Het zou maar al te spoedig blijken dat
de vorsten wel schoone verwachtingen
kunnen koesteren; maar dat die edele ge
voelens ijdel zijn, wanneer ze niet door
dringen in de kanselarijen, waar de lei
ders der politiek de staatkundige cam
pagnes voorbereiden.
Dit alles geschiedde in 1913. En nog
geen vijftien maanden later brak de groote
wereldbrand uit, wel niet door genoemde
vorsten voorbereid veeleer zijn de Lu-
dendorfs en de Soecliomlinofs, de Kit
cheners en de Clemenceau's de schuldi
gen maar dan toch willens en wetens
door henzelven aangestoken.
Een wereldkrijg, die aan den Tsaar het
leven, den Keizer zijn Kroon en den Oos-
tenrijkschen Monarch zijn erflanden kost
te, de familie van den laatsten Hohen-
zollern uiteensloeg, en de illusiën van het
jeugdige Echtpaar in rook deed opgaan.
Zoo vergaat de roem der wereld, de
weg der grootmaclitigen.
En het bewijs werd opnieuw geleverd,
33.) o
„Goddank", mompelde hi|, „de kin
deren zijn. in ieder geval buiten het!
bereik der vlammen."
Toen begon hij! aan zichzelf te den
ken. Tot op dit oog-enblik had hij nog
niet aan zïjln eigen veiligheid gedacht,
■en zelfs nu voelde hij Verbazing over
zijn kalmte.
Binnen in het gebouw stond de vloer,
waarop hij een paar minuten geleden
had gestaan, in lichtelaaie. De vlam
men waren nu triomfantelijk op weg naar
de deur. De hitte was ontzettend. Hij
lag voorover op het valluik, met zijn kin
over den rand, en bestudeerde met een
droomerige belangstelling het tooneel in
de diepte, mannen en vrouwen riepen
hem iets toe, 'iets te doen, en wuifden
met hun handen in de grootste opwinding,
maar er riepen zoovele stemmen dooreen,
dat hij niets kon verstaan, van hetgeen
werd gezegd, hoewel ieder gelaat en
iedere gestalte scherp was afgeteekend
in het felle licht.
Plotseling schrikte hij. „Floss Gres
ham" mompelde hij, en een trek van
bitter lijden gleed over zijn gelaat.
Zg zocht hem te beduiden iets te
dat de vriendschap der natiën die al
leen vrede en rust kan waarborgen -
andere grodslagen noodig heeft, dan de
hoffelijkheden, hoe goed bedoeld ook, der
gekroonde hoofden.
Dat is de droeve les, ook aan de Duit
sche prinsen, en inzonderheid aan dit
Echtpaar geleerd, welks koperen huwe
lijksfeest op zoo in-droeve wijze met zijn
bruiloftsfeest van een halve kwarteeuw
geleden contrasteert.
Moge het onder dit alles den troost ge
nieten van de Godzaligheid, die de be
lofte heeft des tegenwoordigen en toe
komenden levens!
voor Manufacturen
Dames» en Kinderconfectie
Tapijten - Gordijnen
Bedden - Ledikanten en
aanverwante artikelen is
GOES
HULST
Gevangenisleven.
Het is eiken ochtend opstaan met het
luiden van de groote bel, die op het vlak
hangt en tot in de verste cellen te hooren
is in den winter om zeven uur en des
zomers om half zeven. De dag is dan
daarmee begonnen. De werktijden, de drie
schafttijden voor het eten of lezen en ma
ken voor onderwijswerk, worden telkens
door belgelui aangegeven, voor dit zóó veel
slagen, voor dat zóó veel, tot tenslotte om
kwart voor negen de avondbei het bevel
tot bedgaan luidt.
Dag aan dag gaat dit zoo. Alleen de
Zondag breekt het eentonige der regel
maat wat; dan is het 's ochtends kerkgaan
en voor de rest tijd voor lezen, schrijven
van brieven en dergelijke bezigheden. Tus
schen het ontwaken en inslapen der ge
vangenis komt niemand der bewoners ooit
buiten de grenzen van dit kleine wereldje;
niemand verlaat zijn woonhokje, dan om
voor een half uurtje naar een luchthokje
te gaan en des Zondags naar een kerk-
hokje. Er is geen geregelder leven dan dat
in de gevangenis. Als de bel luidt, hoeft
men slechts, al naar het aantal slagen,
op te staan, te eten, of aan het werk te
gaan, of daarmee op te houden, of zich
te slapen te leggen.
Wij, onderwijzers, komen eiken dag in
de cellen en zien de regelmaat van het ge
vangenisleven; we zien de celbewoners
aan den arbeid; we geven hun onderwijs
en spreken met hen over hun lectuur en
studie; we vragen hun, hoe is dit of hoe
vindt je dat; als het Zondagmiddag is,
wat doe je dan en als je schaften hebt en
je hebt je boeken reeds uit, of hebt geen
trek in lezen, waar denk je dan aan? De
gevangenen lichten ons in en probeeren
ons duidelijk te maken, wat ze doen en
waarover ze denken. We vergelijken de
gekregen antwoorden en spreken met el
kaar over deze ervaringen. Zoo leeron we
een en ander kennen omtrent de verschil
lende personen en wat ze doen en denken,
leeren schiften en onderscheiden, wat ze
zeggen, hooren vaak uit honderd nietig
heden in hun doen en laten een taal spre
ken, over hun zicleleven en als we dan
jaren hier zijn geweest, ligt daar voor ons
nog als groot geheim het leven in de cel,
het leven der eenzaamheid in een dichtbe
volkte buurt van een der dichtstbevolkte
en grootste steden van ons land het
leven, dat niemand kent, tenzij hij het zelf
meegemaakt heeft.
Toen ik voor bijna vijf jaar hier kwam,
zat op A 8 dezelfde man, die er nu nog
zit. Ik ben in dien tijd overgeplaatst naar
een andere gevangenis, weer naar hier
teruggekomen en al dien tijd is A 8 in
zijn zelfde kleine hokje blijven wonen. Bij
mijn terugkomst heb ik hem eens opge
zocht en we hebben elkaar als oude ken
nissen de hand gegeven. Hoe het er mee
ging? „O", zegt 8, „dat gaat wel. Ik houd
mij altijd opgeruimd en da's mijn geluk,
want als je gaat kniezen, ben je verloren.
Bovendien schiet mijn tijd aardig op; nog
een goeie maand, dan zit deze straf er op.
Ik heb dan nog een jaar straf van een
ander vonnis te goed, maar da's dan ook
het laatste."
Hoe heeft hij hier geleefd?
Eenzaamheid er ligt in dat woord
een verborgen beteekenis van vreemden
angst voor iets verschrikkelijks, welks
aanwezigheid tegelijk wordt opgeroepen
en uitgesloten door den zin van het begrip.
Een bejaard stadsheertje, dat zijn leven
op een bureau had gesleten, vertelde mij,
hoe hij eens tijdens zijn zomervacantie in
do bosschen ergens op den Veluwezoom
ronddoolde. Opgetogen over zooveel
schoons, dat hij zag, schier bedwelmd
door de sombere grootsche heerlijkheid
der beukenbosschen, had hij zich op een
afgelegen plekje onder de boomen neerge
zet en was daar gaan mijmeren. Het was
stil geweest onder het dichte loof zoo
stil en zoo eenzaam. Hoe lang hij er ge
zeten had, wist hij niet, maar de leegte
der eenzaamheid had hem ten slotte be
klemmend gedrukt. Hij hoorde er niets en
daardoor hoorde hij er van alles: het bre
ken van een dor takje, het vallen van een
losgelaten blad, het ritselend zoeken van
een schuwe merel. Aan vreeselijke dingen
was hij gaan denken, aan ongelukken, die
zijn vrouw en kinderen konden overko
men, aan allerlei verontrustende mogelijk
heden, waaraan hij anders nooit dacht.
Hij wou gaan opstaan, doch dorst niet,
bang voor de beweging, het leven, dat het
zou makenineens hoorde hij voet
stappen en door de boschstilte riep een
helle kinderstem: „Vader!"
Verschrikt was de stadsmeneer opge
sprongen; hij had gemeend de stem van
zijn jongste kind te hooren, maar zag op
hetzelfde oogenblik, dat het een heer met
zijn zoontje waren, die op hun wandeling
daar voorbijkwamen. Met den plotselingen
schrik was meteen zijn onverklaarbare
angst verdwenen. Om zich een houding te
geven had hij nog „de tegenwoordigheid
van geest gehad den heer te groeten",
was echter zoodra de wandelaars hem
niet meer konden zien, hard weggeloopen,
of andere ziekten der ademha-
lings organen kunnen Uw leven
vergallen. Voor de prikkelende
hoestbuien die U 's nachts uit den
slaap houden is ei één beproefd
middelAKKER'*
tegen hoest
Beestenmarkt 8
doen. Hij kon zien, hoe haar lippen
zich bewogen. Wat deerde het haar, of
hij leefde of stierf? Zij had hem zoo
goed als gezegd, dat hij een schurk!
was. En toch niettegenstaande alles had
hij haar 'lief.
Het zien van haar lief, angstig ge
laat ga'f hem weder kracht tot han
den. Zich opheffende op ztj'n knieën
want hij durfde niet opstaan uit angst
van te zullen wankelen en vallen
kroo'p hij naar den steenen drempel,
die zich voor de deur gevond, en was
juist in staat een ijzeren ring te bereiken,
die er .in vastgemaakt was. Hieraan
knoopte hij liet eind van het touw vast,
voor zoover zijn kracht, het hem wilde
toestaan, toen kroop hij naar den uiter
sten rand van het kleine platform en
„Ja, hij wist zich niet goed te her
inneren, wat daarna gebeurde. Hij kreeg
weder een gevoel, alsof hij zijn bewust
zijn 'verloor- Hij klemde zich aan het
touw vast met al de kracht, die hij had,
maar het scheen alsof zijn handen ver
lamd waren.
De menschen, die hem ademloos gade
sloegen, zagen hem snel voorbij1 elke vlam
mende deur en venster voorbijschieten,
en toen hij den grond had bereikt, lag hij
doodstil, alsof alle leven uit hem was
geweken.
Floss wachtte, tot zij gezien had, dat
hij in een draagbaar naar het ziekenhuis
getransporteerd werd, toen keerde zij om
en sloeg langzaam den weg naar huis in.
Aan tafel merkte de oude dokter op,
dat zij er bleek en ontdaan uitzag.
„Ge schijnt iets te hebben, dat u hin
dert, Floss", zeide hij, „wat scheelt er
aan?"
„O, i'k ben heel wel, oom", antwoord
de ze met een glimlach. „Ik heb alleen
iets bijgewoond, dat zeer veel indruk op
mij heeft gemaakt."
„Indruk, zoo? En zou ik mogen weten
wat. dat geweest is
En toen vertelde ze hem van den brand
en schilderde met levendige kleuren het
tooneel, dat ze had bijgewoond- De oude
dokter luisterde met groote belangstelling
en aandacht. Iedere daad, die getuigde
van heldhaftigheid, trok hem aan- Floss
werd bijna welsprekend, terwijl zij: het
voorgevallene beschreef, en de oude dok
ter liet zijn eten staan, om beter te kun
nen luisteren.
„En waren de kinderen dood?" vroeg
hij belangstellend.
„O, neen; zij kwamen dadelijk bij in
de frissche lucht. Ik geloof niet, dat zij
eenige' gevolgen van hun avontuur zul
len ondervinden."
„Maar die moedige redder, hoe kwam
hij er af?"
„Ik vrees, dat hij erg gewond is, maar
natuurlijk weet ik het niet vast"
„Maar hij is toch niet gevallen.''
„Neen, maar hij scheen geen kracht
te lebben, het touw stevig vast te hou-
als moest hij zich zóó losmaken van het
geheimzinnige dat onder het stille loof der
eenzame beukenbosschen woonde.
Hij vertelde me zijn ervaring opstraat,
voor de gevangenisgebouwen, waar hij
wist, dat ik weer heen ging.
Maar zij daar in de cellen, als zij niet
tegen de eenzaamheid kunnen en de vrees
er voor overvalt hen, waar moeten zij
heenvluchten? Er is voor hen geen ontko
men; ze moeten het verschrikkelijke onder
de oogen zien, of ze willen of niet; ze moe
ten tegen den vreemden angst vechten, en
dien strijd volhouden tot het einde. Het
kan een vreesélijke worsteling worden, die
gewoonlijk noodlottige gevolgen voor den
gevangene heeft, als hij verliest. Gelukkig
gebeurt dat niet dikwijls, maar het komt
wel voor. Zoo'n verslagen man gaat dan
naar een observatiecel, waar hij geen mes
of schaar mag hebben, niets waarmee hij
zich kwaad zou kunnen doen. Soms zijn
zelfs de wanden dier cel met matrassen be
kleed, om te voorkomen, dat de bewoner
met het hoofd tegen den muur zou slaan.
De gevangenisarts komt hem eiken dag
bezoeken en als de observatie intreedt en
gebleken is, dat de patiënt niet simuleert,
gaat de man, die in den strijd tegen de ver
schrikkingen der eenzaamheid het onder
spit dolf, naar de bijzondere strafgevan
genis te Scheveningen, waar de zenuw
patiënten en lieden met gekrenkte geest
vermogens heen gaan en waar de gedeti
neerden met zes a zeven man op één zaal
tje wonen.
Tegen den avond, als de eenzaamheid
het sterkst gevoeld wordt, kan het vaak
in de cellen onrustig worden, vooral in het
laatst der week, als de boeken uitgelezen
zijn en er na den arbeid geen bezigheid
meer is. Dan begint er één heen en weer
den, en hij kwam dus zeer hard tegen
den grond-
„Het was zeer moedig van hem. Het
doet iemand goed in deze dagen eens
van een heldhaftige daad te hooren. Den
naam van den man, weet ge zeker niet?"
„Jawel, zijn naam is Douglas Wyburn.
De pude dokter liet zijn mes en vork
vallen ,en staarde haar aan.
„Weet ge het zeker?" vroeg hij ein
delijk.
„Ja, ik weet het zeker".
Er volgde een diepe stilte in het ver
trek, en toen de dokter weder sprak was
het 'Óver een gèheel ander onderwerp!
Maar het tooneel, dat Floss hem beschre
ven had, vervolgde hem, niettegenstaande
al zijn pogingen om het uit zijn gedachten
te bannen. Geen van beiden noemrle
dien avond den naam van Douglas Wy
burn weder, en toch waren beider gedach
ten van hem. vervuld. Zij1 dachten heide,
hoe 't toch mogelijk was, dat 't gedrag Van
iemand zoozeer in strijd kon zijn met
zijn karakter.
Dat hij een' lage. leugenachtige, ver
achtelijke bedrieger was, was den dokter
in ieder geval duidelijk gebleken- Hij had
de zaak immers zelf grondig onderzocht,
en het was duidelijk bewezen, dat hij
schandelijk gelogen had ten opzichte van
David Sutcliffe, en toch had hij zich nu
bij twee gelegenheden gedragen als 'nheld.
Wat beduidde dit alles? Kon iemand tege
lijk 'n lage bedrieger en een held zijn?
te loopen, onophoudelijk van de deur naar
den muur en omgekeerd, vijf, zes passen
heen en vijf, zes passen terug; een tweed#
begint, een derdeverscheidenen vol
gen. Duidelijk kan men dan in den vleu
gel het geklos hooren der klompen op d#
cementen celvloeren, als trok er achter
den hoogen wand een heel klompenregi
ment in verwarde groepen eindeloos
voorbij.
Arbeid, bezigheid zijn de beste wapenen
bij den strijd in de cel. Gelukkig wordt in
de laatste jaren ook meer gelegenheid tot
studie en lezen in den vrijen tijd gege
ven. Nu het monotone gevangenisbestaan
zelf zoo weinig inspanning van den geest
vraagt, blijft er zooveel gelegenheid tot
peinzen en nadenken over allerlei moge
lijke en onmogelijke zaken uit het heden
en verleden. De gedachten gaan naar
vrouw en kinderen, naar ouders en vrien
den, naar personen en gebeurtenissen, ver
in het verleden. Ze probeeren na te zoe
ken den loop der dingen, gaan zich be
zighouden met het mysterie van het leven
en den dood, o, met veel ernstige zaken
soms. Ze willen zich echter vaak vast
hechten op één punt, waar ze niet af kun
nen komen; waarop ze zich hechten des
ochtends en nog vastzitten des avonds.
A 61 is voor het eerst hier. Als metse
laar of opperman heeft hij gewoonlijk in
het onderhoud voor zich en de zijnen
voorzien; als hij wat ruim geld in handen
had, heeft hij wel eens wat veel gedron
ken, maar is vóór dit geval toch nooit „in
politiehanden" geweest.
Hij maakt den indruk geen slecht man
neke te zijn nu zit hij voor een vreese
lijke misdaad, in dronkenschap begaan.
Een misdaad, die met één slag een gru-
welijken keer bracht in zijn leven, die hem
in de gevangenis wierp, zijn gezinsleven
voorgoed heeft verstoord, hem onmogelijk
heeft gemaakt bij al zijn vrienden; een
kwaad heeft gesticht in zijn leven, dat
nooit meer goed te maken zal zijn. Zijn
vroeger leven, schoon het toch ook moei
lijkheden en verdriet had, lijkt hem thans
zoo mooi en gelukkig te zijn geweest uit
is het, door die eene daad, waarin hij
zich vergat.
Is het wonder, dat hij telkens en tel
kens weer over zijn misdaad nadenkt?
Hoe hij tot zoo iets kon vervallen? Ho#
de vreeselijke dag der misdaad eerst was
gekomen, als alle andere dagen en dan
ineens zijn val kwam, waarvan hij nooit
weer zal opstaan? Hij gaat nauwkeurig
de gebeurtenissen van dien dag na en
komt tot een ontstellende conclusie. Als hij
w—a—acao—
Hij kwam lot de overtuiging, dat dit kon-
Be menschelijke natuur was op haar best
een samenvoegsol van tegenstrijdighedea
De laagste menschen hadden in zich, d*
een of andere vonk van sluimerende edel
aardigheid, die zich vertoonde als de ge
legenheid zich voordeed. Trok men deze
redeneering door, dan hadden de edelste
menschen een ader van laagheid in zich,
die in het vuur van de een of andere
groote verzoeking, evenals iets, dat ge
schreven is met onzichtbare inkt, helder
en duidelijk aan den dag komt. Waarom
dus de menschen te prijzen of te laken?
De redeneering van Floss ging zoo diep
niet- Om de waarheid te zeggen, rede
neerde zij in het geheel niet- Zij luisterde
slechts naar de stem van haar hart en
gevoelde zich geplaatst voor een moeilgk
vraagstuk. Haar hart weigerde te ge-
looven, dat Douglas Wyburn de slechte
man was, die hij volgens haar oom zij»
moest. Zijn mannelijke houding, zijn op
rechte wijze van spreken, zijn heldere*
schitterende oogen, zijn heldhaftig gedrag,
dit alles getuigde tegen een dergelijk»
uitspraak, en toch, indien hij niet af
schuwelijk had gelogen, dan waren er
in het gedrag van David dingen, die het
licht niet konden zien.
Zij bevrijdde zich eindelijk uit de moei
lijkheid, door 'te zeggen, dat er hier of
daar stellig een yergissing was.
(Wordt vervolgd.)