IIK ZEEUW TWEEDE blad. In branding Buitenland. Sinnenlaid. FEUILLETQRS. Zeeuwsclie Stemmen. ,,.Tn. VAN WOENSDAG 11 NOVEMBER 1925. No. 36. PATROON EN KNECHT. De verhouding tusschen werkgever en „werknemer" wordt over het algemeen geregeld bij. overeenkomst (contract). Vroeger was die verhouding anders en inniger'; de werkgever heette patroon, en de „werknemer" knecht. De verhouding als van een vader tot zijn kinderen, zooals dit 'in de Schrift uitkomt (Boaz, Naii- man, e.a.). Er was slavernij, de dienst knechten heetten slaven (ook nog in de dagen van den Apostel Paulus). doch de slavernij was over 't. geheel niet zoo hard als de arbeid in de vorige eeuw, bijvoor beeld in fabrieken. Natuurlijk waren er ook harde hoeren,, doch die zijn er nu nog in weerwil van de cojitractueele regeling. De Apostel Paulus heeft nimmer ge aarzeld aan patroons en dienstknechten de verhoudingen, op grond der goddelijke instelling, voor tc houden. Hij vermaande eerstgenoemdon tot rechtvaardigheid, laatstgenoemden tot gehoorzaamheid. En dat, niet op grond dat deze dienaren slaven waren; en deze heeren -over- machtigeii; maar om des Heeren wil- Do slavernij was een instelling, op eon onrecht valig beginsel van overmacht berustend. Paulus en de Chr. Kerk hebben de verhouding tusschen heer en dienst knecht geheiligd. Waaruit blijkt hoe veel hooger de Christelijke Kerk staat dan de sociaal-democratische hervormers- Paulus zeide niet: gij dienstknechten, zijt gehoorzaam uwen heeren naar hei vieesch; want gij zijt nu eenmaal sla ven; gij hebt u daarbij neer te leggen- Evenmin zeide hijgij dienstknechten moet uwen heeren niet onderdanig zijn, want wij zijn allen broeders, en aan elkaar gelijk; bet is Uw -plicht die ge lijkheid ook in het leven tot werkelijk heid te maken. Neen, maar hij zeide: gij dienstknech ten zijt gehoorzaam in eenvoudigheid des harten, gelijk als aan Christus, dienen de met goedwilligheid den Heere en niet den mensehen; als dienstknechten van Christus, doende den wil Gods van harte- Uitspraken, die niet alleen betrekking hebben op de toenmalige verhoudingen, maar ook op de hed-endaagscbe, en daar meer dan ooit op passen- Wie als Christen de wereld beschouwt, merkt al spoedig op, dat de Schepper de maatschappij zóó heeft ingericht, dat de ©ene mensch staat hoven den ander; terwijl diezelfde mensch gewoonlijk ook weer staat onder een ander- Wij moeten voortdurend gehoorzamen en. ons doen gehoorzamen; onophoudelijk hebben wij ek-anders hulp noodig, en wij moeten die verleenen, gelijk wij die ook moe ten inroepen. Van de wieg tot het graf. blijft die ver houding van meerderheid en minderheid bestaan. Zij geldt op ieder gebied; zoo wel op dat der wetenschap als op dat van het huisgezin, in het politieke leven zóówel als in liet sociale. De revolutie erkent deze ongelijkheid niet; ofschoon zij- van ouds de gelijk heid van alle mensehen vooropstelt, komt zij voortdurend tegen deze merk waardige en wijze ordening des Schep pers in verzet. Zij wil van geen princi- pië-ele ongelijkheid weten, e!n werpt daar door, vaak baars ondanks, telkens alles te onderstehoven. Zij predikt de onte vredenheid en vraagt schamper, waarom de een aan den ander gehoorzamen moet. Antwoordt de ongeloovige: omdat ik anders niet te eten krijg, dan schimpt zij op het „Kapitalisme", dat volgens haai de oorzaak is van die afhankelijkheid', en tracht dus ook dat „kapitalisme" te vernietigen en een toestand te scheppen, waarin allen, evenveel doen en hetzelfde te genieten zullen, hebben. Ook onder ons, althans onder de jon- 25) ,0 „Ik handel eenvoudig uit verlangen naar wedervergelding. Verbeeld u niet, dat ik mij als een heilige voordoe. Tot dat die ellendeling mij begon te lasteren heb ik gezwegen, mijn eigen belangen °P. den voorgrond stellende. Nu is het mij totaal onverschillig, wat er van mij wordt. Ik zal de waarheid over hem vertellen. U zult mij niet gelooven, dat weet ik, en hij ook niet, terwijl hij en, Schlinger beiden zullen zweren, dat ik gelogen heb- 'Maar er zullen mensehen, zjjn, die mij gelooven,-en naarmate de) tijd voortgaat, zal hun aantal toenemen." „Weet u, dat er uit alles wat u zegt, al een heel verachtelijke geest spreekt?, En dat na al de vriendelijkheid, die u in dit huis hebt genoten? Douglas wend bleek en fronsde zijn wenkbrauwen- Noem mijn beweegredenen zoo laag en zoo onedel als u wilt", zeide hij, „ik zal er mij niet over beklagen. Niettemin ben ik uw vriend, want ik spreek de waarheid." De dokter lachte spottend, en toch gaf hij Douglas geeu bevel het huis te ver laten. Er ging een bekoring uit van den. pian, en hetgeen hij vertelde, die hem! geren, wordt een zoodanige toon ge hoord; al prediken zij met wat andere woorden. Zou dat ook kunnen zijn, omdat men niet of niet, genoeg in de Schrift graaft en uit de Schrift tracht te putten wat men ook voor dit tijdelijke leven noo dig heeft? Dat men niet voortdurend de aandacht vestigt op Schriftplaatsen als deze: Efeze 6:58; Col- 3:22 en 4:1; 1 Tim. 6:1; Titus 2:9? Dat men niet genoeg er den nadruk op legt dat de band tusschen meerdere en mindere door God gelegd en door Hem gewild is, doch geheiligd moet worden? Eén onzer vooraanstaande Christen staatslieden, nu wijlen Jhr mr A. F. de Savornin Lobman, heeft eens gezegd, dat, wanneer de mensehen zich streng hielden aan die uitspraken, er in den eigenlijken zin geen sociale quaes- t i e zoude z ij n. Wij zijn geneigd het den schrijver na te zeggen- Voor wie toch de door ons genoemde teksten heeft nagelezen, moet het duidelijk zijn dat de Apostel zich niet uitsluitend tot de dienstknechten richt, maar evenzeer tot de heeren, die hij op denzelfden grond aanmaant tot een juist gebruik van de hun van God ge schonken macht. Uit hetgeen wij in Efeze V lezen, blijkt ten duidelijkste dat beide deze factoren in de maatschappe lijke verhouding bedoeld zijn- Immers de Apostel begint hetgeen hij over de w-ederkeerig-e verhoudingen der mensehen zegt, met deze merkwaardige woorden„e 1 ka nd e r onderdanig zijn de in de vxeeze Gods" (Efeze V21) waarop dan volgt hetgeen hij schrijft over vrouwen èn mannen; over kinderen èn vaders; over dienstknechten èn heeren. Daarin ligt zoowel de wederkeerigheid, als de grond waarom wij elkaar moeten ontzien en steunen tevens. Wanneer iemand geboren is in een omgeving, waarin hij heer kan zijn over eenig landgoed of hoofd cener fabriek; of wanneer iemand, uit een ander milieu voortgekomen, bet zóó ver brengt, dat hij heer van eenig landgoed o! hoofd een-er fabriek worden kan, dan is dit een voorrecht, hem van Godswege ge schonken, een talent, waarmede hij te woekeren heeft, zoo lang hij kan. En dan mag hij hierbij nimmer vergeten, dat zijne dienstknechten en dienstmaagden zijne broeders en zusters zijn, dat hij voor hun welzijn evengoed als, ja beter nog dan voor. bet zijne heeft zorg te dragen; dat hij elk zijn of haar loon heeft te geven, dat zij in hun stand behoorlijk leven kunnen; dat hij mede te werken heeft opdat de dagen (of jaren) van krankheid, invaliditeit en ouderdom onbezorgd voor het tegenwoordige en de toekomst door hen. worden doorgemaakt. En voorts ook zelf heeft te gehoorza men „om dei- consciëntie wil", zoodat hij in strijd handelt met Gods wil, als hij de door de overheid in het belang zijner dienstbaren (hij noeme ze „werknemers" of wel „onderhoorigen") vastgestelde voorschriften verwaarloost of ontduikt. Hiertegenover zalfde dienstknecht, ook al staal hij tegenover een onrechtvaar- digen meester, gehoorzaamheid betrach ten, en de belangen van zijn heer (hij noeme hem „werkgever" of „patroon") als waren het zijn eigene, voorstaan en bevorderen; immers hij dient niet „als menschenbehager, maar als dienstknecht van Christus. Of hij d.a-n niet staan mag: naar verbete ring van verhouding, van loon, van lot, van toestand en staat des levens? Natuurlijk mag hij dat, doch alles en alleen in den weig Gods, zoodat hij; bij ieder voornemen in deze richting raad plege -met den Alwetende» Allesbestuur- der. naar den bekenden regel: Ken den Heere in al uwe wegen en Hij zal uwe paden recht maken. Langs den weg van samenspreking en gemeenschappelijk overleg hebben de ver schillende vakorganisaties met behulp van de overheid en van do wet reeds menige verbetering van toestand en toe komst verkregen. De ideale toestand die zich aanpast aan den eisch van Gods Woord kan door middel van den Arbeid alleen helaas niet verkregen worden. Het is nu eenmaal zoo, dat verreweg de meesten z'ich om hetgeen de Schrift zegt, al heel weinig gevangen hield- Daarenboven nam zijn woede allengs af, om plaats te maken voor een groote belangstelling in een! groot verstandelijk of moreel wonder.: Deze man was of de grootste acteur,, dien hij had ontmoet, of Ja, de twijfel kwam hij hem op, hij kon er niets tegen doen, indien er in dit alles eens iets, al was het nog zoo weinig, van waarheid was? De groote onhandigheid zelf van de geheele geschie denis sprak in haar voordeel. De be kentenis van een onedele beweegreden waseen gewicht in dezelfde schaal. Maar neen, men had hem vooruit gewaar schuwd dat deze iman zóó bedreven was in het bedriegen, dat de meeste men sehen. met wie hij in aanraking kwam, er het slachtoffer van werden- Gedu rende eenige ©ogenblikken heerschte er een pijnlijke stilte in het vertrek, die eindelijk door Douglas werd verbroken met 'de woorden: „U lacht spottend", zeide hij; „mis schien heeft u er het recht toe. Mijn beweegredenen mogen dan onedel zijn, en toch, zou ik boven alles juffrouw Gresham willen bewaren voor ©en lot, dat erger is dan de dood.' De toespeling op Floss was als een; vonk in het bruskruit- De oude dokter vatte dadelijk vlam, en. zijn drift werd hem geheel de baas. „Hoe durft u haar naam noemen I" bekommeren:. Daarom is overheidszorg t noodig, en de ervaringheeft geleerd, dat j zij ook mogelijk is- De onwilligen moe- j ten gedwongen worden, daar is de wet j nu eenmaal voor. De wet is nu eenmaal voor dezulken. En het zijn vanouds de kwaadwilligen van beide zijden geweest, die de goedwilligen belet hebben hun plicht te doen. Maar 'tis al heel wat gewonnen dat als contractanten werkgever en arbeider met volkomen gelijke rechten naast en tegenover elkander staan. Zijn nu de wederzijdsche rechten en plichten ten slotte tot genoegen van de beide partijen geregeld, dan treden de uitspraken der Schrift in volle- werking, en hebben beiden, zoo heeren als dienst knechten, .of wilt go patroons en ar beiders, werkgevers en werknemers, ieder voor zich, zich hieraan ten strengste te houden. Omdat Gods Woord het eischt en beider belang het meebrengt. Oct. 1925. Apropos 1 Ik hoor dat je vriend X ab-rnné op „De Courant Het Nieuws van den Dag" is. Ach neen, gij niet! Dat be hoeft ge mij niet eens te zeggen. Gij kiest uw papieren vrienden en huisge- nooten met groote zorg ©n onbeleefde en ontrouwe gasten zijn in uw woning als contrabande. Maar die vriend van je of is 'tmaar ©en goede kennis... zeg, laat je invloed eens gelden O ja, ge maakt bedenking', omdat ge zelf op de Nieuwe Rott. geabonneerd zijlt, vanwege uw handelszaken. Enfin, daar kan ik inkomen, niet omdat 't zoo'n def tig blad is of omdat liet in politicis onze leidsman zou kunnen zijn; liet bloed kruipt waar het niet gaan kan. Neen, maar ik 'begrijp, dat je die handelsru- brieken niet kunt missen, dat je cle buitenla.ndsche handelsnoteeringen zoo vroeg mogelijk onder de oogen wilt hebben. Natuurlijk! En dat alles is nog niet in staat om liet' groote blad tilt de Maasstad tot je 'lijfblad te promoveeren, want daarnaast hebt ge nog uw eigen kranten. Eén opmerking evenwel, let eens goed op "die Christelijke dagbladen. Die hebben toch ook al een mooie rubriek „handel en scheepvaart"! 'tls dat ze nog' geen ochtendbladen hebben Doch ter zake, er is toch werkelijk aanleiding genoeg om eens te ageeren te gen bladen als „De Courant", die in onze huiskamer niet thuishooTen. Ik ben er in 't algemeen niet voor om dergelijke dingen op de spits te drijven en ik laat het liever aan ieders consciëntie over te -beoord-eeleii wat in dit opzicht moet worden gedaan of nagelaten, maar hier wordt het, dunkt mijl, tijd, dat de zaken eens bij hun waren naam genoemd worden. De lezing van een brochure van een Til- burgschen kapelaan „Waarom tegen 'Die Courant" versterkte in mijt die overtuiging en ik wenschte, dat dit geschrift in onze taal overgezet kon verschijnen, Dut wil zeggen, het is wel goed Hollandscb, wat die kapelaan als voertuig der gedachten, bezigt, maar zijln bezwaren raken uiter aard de Roomsche denkwereld, of liever hij staaft zijn stellingen door aanhalingen, welke voornamelijk de Roomsche Kerk als zoodanig afbreuk doen. Wat niet wegneemt, dat er veel in geciteerd wordt, dat inglaat tegen de al gemeen© zedelijke grondslagen van ons volk. Zijn hoofdbezwaar tegen „Da Courant" verdeelt hij onder in acht punten, niet om hiermede te volstaan, neen, hij! bewijst ook wat hij beweert. Do eerste stelling is, dat „Die C-ohrant" allen godsdienstzin doodt. En Tiijl wijst dan op de eenzijdige berichtgeving van het blad. Niet enkel wordt wat mooi en edel Is, niet genoemd en geprezen, maar wat slecht Is en den mensch onwaardig, wordt tentoongesteld. Do godsdienst wordt overal buiten gehouden, als iets bijko mends, dat men even goed missen kan, ja, iets dat men liever niet moest hebben. Zijn tweede stelling is, dat „De Cou rant" het socialisme bevordert. Óch-, men zal dat misschien niet. bedoelen, neutraal als de redactie wil zijln, dochhet bloed kruipt waar het niet gaan kan. riep hij uit, terwijl hij de hand ophief. Toen ging de deur plotseling open en Floss trad de kamer binnen. „FIoss lieve", riep de dokter uit, nog bleek en bevend, „zeg dezen dezen schurk, dat hij onmiddellijk het huis verlaat." Zij snelde dadelijk naar de deur en opende die. „Wilt u zoo goed zijn heen te gaan?" zeide zij, met neergeslagen oogen. „U beveelt mij heen te gaan?" „Dat doe ik." „Als een schurk?" Hij liep dadelijk langs haar heen de gang in en het huis uit- „Wat heeft hij gezegd oom?" vroeg Floss, zoodra de deur gesloten was- „Ik kan het u niet vertellen, lieve-i Ga zitten- Lastertaal meet men nooit her halen. David deed goed, mij vooruit te waarschuwen. Maar ik kan mij niet begrijpen, dat ik hem piet onmiddellijk het huis liet uitzetten-" „Is hij erg onbeleefd geweest?" „Onbeleefd zegt gij? neen, niemand zou zich beter hebben kunnen gedragen. Hij sprak zoo open en zoo oprecht met mij, dat ik niet weet, wat ik er van denkeu moet." „U hadt hem in 't geheel niet moe ten ontvangen. Hij heeft u heelemaal van streek gebracht." En zoo worde geconstateerd, dat allerlei berichten van socialistische zijde gretig verspreid worden, soms zóó, dat de le zers den indruk krij'gen, dat de S. D. A. P. toch maar de arbeiderspartij is en dat §r buiten haar geen fieil te vinden is. Herinnerd wordt aan 'de opneming van een portret van Heijlermans niet en kele kolommen verheerlijking erbij. „Wan neer men weet, hoe men een rood aureool vlocht om het hoofd van dezen schrijver, voelt men, ho;e zulk een verheerlijking kwaad doet." In het feuilleton „De Hand der Tra gedie" wordt geleerd, dat het huipe- looze onwetendheid is, wanneer men het Socialisme, niet eert. Zoo worden den lezers en hierdoor vooral den vrouwen, die eerst naar het feuilleton kijken, de socialistische beginselen als 'twarc met een paplepel ingegeven. Het lezen van „Die Courant" bevordert onzedelijkheid en ongeoorloofd verkeer, is een andere stelling en de vuile en licht zinnige artikelen worden met den vinger aangewezen. Het blad schroomt ook niet het Christelijk huwelijk afbreuk te doen en de echtscheiding te verdedigen. „Met genoegen, alsof het een spelletje was, wordt verhaald van de amoureusiteit van Charlie Chaplin, die zijln vrouw verliet en zich iemand anders tot zondige 'Te vensgezellin koos. Zelfs meent Die C. nog Te moeten vertellen van de scènes, welke tot de scheiding leidden." En zoo is er zooveel van zedekwetsende strek king. De advertentierubrick wordt week aan week gebruikt voor reclame voor het ver schrikkelijke Neo-Malthusianisme, weten schappelijk klinkende naam voor een heel slechte zaak. Dat de kriminaliteit wordt uitgebuit om den lezers altijd weer pikante lec tuur te kunnen bieden, ligt nog' al voor de hand. De Courant-redactie is er een meesteres in. Behalve de fel-gekleurde mis daad-geschiedenissen van den 'dag, dicht het blad ook nog dagelijks allerlei ver zonnen misdaad-geschiedenissen op en bederft zoo den geest van de lezers. Men heeft dikwerf reeds aan de opschrif ten genoeg, om te kunnen concludeeren, dat liet daaronder staande bedoeld 'is om aan de sensatie-lusten van het volk te voldoen. De laatste twee stellingen bewijzen dan dat het lezen van De C. hijgeloovig maakt en den lezer dom houdt. Alles door die sterk uitgesproken een zijdige berichtgeving, welke zelden of nooit ,een poging tot eerlijke objectiviteit ver raadt. En toch, amice, hoort men zeggen, dat het zoo'n aardig blad is. En, nietwaar, zoo 'leuk geïllustreerd en zoo- goedkoop. Je krijlgt toch waar voor je geld! "Waar voor je geld? Zoo ergens, dan is hier goedkoop duurkoop; want het goede wordt je onthouden en het lichtzinnige er voor in de plaats gegieven. Die kapelaan heeft het nog niet zoo slecht ingezien. Ik ben 't volkomen met- hem eens, dat de dingen nu eens bij: hun naam genoemd moeten worden. Reeds een Da Costa klaagde over wat de druk persen de wereld in stuurden en sindsdien is het gevaar van de drukpers niet minder groot geworden. Integendeel, met het aan tal vermeerderde ook het aantal beden kelijke, of wilt ge, gevaarlijke schrijvers. En die dagbladen, die dagelijksehe gas ten in uw woning kunnen heel wat wer ken, ten kwade zoowel als ten goede. Laat gij; dag aan dag in den liuiselijken kring iemand toe, die u openlijk belee- digt, spot met uw geloof, uw levensbe schouwing, uw levenspractijk? Laat gij hem uitpraten indien hij de zielen van uw kinderen tracht te bezoedelen door' dwaze en liijgeloovige praat? Blijft gij hein uren lang rustig aanhooren, indien hij U ver veelt met zijn hol gezwets? Immers neen, neen, neen! En toch, van uw lijfblad, dat zooge naamd neutrale orgaan, kunt ge alles verdragen. Hebt ge u al eens goed reken schap gegeven van aard en karakter van dien dagelijkschen gast? Maar, 't is waar ook, gij1 wilt hom niet in uw woning: zien. Het is uw vriend X, die hem ontvangt, napraat on 't zelfs voorhem opneemt. Toe, geef hem hel bovenstaande in overweging. En als hij vraagt wat hij clan moet lezen, behoeft ge heusch niet met een mond vol tanden te staan, want er zijn Christelijke kranten, ook dagbladen, te kust en te keur. KEES VAN DiERAlEER. Actie in Ierland. De correspondent van de „Morning Dost" te Dublin seint, dat Maandag over do geheele stad gewapende raids heb ben plaats gehad. Deze raids zijn voor- teekenen van een campagne tegen de herdenking van den wapenstilstand. Om vier uur in den namiddag zou de oorlogsfilm Yperen in een der groot ste bioscopen worden opgevoerd. Een tal rijk publiek was bijeen en juist toen de voorstelling zou beginnen drongen ver scheidene gewapende mannen den schouwburg binnen en maalden zich meester van de film. Een hunner word door do suppoosten gegrepen en aan do politie overgeleverd. Hij, was gewapend met een revolver. De politie hield hem in arrest en er zal een vervolging tegen hem worden ingesteld. De andere man nen ontsnapten. Andere incidenten wijzen er op, dat de wapenstilstandsweek waarschijnlijk on rustig zal verloopen. De aanslag op de Yperenfilm maakte ongetwijfeld deel uit van een plan, om deze week te doen mislukken. Verder werden eenige bureaux van de legioens van veteranen aangevallen, even eens door gewapende mannen. Ook eenige winkels, waar do bloemen voor- den wa- p'enstilstandsdag verkocht worden, wer den bestormd. Gemaskerde mannen drongen een bios coop binnen waar de film betreffende do reis van den prins van Wales zou worden opgevoerd. Zij begaven zich naai de kamer van den operateur en namen do film mee, terwijl de operateurs, bozig waren voorbereidingen te treffen voor de vertoon ing. De verkiezingen in België. Volgens do laatste optellingen zouden de socialisten Zondag, in vergelijking met de verkiezingen van 'April, ruim '57.000 stemmen hebben verloren, terwijl de Ka tholieken en de liberalen er respectievelijk 50.000 en 45.000 wonnen. De communis ten verloren 1700 en de frontpartij verloor 9000 stemmen, doch in verband met deze twee groepen moet worden opgemerkt, dat zij Zondag geen candidaten hadden in veel arrondissementen, waar zij: in April wel streden. De definitieve uitslag is inmiddels be kend geworden. Gekozen- zijn in Brabant 34 katholieken, 31 socialisten, 21 libera len, 2 frontei'S en 2 -communisten. (De vorige samenstelling was 36, 27, 27, '0 en 0.) Voor Antwerpen zijn deze cijfers 41, 30, 13, 5, 0 (38, 26,14, 2, 0), ter wij! daar voorts nog één middenstander gekozen is. In West-Vla,anderen zijn ge kozen 45 lcath., 19 socialisten, 8 liberalen, 8 fronters (52, 15, 12, 1), in Oost-Vlaan- deren 45 kath., 30 so©., 12 lib., 3 fron ters (49, 24, 14, 2), iii Limburg 48 kath., 6 soc., 6 lib. (49, 1, 10), in Henegouwen 24 kath., 51 soc., 13 lib., comm., (6, 49, 15, 0), in Luik 25 kath., 42 soc., 15 lib., 4 comm. (21, 41, 17, 0), in Namen 28 kath., 23 soc., 9 lib. (32, 18, 10), in Luxemburg 27 kath., 11 soc,., 10 lib. en 2 landbouwers (30, 6, 14, 0). Volgens de ,,'Msb." wonnen de socia.- listen 33, communisten 7 en frontpartij 12 zetels. De Katholieken verloren 12 zetels, de liberalen 28. f IT. J. E. 'Gerlach van St. J o o s 1 a n d. Van geachte zijde maakt men ons attent op een vergissing in ons gedachtenis woord aan den geachten overledene, wiens naam hier boven s'taat Deze is geen voorzitter van de Z. L. M. geweest, maar korten tijd van den kring Walche ren. Wij hebben indertijd ©en landbouwers- vergadering „verslagen", welke door hem in zijn qualiteit van voorzitter gepresi- „Hij was in het huis, eer ik er erg in had. Daarenboven, zeg wat ge wilt, maar 'als ik "in zijn plaats was, zou ik precies hetze-lfdle gedaan hebben al leen zolu ik ïnij'-n zelfbeheersc-hing niet zoo goed kunnen bewaren als hij deed." „Heeft hij u dan niet beleedigd?" „Neem, alleen jnaar, hij wist uit riiij te krijgen, dat het David is, die mij heeft ingelicht, en toen trok hij tegen David van leer, en beweerde van allerlei te weten, dat D'avid in een ongunstig licht stelt. Hij zeide,dat David had ge tracht, hem van z'ijn goeden naam te be- r-ooven, en dat hij hem nu niet gelijke, munt betaalde. De eenige goede beweeg reden, die hij voor zijn gedrag kon aan voeren, was zooals hij zeide, dat hij u gaarne wilde redden van een lot, erger dan de dood." „O, wat een slechte man! En te den ken, dat ik gisteren nog met hem heb zitten praten en theedrinken, alsof hij een oud vriend was! Het was zeer verkeerd van David ons niet eerder in te lichten. „Hij wilde -ons niet tegen hem inne men, zoolang hij nog hier in huis was", zeide hij- „Neen, David heeft zeer humaan gehandeld- Daarenboven, wilde hij niets gelooven, eer hij de onomstoolelijke be wijzen had. Ik vind niet, dat wij David in deze zaak iets te verwijten hebben, integendeel." „Ik zou graag willen weten, wat hij van David gezegd heeft", merkte Floss op, na eenig stilzwijgen. De dokter gaf haar echter een ontwijkend antwoord, waarop zij in toorn de kamer uitging. En toch, zij was het met zichzelf niet' eens, en zij wenschte -dat zij zich niet zoo scherp had uitgelaten, want zij hield veel van haar voogd en van David; maar terwijl zij de gang langzaam door liep en -de trappen opging naar haar eigen kamer, begonnen haar allerlei twijfelingen en vragen'te bestormen. Zij had Douglas Wyburn in zijn ge zicht gezegd, dat zij geloofde, dat hij: een schurk was. En toch, kon een wer kelijk slechte man zich gedragen, zoo als hij zich gedragen had? Hij had bijna een maand -onder hun dak vertoefd; ge durende volle veertien dagen had zij h.em bijna ieder-en dag gezien. Zij had over vele onderwerpen van gedachten met hem ge wisseld- Den vorigen middag nog had hij Chopin en Wagner vertolkt, zooals zij ze z-el-den had hooren vertolken. Hij had haar en haar voogd verdedigd met gevaar van zijn eigen leven. Kon het mogelijk zijn, -dat zulk -een man was,, wat haar aanstaande hem had verklaard te zijn, -een bedrieger, een oplichter, een verworpeling? Floss wenschte bij zichz-elven dat z$ de geheele zaak uit het hoofd kon zetten. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1925 | | pagina 5