IIK ZEEUW
TWEEDE blad.
In branding
Buitenland.
Sinnenlaid.
FEUILLETQRS.
Zeeuwsclie Stemmen.
,,.Tn.
VAN
WOENSDAG 11 NOVEMBER 1925. No. 36.
PATROON EN KNECHT.
De verhouding tusschen werkgever en
„werknemer" wordt over het algemeen
geregeld bij. overeenkomst (contract).
Vroeger was die verhouding anders en
inniger'; de werkgever heette patroon, en
de „werknemer" knecht. De verhouding
als van een vader tot zijn kinderen, zooals
dit 'in de Schrift uitkomt (Boaz, Naii-
man, e.a.). Er was slavernij, de dienst
knechten heetten slaven (ook nog in de
dagen van den Apostel Paulus). doch de
slavernij was over 't. geheel niet zoo hard
als de arbeid in de vorige eeuw, bijvoor
beeld in fabrieken.
Natuurlijk waren er ook harde hoeren,,
doch die zijn er nu nog in weerwil van
de cojitractueele regeling.
De Apostel Paulus heeft nimmer ge
aarzeld aan patroons en dienstknechten
de verhoudingen, op grond der goddelijke
instelling, voor tc houden. Hij vermaande
eerstgenoemdon tot rechtvaardigheid,
laatstgenoemden tot gehoorzaamheid. En
dat, niet op grond dat deze dienaren
slaven waren; en deze heeren -over-
machtigeii; maar om des Heeren wil-
Do slavernij was een instelling, op eon
onrecht valig beginsel van overmacht
berustend.
Paulus en de Chr. Kerk hebben de
verhouding tusschen heer en dienst
knecht geheiligd. Waaruit blijkt hoe
veel hooger de Christelijke Kerk staat
dan de sociaal-democratische hervormers-
Paulus zeide niet: gij dienstknechten,
zijt gehoorzaam uwen heeren naar hei
vieesch; want gij zijt nu eenmaal sla
ven; gij hebt u daarbij neer te leggen-
Evenmin zeide hijgij dienstknechten
moet uwen heeren niet onderdanig zijn,
want wij zijn allen broeders, en aan
elkaar gelijk; bet is Uw -plicht die ge
lijkheid ook in het leven tot werkelijk
heid te maken.
Neen, maar hij zeide: gij dienstknech
ten zijt gehoorzaam in eenvoudigheid des
harten, gelijk als aan Christus, dienen
de met goedwilligheid den Heere en niet
den mensehen; als dienstknechten van
Christus, doende den wil Gods van
harte-
Uitspraken, die niet alleen betrekking
hebben op de toenmalige verhoudingen,
maar ook op de hed-endaagscbe, en daar
meer dan ooit op passen-
Wie als Christen de wereld beschouwt,
merkt al spoedig op, dat de Schepper
de maatschappij zóó heeft ingericht, dat
de ©ene mensch staat hoven den ander;
terwijl diezelfde mensch gewoonlijk ook
weer staat onder een ander- Wij moeten
voortdurend gehoorzamen en. ons doen
gehoorzamen; onophoudelijk hebben wij
ek-anders hulp noodig, en wij moeten
die verleenen, gelijk wij die ook moe
ten inroepen.
Van de wieg tot het graf. blijft die ver
houding van meerderheid en minderheid
bestaan. Zij geldt op ieder gebied; zoo
wel op dat der wetenschap als op dat
van het huisgezin, in het politieke leven
zóówel als in liet sociale.
De revolutie erkent deze ongelijkheid
niet; ofschoon zij- van ouds de gelijk
heid van alle mensehen vooropstelt,
komt zij voortdurend tegen deze merk
waardige en wijze ordening des Schep
pers in verzet. Zij wil van geen princi-
pië-ele ongelijkheid weten, e!n werpt daar
door, vaak baars ondanks, telkens alles
te onderstehoven. Zij predikt de onte
vredenheid en vraagt schamper, waarom
de een aan den ander gehoorzamen
moet.
Antwoordt de ongeloovige: omdat ik
anders niet te eten krijg, dan schimpt
zij op het „Kapitalisme", dat volgens haai
de oorzaak is van die afhankelijkheid',
en tracht dus ook dat „kapitalisme" te
vernietigen en een toestand te scheppen,
waarin allen, evenveel doen en hetzelfde
te genieten zullen, hebben.
Ook onder ons, althans onder de jon-
25) ,0
„Ik handel eenvoudig uit verlangen
naar wedervergelding. Verbeeld u niet,
dat ik mij als een heilige voordoe. Tot
dat die ellendeling mij begon te lasteren
heb ik gezwegen, mijn eigen belangen
°P. den voorgrond stellende. Nu is het
mij totaal onverschillig, wat er van mij
wordt. Ik zal de waarheid over hem
vertellen. U zult mij niet gelooven, dat
weet ik, en hij ook niet, terwijl hij en,
Schlinger beiden zullen zweren, dat ik
gelogen heb- 'Maar er zullen mensehen,
zjjn, die mij gelooven,-en naarmate de)
tijd voortgaat, zal hun aantal toenemen."
„Weet u, dat er uit alles wat u zegt,
al een heel verachtelijke geest spreekt?,
En dat na al de vriendelijkheid, die u
in dit huis hebt genoten?
Douglas wend bleek en fronsde zijn
wenkbrauwen- Noem mijn beweegredenen
zoo laag en zoo onedel als u wilt", zeide
hij, „ik zal er mij niet over beklagen.
Niettemin ben ik uw vriend, want ik
spreek de waarheid."
De dokter lachte spottend, en toch gaf
hij Douglas geeu bevel het huis te ver
laten. Er ging een bekoring uit van den.
pian, en hetgeen hij vertelde, die hem!
geren, wordt een zoodanige toon ge
hoord; al prediken zij met wat andere
woorden.
Zou dat ook kunnen zijn, omdat men
niet of niet, genoeg in de Schrift graaft
en uit de Schrift tracht te putten wat
men ook voor dit tijdelijke leven noo
dig heeft? Dat men niet voortdurend de
aandacht vestigt op Schriftplaatsen als
deze: Efeze 6:58; Col- 3:22 en 4:1;
1 Tim. 6:1; Titus 2:9? Dat men niet
genoeg er den nadruk op legt dat de
band tusschen meerdere en mindere door
God gelegd en door Hem gewild is, doch
geheiligd moet worden?
Eén onzer vooraanstaande Christen
staatslieden, nu wijlen Jhr mr A. F. de
Savornin Lobman, heeft eens gezegd,
dat, wanneer de mensehen zich streng
hielden aan die uitspraken, er in den
eigenlijken zin geen sociale quaes-
t i e zoude z ij n.
Wij zijn geneigd het den schrijver na
te zeggen- Voor wie toch de door ons
genoemde teksten heeft nagelezen, moet
het duidelijk zijn dat de Apostel zich niet
uitsluitend tot de dienstknechten richt,
maar evenzeer tot de heeren, die hij
op denzelfden grond aanmaant tot een
juist gebruik van de hun van God ge
schonken macht. Uit hetgeen wij in
Efeze V lezen, blijkt ten duidelijkste dat
beide deze factoren in de maatschappe
lijke verhouding bedoeld zijn-
Immers de Apostel begint hetgeen hij
over de w-ederkeerig-e verhoudingen der
mensehen zegt, met deze merkwaardige
woorden„e 1 ka nd e r onderdanig zijn
de in de vxeeze Gods" (Efeze V21)
waarop dan volgt hetgeen hij schrijft over
vrouwen èn mannen; over kinderen èn
vaders; over dienstknechten èn heeren.
Daarin ligt zoowel de wederkeerigheid,
als de grond waarom wij elkaar moeten
ontzien en steunen tevens.
Wanneer iemand geboren is in een
omgeving, waarin hij heer kan zijn over
eenig landgoed of hoofd cener fabriek;
of wanneer iemand, uit een ander milieu
voortgekomen, bet zóó ver brengt, dat
hij heer van eenig landgoed o! hoofd
een-er fabriek worden kan, dan is dit
een voorrecht, hem van Godswege ge
schonken, een talent, waarmede hij te
woekeren heeft, zoo lang hij kan. En
dan mag hij hierbij nimmer vergeten,
dat zijne dienstknechten en dienstmaagden
zijne broeders en zusters zijn, dat hij
voor hun welzijn evengoed als, ja beter
nog dan voor. bet zijne heeft zorg te
dragen; dat hij elk zijn of haar loon
heeft te geven, dat zij in hun stand
behoorlijk leven kunnen; dat hij mede
te werken heeft opdat de dagen (of jaren)
van krankheid, invaliditeit en ouderdom
onbezorgd voor het tegenwoordige en de
toekomst door hen. worden doorgemaakt.
En voorts ook zelf heeft te gehoorza
men „om dei- consciëntie wil", zoodat hij
in strijd handelt met Gods wil, als hij de
door de overheid in het belang zijner
dienstbaren (hij noeme ze „werknemers"
of wel „onderhoorigen") vastgestelde
voorschriften verwaarloost of ontduikt.
Hiertegenover zalfde dienstknecht, ook
al staal hij tegenover een onrechtvaar-
digen meester, gehoorzaamheid betrach
ten, en de belangen van zijn heer (hij
noeme hem „werkgever" of „patroon")
als waren het zijn eigene, voorstaan en
bevorderen; immers hij dient niet „als
menschenbehager, maar als dienstknecht
van Christus.
Of hij d.a-n niet staan mag: naar verbete
ring van verhouding, van loon, van lot,
van toestand en staat des levens?
Natuurlijk mag hij dat, doch alles en
alleen in den weig Gods, zoodat hij; bij
ieder voornemen in deze richting raad
plege -met den Alwetende» Allesbestuur-
der. naar den bekenden regel: Ken den
Heere in al uwe wegen en Hij zal uwe
paden recht maken.
Langs den weg van samenspreking en
gemeenschappelijk overleg hebben de ver
schillende vakorganisaties met behulp
van de overheid en van do wet reeds
menige verbetering van toestand en toe
komst verkregen.
De ideale toestand die zich aanpast
aan den eisch van Gods Woord kan door
middel van den Arbeid alleen helaas niet
verkregen worden. Het is nu eenmaal
zoo, dat verreweg de meesten z'ich om
hetgeen de Schrift zegt, al heel weinig
gevangen hield- Daarenboven nam zijn
woede allengs af, om plaats te maken
voor een groote belangstelling in een!
groot verstandelijk of moreel wonder.:
Deze man was of de grootste acteur,,
dien hij had ontmoet, of
Ja, de twijfel kwam hij hem op, hij
kon er niets tegen doen, indien er in
dit alles eens iets, al was het nog zoo
weinig, van waarheid was? De groote
onhandigheid zelf van de geheele geschie
denis sprak in haar voordeel. De be
kentenis van een onedele beweegreden
waseen gewicht in dezelfde schaal. Maar
neen, men had hem vooruit gewaar
schuwd dat deze iman zóó bedreven was
in het bedriegen, dat de meeste men
sehen. met wie hij in aanraking kwam,
er het slachtoffer van werden- Gedu
rende eenige ©ogenblikken heerschte er
een pijnlijke stilte in het vertrek, die
eindelijk door Douglas werd verbroken
met 'de woorden:
„U lacht spottend", zeide hij; „mis
schien heeft u er het recht toe. Mijn
beweegredenen mogen dan onedel zijn,
en toch, zou ik boven alles juffrouw
Gresham willen bewaren voor ©en lot,
dat erger is dan de dood.'
De toespeling op Floss was als een;
vonk in het bruskruit- De oude dokter
vatte dadelijk vlam, en. zijn drift werd
hem geheel de baas.
„Hoe durft u haar naam noemen I"
bekommeren:. Daarom is overheidszorg t
noodig, en de ervaringheeft geleerd, dat j
zij ook mogelijk is- De onwilligen moe- j
ten gedwongen worden, daar is de wet j
nu eenmaal voor. De wet is nu eenmaal
voor dezulken. En het zijn vanouds de
kwaadwilligen van beide zijden geweest,
die de goedwilligen belet hebben hun
plicht te doen.
Maar 'tis al heel wat gewonnen dat
als contractanten werkgever en arbeider
met volkomen gelijke rechten naast en
tegenover elkander staan.
Zijn nu de wederzijdsche rechten en
plichten ten slotte tot genoegen van de
beide partijen geregeld, dan treden de
uitspraken der Schrift in volle- werking,
en hebben beiden, zoo heeren als dienst
knechten, .of wilt go patroons en ar
beiders, werkgevers en werknemers,
ieder voor zich, zich hieraan ten strengste
te houden. Omdat Gods Woord het eischt
en beider belang het meebrengt.
Oct. 1925.
Apropos 1 Ik hoor dat je vriend X
ab-rnné op „De Courant Het Nieuws van
den Dag" is. Ach neen, gij niet! Dat be
hoeft ge mij niet eens te zeggen. Gij
kiest uw papieren vrienden en huisge-
nooten met groote zorg ©n onbeleefde
en ontrouwe gasten zijn in uw woning als
contrabande. Maar die vriend van je
of is 'tmaar ©en goede kennis... zeg,
laat je invloed eens gelden
O ja, ge maakt bedenking', omdat ge
zelf op de Nieuwe Rott. geabonneerd zijlt,
vanwege uw handelszaken. Enfin, daar
kan ik inkomen, niet omdat 't zoo'n def
tig blad is of omdat liet in politicis onze
leidsman zou kunnen zijn; liet bloed
kruipt waar het niet gaan kan. Neen,
maar ik 'begrijp, dat je die handelsru-
brieken niet kunt missen, dat je cle
buitenla.ndsche handelsnoteeringen zoo
vroeg mogelijk onder de oogen wilt
hebben. Natuurlijk! En dat alles is nog
niet in staat om liet' groote blad tilt de
Maasstad tot je 'lijfblad te promoveeren,
want daarnaast hebt ge nog uw eigen
kranten. Eén opmerking evenwel, let eens
goed op "die Christelijke dagbladen. Die
hebben toch ook al een mooie rubriek
„handel en scheepvaart"! 'tls dat ze nog'
geen ochtendbladen hebben
Doch ter zake, er is toch werkelijk
aanleiding genoeg om eens te ageeren te
gen bladen als „De Courant", die in
onze huiskamer niet thuishooTen.
Ik ben er in 't algemeen niet voor om
dergelijke dingen op de spits te drijven
en ik laat het liever aan ieders consciëntie
over te -beoord-eeleii wat in dit opzicht
moet worden gedaan of nagelaten, maar
hier wordt het, dunkt mijl, tijd, dat de
zaken eens bij hun waren naam genoemd
worden.
De lezing van een brochure van een Til-
burgschen kapelaan „Waarom tegen 'Die
Courant" versterkte in mijt die overtuiging
en ik wenschte, dat dit geschrift in onze
taal overgezet kon verschijnen, Dut wil
zeggen, het is wel goed Hollandscb, wat
die kapelaan als voertuig der gedachten,
bezigt, maar zijln bezwaren raken uiter
aard de Roomsche denkwereld, of liever
hij staaft zijn stellingen door aanhalingen,
welke voornamelijk de Roomsche Kerk als
zoodanig afbreuk doen.
Wat niet wegneemt, dat er veel in
geciteerd wordt, dat inglaat tegen de al
gemeen© zedelijke grondslagen van ons
volk.
Zijn hoofdbezwaar tegen „Da Courant"
verdeelt hij onder in acht punten, niet
om hiermede te volstaan, neen, hij! bewijst
ook wat hij beweert.
Do eerste stelling is, dat „Die C-ohrant"
allen godsdienstzin doodt. En Tiijl wijst
dan op de eenzijdige berichtgeving van
het blad. Niet enkel wordt wat mooi en
edel Is, niet genoemd en geprezen, maar
wat slecht Is en den mensch onwaardig,
wordt tentoongesteld. Do godsdienst wordt
overal buiten gehouden, als iets bijko
mends, dat men even goed missen kan,
ja, iets dat men liever niet moest hebben.
Zijn tweede stelling is, dat „De Cou
rant" het socialisme bevordert. Óch-, men
zal dat misschien niet. bedoelen, neutraal
als de redactie wil zijln, dochhet
bloed kruipt waar het niet gaan kan.
riep hij uit, terwijl hij de hand ophief.
Toen ging de deur plotseling open en
Floss trad de kamer binnen.
„FIoss lieve", riep de dokter uit, nog
bleek en bevend, „zeg dezen dezen
schurk, dat hij onmiddellijk het huis
verlaat."
Zij snelde dadelijk naar de deur en
opende die.
„Wilt u zoo goed zijn heen te gaan?"
zeide zij, met neergeslagen oogen.
„U beveelt mij heen te gaan?"
„Dat doe ik."
„Als een schurk?"
Hij liep dadelijk langs haar heen de
gang in en het huis uit-
„Wat heeft hij gezegd oom?" vroeg
Floss, zoodra de deur gesloten was-
„Ik kan het u niet vertellen, lieve-i
Ga zitten- Lastertaal meet men nooit her
halen. David deed goed, mij vooruit te
waarschuwen. Maar ik kan mij niet
begrijpen, dat ik hem piet onmiddellijk
het huis liet uitzetten-"
„Is hij erg onbeleefd geweest?"
„Onbeleefd zegt gij? neen, niemand zou
zich beter hebben kunnen gedragen. Hij
sprak zoo open en zoo oprecht met mij,
dat ik niet weet, wat ik er van denkeu
moet."
„U hadt hem in 't geheel niet moe
ten ontvangen. Hij heeft u heelemaal
van streek gebracht."
En zoo worde geconstateerd, dat allerlei
berichten van socialistische zijde gretig
verspreid worden, soms zóó, dat de le
zers den indruk krij'gen, dat de S. D. A.
P. toch maar de arbeiderspartij is en
dat §r buiten haar geen fieil te vinden
is. Herinnerd wordt aan 'de opneming
van een portret van Heijlermans niet en
kele kolommen verheerlijking erbij. „Wan
neer men weet, hoe men een rood aureool
vlocht om het hoofd van dezen schrijver,
voelt men, ho;e zulk een verheerlijking
kwaad doet."
In het feuilleton „De Hand der Tra
gedie" wordt geleerd, dat het huipe-
looze onwetendheid is, wanneer men het
Socialisme, niet eert. Zoo worden den
lezers en hierdoor vooral den vrouwen,
die eerst naar het feuilleton kijken, de
socialistische beginselen als 'twarc met
een paplepel ingegeven.
Het lezen van „Die Courant" bevordert
onzedelijkheid en ongeoorloofd verkeer,
is een andere stelling en de vuile en licht
zinnige artikelen worden met den vinger
aangewezen. Het blad schroomt ook niet
het Christelijk huwelijk afbreuk te doen
en de echtscheiding te verdedigen. „Met
genoegen, alsof het een spelletje was,
wordt verhaald van de amoureusiteit van
Charlie Chaplin, die zijln vrouw verliet
en zich iemand anders tot zondige 'Te
vensgezellin koos. Zelfs meent Die C.
nog Te moeten vertellen van de scènes,
welke tot de scheiding leidden." En zoo
is er zooveel van zedekwetsende strek
king.
De advertentierubrick wordt week aan
week gebruikt voor reclame voor het ver
schrikkelijke Neo-Malthusianisme, weten
schappelijk klinkende naam voor een heel
slechte zaak.
Dat de kriminaliteit wordt uitgebuit
om den lezers altijd weer pikante lec
tuur te kunnen bieden, ligt nog' al voor
de hand. De Courant-redactie is er een
meesteres in. Behalve de fel-gekleurde mis
daad-geschiedenissen van den 'dag, dicht
het blad ook nog dagelijks allerlei ver
zonnen misdaad-geschiedenissen op en
bederft zoo den geest van de lezers.
Men heeft dikwerf reeds aan de opschrif
ten genoeg, om te kunnen concludeeren,
dat liet daaronder staande bedoeld 'is om
aan de sensatie-lusten van het volk te
voldoen.
De laatste twee stellingen bewijzen dan
dat het lezen van De C. hijgeloovig
maakt en den lezer dom houdt.
Alles door die sterk uitgesproken een
zijdige berichtgeving, welke zelden of nooit
,een poging tot eerlijke objectiviteit ver
raadt.
En toch, amice, hoort men zeggen, dat
het zoo'n aardig blad is. En, nietwaar,
zoo 'leuk geïllustreerd en zoo- goedkoop.
Je krijlgt toch waar voor je geld!
"Waar voor je geld? Zoo ergens, dan is
hier goedkoop duurkoop; want het goede
wordt je onthouden en het lichtzinnige er
voor in de plaats gegieven.
Die kapelaan heeft het nog niet zoo
slecht ingezien. Ik ben 't volkomen met-
hem eens, dat de dingen nu eens bij: hun
naam genoemd moeten worden. Reeds
een Da Costa klaagde over wat de druk
persen de wereld in stuurden en sindsdien
is het gevaar van de drukpers niet minder
groot geworden. Integendeel, met het aan
tal vermeerderde ook het aantal beden
kelijke, of wilt ge, gevaarlijke schrijvers.
En die dagbladen, die dagelijksehe gas
ten in uw woning kunnen heel wat wer
ken, ten kwade zoowel als ten goede.
Laat gij; dag aan dag in den liuiselijken
kring iemand toe, die u openlijk belee-
digt, spot met uw geloof, uw levensbe
schouwing, uw levenspractijk? Laat gij
hem uitpraten indien hij de zielen van uw
kinderen tracht te bezoedelen door' dwaze
en liijgeloovige praat? Blijft gij hein uren
lang rustig aanhooren, indien hij U ver
veelt met zijn hol gezwets?
Immers neen, neen, neen!
En toch, van uw lijfblad, dat zooge
naamd neutrale orgaan, kunt ge alles
verdragen. Hebt ge u al eens goed reken
schap gegeven van aard en karakter van
dien dagelijkschen gast?
Maar, 't is waar ook, gij1 wilt hom
niet in uw woning: zien. Het is uw vriend
X, die hem ontvangt, napraat on 't zelfs
voorhem opneemt. Toe, geef hem hel
bovenstaande in overweging. En als hij
vraagt wat hij clan moet lezen, behoeft
ge heusch niet met een mond vol tanden
te staan, want er zijn Christelijke kranten,
ook dagbladen, te kust en te keur.
KEES VAN DiERAlEER.
Actie in Ierland.
De correspondent van de „Morning
Dost" te Dublin seint, dat Maandag over
do geheele stad gewapende raids heb
ben plaats gehad. Deze raids zijn voor-
teekenen van een campagne tegen de
herdenking van den wapenstilstand.
Om vier uur in den namiddag zou
de oorlogsfilm Yperen in een der groot
ste bioscopen worden opgevoerd. Een tal
rijk publiek was bijeen en juist toen de
voorstelling zou beginnen drongen ver
scheidene gewapende mannen den
schouwburg binnen en maalden zich
meester van de film. Een hunner word
door do suppoosten gegrepen en aan do
politie overgeleverd. Hij, was gewapend
met een revolver. De politie hield hem
in arrest en er zal een vervolging tegen
hem worden ingesteld. De andere man
nen ontsnapten.
Andere incidenten wijzen er op, dat de
wapenstilstandsweek waarschijnlijk on
rustig zal verloopen. De aanslag op de
Yperenfilm maakte ongetwijfeld deel uit
van een plan, om deze week te doen
mislukken.
Verder werden eenige bureaux van de
legioens van veteranen aangevallen, even
eens door gewapende mannen. Ook eenige
winkels, waar do bloemen voor- den wa-
p'enstilstandsdag verkocht worden, wer
den bestormd.
Gemaskerde mannen drongen een bios
coop binnen waar de film betreffende
do reis van den prins van Wales zou
worden opgevoerd. Zij begaven zich naai
de kamer van den operateur en namen
do film mee, terwijl de operateurs, bozig
waren voorbereidingen te treffen voor de
vertoon ing.
De verkiezingen in België.
Volgens do laatste optellingen zouden
de socialisten Zondag, in vergelijking met
de verkiezingen van 'April, ruim '57.000
stemmen hebben verloren, terwijl de Ka
tholieken en de liberalen er respectievelijk
50.000 en 45.000 wonnen. De communis
ten verloren 1700 en de frontpartij verloor
9000 stemmen, doch in verband met deze
twee groepen moet worden opgemerkt,
dat zij Zondag geen candidaten hadden
in veel arrondissementen, waar zij: in
April wel streden.
De definitieve uitslag is inmiddels be
kend geworden. Gekozen- zijn in Brabant
34 katholieken, 31 socialisten, 21 libera
len, 2 frontei'S en 2 -communisten. (De
vorige samenstelling was 36, 27, 27, '0
en 0.) Voor Antwerpen zijn deze cijfers
41, 30, 13, 5, 0 (38, 26,14, 2, 0), ter
wij! daar voorts nog één middenstander
gekozen is. In West-Vla,anderen zijn ge
kozen 45 lcath., 19 socialisten, 8 liberalen,
8 fronters (52, 15, 12, 1), in Oost-Vlaan-
deren 45 kath., 30 so©., 12 lib., 3 fron
ters (49, 24, 14, 2), iii Limburg 48 kath.,
6 soc., 6 lib. (49, 1, 10), in Henegouwen
24 kath., 51 soc., 13 lib., comm., (6, 49,
15, 0), in Luik 25 kath., 42 soc., 15 lib.,
4 comm. (21, 41, 17, 0), in Namen 28
kath., 23 soc., 9 lib. (32, 18, 10), in
Luxemburg 27 kath., 11 soc,., 10 lib.
en 2 landbouwers (30, 6, 14, 0).
Volgens de ,,'Msb." wonnen de socia.-
listen 33, communisten 7 en frontpartij
12 zetels. De Katholieken verloren 12
zetels, de liberalen 28.
f IT. J. E. 'Gerlach van St.
J o o s 1 a n d.
Van geachte zijde maakt men ons attent
op een vergissing in ons gedachtenis
woord aan den geachten overledene,
wiens naam hier boven s'taat Deze is
geen voorzitter van de Z. L. M. geweest,
maar korten tijd van den kring Walche
ren.
Wij hebben indertijd ©en landbouwers-
vergadering „verslagen", welke door hem
in zijn qualiteit van voorzitter gepresi-
„Hij was in het huis, eer ik er erg
in had. Daarenboven, zeg wat ge wilt,
maar 'als ik "in zijn plaats was, zou ik
precies hetze-lfdle gedaan hebben al
leen zolu ik ïnij'-n zelfbeheersc-hing niet
zoo goed kunnen bewaren als hij deed."
„Heeft hij u dan niet beleedigd?"
„Neem, alleen jnaar, hij wist uit riiij
te krijgen, dat het David is, die mij
heeft ingelicht, en toen trok hij tegen
David van leer, en beweerde van allerlei
te weten, dat D'avid in een ongunstig
licht stelt. Hij zeide,dat David had ge
tracht, hem van z'ijn goeden naam te be-
r-ooven, en dat hij hem nu niet gelijke,
munt betaalde. De eenige goede beweeg
reden, die hij voor zijn gedrag kon aan
voeren, was zooals hij zeide, dat hij
u gaarne wilde redden van een lot, erger
dan de dood."
„O, wat een slechte man! En te den
ken, dat ik gisteren nog met hem heb
zitten praten en theedrinken, alsof hij een
oud vriend was! Het was zeer verkeerd
van David ons niet eerder in te lichten.
„Hij wilde -ons niet tegen hem inne
men, zoolang hij nog hier in huis was",
zeide hij- „Neen, David heeft zeer humaan
gehandeld- Daarenboven, wilde hij niets
gelooven, eer hij de onomstoolelijke be
wijzen had. Ik vind niet, dat wij David
in deze zaak iets te verwijten hebben,
integendeel."
„Ik zou graag willen weten, wat hij
van David gezegd heeft", merkte Floss
op, na eenig stilzwijgen. De dokter gaf
haar echter een ontwijkend antwoord,
waarop zij in toorn de kamer uitging.
En toch, zij was het met zichzelf niet'
eens, en zij wenschte -dat zij zich niet
zoo scherp had uitgelaten, want zij hield
veel van haar voogd en van David; maar
terwijl zij de gang langzaam door liep
en -de trappen opging naar haar eigen
kamer, begonnen haar allerlei twijfelingen
en vragen'te bestormen.
Zij had Douglas Wyburn in zijn ge
zicht gezegd, dat zij geloofde, dat hij:
een schurk was. En toch, kon een wer
kelijk slechte man zich gedragen, zoo
als hij zich gedragen had? Hij had bijna
een maand -onder hun dak vertoefd; ge
durende volle veertien dagen had zij h.em
bijna ieder-en dag gezien. Zij had over vele
onderwerpen van gedachten met hem ge
wisseld- Den vorigen middag nog had
hij Chopin en Wagner vertolkt, zooals
zij ze z-el-den had hooren vertolken. Hij
had haar en haar voogd verdedigd met
gevaar van zijn eigen leven. Kon het
mogelijk zijn, -dat zulk -een man was,,
wat haar aanstaande hem had verklaard
te zijn, -een bedrieger, een oplichter, een
verworpeling?
Floss wenschte bij zichz-elven dat z$
de geheele zaak uit het hoofd kon zetten.
(Wordt vervolgd.)