DE ZEEUW
™fwiËDË"iiZs5r
I
1» 's levens branding.
Buitenland.
Binnenland.
)el „In den Hercules"
FEUILLETON.
J W DRUKWERK BIJ
LE COINTRE, GOES
Burg, Middelburg.
in in Bijbels en Kerkboeken
voorradig,
otjes en Haakjes voorradig.
Sloten voor Tafelbjjbels.
r a t i s inzetten van uw
naam.
lanbevelend, G. M. FEU.
m
VAR
DONDERDAG 22 OCTOBER 1925. No. 19.
PAUL KRUGERHERDENKING.
De Kaffer, die lezen kon.
Paul Krugér verleid" eens van een zeer
trouwen kaffer, dien hij op Boekenhout-
fontein, in het district Rustenburg had.
In don winter trok Kroger met zijn vee
naar Saulspoort in den omtrek var. Pi-
laansberg. Voor zijn vertrek riep hij nu
dezen Kaffer terzijde en zei hem: „Ik wil
je een brief leeren lezen."
Ik zette zoo vertelde Kruger nu
strepen op een stukje papier en legde uit,
dat de langste strepen meloenen, de daar
op volgende in lengte zoetlemoener. (si
naasappelen) en de kortste zuurlemoenen
(.citroenen) beteekenden. Als hij nu een
brief kreeg met een aantal van die stre
pen, dan moest hij den brenger van dien
brief hetzelfde aantal van een dezer drie
vruchten meegeven en mij dit dan ook
weer meedeelen door middel van hetzelfde
aantal kortere of langere strepen als hij
van elk soort had gezonden. De Kaffer
was nu verschrikkelijk trotsch op zijn
schrijf- en leeskunst, en vond dat hij meer
was dan elke andere Kaffer. Ik had hem
niet eens behoeven te zeggen, dat hij ons
geheim aan niemand moest meedeelen, dit
nad hij toch niet gedaan
Later zond ik boden, wien ik eenvoudig
zei: „Breng dezen brief aan April, hij zal
dan meegeven wat ik vraag." Dit gebeur
de ook en toen zij met een brief van April
terugkwamen, zei ik, dat zij mij den brief
moesten geven, dien April geschreven
had, want dat ik zien wou of zij mij be
drogen hadden. Dit was hun al te wonder
lijk en de geleerdheid van April wekte
hun afgunst en bewondering. Overa1 ver
telden zij van den slimmen April, die
plotseling lezen en schrijven liad geleerd.
„De brief, die lieg t."
Paul Kruger vertelde van een anderen
Kaffer het volgende:
De zorg voor gekleurd arbeidsvolk was
niet gemakkelijk, want zelfs wanneer een
Kaffer wil werken, dan tracht hij toch
nog zijn baas op de een of andere wijze
fe bedriegen. En als l ij iets kent, dan
wordt zijn parmantigheid vaak „onver-
dragelijk". Steeds hadden wij, zegt Kru
ger, met deze karakter eigenschappen te
strijden een strijd die echter ook zijn
vroolijke zijde had. Zoo zond ik bijv eens
op een nieuwjaarsdag van mijn plaats
Waterkloof een Kaffer naar de plaats van
mijn moeder om eenige gedroogde perzi
ken te halen. Mijn moeder zond mij vijf
of zes pond en meldde dit in een blief je,
dat mijn Kaffer mij eerlijk ter band stel
de. Uit den brief zag ik echter al dadelijk,
dat de Kaffer mij bedrogen had, want
dat hij mij veel minder perziken bracht
dan er in den brief waren opgegeven.
Ik vroeg hem waarom hij mij bedroeg en
waarom hij bijna alle perziken had opge
geten. „In dien brief staat, dat er veel
meer waren," zeide ik l.om.
„Baasantwoordde de Kaffer, "die
brief liegt, hij kon niet gezien hebben, hoe
ik die perziken heb opgegeten. Ik heb
hem anderen kant die grooten kop onder
een klipje gelegd en heb dees' kant die
kop die perziken opgegeten."
Toen ik lrem echter overtuigde dat de
brief het toch wist, bekende hij deemoedig
zijn schuld. Maar begrijpen deed hij het
echter niet.
De Rooinek en Oom Paul.
(Uit de oude doos.)
'n Rooinek zei eens teen Oom Paul:
„k Wil jou 'n keer tog seg
Hoe groot de Britsche rijk wel is
Waar jou nou tegen veg.
Ons baje groote Britse Rijk
Het kom van Noord tot Zuid
Al uitgestrekt, 't Ligt overal
Weet jij wat dit beduid?
Dat voor ons volk de lieve zon
Nooit ni kan ondergaan
Maar altijd voor di Britse oog
Bly aan di hemel staan."
11.) O-
Dit alles echter vermeerderde slechts
haar nieuwsgierigheid.
Echt vrouwelijk, hoe meer gesloten
hij was, des te meer belang stelde zij
in hem.
Zoo kwam zij dus iederen dag een
poos bij hem zitten, en op haar arg-
looze wij'ze maakte zij geen geheim van
het feit, dat zijn gezelschap haar aan
genaam was.
„Ik ben blij, dat u over iets anders
kunt praten dan over den handel en
voetbal", zeide ziji op zekeren dag tot
hem. „Al do jongelui, die hier komen,
kunnen over niets anders praten."
„Ja ziet u, ik werd niet voor den
handel grootgebracht", zeide hij. „Mis
schien zou het beter voor mij zijn ge
weest als dit wel het geval wlas ge
weest."
„Maar waar werd u dan voor groot
gebracht?" vroeg zij.
„Voor och, voor niets in het bijt
zonder", antwoordde hij ©ven kleuren
de. „Ik ben ©en van die nuttelooze,
hulpelooze stervelingen zonder beroep of
handwerk."
„Ja," zei Oom Paul, „maar weet jij wel
Hoe wij dat hier beskou?
Wy glo, dat God di Britse Volk
In donker ni vertrou"
Dr Leyds over Kruger.
Dr J. W. Leyds, die, als oud-siaats-
secretaris van de Zuid- Afrikaanse!, e re
publiek langen tijd met tem heeft samen
gewerkt, herdenkt den president in een
artikel in „NeerlandiaHij schrijft daar
in o. a.:
Kruger was een groot man, een gewel
dige persoonlijkheid, ook als historische
figuur, en van zulk een wereldheteekenis,
dat zijn naam eenmaal weerklonken heeft
tot in de verste hoeken der aarde.
Zij, die hem alleen hier in Holland in
zijn laatsten tijd hebben gezien, hebben
niet het recht over hem te oordeelen. Hij
was toen een wrak; doof, slecht ziend,
zich moeilijk bewegend. Was dat de groo-
te Kruger? vroeg men zich af. Die vraag
was onbillijk. Men moet hem gekend heb
ben in zijn besten tijd, toon zelfs Bis
marck ik heb het uit zijn eigen mond
toch ook niet een zwak mannetje, van
Kruger dadelijk den indruk van iets ge-
weldigs ontving.
Ik heb zelf ook dien indruk ondergaan,
toen ik hem voor het eerst ontmoette
in 1884 en niettegenstaande ons dage-
lijksch verkeer, dat dikwijls als een dom
per werkt, heb ik dien indruk behouden.
Wat mij het innigst bij zal blijven, wat
ik mij, om zoo te zeggen, herinneren zal
met mijn hart, dat is zijn goedheid,
zijn goedigheid. Een man als hij, in zijn
positie, die, verslaafd als hij was aan zijn
pijp, die altijd neerlegde, zoodra ik de
kamer binnenkwam, omdat hij wist, dat
rook mij kwaad deed, is het wonder,
dat ik van dien man ben gaanhouden?
Doch, ook een zwak man had zulk een
opmerkzaamheid kunnen bewijzen of ook
een man zonder verstand of geest. Kru
ger was liet tegengestelde van beide.
Ik heb in mijn lange leven, en in mijn
rijke ondervinding vele mannen ontmoet
van karakter en begaafdheid; maar ik
zou niet weten wien hoven Kruger te stel
len. Uit boeken geleerd had hij niet en
toch wist hij veel. Zijn kolossaal geheu
gen stelde elk ander in de schaduw. Hij
was scherpzinnig, diepzinnig, vérziend en
wijdziend. En daarbij was hij steeds ge
reed om bekwaamheden in een ander te
erkennen en bij zichzelf zijn eigen tekort
komingen.
Hij was trouw en leende geen oor aan
kwaadspreken.
Hij was een voorbeeldig pleiter in den
Volksraad voor zijn ambtenaren, al had
hij ze pas onder vier oogen den mantel
uitgeveegd.
Hij was nobel in zijn houding tegen
over zijn vijanden, die eenmaal zijn vrien
den waren geweest; en nooit zou hij te
genover hen gebruik maken van wal hij
te hunnen nadeele uit die vroegere tijden
wist.
Nooit zou liij terugkomen op een aan
gelegenheid, waarover hij met een ander
had getwist, als die twist was bijgelegd.
Hij bezat de ware vroomheid, die ge
paard gaat met eerbied voor een anders
overtuiging.
We weten, hoe in den aanvang van
Krugers loopbaan de Boeren onder elkaar
verdeeld waren, terwijl zij van alle kan
ten bedieigd werden door moordlustige
kaffers. Het gold dus het inboorlingen
gevaar te bedwingen en een eind te ma
ken aan de rampzalige hinnenlandsche
verdeeldheden. Beide gelukten. Maar
daarop kwam onder welmeenende doch
zwakke staatspresidenten de inzinking,
die aan een buitenlandschen vijand, den
belager der onafhankelijkheid, de kans
gaf zich van het land meester te maken.
Met één slag bleek toen, in 1877, wat
men aan Kruger had als politicus en als
staatsman. Terwijl de toenmalige staats
president zich bij de inlijving zoo goed als
neerlegde en het land verliet, weigerde
Kruger, in dien tijd slechts vice-president,
de annexatie te erkennen, bleef de Trans
vaal de Zuid-Afrikaansche Republiek
noemen en zichzelven haar vice-president,
bij ontstentenis van den president als zoo
danig optredend.
Na jaren van lijdelijk verzet en vreed
zame vertoogen want Kruger had een
afkeer van bloedvergieten kwam het,
in 1880, tot wapengeweld. En daarbij
kwam voor den dag, hoe scherpzinnig hij
was geweest: dank zij zijn vèrzienden blik
„Misschien .zult ge nog eenmaal iets
doen, waardoor u beroemd wordt," zeide
zij, even lachende.
Hij antwoordde niet, het scheen
slechts een gedachteloos daarheen gewor
pen woord, maar hij vergat het nooit.
Zijn genezipg bleek veel langzamer te
gaan, dan verwacht was, en toen hij
eindelijk verlof kreeg zijn slaapkamer
te verlaten, wilde de dokter liem slechts
toestaan zich naar een zitkamer op dezelf
de verdieping te begeven.
Maar daar hij Floss iederen dag zag,
was 'dit liem onverschillig.
Zij bijna zonder het te weten
was liem aangenaam geworden. Hij'
wachtte op haar komst met grooter ver
langen dan een wachter wacht op den
morgen. Het was bijna een onvermijde
lijk gevolg van den dagelijkschen omgang.
Zij had zulke innemende, vriende
lijke, bevallige manieren, dat hij van
steen had moeten zijn, indien hij haar
niet had liefgekregen.
Hij: werd zich plotseling van het feit
bewust op zekeren dag, toen zijl bij hem
was, en de waarheid vlamde in zijn
oogen en beefde in zijln woorden in een
oogwenk.
Met de scherpe intuïtie eener vrouw,
las zij zijn hart bijna even snel als hij
zelf las, en zijl stond op en verliet hem
plotseling, pnder voorwendsel de keuken-
was Engeland genoodzaakt de Boeren te
behandelen als oorlogvoerenden en iet als
rebellen.
Het is bekend, wat gevolgd is: het her
stel der onafhankelijkheid, eerst ten deele,
daarna geheel.
Welnu, die worstelstrijd der Transva
lere, van 1877 tot 1881, lijdelijk en daar
na metterdaad, deed de Afrikaansehe na
tie geboren worden. In Vrijstaat en in
Kolonie begon men den band te bespeu
ren met de broeders van over de Vaal. In
do Kaap groeide de taalbeweging en werd
de Afrikaner Bond gesticht. In den Oran
je-Vrijstaat gingen roepstemmen op om
hechter politieken band. De Afrikaners
begonnen elkaar meer te zien, beter te
kennen, elkaar te hulp te komen, zich te
voelen één nationaliteit met één taal.
Die ontwokkelingsgang heeft zich, met
schommelingen, voortgezet gedurende de
twintig volgende jaren, toen, en waar
schijnlijk ook wel dóórdat de Transvaal
van Oost en West en Noord werd belaagd.
Totdat de overmeestering volgde, na een
heldenstrijd, die de oogen der geheele we
reld trok, niet naar de Transvalers alleen,
doch naar alle Afrikaners.
Men heeft zich neer te leggen bij on
afwendbare feiten. Maar wij kunnen blij
ven bewonderen en een voorbeeld nemen
aan een groot man, die voor zijn vader
land tot het laatst van zijn leven al zijn
krachten gegeven heeft, zoolang hij ertoe
in staat was.
Zijn einde kwam, voor hemzelven, in
duisternis; doch wij hebben zijn naam in
lichtende letteren voor onzen geest en wij
herdenken hem als den man, die zijn le
ven lang gestreden heeft voor het recht
zichzelf te zijn, en die het meest heeft
hijgedragen tot het aanéénsmeden van de
Afrikaners.
Kruger heeft zelf niet mogen gadeslaan,
waarheen deze beweging leidde: wijzelf,
in dezen tijd, kennen even weinig haar
toekomst
Alles 1 angt af van de jongeren onder
hen.
Welken weg zij ook volgen mogen, in
welke richting hun arbeid moge liggen,
het zal hun en hun vaderland tot eer
strekken, als zij zich spiegelen aan hun
goote mannen en onder hen aan Paul
Kruger.
Nog een herinnering aan
Paul Kruger.
Ds G. A. Lingbeek schrijft aan „Het
Hand.";
't Was 't jaar 1884. Wij jongens wa
ren vuur en vlam geweest, als wij hoor
den van den Transvaaloorlog, de slagen
bij den Langenekpas, etc. Geen wonder,
dat de komst van de Transvalers in Am
sterdam ons ook niet koud liet. En toen
op een Dinsdagavond de dominé op de ca
techisatie tegen ons zei: „Jongens, Zon
dag preekt ds Dutoit uit Transvaal voor
mij in de Nieuwe Kerk; daar ga jelui na
tuurlijk allemaal heen", toen was die
laatste aansporing waarlijk niet noodig.
De dienst in de Nieuwe Kerk zou om
10 uur beginnen, maar 's morgens om 8
uur waren wij al op den Dam geposteerd
voor de kerkdeur. Om, zoodra die deur
openging (wel wat oneerbiedig!) in storm
pas de kerk in te vliegen en een plaats te
zoeken aan den kant van den preekstoel.
Want Kruger zou in de Koningsbank zit
ten, tegenover den preekstoel, en 't was
ons nog minder om de preek dan om Kru
ger te doen. Of de koster of kerkeknecht
al zei: „daar moogt u niet zitten; die
plaats is van een eigenaar", daar stoor
den wij ons dien dag niet aan. t' Was nu:
wie eerst komt eerst maalt, en dus: We
bleven zitten waar wij zaten. Twee uur
lang, vóór er iets begon!
Maar ons wachten werd beloond. Want
tegen tien uur, daar kwam de breede, rij
zige gestalte van Kruger, ietwat gebogen,
de Koningsbank binnenschuiven, gevolgd
door den nog forscheren zwaargebaarden
Generaal Smit. En toen Kruger rustig
gezeten was, opziende naar den preek
stoel, toen kregen wij dat oog te zien,
waarvan wij de uitdrukking nooit verge
ten. Een groot donker oog, dat kalm op
zag, met soms iets droomerigs weemoe
digs erin. En wat vastberaden trek om
dien mond!
Ds Dutoit hield een Pinksterpreek ('t
was dien dag Pinksterdag) over den
tekst: „De wereld kan den Heiligen Geest
niet ontvangen, want ze kent Hem niet,
maar gij kent hem"
meid nog eenige hevelen voor het eten
te moeten geven.
Zij bleef geen vijf minuten weg, maar
in die minuten had zij' besloten wat te
doen. „Hoe onverantwoordelijk en dwaas
van mij, dat ik het hem niet eerder
heb verteld," zeide zij' hij zichzelf, terwijl
zij' langzaam de trap opliepi.
Hij wachtte met brandend ongeduld
haar terugkomst af. Iliji zou haar de
waarheid vertellen, dat hij naam zou ma
ken, indien zij er slechts in wilde toe
stemmen de zijne te worden. Haar ver
tellen, dat zij de inspiratie zijns levens
was, zijn alles.
Zij kwam glimlachend in de kamer
terug. „Mijnheer Wyburn", zeide zij een
voudig, „ik geloof, da.t ilc u nog nooit
heb verteld, dat ik in het voorjaar ga
trouwen."
HOOFDSTUK V.
IJ v e r z u c li t.
Floss zag hem niet aan om de uit
werking harer aankondiging niet te zien.
Zij' liep hem voprbij naar de andere
zijde van de kamer en begon eenige
chrysanthemums te verschikken, die in
een vaas stonden. Het duurde verschei
dene minuten, eer zij hiermede gereed
wastoen ging zij een paar passen achter
uit om het effect van haar werk te be-
Nog hooren wij dat Transvaalsche:
„Amien", waarmee hij zijn korte preek
besloot.
Den volgenden Dinsdag op de catechi
satie was die kerkedienst natuurlijk het
onderwerp. Onze dominé had de o. i. goe
de gewoonte om ons niet maar een leer-
buiten-het-leven om te leeren, maar om
ons in alles wat er op kerkelijk en gods
dienstig gebied voorviel in te leiden. En
wat kregen wij nu ditmaal een mooi ver
haal!
„Ik had tegen mijn rijtuigverhuurder
gezegd", zoo vertelde dominé: „Zorg voor
het mooiste rijtuig, dat je krijgen kunt,
want ik moot Zondagmorgen den Staats
president van de Zuid-Afrikaansche Re
publiek ermee van het Amstelhotel afha
len en naar de Nieuwe Kerk rijden. Nu,
daar had de man ook goed voor gezorgd.
Maardaar kwam ik aan het Amstel
hotel in een groote kamer, met lichtkleu
rig tapijt en wit satijnen streken,maar
o wee! overal in de kamer had de directie
van die bakjes op den grond laten zet
ten. Want die Transvalers pruimden!
En niet alleen, dat ze pruimden, maar
nu, jelui begrijpt wel, die satijnen streken
konden daar niet tegen. Dus daarvoor die
hakjes.
En toen wij in dat mooie rijtuig waren
gezeten, zoo ging dominé voort, daar gin
gen dadelijk de raampjes open en toen
was 't een kruisvuur om mij heen links
en rechts de ramen uit! Pats, pats, dat
vloog maar om mij heen."
Onze goede dominé stond bekend als
iemand, die nogal van odeur hield. Dien
dag moest hij voor zijn Transvaalliefde
ook wat over hebben!
De Transvalers, en vooral Kruger,
hadden wel een fijn hart en een fijnen
geest, maar alsnog geen fijne manieren!
„Zoo 't kleed niet 'fijn is,
Als 't hart maar rein is,
Dan is het goed",
zong eenmaal ds De Liefde.
De Russische graanuitvoer.
De plaatsvervangende Russische com
missaris voor buitenlandschen handel,
Frumkin, heeft in een onderhoud met
Berlijnsehe vertegenwoordigers van de
pers verklaard, dat men in Rusland hoopt
het plan betreffende den graanuitvoer toch
nog ten volle te kunnen uitvoeren, hoe
wel de oogst tengevolge van het ongun
stige weder tot nu toe slechts 85 pet
van de oorspronkelijke raming heeft op
gebracht-
De opstand der Drusen.
Blijkens een bericht in de „Times" uit
Haifa is de stad Damascus tot Maandag
avond voor het grootste gedeelte in han
den van oproerlingen en onruststokers
geweest. Het Fransche garnizoen, dat on
geveer 2000 man sterk is, had zich in de
voornaamste gebouwen in het centrum
teruggetrokken en beschoot van daar uit
de oproerlingen. Op sommige o ogenblik
ken waren alle verbindingen afgesneden.
Aan de onlusten kwam eerst een einde,
toen de notabelen gelijk gemeld hun on
derwerping aan den vertegenwoordiger
van den hoogen commissaris aanboden en
zich bereid verklaarden een boete te be
talen en hun geweren uit te leveren.
Uit Marokko.
De Daily Telegragh aneldt uit Tandzjer
dat de inwoners van Tetoean opgeschrikt
zijn door de tijding, dat Abd El Krim
Tetoean met gifgasbommen gaat beschie
ten. Rijke Joodsicbe families uit Tetoean
vertrekken naar Tandzjer en een aantal
Spaansche burgers naar Ceuta- Bij den
toren van Tetoean is een batterij opge
steld, dip^ dagelijks de stelling van de
Riffijnsche artillerie in het gebergte be
schiet, maar deze tot dusver niet tot
zwijgen heeft gebracht.
De financiën vain Amerika.
De financiën van de Vereen. Staten
zijin in florissanten toestand. Dit blijk!)
wel het meest uit het feit, meegedeeld
door den minister van financiën, MeUon,
aan de Senaatscommissie voor de cre-
diefcen ,dat sedert de beëindiging van den
oorlog de openbare schuld der Unie met
5.000.000.000 dollar is verminderd.
wonderen, en neuriede ondertusschen
eenige regels van een oud liedje.
Zij wilde hem doen denken, dat zij
niet in zijn hart had gelezen, en dat
zijn geheim slechts hemzelf behoorde.
Het was gelukkig voor haar, dat zij
de volle uitwerking harer woorden niet
zag, want zijl behoorde niet tot hen,
die er trotsch op zijn, veroveringen te ma
ken, en er behagen in scheppen verdriet)
te doen.
Toen zij weder tegenover hem plaats
nam ,bad hij uiterlijk zijn gewone zelf-
beheersching herwonnen.
Zijn gelaat was iets bleeker dan te
voren, doch daar lette zij niet op. Maar
hij sprak meer vrijuit dan zijn gewoonte
was, en lachte nu en dan op een bijna
luidruchtige wij'ze.
Hij geeft er niet veel om", zeide zij
bij zichzelf, „en daar ben ik blij om.
Misschien heb ik mij toch vergist. Waar
om zou hij verliefd op mij worden? Het
zou in-ieder geval heel verkeerd van hem
zijln, want ik weet niets van hem af.
Hij denkt, dat hij van mij houdt, en
mij dankbaar is, en dat is niet meer
dan natuurlijk; en hij is waarlijk een
echte gentleman, en weet altijd, hoe hij
zich gedragen moet."
Zij was zoo bezig met haar gedachten,
dat zij ternauwernood acht sloeg op het
geen hij zeide.
Melloiï zeide voorts nog, dat de Vereen.
Staten op het oogenblik een buitengewone
welvaart genieten. Zij kunnen schulden
aflossen, zonder den belastingbetaler on
redelijk te belasten.
Ook heeft Mellon zijn nieuwe plannen
tot belastingverlaging ingediend. Hij steil
o.m. voor de surtaxe op inkomens te
beperken tot 20 pet, en verder den vrij
dom van belasting voor bepaalde obli
gaties af te schaffen en daardoor som
mige zeer rijke lieden niet langer te be-
voordeelen op het punt van belastingen.
Colijn en de gulden.
Als vrijzinnigen niet in het politieke
zonnetje loopen, kunnen ze het werk van
tegenstanders nog wel eens waardeeren.
Zoo trof ons dit zinnetje in het Finan-
ciëel Overzicht van de zeker niet recht-
sche „Haagsche Courant":
„Londen verlaagde zijn disconto, Am
sterdam eveneens en in Parijs zit men
nog steeds in zak en asch! Wanneer
men deze feiten nauwkeurgj nagaat, komt
men tot eigenaardige conclusies en treedt
daarbij de mentaliteit der drie landen
in een eigenaardig daglicht. Dat onze fin.
politiek uitmuntend wordt gevoerd, zal
ik niet noodig hebben te herhalen, daar
ik verwijzen kan naar de vele beschouwin
gen. die ik aan. het financieel-economisch
inzicht van den heer Mr Vissering heb
gewijd- Daarnaast heeft Minister Colijn
niets onbeproefd gelaten om onzen gulden
weer tot zijn waarde te brengen, hetgeen
er in hooge mate toe heeft bijgedragen,
om het vertrouwen in binnen- en buiten
land weer te doen toenemen. En wat
Engeland aangaat, daar is men evenmin
teruggetreden voor het nemen van dras
tische maatregelen, ten einde het Pond
Sterling weer op pari te brengen."
Minister Colijn liet niets onbeproefd om
onzen gulden weer tot zijn waarde te
brengen; maar de „loyale" oppositie
liet 'niets onbeproefd om zijn pogen te
verijdelen, voegt de Rott. er aan toe.
Een staking bij Wilton aan-
s taainde?
Dinsdag heeft te Amsterdam een con
ferentie plaats gehad tusschen de be
sturen van den Metaalbond en den Al-
gemeenen Nederlandschen Metaalbewer-
kersbond inzake de kwestie-Wilton te Rot
terdam. De beide partijen zijn in deze
conferentie niet met elkaar tot overeen
stemming gekomen.
Na beëindiging dezer conferentie heeft
het hoofdbestuur van den Alg. Ned. Me-
taalbewerkersbond aan de firma Wilton
een ultimatum gezonden, dat vervat was
in een telegram, luidende als volgt:
„Indien voor 22 October geen bevre
digende toezegging door U wordt gedaan
ten aanzien van de ingediende eischen,
zal Donderdagmorgen 22 dezer het werk
worden gestaakt."
(Deze Bond sprak natuurlijk alleen voor
zichzelf, maar deed alsof er geen Chr. en
R-K. Bonden bestaan.)
De bestelling van dagbladen.
De directies van eenige groote bladen
hebben zich tot het hoofdbestuur der
posterijen gewend met verzoek om kosten
opgaaf voor de bezorging der couranten
per post ,wat tot dusverre door loopers
geschiedt. In verschillende plaatsen is
vanwege de posterijien aan de agenten
opg'av© van bet gtetal der abonnees ge
vraagd. De bedoeling is de postbezorging
in afzonderlijke bestelling te doen geschie
den. De reden van deze wijziging is te
zoeken in de toepassing der verzekerings
wetten, die de directies of agenten ver
plichten tot betaling van de premiën voor
de loopers. Een agent van een bekend:
dagblad te Alkmaar heeft zelfs een dwang
bevel van den Raad van Arbeid thuis
gekregen waarin hem 'aangezegd wordt,
de verschuldigde premiën voor de onge
vallenwet te betalen, bij gebreke waarvan
zijn inboedel zal worden verkocht.
Emigratienaar Canada.
Het is den directeur van het Informatie
bureau van die Nederlandsche vereeniging
„Landverhuizing' naar van die zijde
wordt medegedeeld gebleken', dat door
eien Ganadeesch© Maatschappij! a&nge-
Toen zij de kamer verliet slaakte hij
een zucht van verlichting. Hij was blij,
of hjj zich dwaas had aangesteld of niet.
Hoe meer hij zich trachtte te herinneren,
wat hij het laatste half uur had gezegd,
des te verwarder werd alles. Hij Was
als iemand, die bedwelmd werd door een
zwaren slag.
De binnenmeid kwam eindelijk de lamp
fopsteken. Die verpleegster had hem ver
laten.
Hij nam een tijdschrift op en trachtte
te lezen, maar de regels vloeiden ineen
tot een onregelmatigen inktvlak, en toen
hij het met de afbeeldingen probeerde,
losten zij zich allen op in een portret
van Floss Gresham.
Toen de meid hem verlaten had, wierp
hij het tijdschrift weg en staarde in het
vuur; en nog was het gelaat van Floss
voor hem, en zagen haar heldere, mooie
'oogen ernstig in de zijne.
„En nu, wat nu?" zeide hij op bitteren
toon tot zich zelf. „Ik ben een dwaas
geweest, dat ik mijzelf toestond haar lief
te .hebben.
Ik vergat, dat ik hier in Deeping
slechts een armzalige geldschietersklerk
ben, met het enorme salaris van twaalf
honderd gulden per jaar.
(Wordt vervolgd.)
I i.Ji.i i. J..j w I J