DE ZEEUW ™fwiËDË"iiZs5r I 1» 's levens branding. Buitenland. Binnenland. )el „In den Hercules" FEUILLETON. J W DRUKWERK BIJ LE COINTRE, GOES Burg, Middelburg. in in Bijbels en Kerkboeken voorradig, otjes en Haakjes voorradig. Sloten voor Tafelbjjbels. r a t i s inzetten van uw naam. lanbevelend, G. M. FEU. m VAR DONDERDAG 22 OCTOBER 1925. No. 19. PAUL KRUGERHERDENKING. De Kaffer, die lezen kon. Paul Krugér verleid" eens van een zeer trouwen kaffer, dien hij op Boekenhout- fontein, in het district Rustenburg had. In don winter trok Kroger met zijn vee naar Saulspoort in den omtrek var. Pi- laansberg. Voor zijn vertrek riep hij nu dezen Kaffer terzijde en zei hem: „Ik wil je een brief leeren lezen." Ik zette zoo vertelde Kruger nu strepen op een stukje papier en legde uit, dat de langste strepen meloenen, de daar op volgende in lengte zoetlemoener. (si naasappelen) en de kortste zuurlemoenen (.citroenen) beteekenden. Als hij nu een brief kreeg met een aantal van die stre pen, dan moest hij den brenger van dien brief hetzelfde aantal van een dezer drie vruchten meegeven en mij dit dan ook weer meedeelen door middel van hetzelfde aantal kortere of langere strepen als hij van elk soort had gezonden. De Kaffer was nu verschrikkelijk trotsch op zijn schrijf- en leeskunst, en vond dat hij meer was dan elke andere Kaffer. Ik had hem niet eens behoeven te zeggen, dat hij ons geheim aan niemand moest meedeelen, dit nad hij toch niet gedaan Later zond ik boden, wien ik eenvoudig zei: „Breng dezen brief aan April, hij zal dan meegeven wat ik vraag." Dit gebeur de ook en toen zij met een brief van April terugkwamen, zei ik, dat zij mij den brief moesten geven, dien April geschreven had, want dat ik zien wou of zij mij be drogen hadden. Dit was hun al te wonder lijk en de geleerdheid van April wekte hun afgunst en bewondering. Overa1 ver telden zij van den slimmen April, die plotseling lezen en schrijven liad geleerd. „De brief, die lieg t." Paul Kruger vertelde van een anderen Kaffer het volgende: De zorg voor gekleurd arbeidsvolk was niet gemakkelijk, want zelfs wanneer een Kaffer wil werken, dan tracht hij toch nog zijn baas op de een of andere wijze fe bedriegen. En als l ij iets kent, dan wordt zijn parmantigheid vaak „onver- dragelijk". Steeds hadden wij, zegt Kru ger, met deze karakter eigenschappen te strijden een strijd die echter ook zijn vroolijke zijde had. Zoo zond ik bijv eens op een nieuwjaarsdag van mijn plaats Waterkloof een Kaffer naar de plaats van mijn moeder om eenige gedroogde perzi ken te halen. Mijn moeder zond mij vijf of zes pond en meldde dit in een blief je, dat mijn Kaffer mij eerlijk ter band stel de. Uit den brief zag ik echter al dadelijk, dat de Kaffer mij bedrogen had, want dat hij mij veel minder perziken bracht dan er in den brief waren opgegeven. Ik vroeg hem waarom hij mij bedroeg en waarom hij bijna alle perziken had opge geten. „In dien brief staat, dat er veel meer waren," zeide ik l.om. „Baasantwoordde de Kaffer, "die brief liegt, hij kon niet gezien hebben, hoe ik die perziken heb opgegeten. Ik heb hem anderen kant die grooten kop onder een klipje gelegd en heb dees' kant die kop die perziken opgegeten." Toen ik lrem echter overtuigde dat de brief het toch wist, bekende hij deemoedig zijn schuld. Maar begrijpen deed hij het echter niet. De Rooinek en Oom Paul. (Uit de oude doos.) 'n Rooinek zei eens teen Oom Paul: „k Wil jou 'n keer tog seg Hoe groot de Britsche rijk wel is Waar jou nou tegen veg. Ons baje groote Britse Rijk Het kom van Noord tot Zuid Al uitgestrekt, 't Ligt overal Weet jij wat dit beduid? Dat voor ons volk de lieve zon Nooit ni kan ondergaan Maar altijd voor di Britse oog Bly aan di hemel staan." 11.) O- Dit alles echter vermeerderde slechts haar nieuwsgierigheid. Echt vrouwelijk, hoe meer gesloten hij was, des te meer belang stelde zij in hem. Zoo kwam zij dus iederen dag een poos bij hem zitten, en op haar arg- looze wij'ze maakte zij geen geheim van het feit, dat zijn gezelschap haar aan genaam was. „Ik ben blij, dat u over iets anders kunt praten dan over den handel en voetbal", zeide ziji op zekeren dag tot hem. „Al do jongelui, die hier komen, kunnen over niets anders praten." „Ja ziet u, ik werd niet voor den handel grootgebracht", zeide hij. „Mis schien zou het beter voor mij zijn ge weest als dit wel het geval wlas ge weest." „Maar waar werd u dan voor groot gebracht?" vroeg zij. „Voor och, voor niets in het bijt zonder", antwoordde hij ©ven kleuren de. „Ik ben ©en van die nuttelooze, hulpelooze stervelingen zonder beroep of handwerk." „Ja," zei Oom Paul, „maar weet jij wel Hoe wij dat hier beskou? Wy glo, dat God di Britse Volk In donker ni vertrou" Dr Leyds over Kruger. Dr J. W. Leyds, die, als oud-siaats- secretaris van de Zuid- Afrikaanse!, e re publiek langen tijd met tem heeft samen gewerkt, herdenkt den president in een artikel in „NeerlandiaHij schrijft daar in o. a.: Kruger was een groot man, een gewel dige persoonlijkheid, ook als historische figuur, en van zulk een wereldheteekenis, dat zijn naam eenmaal weerklonken heeft tot in de verste hoeken der aarde. Zij, die hem alleen hier in Holland in zijn laatsten tijd hebben gezien, hebben niet het recht over hem te oordeelen. Hij was toen een wrak; doof, slecht ziend, zich moeilijk bewegend. Was dat de groo- te Kruger? vroeg men zich af. Die vraag was onbillijk. Men moet hem gekend heb ben in zijn besten tijd, toon zelfs Bis marck ik heb het uit zijn eigen mond toch ook niet een zwak mannetje, van Kruger dadelijk den indruk van iets ge- weldigs ontving. Ik heb zelf ook dien indruk ondergaan, toen ik hem voor het eerst ontmoette in 1884 en niettegenstaande ons dage- lijksch verkeer, dat dikwijls als een dom per werkt, heb ik dien indruk behouden. Wat mij het innigst bij zal blijven, wat ik mij, om zoo te zeggen, herinneren zal met mijn hart, dat is zijn goedheid, zijn goedigheid. Een man als hij, in zijn positie, die, verslaafd als hij was aan zijn pijp, die altijd neerlegde, zoodra ik de kamer binnenkwam, omdat hij wist, dat rook mij kwaad deed, is het wonder, dat ik van dien man ben gaanhouden? Doch, ook een zwak man had zulk een opmerkzaamheid kunnen bewijzen of ook een man zonder verstand of geest. Kru ger was liet tegengestelde van beide. Ik heb in mijn lange leven, en in mijn rijke ondervinding vele mannen ontmoet van karakter en begaafdheid; maar ik zou niet weten wien hoven Kruger te stel len. Uit boeken geleerd had hij niet en toch wist hij veel. Zijn kolossaal geheu gen stelde elk ander in de schaduw. Hij was scherpzinnig, diepzinnig, vérziend en wijdziend. En daarbij was hij steeds ge reed om bekwaamheden in een ander te erkennen en bij zichzelf zijn eigen tekort komingen. Hij was trouw en leende geen oor aan kwaadspreken. Hij was een voorbeeldig pleiter in den Volksraad voor zijn ambtenaren, al had hij ze pas onder vier oogen den mantel uitgeveegd. Hij was nobel in zijn houding tegen over zijn vijanden, die eenmaal zijn vrien den waren geweest; en nooit zou hij te genover hen gebruik maken van wal hij te hunnen nadeele uit die vroegere tijden wist. Nooit zou liij terugkomen op een aan gelegenheid, waarover hij met een ander had getwist, als die twist was bijgelegd. Hij bezat de ware vroomheid, die ge paard gaat met eerbied voor een anders overtuiging. We weten, hoe in den aanvang van Krugers loopbaan de Boeren onder elkaar verdeeld waren, terwijl zij van alle kan ten bedieigd werden door moordlustige kaffers. Het gold dus het inboorlingen gevaar te bedwingen en een eind te ma ken aan de rampzalige hinnenlandsche verdeeldheden. Beide gelukten. Maar daarop kwam onder welmeenende doch zwakke staatspresidenten de inzinking, die aan een buitenlandschen vijand, den belager der onafhankelijkheid, de kans gaf zich van het land meester te maken. Met één slag bleek toen, in 1877, wat men aan Kruger had als politicus en als staatsman. Terwijl de toenmalige staats president zich bij de inlijving zoo goed als neerlegde en het land verliet, weigerde Kruger, in dien tijd slechts vice-president, de annexatie te erkennen, bleef de Trans vaal de Zuid-Afrikaansche Republiek noemen en zichzelven haar vice-president, bij ontstentenis van den president als zoo danig optredend. Na jaren van lijdelijk verzet en vreed zame vertoogen want Kruger had een afkeer van bloedvergieten kwam het, in 1880, tot wapengeweld. En daarbij kwam voor den dag, hoe scherpzinnig hij was geweest: dank zij zijn vèrzienden blik „Misschien .zult ge nog eenmaal iets doen, waardoor u beroemd wordt," zeide zij, even lachende. Hij antwoordde niet, het scheen slechts een gedachteloos daarheen gewor pen woord, maar hij vergat het nooit. Zijn genezipg bleek veel langzamer te gaan, dan verwacht was, en toen hij eindelijk verlof kreeg zijn slaapkamer te verlaten, wilde de dokter liem slechts toestaan zich naar een zitkamer op dezelf de verdieping te begeven. Maar daar hij Floss iederen dag zag, was 'dit liem onverschillig. Zij bijna zonder het te weten was liem aangenaam geworden. Hij' wachtte op haar komst met grooter ver langen dan een wachter wacht op den morgen. Het was bijna een onvermijde lijk gevolg van den dagelijkschen omgang. Zij had zulke innemende, vriende lijke, bevallige manieren, dat hij van steen had moeten zijn, indien hij haar niet had liefgekregen. Hij: werd zich plotseling van het feit bewust op zekeren dag, toen zijl bij hem was, en de waarheid vlamde in zijn oogen en beefde in zijln woorden in een oogwenk. Met de scherpe intuïtie eener vrouw, las zij zijn hart bijna even snel als hij zelf las, en zijl stond op en verliet hem plotseling, pnder voorwendsel de keuken- was Engeland genoodzaakt de Boeren te behandelen als oorlogvoerenden en iet als rebellen. Het is bekend, wat gevolgd is: het her stel der onafhankelijkheid, eerst ten deele, daarna geheel. Welnu, die worstelstrijd der Transva lere, van 1877 tot 1881, lijdelijk en daar na metterdaad, deed de Afrikaansehe na tie geboren worden. In Vrijstaat en in Kolonie begon men den band te bespeu ren met de broeders van over de Vaal. In do Kaap groeide de taalbeweging en werd de Afrikaner Bond gesticht. In den Oran je-Vrijstaat gingen roepstemmen op om hechter politieken band. De Afrikaners begonnen elkaar meer te zien, beter te kennen, elkaar te hulp te komen, zich te voelen één nationaliteit met één taal. Die ontwokkelingsgang heeft zich, met schommelingen, voortgezet gedurende de twintig volgende jaren, toen, en waar schijnlijk ook wel dóórdat de Transvaal van Oost en West en Noord werd belaagd. Totdat de overmeestering volgde, na een heldenstrijd, die de oogen der geheele we reld trok, niet naar de Transvalers alleen, doch naar alle Afrikaners. Men heeft zich neer te leggen bij on afwendbare feiten. Maar wij kunnen blij ven bewonderen en een voorbeeld nemen aan een groot man, die voor zijn vader land tot het laatst van zijn leven al zijn krachten gegeven heeft, zoolang hij ertoe in staat was. Zijn einde kwam, voor hemzelven, in duisternis; doch wij hebben zijn naam in lichtende letteren voor onzen geest en wij herdenken hem als den man, die zijn le ven lang gestreden heeft voor het recht zichzelf te zijn, en die het meest heeft hijgedragen tot het aanéénsmeden van de Afrikaners. Kruger heeft zelf niet mogen gadeslaan, waarheen deze beweging leidde: wijzelf, in dezen tijd, kennen even weinig haar toekomst Alles 1 angt af van de jongeren onder hen. Welken weg zij ook volgen mogen, in welke richting hun arbeid moge liggen, het zal hun en hun vaderland tot eer strekken, als zij zich spiegelen aan hun goote mannen en onder hen aan Paul Kruger. Nog een herinnering aan Paul Kruger. Ds G. A. Lingbeek schrijft aan „Het Hand."; 't Was 't jaar 1884. Wij jongens wa ren vuur en vlam geweest, als wij hoor den van den Transvaaloorlog, de slagen bij den Langenekpas, etc. Geen wonder, dat de komst van de Transvalers in Am sterdam ons ook niet koud liet. En toen op een Dinsdagavond de dominé op de ca techisatie tegen ons zei: „Jongens, Zon dag preekt ds Dutoit uit Transvaal voor mij in de Nieuwe Kerk; daar ga jelui na tuurlijk allemaal heen", toen was die laatste aansporing waarlijk niet noodig. De dienst in de Nieuwe Kerk zou om 10 uur beginnen, maar 's morgens om 8 uur waren wij al op den Dam geposteerd voor de kerkdeur. Om, zoodra die deur openging (wel wat oneerbiedig!) in storm pas de kerk in te vliegen en een plaats te zoeken aan den kant van den preekstoel. Want Kruger zou in de Koningsbank zit ten, tegenover den preekstoel, en 't was ons nog minder om de preek dan om Kru ger te doen. Of de koster of kerkeknecht al zei: „daar moogt u niet zitten; die plaats is van een eigenaar", daar stoor den wij ons dien dag niet aan. t' Was nu: wie eerst komt eerst maalt, en dus: We bleven zitten waar wij zaten. Twee uur lang, vóór er iets begon! Maar ons wachten werd beloond. Want tegen tien uur, daar kwam de breede, rij zige gestalte van Kruger, ietwat gebogen, de Koningsbank binnenschuiven, gevolgd door den nog forscheren zwaargebaarden Generaal Smit. En toen Kruger rustig gezeten was, opziende naar den preek stoel, toen kregen wij dat oog te zien, waarvan wij de uitdrukking nooit verge ten. Een groot donker oog, dat kalm op zag, met soms iets droomerigs weemoe digs erin. En wat vastberaden trek om dien mond! Ds Dutoit hield een Pinksterpreek ('t was dien dag Pinksterdag) over den tekst: „De wereld kan den Heiligen Geest niet ontvangen, want ze kent Hem niet, maar gij kent hem" meid nog eenige hevelen voor het eten te moeten geven. Zij bleef geen vijf minuten weg, maar in die minuten had zij' besloten wat te doen. „Hoe onverantwoordelijk en dwaas van mij, dat ik het hem niet eerder heb verteld," zeide zij' hij zichzelf, terwijl zij' langzaam de trap opliepi. Hij wachtte met brandend ongeduld haar terugkomst af. Iliji zou haar de waarheid vertellen, dat hij naam zou ma ken, indien zij er slechts in wilde toe stemmen de zijne te worden. Haar ver tellen, dat zij de inspiratie zijns levens was, zijn alles. Zij kwam glimlachend in de kamer terug. „Mijnheer Wyburn", zeide zij een voudig, „ik geloof, da.t ilc u nog nooit heb verteld, dat ik in het voorjaar ga trouwen." HOOFDSTUK V. IJ v e r z u c li t. Floss zag hem niet aan om de uit werking harer aankondiging niet te zien. Zij' liep hem voprbij naar de andere zijde van de kamer en begon eenige chrysanthemums te verschikken, die in een vaas stonden. Het duurde verschei dene minuten, eer zij hiermede gereed wastoen ging zij een paar passen achter uit om het effect van haar werk te be- Nog hooren wij dat Transvaalsche: „Amien", waarmee hij zijn korte preek besloot. Den volgenden Dinsdag op de catechi satie was die kerkedienst natuurlijk het onderwerp. Onze dominé had de o. i. goe de gewoonte om ons niet maar een leer- buiten-het-leven om te leeren, maar om ons in alles wat er op kerkelijk en gods dienstig gebied voorviel in te leiden. En wat kregen wij nu ditmaal een mooi ver haal! „Ik had tegen mijn rijtuigverhuurder gezegd", zoo vertelde dominé: „Zorg voor het mooiste rijtuig, dat je krijgen kunt, want ik moot Zondagmorgen den Staats president van de Zuid-Afrikaansche Re publiek ermee van het Amstelhotel afha len en naar de Nieuwe Kerk rijden. Nu, daar had de man ook goed voor gezorgd. Maardaar kwam ik aan het Amstel hotel in een groote kamer, met lichtkleu rig tapijt en wit satijnen streken,maar o wee! overal in de kamer had de directie van die bakjes op den grond laten zet ten. Want die Transvalers pruimden! En niet alleen, dat ze pruimden, maar nu, jelui begrijpt wel, die satijnen streken konden daar niet tegen. Dus daarvoor die hakjes. En toen wij in dat mooie rijtuig waren gezeten, zoo ging dominé voort, daar gin gen dadelijk de raampjes open en toen was 't een kruisvuur om mij heen links en rechts de ramen uit! Pats, pats, dat vloog maar om mij heen." Onze goede dominé stond bekend als iemand, die nogal van odeur hield. Dien dag moest hij voor zijn Transvaalliefde ook wat over hebben! De Transvalers, en vooral Kruger, hadden wel een fijn hart en een fijnen geest, maar alsnog geen fijne manieren! „Zoo 't kleed niet 'fijn is, Als 't hart maar rein is, Dan is het goed", zong eenmaal ds De Liefde. De Russische graanuitvoer. De plaatsvervangende Russische com missaris voor buitenlandschen handel, Frumkin, heeft in een onderhoud met Berlijnsehe vertegenwoordigers van de pers verklaard, dat men in Rusland hoopt het plan betreffende den graanuitvoer toch nog ten volle te kunnen uitvoeren, hoe wel de oogst tengevolge van het ongun stige weder tot nu toe slechts 85 pet van de oorspronkelijke raming heeft op gebracht- De opstand der Drusen. Blijkens een bericht in de „Times" uit Haifa is de stad Damascus tot Maandag avond voor het grootste gedeelte in han den van oproerlingen en onruststokers geweest. Het Fransche garnizoen, dat on geveer 2000 man sterk is, had zich in de voornaamste gebouwen in het centrum teruggetrokken en beschoot van daar uit de oproerlingen. Op sommige o ogenblik ken waren alle verbindingen afgesneden. Aan de onlusten kwam eerst een einde, toen de notabelen gelijk gemeld hun on derwerping aan den vertegenwoordiger van den hoogen commissaris aanboden en zich bereid verklaarden een boete te be talen en hun geweren uit te leveren. Uit Marokko. De Daily Telegragh aneldt uit Tandzjer dat de inwoners van Tetoean opgeschrikt zijn door de tijding, dat Abd El Krim Tetoean met gifgasbommen gaat beschie ten. Rijke Joodsicbe families uit Tetoean vertrekken naar Tandzjer en een aantal Spaansche burgers naar Ceuta- Bij den toren van Tetoean is een batterij opge steld, dip^ dagelijks de stelling van de Riffijnsche artillerie in het gebergte be schiet, maar deze tot dusver niet tot zwijgen heeft gebracht. De financiën vain Amerika. De financiën van de Vereen. Staten zijin in florissanten toestand. Dit blijk!) wel het meest uit het feit, meegedeeld door den minister van financiën, MeUon, aan de Senaatscommissie voor de cre- diefcen ,dat sedert de beëindiging van den oorlog de openbare schuld der Unie met 5.000.000.000 dollar is verminderd. wonderen, en neuriede ondertusschen eenige regels van een oud liedje. Zij wilde hem doen denken, dat zij niet in zijn hart had gelezen, en dat zijn geheim slechts hemzelf behoorde. Het was gelukkig voor haar, dat zij de volle uitwerking harer woorden niet zag, want zijl behoorde niet tot hen, die er trotsch op zijn, veroveringen te ma ken, en er behagen in scheppen verdriet) te doen. Toen zij weder tegenover hem plaats nam ,bad hij uiterlijk zijn gewone zelf- beheersching herwonnen. Zijn gelaat was iets bleeker dan te voren, doch daar lette zij niet op. Maar hij sprak meer vrijuit dan zijn gewoonte was, en lachte nu en dan op een bijna luidruchtige wij'ze. Hij geeft er niet veel om", zeide zij bij zichzelf, „en daar ben ik blij om. Misschien heb ik mij toch vergist. Waar om zou hij verliefd op mij worden? Het zou in-ieder geval heel verkeerd van hem zijln, want ik weet niets van hem af. Hij denkt, dat hij van mij houdt, en mij dankbaar is, en dat is niet meer dan natuurlijk; en hij is waarlijk een echte gentleman, en weet altijd, hoe hij zich gedragen moet." Zij was zoo bezig met haar gedachten, dat zij ternauwernood acht sloeg op het geen hij zeide. Melloiï zeide voorts nog, dat de Vereen. Staten op het oogenblik een buitengewone welvaart genieten. Zij kunnen schulden aflossen, zonder den belastingbetaler on redelijk te belasten. Ook heeft Mellon zijn nieuwe plannen tot belastingverlaging ingediend. Hij steil o.m. voor de surtaxe op inkomens te beperken tot 20 pet, en verder den vrij dom van belasting voor bepaalde obli gaties af te schaffen en daardoor som mige zeer rijke lieden niet langer te be- voordeelen op het punt van belastingen. Colijn en de gulden. Als vrijzinnigen niet in het politieke zonnetje loopen, kunnen ze het werk van tegenstanders nog wel eens waardeeren. Zoo trof ons dit zinnetje in het Finan- ciëel Overzicht van de zeker niet recht- sche „Haagsche Courant": „Londen verlaagde zijn disconto, Am sterdam eveneens en in Parijs zit men nog steeds in zak en asch! Wanneer men deze feiten nauwkeurgj nagaat, komt men tot eigenaardige conclusies en treedt daarbij de mentaliteit der drie landen in een eigenaardig daglicht. Dat onze fin. politiek uitmuntend wordt gevoerd, zal ik niet noodig hebben te herhalen, daar ik verwijzen kan naar de vele beschouwin gen. die ik aan. het financieel-economisch inzicht van den heer Mr Vissering heb gewijd- Daarnaast heeft Minister Colijn niets onbeproefd gelaten om onzen gulden weer tot zijn waarde te brengen, hetgeen er in hooge mate toe heeft bijgedragen, om het vertrouwen in binnen- en buiten land weer te doen toenemen. En wat Engeland aangaat, daar is men evenmin teruggetreden voor het nemen van dras tische maatregelen, ten einde het Pond Sterling weer op pari te brengen." Minister Colijn liet niets onbeproefd om onzen gulden weer tot zijn waarde te brengen; maar de „loyale" oppositie liet 'niets onbeproefd om zijn pogen te verijdelen, voegt de Rott. er aan toe. Een staking bij Wilton aan- s taainde? Dinsdag heeft te Amsterdam een con ferentie plaats gehad tusschen de be sturen van den Metaalbond en den Al- gemeenen Nederlandschen Metaalbewer- kersbond inzake de kwestie-Wilton te Rot terdam. De beide partijen zijn in deze conferentie niet met elkaar tot overeen stemming gekomen. Na beëindiging dezer conferentie heeft het hoofdbestuur van den Alg. Ned. Me- taalbewerkersbond aan de firma Wilton een ultimatum gezonden, dat vervat was in een telegram, luidende als volgt: „Indien voor 22 October geen bevre digende toezegging door U wordt gedaan ten aanzien van de ingediende eischen, zal Donderdagmorgen 22 dezer het werk worden gestaakt." (Deze Bond sprak natuurlijk alleen voor zichzelf, maar deed alsof er geen Chr. en R-K. Bonden bestaan.) De bestelling van dagbladen. De directies van eenige groote bladen hebben zich tot het hoofdbestuur der posterijen gewend met verzoek om kosten opgaaf voor de bezorging der couranten per post ,wat tot dusverre door loopers geschiedt. In verschillende plaatsen is vanwege de posterijien aan de agenten opg'av© van bet gtetal der abonnees ge vraagd. De bedoeling is de postbezorging in afzonderlijke bestelling te doen geschie den. De reden van deze wijziging is te zoeken in de toepassing der verzekerings wetten, die de directies of agenten ver plichten tot betaling van de premiën voor de loopers. Een agent van een bekend: dagblad te Alkmaar heeft zelfs een dwang bevel van den Raad van Arbeid thuis gekregen waarin hem 'aangezegd wordt, de verschuldigde premiën voor de onge vallenwet te betalen, bij gebreke waarvan zijn inboedel zal worden verkocht. Emigratienaar Canada. Het is den directeur van het Informatie bureau van die Nederlandsche vereeniging „Landverhuizing' naar van die zijde wordt medegedeeld gebleken', dat door eien Ganadeesch© Maatschappij! a&nge- Toen zij de kamer verliet slaakte hij een zucht van verlichting. Hij was blij, of hjj zich dwaas had aangesteld of niet. Hoe meer hij zich trachtte te herinneren, wat hij het laatste half uur had gezegd, des te verwarder werd alles. Hij Was als iemand, die bedwelmd werd door een zwaren slag. De binnenmeid kwam eindelijk de lamp fopsteken. Die verpleegster had hem ver laten. Hij nam een tijdschrift op en trachtte te lezen, maar de regels vloeiden ineen tot een onregelmatigen inktvlak, en toen hij het met de afbeeldingen probeerde, losten zij zich allen op in een portret van Floss Gresham. Toen de meid hem verlaten had, wierp hij het tijdschrift weg en staarde in het vuur; en nog was het gelaat van Floss voor hem, en zagen haar heldere, mooie 'oogen ernstig in de zijne. „En nu, wat nu?" zeide hij op bitteren toon tot zich zelf. „Ik ben een dwaas geweest, dat ik mijzelf toestond haar lief te .hebben. Ik vergat, dat ik hier in Deeping slechts een armzalige geldschietersklerk ben, met het enorme salaris van twaalf honderd gulden per jaar. (Wordt vervolgd.) I i.Ji.i i. J..j w I J

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1925 | | pagina 5