JCHTKH
KNAGEN
lïÉfiBS te koop,
Me 9
Zaterdag 10 October SM
40e Jaargang
EERSTE BLAD.
In 's levens branding.
HET ADRES
A. W1LKINQ
m
K
andknecht gevraagd,
OPPE Kz. te Oostkapelk
andknecht gevraagd,
Meid gevraagd
J. DE BUCK,
Meid benoodigd'
Meid gevraagd*
Dit nommer bestaat uit twee bladen
FEUILLETON.
GOES HULST
M
TE K OOF.i
Een Kalfwaaret
rekening, bij JAN LEEN'
i, Kamperland.
TE KOQEi
Een Kalfvaars,
•ekening, W. DE BUCK,
te.
VISSER, Aagtekerke.
TE KOBBi
achtige Varkens,
Meid of aankomende
vraagd, hoog loon, bij W.
K, Melkhandel, Veere.
iOUWERSE, SerooskerkeJ
ndknecht en een Me['|
i, bij C. POLDERMAN,)
■ke.
n Knecht gevraagd,
ORIER, Souburg (Nieu#el
211 Meid gevraagd,
CE VA AL, „Nieuwerve
E RIJCKE, GapiDge.
LOUWERSE Jz., Gapi"»'
Drukkers-Explnilanten
OOSTERBAAN LE COINTRE GOES
Bureaux: Lange Vorststraat 68—70, Cte«
Tel.: Redactie na. tl; Administratie ne. 58
Postrekening No. 36000.
Bijkantoor te Middelburg:
Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259
1Zeeuw
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
A b on nc m e n t s p rijs:
Per 3 maanden, .franco per post, 13.
Losse nummers f0.<
Prijs der Adverientiön:
1—4 regeiS f 1.20, elke regei meer 30 ol
Bij abonnement belangrijke korting.
HOOGER DAN DE KERK.
Twee kinderen waren van der jeugd af
met elkander opgegroeid te Alt-Rreisach,
nabij Freiburg in den Elzas. Hans Liefrink
was een arme burgerzoon, doch Maria
Rup<pacher was de dochter van 'n Raads
lid, een der deftigste burgers van Rreisach.
Beiden hebben elkander lief en als nu,
Liefrink onder leiding van niemand min
der dan Albrecht Durer een talentvolle
kunstenaar is, geworden, en naai- 't stedeke
teruggekeerd is, waagt hij het om de
hand zijner Maria te vragen, Maar de
hoogmoedige vader wijst hem verachtend
af. Ook later blijft de trotschaard, hoe
ook Liefrink recht matigen roem als kun
stenaar verwerft, hem afwijzen. Ja, in
een heftig gesprek, naar aanleiding van
het vernederend aanzoek, zweert hij, dat
hij zijn dochter aan den vermetele, die
haar durft tot vrouwe te, begeeren, niet
geven zal, of hij, Hans Liefrink, moet
een altaar voor de kerk van Rreisach
maken, dat hoognr zij dan de kerk zelve.
Die voorwaarde schijnt ongerijmd en on
uitvoerbaar. Doch zie Liefrink maakt een
altaar, uit hetwelk zich een heerlijk lof
werk van kunstig gesneden hout heft,
zich in de hoogte om' het binnengewelf
der kerk heenbuigt, en zoo., wanneer zijh
kromming, die dat g]ewelf omzoomt, recht
uitgelegd wordt, nog een voet hooger is
dan de kerk zelve. Nu kan hem zijn ge
liefde dan ook niet langer onthouden
worden; da oude Ruppacher, ook door de
standvastige trouw des jonkmans vertee-
derd, neemt hem tot schoonzoon aan, en
nog' heden ten dage is het altaar te Rrei
sach een wijd en zijd beroemd houtsnij)
werk, dat den naam van Liefrink en de
gedachtenis zijner trouwe volharding ver
eeuwigt.
„Hooger dan de kerk", noemd Wil-
lielmine von Hillern dit verhaal. Het bergt
een gewichtige waarheid. Het altaar, dat
in de kerk staat opgericht, is omgebogen
om aan het gewelf der kerk te kunnen
aangepast worden. Zoo is de leer, die wij
belijden, de uitdrukking, die wij, beperkte
menschen, genoodzaakt zijn, aan onze
aanbidding te geven. De kerk bewaart,
omvat, beschermt dat altaar der aan
bidding en geeft er de juiste plaats aan.
Geen menschelijke vorm van taal
of dienst is in staat, den eeu
wigen inhoud van hetgeen de Heilige
Geest in het hart van Gods kinderen;
werkt, volledig uit te spreken. Daarom
is elke leer noodzakelijk onvolmaakt. De
eeuwige waarheid, w'elke zij uitdrukt of
poogt uit te drukken, is volmaakt, maar
de vorm, in welken wijl trachten haar
te vatten, is het niet. Zoo voegt het
ons dan ook niet om verschillen in do
leer van elkander verwijderd te blijven,
indien het onwillekeurig instinct des
levens ons doet voelen, dat er toch een
heid in de diepte bestaat.
Hooger dan de kerk", zij dan onze
leuze. Ook vooral daarom, omdat de
kerk niet de hoogste vorm is, dien het
eeuwige leven, de eeuwige Waarheid, hier
beneden bestemd is aan te nemen. Hoo
ger dan de kerk staat het Koninkrijk,
dat wij verwachten. Wij minachten de
kerk niet, want zij is de noodzakelijke,
de niet te ontberen toebereiding tot het
Koninkrijk. Maar ze is toch slechts toe»
i m
bereiding. Vergieten wij dit nimmer. Maar
de waarheid aan de Gemeente toever
trouwd is onvergankelijk en breekt door
alle kerkelijke vormen heen. Dat is ge
bleken in de Hervorming en bij elke
gewichtige gelegenheid, waar Christus
aanvankelijk, voorloopig, als Rechter op
treedt. En Hij zal tenslotte voor goed
komen en alle dingen oordeelen, alles'
op zijn eigen plaats stellen, waar het door
inwendige neiging heen streeft. „Dan zul
len de rechtvaardigen blinken als do zon
in het Koninkrijk Mijns Vaders". Het
„hooger dan do kerk" zal dan voor ieders
oog werkelijkheid zijin. Alle behoeften, tot
wier vervulling haar kader te eng, haar
gezichtskring te beperkt, haar streven nog
te zeer met het vleesch besmet was, wor
den dan, oneindig heerlijker "dan wijl het
konden 'bidden of denken, bevredigd. En
„wat het oog niet heeft gezien, noch het
oor gehoord, en in eens menschen hart
niet opgeklommen is, dat heeft God bereid
dengenen die Hem liefhebhen." Vergeten
we het niet, hiaar wachten we in stil
verlangen de toekomst af, de heerlijke
Toekomst onzes Konings, wanneer wij; in
nog hooger zin dan de Koningin van
Scheba bij 'het aanschouwen van galomo's
schatten, zullen betuigen: „de helft was
mij niet aangezegd."
(Uit de (zeer vele) nagelaten geschriften
van wijlen Prof. dr J. H. Gunning.)
4). -o-
Douglas Wyburn had dikwijls gehoord
van den rijken en cynischen dokter, Ned
Upton, maar hij had hem nooit gezien;
zijn nederige kamers bevonden zich in
het tegenovergestelde gedeelte der stad,
terwijl de aard zijner bezigheden zooda
nig was, dat het niet waarschijnlijk was,
dat hij met hem in aanraking zou komen.
Toen hij aan de bel trok, voelde hij niet
•de minste belangstelling voor de bewo-
ners, behalve het feit, dat zij het huis
bewoonden, dat de inbrekers tot het doel
hunner werkzaamheden hadden uitge
kozen.
Indien een van een dozijn andere wel
bekende huizen in de stad bedreigd was
geworden, zou hij veel meer belangstel
ling en opwinding gevoeld hebben, om
de eenvoudige reden, dat hij iets wist van
de menschen die er in woonden.
Maar van dezen Dr Ned IJ? ton wist bij
niets dan het feit, dat hij'den naam had,
zeer rijk te zijn, en bepaald zeer excen
triek, om den zachtst mogelijken term te
gebruiken.
Van Floss Gresham had hij zelfs nooit
Wie deed beter?
België verheugt zich thans in onder
scheidene socialistische ministers.
Onder die roode ministers is die van
Nijverheid en Arbeid, Wauters, niet de
minste.
Hij is de schrijver van waardevolle ver
handelingen.
Hij behoort met Vandervelde tot de
meest representatieve figuren van het
Belgisch socialisme.
Welnu, deze roode minister heeft op
een socialistisch congres van ziekenkas
sen het woord gevoerd en blijkens een
hoofdartikel in „De Tijd" onder meer het
navolgende gezegd om te verdedigen, dat
de regeering geen radicale maatregelen
kan nemen:
„Oorzaak: er is geen geld. De begroo-
ting-Theunis had een tekort van 400 mil-
lioen. De begrooting' voor 1926 zal een
tekort hebben van 800 millioen! Men
weet, hoe moeilijk het zal zijn deze bres
te sluiten. Het zou dus tot niets dienen
plannen te maken, als er geen mogelijk
heid bestaat ze uit te voeren. We moeten
steeds de waarheid tot de werklieden zeg
gen. Voor de regeering is het op dit
oogenblik hoofdzaak den frank te verde
digen. Trouwens om de sociale verzeke
ringen uit te bouwen, zouden wij een
nieuw krediet van 400 a 500 millioen
moeten hebben en niets zegt, dat, zoo we
ze moesten bezitten, de mutualiteiten be
kwaam zouden zijn ze te verbruiken."
„Er zou ook kunnen onderzocht wor
den, of de ouderdomsgrens verminderd
worden kan, want tal van categorieën van
werklieden als zeelieden en anderen ster
ven vóór dat zij 65 jaar oud zijn. Waarom
zouden zij dan aan hun pensioen den
ken?
Maar de wet schrijft voor, dat er moet
betaald worden, en dat is maar goed.
De mijnwerkers doen het, waarom zou
den de andere werklieden het niet doen?"
In dien geest sprak Minister Golijn voor
de verkiezingen. Minister Wauters pas
na de verkiezingen.
Wie deed beter? (Rott.)
gehoord, en hij wist niet eens, dat er een
persoon van dien naam bestond.
Had liij geweten ware het zijn geluk
of zijn ongeluk geweest, onder de betoo-
vering harer schoonheid te komen dan
zou hij zich bovenmate verheugd hebben
over het voorrecht haar van dienst te
kunnen zijn. Maar daar hij het niet wist
lag er geen romantisch waas over het
eenvoudig vervullen van zijn plicht.
Als hij den dokter en de politie gewaar
schuwd had, zou zijn aandeel in de zaak
zijn af geloop en.
Bij het hevig gerinkel van de deurbel
sprong Dr Upton van zijn stoel op, alsof
men een schot op hem liad gelost. „Wie
ter wereld kan daar zijn, op dezen tijd
van den avond?" mompelde hij.
Hij aarzelde eenige oogenblikken, toen
stak hij een kaars op en snelde do trap
pen af. „Ik hoop, dat het geen consult
is, en ik er biet dit ellendige weer niet
word uitgehaald", peinsde hij. Hij stak
de lamp in de gang op eer hij de deur
opende; maar hij hield de aangestoken
kaars in zijne hand.
Het uiterlijk van Douglas Wyburn, zoo
als hij daar in de geopende deur stond,
was niet bepaald geschikt om iemand
vertrouwen! in te boezemen.
„U zijt Dr Upton, geloof ik?" zeide hij
gejaagd, zoodra het licht op hem viel.
voor Manufacturen
Dames- en Kinderconfectie
Tapijten - Gordijnen
Sedden - Ledikanten en
aanverwante artikelen is
De Roode Roe
Wie bovenstaande woorden nog nooit
gehoord heeft, zal in geen velden of we
gen raden, wat ze beteekenen.
De landbouwende bevolking zal mo
gelijk denken aan de roe, die men ge*
bruikt bij het opmeten van het land. An
deren houden waarschijnlijk het voor een
titel van een detectief-verhaal. Niets van
dat alles. De Roode Roe was de man
of waren de mannen, die twee en eèn
halve eeuw lang voor de veiligheid van
't platteland van Walcheren moest(én)
zorgen.
Eerst zullen wij in 'tkort nagaan, wie
voor de veiligheid van Walcheren moes
ten zorgen, als 't gevaar van buiten af
kwam, bij oorlog b.v.
Reeds van ouds (zeker van af 'tjaar
1540, dus nog voor de Spaansche troe
belen) werd de bewaking van 'teiland
Walcheren waargenomen door een land
wacht, bestaande uit 16 compagniën voet
volk en ruiterij. Elke compagnie had een
bepaalde plaats, meest aan den rand
van Walcheren, waar de wacht betrokken
moest worden en waar een Wachthuis
stond. De landbouwerswoning van dhr
J. Koppejan Hz. te Welzinge onder Rit-
them heet nog het Wachthuis, omdat
op dezelfde plaats zoo'n waak- of wacht
huis heeft gestaan.
De landlieden, waaruit de landwacht
bestond, hadden zelf voor hun wapens
te zorgen. Alleen bij oorlogsgevaar wer
den ze opgeroepen en naar omstandig
heden in sterkte verminderd of geheel
afgedankt. Na de omwenteling (in 1796).
werd de verouderde instelling van de
landwacht opgeheven. De landwacht dien
de dus om 't gevaar dat van buiten
af kwam, te weren.
De landzaten, voornamelijk de bewo
ners van het platteland, stonden voort
durend aan een ander gevaar bloot, n.l.
de groote onveiligheid ten plattenlande
zelf. Wel was er in elke ambachtsheerlijk
heid een schout met zijn dienaar, maar
blijkbaar waren die niet bij machte het
kwaad te keeren. Bovendien kon de
schout alleen optreden in een bepaald
gebied, het ambacht.
Door vagebonden, inbrekers en bede
laars was het platteland van Walcheren
vroeger zeer onveilig. Soms traden zij
gezamenlijk op, waardoor zij meer macht
hadden en de vrees voor hen grooter
werd. Verscheidene plakkaten tot we
ring van landloopers en dergelijke wer
den uitgevaardigd. Blijkbaar hielp1 dit
niet.
In 1575, dus kort na 't verlaten dei'
Spaansche zijde, ^ontwierp de regeering
van Zeeland een „concept op wat maniere
een generael-officier off zouvereyn
(overste) over 't plattelandt van Zeeland
zoude riden (rijden) omme het gebouften
(slecht volk) te apprebendeeren (in hech-
„Dat is zoo", was het antwoord, dat
zeer kortaf gegeven werd.
„Dan kom ik u vertellen, dat er van
nacht een poging zal gedaan worden om
in uw huis in te breken."
„Waarlijk?" zeide hij op drogen toon,
en in iederen toon zijner stem was ach
terdocht.
Douglas voelde onmiddellijk den scher
pen kant van dat ééne woord en voelde
zich beleedigd.
„Ik dacht, dat het 't beste was eerst te
waarschuwen", zeide hij, kleurende.
„Ik zal nu naar het politiebureau gaan
en ze daar inlichten."
„O, zult ge dat doen? En hoeveel denkt
ge te krijgen voor: uw inlichting?"
„Hoeveel ik denk te krijgen?" herhaal
de Douglas langzaam en verachtelijk.
„Mijnheer, u kunt de politie zelf in
lichten", en hij keerde zich snel op zijn
hielen", om en haastte zich naar het hek.
„Wacht eens even! Wacht eens even!"
riep de dokter, die voelde, dat hij voor
eens zich vergist had. „Ik vraag u om
verontschuldiging als ik onbeleefd
sprak."
„Onbeleefd is het woord niet, mijn
heer," antwoordde Douglas, zich snel om
keer end, „U beleedigt mij."
„Dat was mijn bedoeling' niet. Ge be
grijpt, het is niet zoo gemakkelijk, zoo
tenis ,te nemen), die da.egelicx die landt-
luiden beletten hoeren oest (oogst) met
vreede inne te dregea ende die goede
luyden daegelicx dreigen hoeere huyssen
off (af) te branden ende te beletten;
nae zijn beesten te mogen, alle andere
quaedoeners hoere (hun) quaedt voernee-
men."
In 't bovenstaande lezen we dus, dat de
landlieden lastig werden gevallen bij 't
binnenhalen van dein oogst en bijl 't
bezoeken van hun vee in de wei; ook
werden zij gedreigd met brandstichting en
andere slechte praktijken. Niet alleen
mannen, maar ook vrouwen maakten er
zich aan schuldig.
Aan één persoon, die den titel kreeg
van „officier-extraordinair oft Rooroede",
werd opgedragen het platteland van Zee
land te zuiveren van het genoemde ge
boefte. Zeer begrijpelijk werd hij door
anderen (4 tot 6 personen) hierbij bijge
staan. Hij had nog al vepl macht. „De
voorsz. Rooroe n.l. zal in (ge)val van
feytelycke resistentie (tegenstand) mogen
met wapennen sijtnen last uytvoeren, en
in (ge)val hij zulex doende, ymant ver-
wondet, is verklaert, dat hij daeromme
niet' en zal aenspreeckelijlck wezen."
De Staten van Walcheren stelden voor
het eiland ook zulk een Roode Roe
aan met dezelfde bevoegdheden. Zij be
paalden ook, dat tot onderhoud van dezen
officier van elk geniet lands 1 gr Vis.
(1 halve stuiver) moest betaald worden.
De regeling van den dienst der Roode
Roe ging door deze bepaling over op het
Polderbestuur van Walcheren, die er tot
1812 mede belast bleef.
Evenmin als vroeger onder de Staten
van Zeeland bleef de Roode Roe onder
de Staten van Walcheren onafgebroken
in dienst, herhaaldelijk werd zij afgedankt
of liet men haar uitsterven om weder
spoedig daarna opgericht te worden.
Deze wederoprichting van de R. R. was
steeds het gevolg van de gegronde klach
ten der landlieden over de onveiligheid
ten plattenlande. De polder Walcheren
had te zorgen voor de kosten van de
landwacht en van de Roode Roe. D>ie kos
ten werden verkregen uit eene heffing
van den grond 1 gr. Vis. te betalen
door den baander (pachter) of door den
eigenaar, soms door ieder 1 gr. Vis.
en een impost (accijns) op wijn en bier,
gesleten ten plattenlande door de tappers.
Wij zien hieruit, dat de Landwacht en de
Roode Roe ingesteld waren voor de vei
ligheid der plattelandsbewoners, maar de
gemaakte onkosten werden op hen zelf
verhaald.
Wij zeiden reeds, dat de Roode Roe
in 1812 werd afgedankt. Door den Fran-
schen tijd was ook een ander politie
toezicht ten plattenlande gekomen.
De naamsafleiding van „Roode Roe"
is m.i. moeilijk te geven. De beul werd
vroeger ook wel genoemd de man der
roode roede of de roode roe. Dte hertog
van Al va had in zijn gevolg, zijn Gewel
dige of Roodroê, die hem gis zijh scha
duw volgde, want hij1 Was de uitvoer
der der bloedhevelen.
Mogelijk staat Rood in verband met
bloed en Roe met degenstok.
Het bovenstaande over Roode Roe is
voor een deel ontleend aan het archief
van den Polder Walcheren, bewerkt door
dhr G. de Waard.
Ritthem.
B. J. d e M e ij.
Homoeopathie.
Aan een blijkbaar deskundig verslag
dadelijk alle achterdocht van zicli af te
zetten."
„Denkt u, dat ik een man, dien ik niet
ken, en tegen wien. ik niets heb, een
flauwe poets zou willen spelen?" vroeg
Douglas haastig en met warmte.
„Ik hoop van niet, maar wees zoo goed
binnen te komen, en u zelf wat nader te
verklaren."
„Ik geloof niet, dat er tijd te verliezen
is met het geven van verklaringen. Zij
zijn van plan hun werkzaamheden spoe
dig te beginnen."
„Toch niet, zoolang het licht op is,
denk ik. Ga zitten. U ziet er vermoeid
uit, zelfs uitgeput."
Douglas onderdrukte zijn trots en ge
hoorzaamde. Hij was meer uitgeput clan
hij zelf wist.
De dokter sloeg hem nauwlettend en
achterdochtig gade, terwijl hij zijn weder
varen vertelde. Zijn woorden klonken op
recht, er was geen zweem in te ontdekken
van eenige slechte of onwaardige bedoe
ling'.
Maar een luipaard zou zich even ge
makkelijk van zijn vlekken kunnen ont
doen, als Dr Upton zich ontdoen kon van
zijn achterdocht.
„U heeft er zeker niets tegen mij bij
te staan, bij de verdediging van mijn liuis,
denk ik?" zeide hij eindelijk, terwijl' hij
van de „Msb." ontleent „De Rotterdam
mer" over de door den Londenschen
dr E. A. Neatby gehouden lezing oven
het belang van een goed ingelichte pu
blieke opinie betreffende de voordeeleni
van de homoeopathie voor huisgezin e»
s^taat het volgende:
Hoe werken geneesmiddelen?
De Homoeopathie beweert dat het bes-
Ie geneesmiddel voor een ziekte is hei
agens of het vergif dat in het gezonde
lichaam soortgelijke ziekteverschijnselen
te voorschijn roept.
Heden ten dage is iedereen het e»
óver eens, dat de voornaamste werking
van geneesmiddelen, eenige antiseptica
misschien uitgezonderd, daarin bestaat dat
zij de verweerkracht van cellen en weef
sels prikkelen of deze vermeerderen bij
aangetaste cellen en weefsels, die waar
schijnlijk reeds lijdende zijn tengevolge
van een anderen vijandigen aanval. Hier
bevinden wij ons op gemeenschappelijk!
terrein. Alle medische scholen erkennen
dat de geneesmiddelen op zichzelf en als
zoodanig geen tegengiften of tegenwer
kende stoffen zijn, die elkaar zooals zuur
en alkali neutraliseeren.
Wij kunnen zelfs nog verder gaan op
den gemeenschappelijken weg. De twee
partijen, de homoeopathen en de allo-
pathen, zijn het met elkaar eens over het
feit dat zekere plantaardige vergiften,
voortbrengselen van mikroskopische plan
ten, waardevolle geneesmiddelen betee
kenen bij de behandeling van ziekten', dis
zij zelf te voorschijn roepen. Deze ver
giften, toxinen genoemd, ontstaan uit do
bacteriën en wanneer zij gemodificeerd,
zijn door 'n bepaalde bewerking die zij
ondergaan, noemt men ze vaccins. Deze
vaccins worden niet door den mond in
gegeven maar onder de huid gespoten-
Het bacterieele gif, dat dus de ziekte te
voorschijn roept, kan in minimale doses
de .gtenozing van die ziekte bewerken-
De homoeopathische geneesheeren noe
men dit nu homoepathie, alhoewel' zij
erkennen dat de homoeopathie al bestond
vóór er nog bacteriën waren ontdekt-
Bacteriën-toxinen en vergiften:
van hoogere planten.
Hier scheiden zich Je wegen van allo-
pathen en homoeopathen, want alleen 'de
homoeopathen zijn van meening dat het
zelfde wat voor de bacteriën-toxinen geldt,
óók opgaat voor de vergiften: die in an
dere, hoogere planten te vinden zijn. Het
is toch maar eert kleine stap verder om
'toe te geven dat die andere plantaardigs
Douglas aanzag.
„In het minst niet. Maar denkt u niet,
dat het beter zou zijn, zonder eenig ver
der uitstel, de hulp der politie in te roe
pen?"
Dr Upton wendde zich ongeduldig af,
met een uitroep, die alles; behalve vleiend
was voor de-dienaren van het gerecht.
„Neen, neen; we moeten de inbrekers
in hun eigen val vangen, we kunnen de
politie roepen, als zij gevangen zijn."
Douglas zag niet al te best in, hoe dit
zou moeten gebeuren, maar, voelende, dat
de dokter nog' achterdocht koesterde,
zweeg hij.
Een oogenblik later draaide de dokter
het licht in; de gang uit, toen ging hij
naar boven en blies de lamp in zijn eigen
slaapkamer uit. Douglas hoorde hem
spreken tot iemand op de overloop, maar
hij kon niet verstaan, wat er gezegd werd.
Het was een meisjesstem,, die hem ant
woordde; daar was hij van overtuigd, en
hij bemerkte eensklaps, dat hij zich be
zighield met de vraag, hoe oud zij zou
zijn en hoe zij er uit zou zien.'Toen kwam
de dokter weder in de eetkamer terug,
slechts een blaker in zijn hand dragende.
Hij blies de kaars uit, zoodra hij in de
kamer was en' sloot de deur.
(Wordt vervolgd.)
flvt