Mo 3 Zaterdag 3 October 19)95 40e Jaargang een doornis ?m. EERSTE BLAD, HET ADRES A. W.ILKING 3St nummer bestaat uit twee bladen Zeeuwsche Stemmen. FEUILLETON. GOES HULST Drukkers-Expioiianten: ©OSTERBAAN LE COINTRE GOES Bureaux: Langs Vorststraat 6870, Goes Tel.: Redactie no. 11; Administratie no. 58 Postrekening No. 36000. Bijkantoor te Middelburg: Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259 2"kZeeuw .VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnement sprijs: Per 3 maanden, franco per post, f3.— Losse nummersfO.OS Pr if 8 der Advertentiën: 1—4 regels f 1.20, elke regel meer 30 oL Bij abonnement belangrijke korting. Zware arbeid. Jaren geleden -'t was in de eerste dagen van het bestuur van het ministe rie-Heem sterk-Talma werd in een der dagbladen geklaagd over de schrik barende uitbreiding der bestuurstaak der ministers en gewaarschuwd tegen over- wèrken. De schrijver merkte terecht op, dat het aantal staatslieden, die onder hun taak bezwijken, zoo groot wordt- Dit gold toen van het ministerie-Heems; kerk, tot hetwelk minister Nelissen be hoorde, die met gebroken kracht ontijdig is uitgetreden, en minister Talma die, menschelijkerwijs gesproken, toen dit ka binet in 1913 werd heengezonden derwijs geknakt bleek, dat hij voor inspannenden arbeid ongeschikt geworden, niet lang daama, een vroegen dood stierf. Ook minister Goeman Borgesius bleek bij zijn vervanging door minister Knyper zoo goed als versleten. Minister Idenburg, minister van kolo niën in het ministerie-Heemskerk, moest ïeeds na een jaar om gezondheidsredenen' zijn taak neerleggen; en ook minister Kolkman was na het hem verleende ont slag de oude niet meer. Natuurlijk mogen wij niet vergeLen dat aan minister Idenburg diens jarenlange verblijf in de tropen gedurende de beste jaren zijns levens geen goed zal hebben gedaan. Nu waren dit altegaar bewindslieden van om en bij de twintig jaar geleden. Maar .wie zich nu voorstelt dat het ambt thans minder zwaar drukt en de zorgen sedert dé laatste jaren niet zeer zijn vermeerderd, die vergist zich groo- telijks. Vooral op den weg van hen die geroe pen zijn op den principieelen grondslag der coalitie te bouwen, de sociale vraag stukken Bij het lichUiunner beginselen uit te werken of te verdedigen, zullen de zwaarste slagen neer komen- Den premier wacht wel de zwaarste taak. Te meer dewijl bij ook de koorden: der beurs heeft vast te houden- Van ouds was het Calvinistisch volk een biddend volk. Moge er veel voor onze Koningin en de raadslieden der Kroon gebeden worden! Gezelle's Geboortegrond. Wie heeft niet, met volle teugen drin kende uit de helder opspringende fontein van Gezelle's lieflijke poëzie, het immer dringender verlangen gekoesterd daar eens rond te wandelen, waar di.e zoetge vooisde zanger bij de gratie Gods leefde en werkte! Een bedevaart? 't Zou ons kwalijk pas sen, en laten wij maar eerlijk zijn, wij zouden 't niet kunnen. Maar zouden wij niet eens willen dolen, waar Guido Ge- zelle de stof vergaarde voor zijn onuitput telijke en onvergetelijke zangen? Hooren de „gewijde" klokken, welke hem tot den zang inspireerden. Dwalen langs de water grachten met haar wilden en onvervalsch- ten pracht der bloemen. Zien in zijn eigen land „die bende casselkoeien, die louter bruin van haar, als zooveel blom men bloeien". Bewonderen zijn krinklen- de winklende schrijverkes, beluisteren de taal van het ruischende ranke riet en meer nog die wonderzoete vlaam- sche tale, zielverrukkend zingestreel. O zeker, als de ziele luistert spreekt het al een taal dat leeft- We behoeven de schoonheid, die Gezelle bezingt, niet (Uit het Engelsch.) 39) o „Wat scheelt er aan, vraagde zijl, in een doolhof van groote blijdschap; droef heid en onbestemde vrees. „Ik schrei maar om Dlon en mijl", ant woordde juffrouw Clack. „Ik dacht dat hij als een zoon voor mij. zou zijn, als hij terugkwam. Hij heeft zorg voor Dotje gedragen en haar gisterenavond in den schemer thuis gebracht. Ik zat bijl het vuur aan hem: tei denken, toen ik op eens zijh -klop hoorde. Ja! ik was er zeker van, dat het zijn klop wais, en ik ging naar beneden om hem in te laten en welkom te heeten. Maar 't was, als of er een spook aan de deur stond; zoo lang en mager, met een bleek gezicht, met groote starende oogen, zoo helder als starren; ik kon bijna niet ge-loeven, ■dat het Don was. En toen hij eindelijk verre te zoeken. Maar "dal neemt niet weg, dat wij nochtans willen betreden, den grond, waar bij zijn leven van spel en studie, stagen arbeid, leeren en dich ten, en zielelijiden heeft geleefd- Althans-, zoo verging het mij en ik wil u wel bekennen, dat het opnemen van Vlaanderenland in de reisplannen vooq een groot deel z'n oorzaak vond in het verlangen om ook eens wat te zien van het milieu, waarin Guido Gezelle gearbeid, geleden en gestreden heeft. De rëis ging over Brussel en dan per trein. Als ik weer naar Vlaanderenland ga, sitel ik mij voor niet over Brussel en niet per trein te reizen, maar bijv. Brugge, de geboorteplaats van Gezelle, van een heel andere zijde te naderen, liefst te voet. Ge Teert de Vlamingen en hun land niet kennen, als ge in een razenden blok- trein voor 't portierraampje zit en eigen lijk gezegd, zijt ge niet in de „stemming" als ge uit de voorname boulevarddrukte van de Belgische hoofdstad, nog half beneveld ja gij! van de filmsg-e- wijz-e vergaarde indrukken van dat luxu- euse stadsleven, zoo opeens wordt over geplaatst in de middeleeuwscbe rustig heid van het karakteristieke Brugge- O zeker, de onontbeerlijke stemming komt wel over u, als ge door de stille straten dwaalt, doch dit eerste moment van.Ta, laat ik maar zeggen van ont goocheling is er toch geweest en het was u toch als een klap in 't gezicht^ Hoe stil daar, buiten de roezemoezige Steenstrate, Markt, Vlamingstrate- Op 't Van Eyck-plaatsken bij het oude St. Jans weeghuus, thans als bibliotheek dienend, niets- meer van die stadsbedrij- vigh-eid- En even verder ook niets meer, dat herinnert aan vroegeren rijkdom of handelsgrootheid, 't Zijn allemaal beschei den woningen, renleniershuisjes, hier en daar ter afwisseling een dorpswinkeltje, grauwe muren met kleine ramen, door- zwiepende daken met het merk van "den ouderdom. Ja, nu zijn wij „te Brugge, in de oude vaderstad Die Oostkant met z'n aan alle moder niteit gespeende architectuur, 't Is er zoo intiem. We verstaan wat de Gezellekennsr en -beschrijver, priester Alois Walgrave, bedoelt, als hij zegt, dat de zoete droom van mlddeleeuwsche geloofsvrede in u neerdaalt. Ja, hoe diep-vreedzaam voor geestes werk, nabij de gemakkelijkheden van de stad, en toch zoo ver van haar reedsf Wij waren er op een druilerigen mor gen, toen de wolken heel laag hingen boven de triestige straatjes en de hoornen weenden. Maar wat moet het er gezellig zijn als de grauwe steenmassa's bestraald worden door de zon en het alles ver vuld is van sprankelend licht! Als het spel van licht en schaduw wonderen doef- Dat schouwspel is ons misschien voor later bewaard. Eindelijk, aan het eind van den Rol- weg, vlak bij de St. Kruisveste met haar boomen en molens, stonden wij voor het oude boerenhuis, waar de wieg van Gui do Gezelle gestaan heeft. Hoevelen zullen er langs geloopen zijn zonder vermoeden van de historische be- teekenis van dit oude, deels gerestau reerde gebouwtje. Sedert weinige maan den slechts gewaagt een opschrift op ar duinen steen ervan: Heer en Meester Guido Gezel le, Priester-Dichter, is in dit huis geboren den len van Mei 1830. Hij stierf in het Engelsch Klooster waar hij Bestierder was d-en 27 in November 1899. Onder dit opschrift ziet ge het wapen met den Brugschen Leeuw. bovon was en weer spreken kon, vertelde 'hij mij, dat manke Jaap hem had wijs ge maakt, dat ik dood en begraven was, en dat Dotje naar het-xarmhuis gezon den zou worden. Toen pakte hij haar stilletjes tnee om haar te redden, en toen hebben zij, God weet hoe, in het oostelijk gedeelte der stad geleefd. Nacht op nacht, nooit in een bed, en dag op dag niets te eten. Hij ten min ste at bijna niet, opdat Dotje maar ge noeg zou hebben. En hij liet haar nooit in den steek, en hij overwerkte zich en leedhonger", snikte zij, terwijl bij het laatste woord hare stem haar begaf. „Ik zal goed voor hem zorgen" riep Hagar uit. „Ik zal een moeder voor hem zijn, zoolang als hij leeft. O, was ik maar zoo trouw geweest als hij!" „Hij is dood" zeide juffrouw Clack na een korte stilte. „Ik heb wel meer menschen gekend, die op deze manier gestorven zijn- Zonder dat zij er -op ver dacht zijn, zinken zij: op eens in. In 't eerst is 't heel moeilijk honger te lij den, maar na een poosje raken zij er Hier hebben Pieter .Tan Gezelle en Mo nica Devriese gewoond en gesloofd en hun kinderen groot gebracht, zich krom werkende voor die jongens, die koppen hadden én die mochten doorleeren. Hier groeide ook de kleine Guido Pie ter Theodo-or Joseph op, tusschen hoop en vrees, de arme hoofdpijnlijder, wieo de dokter beval, dat hij met bloolen hoof de zou slapen, omdat zijn hersenen te groot waren voor zijn hersenpan. Hier was het, dat onze Guido, nog slechts vijf maanden oud, onbewust van landsbestuur veranderde, ui. met de Bel gische omwenteling, welke te Brugge uit brak met ISte. Kruis-kermis. De Hollanders kregen er geducht van langs, ook in de buurt va.n den Rolweg, hun huizen werden geplunderden ziedaar Gezelle was van Nederlander Belg geworden. Wij hebben er maar even gestaan. Wij waren toch niet op bedevaart! En wars van alle aanstellerij haastien wij ons ver der, er was nog zooveel te zien, volgens onzen papieren gids. Zoo kwamen wij op de vesten met de molens: 'O meulenwal, met al 't gelieigen -der sckuldelooze onnoozelheid mij voor uw voet en lief 't Zijn hier alle evenzoovele monumen ten, welke het leven van Guido Gezelle in de herinnering brengen. Hoe vaak heeft hij in een van die -molens bij vader Ghe- vaerf geluisterd naar de lezingen uit zijn oud-en Bijbel of naar de preeken die hij voorlas uit Tauler. Later schreef hij er nog dit over, do bij de herinnering levende Guido Gezelle: „O, en die molen! Hoe dikwijls zat ik, als de avond zonder wind was, en zag de smalle lichtstrepen door de gerren in de wanden van den donkeren wind molen! „Hoe dikwijls zat ik en luisterde, zoo ik meende, naar den krekel, die daar in den ouden molen kriepte en kriepte, uren aan een stuk. Maar de krekel was de oude mulder van St. Mattheeuw's mo len, op de vesting van 't oude Brugge,: klie geduldig te scherpen zat aan zijn roo ide molesteenen-" t Ja, wel spreekt hier alles van Gezelle's tijd. Wij spoedden ons weg, den gids in de hand- Er was nóg zooveel moois. Toch was het ons goed dat alles te zien, zij het ook vluchtig. Opmerkelijk, ills ge dat oude, intieme milieu van Ge zelle's eerste levensjaren voor den geest hebt, leest ge zijn gedichten altijd nog iets anders. KEES VAN DER MEER. voor Manufacturen Dames-en Kinderconfectie Tapijten - Gordijnen Bedden - Ledikanten en aanverwante artikelen is Evangelisatiewerk te Borcuio. (Overgenomen uit Timotheus, uitgave La Rivière en Voorhoeve', Zwolle Eten fragment.) Op reis naai' Borcuio om er hot trak taat „Die Wervelstorm" te verspreiden., moest ik te Ruurlo overstappen. Na het vertrek van den trein kreeg ik hot gezicht op het verwoeste stadje Bor- aan gewend en denken volstrekt niet dat zij er aan sterven zullen. Ik ben overtuigd, dat Don volstrekt niet ge loofde, dat hij: zoo dicht bij' zijn dood was, hoewel hij mij vertelde, dat de menschen gezegd hadden, dat hij het niet lang meer maken zou. Hij; zeide mij bepaald vroolijk goeden-nacht, en ik wachtte en luisterde, totdat hij zijn kaars uitdeed en hij: en Dotje heel stil waren. Als hij- 's nachts gekreund of zich maar bewogen had, zou ik het hebben moeten hooren, maar hij werd in zijn slaap weggenomen, en hij: is nu zeker, waar de Heere Jezus is, hoe wel "hij zoo weinig van Hem wist. Hij verlangde zeer, meer aangaande Hem te leeren, en nu ziet hij Hem misschien." Het scheen alsof de andere wereld niet verre was, toen zij met 'n vreemd I gevoel van ontzag, en droefheid zich voorstelde, hoe. Don nu stond voor het aangezicht van den Heiland, wiens voet stappen hij zoo getrouw gevolgd had, of schoon hij 't niet wist. „Niemand heeft méér liefde dan degeen, die zijn leren culo. Welk een verschrikkelijke- aanblik! Ik dacht aan het woord der Schrift: „De Heere is lankmoedig, doch van groote kracht, en Hij houdt den schuldige geens zins onschuldig. Dies Heeren weg is in wervelwind en in storm en de wolken zijn het stof Zijner voeten. De bergen beven voor Hem en de heuvelen versmel ten, -en de aarde licht zich op voor Zijh aangezicht en de wereld, en allen, die daarin wonen. (Nahum 1:35). Na eerst aan het station van het trak taat uitgedeeld te hebben, g:af ik op weg naar de stad aan een boertje van buiten een exemplaar. Hijl zag het in, kwam terug, en gaf mijl ook een traktaat met de opmerking: „God zeg-ene u en uw werk, tot heil der zielen van Borcuio!" D'it deed mij goed. En God beeft het ge bruikt mij te bemoedigen. Het was een traktaat van bet genootschap „Filippus" No 777 „Godsdienst privaatzaak". Aan bet slot bevatte het twee heerlijke Schrif tuurplaats-en: Joh. 3:36 en Jes 55:6, 7- „Ik heb vroeger nog iets geloofd", zei een ander boertje tegen me, „maar nu zal ik nooit en in der eeuwigheid m-eer iets gelooven. Jaren geleden was ik Roomsch, thans Protestant, maar ik herhaal he-t: voor mij bestaat er thans geen God meer! Heb ik daarvoor po-ms mijn best zóó gedaan? Jaren lang heb ik hard gewerkt, om een eigen huisje te kunnen bouwen en nu ligt alles in één oogenblik in puin! Is dat soms werk van een God? Ik zou me nog liever in riemen snijden -en jou er bij; dan dat ik no-g iets geloof." Eu nadat het boeje tje eerst nog allerlei verwenschingen ge uit had tegen predikant en pastoor, be gon hij God te vervloeken en wensdhte verder geen woord meer te' hooren. .Voor af had ik gezegd, dat God geen lust hee-ft in den dood des zondaars, maar daarin, dat hij zich bekeert en leeft. Naast dez-en boer woonde een weduwe met een naaister samen en deze beide vrouwen, die geheel anders dachten dan hun buurman, hadden him deur reeds opengezet, opdat ik kon binnen vluchten, als -de vertoornde boer mij soms te lijf zou gaan. Zij bei-den waren zeer btege-e-rig en met haar kon ik over den Heere J-eizus en Zijn volbracht werk op het kruis spreken. D|e vrouwen hadden wel geen vrede voor haar hart, maar toch kon' ik niet Shders '-"dan gelooven, dat de Heere hen verder zou brenge-n. Diankbaar waren ze voor het traktaat, terwijl ze er op aandrongen, dat ik no-g eens terug- Kwam. j Een slagersvrouw ontving mijl -daarna in haar winkel. ZÜj getuigde: „God in den hemel heeft mij Zijn wonde-re-n doen aanschouwen in -de. kracht der natuur. Ik heb er nooit veel van geloofd, en me nimmer -er mee beziggehouden, maar als je zoo iets bijwoont, dan ga je er wel eens -over denken." Het ging in h-oofd- za.ak om negen personen, die alle negen onder he-t puin waren terechtgekomen, maar -ook alle negen er weer onverlet onder van-daan waren gekomen. Dat vond ze zulk -een wonderbare bewaring'. En ze kon niet -anders zeggen, dan dat het te midden van de ontzettende verwoesting Gods liefde en goedheid geweest was, dat niet allen inwoners der stad h-et leven was ontnome-n. „Eten ademtocht des Al- machtigen slingert ons te-rug in 'tsto-f waaruit wij opstonden." Deze zinsnede uit het traktaat greep haax zóó aan, dat ze in snikken uitbarstte. Ik wees baar nu o-p haar zondigen to-estand, maar ook o-p het f-e-it, dat er voor doemschul- dige zondaren redding der ziel en ver geving van zonden en eeuwig leven is te vinden do-or het geloof in den He-ere J-ezus. En ik vervolgde met er op te wijzen, d-at wij dan bij Hem veilig zijn, zet voor zijn vrienden"; en Den had deze liefde gevoeld en betoond. Waarom zou den zij- hem terug wenschen? Hij had zijn strijd gestreden en zijn lo-op geëindigd. Wat hij- van 't geloof wist, had hij behou den. Al hadden zij- hem met een enkel woord kunnen terugroepen, zij zouden het niet hebben willen doen. Weldra begaven zij zich naar het lage donkere koetshuis, waar zijn stof felijk overschot rustte-. De naaste weg liep do-or Kensington-paxk, -en elke stap herinnerde- Hagar aan de diepe wanhoop, die zich van haar meester had gemaald:, toen zij- haar vader en D-otje verlaten had. Zij wierp haren last af, en Don nam dien op. Maar nu wist zij meer van de liefde Gods, die nooit te kort schiet, al leidt Hij ook soms Zijn kinderen huiswaarts langs zulk een hobbelig en moeilijk pad, als dat van Don. „'Maar bij kan de slechte dingen, die wij gedaan hebben, niet .ongedaan ma ken", zeide Hagar half-overluid. „Het zal nooit weer zóó zijn alsof ik ze niet al huilen ook de stormen, en al brullen de cyclonen; dat ons geen schuld meer kan benauwen. (Ja-, mijlnhoer, dat be nauwde mij in dat ontzaglijke oogenblik! zeide zij er tusschen door,) als wij Hem kennen als onzen Heiland en Zaligmaker. Moge -onze God deze ziel to-t licht en klaarheid brengen, tot verheerlijking van Zijn Naam. Wordt niet hemel en aarde soms bewoglen tot terechtbrenging, van ééne -onsterfelijke ziel Later op den dag bezocht ik een der door de ramp gewonden. Hij' was niet ia den storm zelf geraakt, maar twee dagen Later van -een dak gevallen en had toen een klomp steen van 25 kilo op zijn hoofd g-ekregen. „Kijk", zei hij, „dat moet nu mij treffen, die nooit iets verkeerd» ge-daan heb, nooit iemand te kort doe, en voor iedereen altijd gereed sta!" Ik sprak tot hem: „Mijn vriend, God heeft u willen toonen, dat Hijl niet uw dood zocht, maar u h-et eeuwige leven wil schenken. Tweemaal beeft .God u won- derba-ar va,n den dood -gered. Denkt ge niet, dat dit -een doel heeft? Ik geloof, dat Hij u wil -doen zien, dat ge als een verloren zondaar tot den Heere Jezus, mo-et vluchten om behouden te worden. In Job 33:29 en 30 lezen we: „Zie, dit alles werkt God twee- of driemaal met tien man; opdat hij zijne ziel afke-e-re- va* h-et verderf, en hij verlicht worde met het licht -de-r levenden." Hij antwoordde; „Dat h-e-b ik den dominee hier nooit hoo ren zeggen, maar ik wil er eens over nadenken." Móge God het hem duidelijk maken, -dat hij een verloren zondaar is, en niet met den wensch Jezus na te volgen, zooals hem in Borcuio ge predikt is, behouden kan worden. Al leen het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, reinigt va,n alle zo-nde, „W ij willen wel -een goed woord hoo~ ren", sprak een bejaarde man, toen ik hem door de open deur een traktaat gaf, „kom maar verder". D'it waren een man en vrouw, die het niet langer bij den modernen predikant hadden kunnen uit houden en nu naar de Gereformeerde kerk te Geesteren gingen. „Ja, het wil wat zeggen, mijnheer, alles kapot, en nog .eens kapot. Maar wij mogen berusten h* 's Heeren doen." Ik sprak met hen over de zekerheid der behoudenis. Beiden ant woordden: „Wij hopen het. Zoo gaarne zouden wij zekerheid hebben. Maar wij weten niet, hoe dit kan." Naar aanlei ding van Ex. 12:13 mocht ik een half uur met hen spreken over het teeken van liet bloed. Niet als wij het bloed zien, maar als God het ziet, gaat Hij voorbij. Er is veiligheid achter het bloed. En zekerheid op grond van hetgeea God heeft gezegd. Merkbaar deed het hun goed, iets over de-ze dingen te hooren. D'oe onz-e God hun de waarheid verstaan- om Zijns Naams wil! Ben weduwe van vijf en zestig jaar, aan wie ik -een traktaat uitreikte, zei: „Och mijnheer, ik ben alles kwijt. Ik weet geen raad." Ba ze begon te schreien. Ik betuigde haar mijn deelneming, maar vroeg toen: „Hebt u den Heere Jezus ook verloren?" Ze keek mij wat vreemd aan en zei toen: „Och mijnheer, onzen lieve Heer weet, dat ik trouw mijn plicht doe. Ik ga geregeld ter ke-rk. Eu der dominee zegt: het komt met jou wel in orde, je moet er maar niet zoo diep op ingaan." Ik vroeg haar: „Hebt u wel eens gezondigd?" Haastig zei ze: „Neen, neen, mijnheer, dat nooit. Dat weet de lieve Heer ook wel. De dominee zegt: dat ik wat afleiding moet zoeken." Naar aanleiding van h-et Evangelie van Jo hannes heb ik haar toen den Heere Jezus mogen voorstellen als den Zoon van Goid, die niet gekomen is yoor brave menschen maar Voor zondaren. Ze luisterde vooral aandachtig naar hetgeen ik zei verlaten had. Indien ik getrouw was geweest, zou Don nog in leven zijn. Dotje behoort hem nu eigenlijk meer toe dan mij." Er heerschte slechts een flauw sche merlicht in het koetshuis, hoewel het midden op den dag: was, toen zij er binnenkwamen. Maar het was licht genoeg om Don's kalm bleek gelaat en zijn blijmoedigeïi glimlach te zien. Hij was in een rustigen slaap weggenomen en zijn vermagerd lichaam zou geen ver moeienis meer kennen. Zijn handen be hoefden geen werk meer te doen, zijn voeten geep moeilijken weg meer te be treden. Hij zou geen honger en dorst meer kennen, nooit meer zonder dak en zonder vriend-en zijn. Hij was naar huis gegaan, naar God, zijnen Vader. „Hij zal nu nooit tot een man op groeien", fluisterde juffrouw Clack treu rig, „maar ik weet, dat hij een goed man zo-u zijn geworden, en voor mij zou hij als een zoon geweest zijn." (Slot volgt.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1925 | | pagina 1