in lis Sanceterii istlo prijzen: DE ZEEUW Kindermantels en en Hoeden E E M - G O;ES. Wetenschap en Kunst. Kerknieuws. Gemengd Nieuws. ver Eigenhui5' genwoordigiflfl TWEEDE BLAD. EEN DOORNIG PAD. JDELBURG IEUWSTE ODELLEN ■RENDE PRIJZEN.! "E KOOR: Rijst of Chocolade RBEID. FEUILLETON. '6EDELFT 'VANGEN: A S- SEIZOR. thans 65 cent pere en BJouse stofjes va 9_cent per el. ne» stofjes van 4Ov00r er el. Ions van f 1.05 voor en van 95 voor 85 cent jes van 98 voor 63 cei( rtjes van fl.70 vo« ten van f 2.75 vo« schorten van f 1.551 en zwaar Flanel vai, p5 cent per el, dat is 26 cent per el. 25 cent per el. firijving te koopi uia met Schuurf Erl 1 Maalstede, B 26 te 't 3 A. 35 c.A., voorziet ph licht, en waterleiding, k bij de betaling, uiter ember 1925. der koopsom kan als k gevestigd blijven. :htiging zich tevervoe. l w. Schipper, b 27, gsbiljetten in te leverei 9 September a.s. ka 1 Notaris J. C. KRAM waar inlichtingen ver- BU INSCHRIJVING: net Schuur en Tuit ke, op het Dorp, Wijk root 4 A. 53 c.A. te aanvaarden, tig en Vrijdag 11 Sept. 12 en van 2—4 uur. te leveren vóór ot 15 September a.s. ten m Notaris Mr JAN Koudekerke, alwaar worden verstrekt. bij inschrijving 1 uis met groote Schuur rzien van gas- en water den nieuwen Vlissing- pgk C no. 72 te Oost- .uburg. te aanvaarden 15 Octo- ng Dinsdag 8, Woens- mderdag 10 September, igs van 24 uur. gsbiljetten worden vóór )er a.s. ingewacht tj SCH, 't Wissel C 111. Jouburg, alwaar nadere worden verstrekt. ekte der tegenwoordige id-Huishoudsteri zoo spoedig mogelijk m aden, bij M. KOPMELS, ïmerman te Waarde. p.iet 4 glazen schaf' geschikt voor kantoor01 en Haardje en je» Saslamp. J. JOOSSfi lel, N.. en St.-Joosland pdeau. IDDELBUR6 VAN ZATERDAG 5 SEPT. 1925. No. 285. .Een kijkje in het Parlement I11 de Leidsche Courant" geeft A. J. 0- oud-Kamcrverslaggever, enkele herinne ringen van het Binnenhof, waaraan wij liet volgende ontleenen: 'tWas merkwaardig, minister Kuyper gade te slaan, terwijl hij luisterde naar do sprekers der Tweede Kamer. Hijmoest m dezer nabijheid gaan zitten, omdat liij hardhoorend vvas en kon dus ©en wandelend regoeringspersoon genoemd werden. Bij kleine debatten, als het ging om amendementen of artikelen, moet hem dat heen en weer wandelen wel eens lastig zijn geweest, maar hij hield er altijd zijn opgewektheid bij', betgeen bleek als hij weer naar de ministertafel stevende om te antwoorden. Dian liepen de leden natuurlijk in zijn richting, want naar dr Kuyper to luisteren was altijld een ge noegen. Hij zeide de zaken weer eens anders dan een ander. Als luisteraar was hijl intusschen het meest op dreef als er een groot debat was, b.v. bij de algemeen e beschouwingen over de Staatsbegrooting. Zóó lang kon een redevoering niet duren, of minister Kuyper zat stokstijf vlak voor of naast den spreker, naar gelang dat met de beschikbare open plaatsen zoo uitkwam. De armen over elkaar geslagen, zat bij dan stil te luisteren, het hoofd nadenkend voorovergebogen. De redenaar mocht zich opwinden zoo veel bij wilde, moicht zelfs xlen minister persoonlijk aanvallen, deze zat onbewo gen voot zich uit te staren, alsof hem de lieele zaak eigenlijk niets aanging1, dan schoot hij wel eens uit den hoek met da nschoot hij wel eens uit den hoek met een rake interruptie, maar vaak was dat niet noodig, want men ontzag hem wel, Oveiigens was het eenige levenstceken dat de minister af en toe een klein stukje potlood uit zijin vestzak nam, om op een klein strookje papier een kleine aantekening te maken. D|it gedaan zijnde, ging het potloodje weer weg en gingen de armen weer over elkaar, maar zelfs die kleine beweging was voor den man, die aan het woord was, onaangenaam, want hij kon er uit opmaken, dat hij iets gezegd had, hetwelk de moeite waard weid geacht, om er zoo straks wat op le antwoorden. Terwijl ik dit schrijf, ziei ik den stoe ien man /p>g zitten in de Kamerbankjes een zwart blok gelijk, waaraan niets te verwrikken viel. Die heer Goeman Boe man Borgesius b.v. die niet redeneerai kon, zonder zich tot den een of ander in zijn buurt te richten, waarbij hij tof grcot vermaak van ieder wel eens den verkeerden aansprak mocht zich nog zoo (buk maken als hij wilde, zijn zwijgzamen buurman scheen zulks nooit wat aan te gaan; die luisterde maar! En als de ©ene redenaar door èen anderen werd opge volgd, kuierde hij rustig daarheen. Maar al gebruikt© de heer Kuyper wei nig papier om zijin aanteekeningen te maken, hij wist bij het antwoord precies ieder het zijne te geven. Echter niet, gelijk menigeen pleegt te doen, door de spiekers stuk voor stuk ie beantwoorden of hen in groepen samen te voegen, naar gelang der door hem behandelde stof, neen, zjjin antwoord was in grooten stijl: bij hield als bet ware een eigen redevoe ring otver bet aan de orde zijnde, waarbij hij evenwel de gemaakte opmerkingen en aanmerkingen zoo handig vermengde met zijin eigen mededeelingen, da,t iedere rede naar (zonder dat hij evenwel telkens hun namen noemde) het zijlne uit des mi nisters redevoering halen kon. Vooral bij een algemeen debat over ©en wetsont werp of over de begrooting was dit be wonderenswaardig Bij ©en dezer gelegenheden kwam een en ander welsprekend uit. Boor den heer Staalman (niet den tegenwoordigea concurrent van den heer Henri ter Hall, maar den welbekenden afgevaaidigde uit Dien Helder, die tot de dissidenten der rechterzijde behoorde) (Uit het Engelsch.) hagar schreide zoo, dat zij niet kon spreken. Dit had zooveel van ©en te huiskomst, ©n toch was zij niet thuis. Abbott wist niets van haar en van hare groote zonde, en als hij het wist, zou dan hij en deze goede, vriendelijke vrouw niet met afschuw van haar vervuld ra ken? Zulk een trouw, sterk, goed man als hij zou nooit haar wanhoop kunnen begrijpen of haar kunnen vergeven, dat zlS er aan toegegeven had. En 0, waar waren ze nu, haar vader ©u Dotje? Ter- wrjl zij zelve omringd was door zooveel goedheid en vriendelijkheid, waren zij misschien stervende van koude en hon ger, indien zij ten minste al niet lang "j het .graf rustten. Zij kon het niet uitstaan, dat zij het zoo goed had. Zij xou nog gelukkiger zijn, dacht zij, als zij °°k maar "hongerig en ellendig door de straten zwierf. Zoodra zij Abbott zag, zou zij hem alles vertellen, en de gevol gen van die bekentenis op zich nemen. Abbott kwam haar dienzelfden avond bezoeken. Z,oodra zij hem aan de deur was de minister op minder nette wijze bejegend; hij was er in geslaagd het debat werkelijk een oogenblik onaangenaam te maken. Hc-t zwarte luisterblok had evenwel door niets getoond, dat het hem hinderde, maar ieder dacht: zoo straks krijgt hij z'n vet wel. D|it geschiedde dan ook, maar hoe! In de antwoordrede van den minister kreeg ieder afgevaardigde, al werd niet ieder genoemd, wat 'm toekwam, met uitzondering van den heer Staalman. Ook deze werd niet genoemd, maar even min werd aangeroerd wat hij: behandeld had. Zoo volslagen werd hij genegeerd dat het algemeen opviel, terwijl hij toch gfeen reden kon vinden zich vertoornd te toonen want wat aan de orde w,as, weid zoo grondig "behandeld, dat men zeggen moest: 'tis af. Onnoodig te zeggen, dat een minister die aldus de kunst van debatteeren ver stond, een geducht tegenstander was, als hij zijn partner de moeite waard oor deelde. En ook besefte men, dat debatten waarbij dr Kuyper betrokken was, gaarne, werden bijgewoond. 1 Er zijn meer doove. staatslieden ten Biimenhove geweest, o.a. minister Gode- froi, omtrent wien ik evenwel geen per soonlijke herinnering heb, want hij be heerde de portefeuille van Justitie in de jaren 1860—'62, iets te lang geleden dus om et bij geweest te zijn. Toen deze bekwame bewindsman zijn wet op de rechterlijke organisatie had te verdedigen, moest hij ('t scheen dat rondwandelen hem niet eens scheen te baten of toen mis schien niet bon ton werd geacht) reke nen oip de hulp van anderen. Meestal toekende de D|irecteur der Stenografische Inrichting voor hem hiet wetenswaardige op en daarop bouwde de kundige man dan zijin replieken, die aan helderheid, volledigheid en zakelijkheid niets te wen- schen. overlieten. Dat is ook een heelo prestatie. Als Kamerlid kon hiji natuurlijk niet zoo licht beslag leggen op genoem den directeur, maar dan placht hiji met de hand aan de oorschelp vlak voor de mi nisterstafel te gaan staan, aldus toch oen voorlooper zijnd© van den minister Kuyper. In den lateren tijd kreeg hiji in de Kar mcr een lotgenoot in den heer Saaymans Vader. En dan gebeurde het wel, dat de regeeringstafel werd geflankeerd door deze beide hardhoorigen; ter rechterzijde en ,'fen den linkerkant zoo'n luisteraar met verlengde oorschelpen. Over phy- sieke eigenschappen sprekende, mag ook worden herdacht de heer Roelman, die hoewel het gezichtsvermogen missende, toch gedurende enkele jaren met ijver en trouw zijn mandaat vervolde. Elen eigenschap van geheel anderen aard bezat minister Van Lyndon San- denburg (ook een uit de tweede helft der vorige eeuw), die de jaarlijiksche millioenenspeech geheel memoreerde en uit het hoofd voordroeg zonder oök maar een enkel cijfer te vergeten; men zegt zelf dat hij alle halve centen, die toen nog niet verwaarloosd mochten worden trouw vermeldde. Tegenwoordig kan zulk een krachttoer niet meer vertoond wor den want de speech wordt nu gewoonweg overgelegd aan de Kamer, wat ook wel zoo verstandig is: waartoe dat voorlezen, dat niemand volgen kan. Ik herinher me intusschen nog wel zoo'n groot cijfexgeheugen. Die heer Re- gout, lid der Eerste Kamer, had het. Die kon een begrootingsrede houden, door spekt met allerlei cijfers, zonder ©en enkel papier te raadplegen. 'tWas gewoonweg verbluffend. Nu moge hij de cijfers eerst gememoreerd hebben, het blijft toch maar een toer ze te onthouden. Vermelding verdient hierbij ook, dat deze senator, een bijzonder elegante welsprekendheid bezat, welk© zelfs het luisteren naar zoo'n cijferred© tot een genot maakte. Wie hoelemaal geen spreektalent bezat: de heer Tydeman, welbekend leider der sindsdien verdwenen Liberale RartijL D|io las alles voor en gaf zich daarbij niet eens de moeite, sommige passages bij zonder te beklemtonen. Integendeel: men moest goed opletten om te weten wat hij nu eigenlijk met eenigen nadruk wilde zeggen, want ook dat las hij zoo droogweg voor. Maar- men kwam ©r wel achter, want hij was iemand naar wiens woord ta luisteren wel de moeite loonde. Dit hoorde kloppen, stond zij op en bleef bevend voor hem staan in hare armoe dige gelapte kleeding en met een uit drukking van zorg ©n angst op haar bleek en vervallen gelaat. Hij had haar slechts ééns vroeger ge zien, want men had hem nooit weer toegestaan, haar in het gasthuis te be zoeken, nadat hij door zijn gesprek haar toestand 200 verergerd had. Nooit had hij een meer medelijdens waardig schepsel aanschouwd, want har© lang© ziekte en groote zielsangst hadden een uitdrukking van diepgaand lijden op haar gelaat gegrift. „Ga zitten", zeide hij vriendelijk, „gij zijt niet sterk genoeg om te staan." „Ik heb u iets te zeggen," stamelde zij. „Het is iets, dat ik u behoor te ver tellen, want ik verdien niet Wat ge voor mij doet." „Laat ons gaan zitten en liet eens bepiaten", antwoordde hij, den eenigen anderen stoel aan de overzijde van den smallen haard plaatsend. „Vertél miji al wat ge wilt." „Ik was heel ongelukkig", zeide Ila- gar, hare handen samendrukkend, „en mijn blinde vader en mijn twee kin- dertjes hadden niemand om voor hen l to zorgen dan mij. Ik deed mijn best, maar kon niet genoeg voor allen verdie- zit heusch niet altijd in de luidruchtig heid! Een merkwaardige eigenschap bezat de beer Fock, thans gouverneur-generaal, zoodat eigenlijk wel mag gezegd: bezit. Die zeide in het parlement alles dubbel. En wel in dezen trant: „D|e geachte af gevaardigd© heeft betoogd, heeft in het licht gesteld, dat de zaak, welke ons thans bezig houdt, welke thans aan de Old© is, niet van belang ontbloot mgg worden geacht, onze groote belangstelling verdient. Ik ben dit geheel met hem eens, ik ga hierin volkomen met hem accoord." Nu overdrijf ik hier wel wat, om de eigen aardigheid te beter te doen uitkomen, maar onophoudelijk kon men hem toch op dergelijke herhalingen betrappen, 't Zat hem zelfs zoozeer in het bloed, dat ik hem eenmaal een rede als volgt hoorde beginnen: „Meneer de Voorzitter, meneer de president", waarna hiji verwonderd in 'trond keieik, wijl hij maar niet begreep, wat hij voor vroolijks had gezegd. Een aanval op Stijn Streuvels. Naar aanleiding van de benoeming van Stijn Streuvels tot officier in de Leopolds orde, had het liberale antL-Viaamsch-ge- zinde Kamerlid Buyl, in den vorm van oen vraag protest tegen deze onderschei ding aangeteekend bij Gamille Huysmans den minister van Kunsten en Wetenschap pen, onder voorwendsel dat Streuvels zich tijdens den oorlog onwaardig zou hebben gedragen, dat hij medegewerkt had aan de activistische „Vlaamsche Rost" en zich Duitschgezind getoond had in zijn oorlogsdagboek. Op deze voor Streuvels beleedigende vraag van den heer Ruyl verwachtte men in Vlaamsche kringen ©en niet minder scherp antwoord ypn Huysmans. Het antwoord van den Minister, dat hier moge volgen, 'is inderdaad ©en uni cum in de parlementaire annalen van België. „Degenen, die zich de moeite hebben gegeven met eenige oplettendheid de let terkunde van de oorlogsperiode te lezen" aldus minister Huysmans, „weten dat Stijn Streuvels, die in het bezette gebied gebleven was, op eenige kilometers af stand van het front, een der eersten was, die heftig protest heeft aangeteekend tegen den vreemden inval, die gewezen heeft op de lastercampagne om dezen aanval te rechtvaardigen en de Vlaam- isch© jeugd heeft gewaarschuwd jagen de gevaren van de activistische politiek. Zonder ophouden is hij opgekomen voor het herstel van Bielgië's eenheid en on afhankelijkheid, Hij heeft het gezegd, ge schreven en herhaald en indien de heer Buyl den tijd niet heeft gehad om de oorspronkelijk© teksten te lezen, dan ver wijs ik hem naar de bladzijden, die on langs zijn uitgegeven ter eere van Streu vels door verschillende organen van het Vlaamsche land, zoowel liberale a.ls ka tholieke en socialistische. Het belieft nu den hoer Buyl Streuvels te doen voorkomen, zooals hij niet is. Op lichtzinnige wijze herhaalt hij be schuldigingen, die reeds hebben gediend en hij herbegint een zaak, die door haar belachelijkheid in het niet is verzonken. Hij rukt zinnen uit hun verband en aar zelt niet teksten in te lasschen. Hij maakt er Streuvels een verwijt van, dat deze de legende van de franctireurs heeft weer legd in bladen die later een anderen koers zijn ingeslagen en, zonderling ge noeg, verwijlt hij hem de wankelenden te hebben willen sterken. Aan den kunste naar legt hij vooral ten laste, dat hij soms een menschelijke ziel heeft ontdekt, zelfs bij degenen, die het werktuig waren van een slechte zaak. Kortom de heer Buyl stelt ons Streuvels voor zooals het hem belieft dezen kunstenaar te zien, wat niet beteiekent, dat hij zoo is. Het staat den heer Buyl vrij de voorkeur te geven aan zulk een methode van historische kritiek. Het is ueze niet, die onderwezen wordt aan onze hoogescholen en het ligt niet in mijn bedoeling haar aan te bevelen. Indien de heer Buyl werkelijk overtuigd was van de waarheid der stelling, die hij verdedigt, dan had hij aan de Koninklijke Vlaamsche Academie moeten vragen om Streuvels uit te sluiten en indien hij geen vertrouwen had in den geest van nen; en mijn vader wou er niet van hooren, in 't armhuis te gaan. Wij hadden het vroeger beter gehad, moet ge weten; hij kon er niet toe besluiten, neen, al moesten wij ook allen van honger omko men. Hij riep al maar dat hij nog liever als een hond zou sterven; en toen werd ik 'heelemaal wanhopig." „Vraagdet ge God om. hulp? Hebt ge niet getracht, uw© zorgen op Hem te werpen?" zeide Abbot, toen zij1 .ophield), te bevreesd en beschaamd om voort te gaan. „Ik heb geen oogenblik aan Hem ge dacht", antwoordde zij. „Ik had nooit aan Hem gedacht, toen wij het goed hadden en gelukkig waren; en dan komt men er niet toe als men geen krui mel brood heeft en twee kinderen van honger schreien. Ik had God vergeten;, en nu vergat Hij mij. Als Hij' mij toen nog niet verlaten had, moet hij mij nu wel verlaten hebben." „Menschen verlaten ons," zeide Ab- both, „maar God nooit." „O, ge weet nog niet alles," ging Ha- gar voort, met droge lippen en hee- sche stem. „Ik bracht mijn ouden blinden vader en mijn kleine lieve Dotje pas zóó groot naar 't Kensington-park, en daar liet ik ze staan. Wij waren zonder dak, en ik had geen brood meer voor objectiviteit van deze instelling, dan had hij zich kunnen richten tot mijn voor ganger, die tot de regeering behoorde, welke veeleer de sympathie van den heer Buyl genoot. De heer Buyl heeft dat njet gedaan en de reden is duidelijk. Het is niet den heer Streuvels, dien hij in werkelijkheid tracht te treffen; de heer Buyl brengt hulde aan het talent van dezen ras-sclirij- ver en het is met groot genoegen, dat ik mij bij dit huldebewijs aansluit, terwijl ik het nochtans betreur, dat het Kamer lid zich van tusschenpersonen bedient om kracht bij te zetten aan zijn politiek spel." Kerkklokken. Het gebruik van kerkklokken dagteekent reeds vanuit de 7e of 8e eeuw. Haar voornaamste be stemming was geen andere, dan het be gin der godsdienstoefening aan te kon digen. Niet lang na haar instelling ont stond ook de gewoonte de klokken te doopen, welk gebruik evenwel door Ka rei den Groote, bij verordening in 789 is verboden geworden en door paus Ja- hannes XIII (965972) weder schijnt te zijn ingevoerd. Klokken van groote afmeting werden vervaardigd, nadat men nevens kerkge bouwen hooge torens begon te bouwen en deze aan het gebruik van klokken dienstbaar te maken. Tot de oudste en werkw'aardigste to rens behoort o.a. die, welke naast de in do lldo eeuw gebouwde Domkerk te Pisa zich bevindt, en welk spits 12 voet overhelt. Deze toren is geheel uit marmer in ronden vorm opgetrokken en van 7 gangen voorzien. Dan heeft men de Mun stertoren te Straatsburg, gebouwd tus- schen 1277 en 1365, welks spits 142 M. M. hoog is ©n langs 725 trappen wordt bereikt; de Domtoren te Utrecht in 1321 gebouwd en aan welks bouw 60 jaren is gearbeid; de Stephanustoren te Wee- nen; de St. Marcustoren te Venetië, die geen opgang van binnen heeft, maar bui tenom beklommen moet worden. Groote en beroemde klokken zijn inzon derheid die der St. Ivvanskerk te Mos kou welke 7000 K.G. zwaar isdie van de Munsterkerk te Straatsburg, welke 10.000 K.G., van de Elisabethskerk te Breslau, die 11.000 K.G., en die van de Hofkerk te Berlijn, welke 14.000 K.G. Weegt. De klok van de Steplianuskerk te Weenen, in 1711 uit Turksch geschut gegoten, is 18,000 K.G. zwaar; 12 man zijn noodig om den klepel in beweging te brengen. Midden in de stad Moskou, binnen het terrein van het vroegere paleis van den Czaar, ligt in een gracht de bekende klok, welke in het begin der 18e eeuw gegoten is. Zij bestaat uit een helderwit mengsel van metaal, waaronder naar men vermoedt veel zilver en goud zich moet bevinden. Nimmer werd zij in een toren opgehangen of diende zij tot ker kelijk gebruik. Haar gewicht Wordt ge schat op 215.000 K.G. Onder de Russen is deze klok een voorwerp van bijzonde ren eerbied. In de Roomsche kerk is de klokken doop in gebruik. Deze geschiedt door den bisschop, door besprenkeling met zout water en zalving met gewijde oliën. Het gewone doopformulier w'ordt daarbij uitgesproken, de klok ontvangt den een of anderen naam, terwijl gezongen wórdt het kerklied „Miserere" en Psalm 28. Vacantiereisjes. Ze hadden, vertelt „Ons Schild" er jarenlang over gesproken. Elk jaar weer als de vacantie in zicht kwam, dan begon, eerst mijnheer heel schuchter te zinspelen op het mooie van .een buitenlandsche reis en daarna beaamde mevrouw, dat het toch wel aar dig zou .zijn zooiets eens te ondernemen. Ze konden zooiets wel ondernemen, want mijnheer sprak Duitsch en Fransch als zijn moedertaal en al kende mevrouw mets dan haar eigen stadstaallje, mijh- heer zou in de moeilijkheid voorzien. Maar van al de plannen kwam niets, Want al leverde de taal geen moeilijkheden, de portemonnaie hield ze binnen de landsgrenzen en men vergenoegde zich met een dagje naar IJmuiden of naar Artis. De kinderen werden grooter. Miesje, de oudste, was al enkele jaren winkeljuf frouw, en Henk, de eenige zoon, w'as al 2 jaar op de H.B.S. Het buitenlandsche hen, en ik was doodmoede, en toen liet ik ze in den steek." „Arme moeder!" riep Abbott uit, was ik daar maar bij geweest!"! Hij gevoelde, gelijk zoo dikwijls, Wan neer hijl een verhaal van jammer hoorde, dat hij, indien hij er bij geweest was, hen wel zou geholpen hebben. Beiden zwegen stil; intusschen staarde Hagar met droge oogen in het vuur, daar zij hem niet "in het gelaat waagde te zien, waarop een uitdrukking van smart en me degevoel met haar diep© droefheid stond te lezen. „Ik verdien niet hier te zijn!' 'riep zij uit, het kamertje rondziende. „Ik behoorde ook in den kouden nacht bui ten te zijd, onder de donkere druipende boomen, waar ik hen verlietik ging ze wel Weer zoeken, maar toen was het te laat. Ik klom over den muur in het park, nadat de hekken gesloten waren, en liep den ganschen nacht al roepende heen en weer, en toen werd ik overreden en mijn kindje gedood. Nu ben ik geheel alleen; dat is Gods straf." „Ge zöudt het niet weder Willen doen?" zeide hij. „Ik zou liever honderdmaal sterven" snikte zij. „Er zijn veel dingen, erger dan de dood. Ik heb nooit zulk een ellende gekend als deze is. Als uw eigen reizen begon moer en meer in trek te komen en het moest dan nu maar eens gebeuren dat de familie 'n reis naar Zwit serland zou ondernemen. Toen alles vastgesteld was, genoot men reeds vooruit. Tegen vrienden en kennis sen werd alles haarfijn verteld en me vrouw legde fer nadruk op, dat zij geheel op zichzelf konden reizen. Mijnheer kende immers Fransch en waar het maar even mogelijk was, verzekerde Henk, dat hij met alle taalmoeilijkheden de draak stak. Hij kende ook Fransch. In den trein ging alles goed. Passen enz. waren aardig in orde. Stiekum had papa in „Help uzelf op reis met Fransch" do douanetermen geleerd en het liep alles goed af, hij behoefde slechts „oui" of „non" te zeggen. Mevrouw glom daar bij al. Aan het laatste station strubbelde het even. Mevrouw wilde een rijtuig ne men en mijnheer wilde maar gaan loopen naar het hotel. Eerlijk gezegd wist hij niet hoe zich tegen een "koetsier uit te drukken en in de drukte van het plan nen-maken hadden zij vergeten oen hotel •te bespreken. Mevrouw gaf toe en suk kelde de straat op. Gedienstige pakjes dragers werden afgewezen. 'tWerd een zeulen en sjokken door de stad en het begon al aardig donker te worden. Me vrouw werd zeurig en Miesje liet zich on gepaste uitdrukkingen ontglippen. Einde lijk onder pressie van het heele gezin ver mande papa zich om, natuurlijk in het Fransch, aan een voorbijganger naar een hotel te vragen. Die man, een volbloedl 'Fransch-Zwitser, begreep er niets van, papa vroeg nog eens en weer eens, zoon Henk vroeg ook, voorbijgangers bleven staan, papa gesticuleerde, Henk gesticu leerde, de onbekende mijnheer gesticu leerde, alles was in beweging, maar nie mand begreep er iets van. De omstanders grinnikten, dachten aan een geval van huisuitzetting wegens huurschuld of zoo iets. Eindelijk zuchtte mevrouw, een beetje bits en plat Amsterdamsch „dat spreekt Fransch en Buitsch en kan met zijn beiden nog geen hotel vinden." Waarop dadelijk een Amsterdamsche kellner ben terecht hielp. Voor het verdere van de reis regelde mevrouw de zaken. Al vroeg winter. Gelezen in „De Amsterdammer" van 3 Sept. j.l. „Voor het eerst in dit winterseizoen) hield de a£d. Groningen van Patrimonium weer haar gewone ledenvergadering." 't Is toph wel een beetje mal, om September bij het winterseizoen in te deelen. En noodig is 'took niet, want we kunnen van Oct. tot en met Maart (dat is een half jaar) nog genoeg vergar deren. Laten we de andere helft van 'tjaar maar eens vergader-vrij houden of ma ken! We vergaderen al meer dan genoeg! De kielen en dewielen en de rand van 'tland. Rij feestelijke sa menkomsten stelden onze vaderen een dronk in op wat hierboven staat. Het land toch had (heeft) zijn bestaan te danken aan landbouw, veeteelt, han del en scheepvaart. Handel en scheep vaart nu gebruikten de kielen, land bouw en veeteelt de wielen, maar deze welvaart zou spoedig verdwijnen zoo de rand van 'tland d.z. de dijken, niet beschermd werden. Des pudels (poedels) kern. Uitdrukking aan Goethes Faust ontleend. Een hond wordt bij het lezen van een gedeelte uit den Bijbel al onrustiger en grooter om straks als damp te verdwijnen, doch dan hlijift een duivel over. Diat was das pudels kern. Het wil dus zeggen wat overblijft, waar het om gaat, na ontdaan te zijn van- allen bolster. Holland Holtland d.i. hout- land. Denk aan Oldeholtpade oude houtpaden, d.i. bosch. Groote inkomens in Ame rika. De Ford Cy betaalt aan inkom stenbelasting 16.250.0C0, de hoogste be lasting van alle vennootschappen of maat schappijen in da Unie. Die maatschappij is het uitsluitend eigendom van den heer en mevr. Henry Ford en van hun zoon Edsel. Bovendien betaalt H- Ford nog »»wiini II Mluruj^j hart u al maar door beschuldigt, er ge u al maar moet afvragen, waar zij toch wel zijd, en bedenken wat voor vree1 selijke dingen er- misschien met hen ge beurd zijn, waarvan ik nooit iets te wietèn zal komen, dat is ellende." „Als ge maar tot onzen Heer© Jezus Christus wildet gaan en Hem alles ver tellen", zeide Abbott, op zachten ont roerden toon, „en maar net tot Hem spreken, als of ge Hem zaagt, en Hem vragen u te vergeven, en hen door u te laten wedervinden, als Hij het goed vindt, dan geloof ik vast, dat gij uw ellende beter zoudt kunnen dragen. Kom tot mij, zegt Hij, gij allen die vermoeid en beladen zijt, en ik zal u rust géven. En gij zijt vermoeid en beladen. Hij gevoelt voor u en heeft medelijden met u, net als ik, alleen maar honderdmaal meer. Niets helpt zóó, als tot Hem te gaan." „Ik weet niet wat ik zeggen moet," antwoordde zij. „Ik heb nooit iets ge beden dan "het Onze Vader, en dat nog niet eens dikwijls. Wilt gij voor mij tot Hem spreken?" „Nu?" vraagde hij. 1 !T' (Wordt vervolgd.) 1 -R tl 'li

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1925 | | pagina 5