in lis Sanceterii
istlo prijzen:
DE ZEEUW
Kindermantels
en en Hoeden
E E M - G O;ES.
Wetenschap en Kunst.
Kerknieuws.
Gemengd Nieuws.
ver Eigenhui5'
genwoordigiflfl
TWEEDE BLAD.
EEN DOORNIG PAD.
JDELBURG
IEUWSTE
ODELLEN
■RENDE PRIJZEN.!
"E KOOR:
Rijst of Chocolade
RBEID.
FEUILLETON.
'6EDELFT
'VANGEN:
A S- SEIZOR.
thans 65 cent pere
en BJouse stofjes va
9_cent per el.
ne» stofjes van 4Ov00r
er el.
Ions van f 1.05 voor
en van 95 voor 85 cent
jes van 98 voor 63 cei(
rtjes van fl.70 vo«
ten van f 2.75 vo«
schorten van f 1.551
en zwaar Flanel vai,
p5 cent per el, dat is
26 cent per el.
25 cent per el.
firijving te koopi
uia met Schuurf Erl
1 Maalstede, B 26 te
't 3 A. 35 c.A., voorziet
ph licht, en waterleiding,
k bij de betaling, uiter
ember 1925.
der koopsom kan als
k gevestigd blijven.
:htiging zich tevervoe.
l w. Schipper, b 27,
gsbiljetten in te leverei
9 September a.s. ka
1 Notaris J. C. KRAM
waar inlichtingen ver-
BU INSCHRIJVING:
net Schuur en Tuit
ke, op het Dorp, Wijk
root 4 A. 53 c.A.
te aanvaarden,
tig en Vrijdag 11 Sept.
12 en van 2—4 uur.
te leveren vóór ot
15 September a.s. ten
m Notaris Mr JAN
Koudekerke, alwaar
worden verstrekt.
bij inschrijving 1
uis met groote Schuur
rzien van gas- en water
den nieuwen Vlissing-
pgk C no. 72 te Oost-
.uburg.
te aanvaarden 15 Octo-
ng Dinsdag 8, Woens-
mderdag 10 September,
igs van 24 uur.
gsbiljetten worden vóór
)er a.s. ingewacht tj
SCH, 't Wissel C 111.
Jouburg, alwaar nadere
worden verstrekt.
ekte der tegenwoordige
id-Huishoudsteri
zoo spoedig mogelijk m
aden, bij M. KOPMELS,
ïmerman te Waarde.
p.iet 4 glazen schaf'
geschikt voor kantoor01
en Haardje en je»
Saslamp. J. JOOSSfi
lel, N.. en St.-Joosland
pdeau.
IDDELBUR6
VAN
ZATERDAG 5 SEPT. 1925. No. 285.
.Een kijkje in het Parlement
I11 de Leidsche Courant" geeft A. J. 0-
oud-Kamcrverslaggever, enkele herinne
ringen van het Binnenhof, waaraan wij
liet volgende ontleenen:
'tWas merkwaardig, minister Kuyper
gade te slaan, terwijl hij luisterde naar
do sprekers der Tweede Kamer. Hijmoest
m dezer nabijheid gaan zitten, omdat
liij hardhoorend vvas en kon dus ©en
wandelend regoeringspersoon genoemd
werden.
Bij kleine debatten, als het ging om
amendementen of artikelen, moet hem
dat heen en weer wandelen wel eens
lastig zijn geweest, maar hij hield er altijd
zijn opgewektheid bij', betgeen bleek als
hij weer naar de ministertafel stevende
om te antwoorden. Dian liepen de leden
natuurlijk in zijn richting, want naar dr
Kuyper to luisteren was altijld een ge
noegen. Hij zeide de zaken weer eens
anders dan een ander.
Als luisteraar was hijl intusschen het
meest op dreef als er een groot debat
was, b.v. bij de algemeen e beschouwingen
over de Staatsbegrooting. Zóó lang kon
een redevoering niet duren, of minister
Kuyper zat stokstijf vlak voor of naast
den spreker, naar gelang dat met de
beschikbare open plaatsen zoo uitkwam.
De armen over elkaar geslagen, zat bij
dan stil te luisteren, het hoofd nadenkend
voorovergebogen.
De redenaar mocht zich opwinden zoo
veel bij wilde, moicht zelfs xlen minister
persoonlijk aanvallen, deze zat onbewo
gen voot zich uit te staren, alsof hem de
lieele zaak eigenlijk niets aanging1,
dan schoot hij wel eens uit den hoek met
da nschoot hij wel eens uit den hoek met
een rake interruptie, maar vaak was dat
niet noodig, want men ontzag hem wel,
Oveiigens was het eenige levenstceken
dat de minister af en toe een klein
stukje potlood uit zijin vestzak nam, om
op een klein strookje papier een kleine
aantekening te maken. D|it gedaan zijnde,
ging het potloodje weer weg en gingen
de armen weer over elkaar, maar zelfs
die kleine beweging was voor den man,
die aan het woord was, onaangenaam,
want hij kon er uit opmaken, dat hij iets
gezegd had, hetwelk de moeite waard
weid geacht, om er zoo straks wat op
le antwoorden.
Terwijl ik dit schrijf, ziei ik den stoe
ien man /p>g zitten in de Kamerbankjes
een zwart blok gelijk, waaraan niets te
verwrikken viel. Die heer Goeman Boe
man Borgesius b.v. die niet redeneerai
kon, zonder zich tot den een of ander
in zijn buurt te richten, waarbij hij tof
grcot vermaak van ieder wel eens den
verkeerden aansprak mocht zich nog zoo
(buk maken als hij wilde, zijn zwijgzamen
buurman scheen zulks nooit wat aan te
gaan; die luisterde maar! En als de ©ene
redenaar door èen anderen werd opge
volgd, kuierde hij rustig daarheen.
Maar al gebruikt© de heer Kuyper wei
nig papier om zijin aanteekeningen te
maken, hij wist bij het antwoord precies
ieder het zijne te geven. Echter niet,
gelijk menigeen pleegt te doen, door de
spiekers stuk voor stuk ie beantwoorden
of hen in groepen samen te voegen, naar
gelang der door hem behandelde stof,
neen, zjjin antwoord was in grooten stijl:
bij hield als bet ware een eigen redevoe
ring otver bet aan de orde zijnde, waarbij
hij evenwel de gemaakte opmerkingen en
aanmerkingen zoo handig vermengde met
zijin eigen mededeelingen, da,t iedere rede
naar (zonder dat hij evenwel telkens hun
namen noemde) het zijlne uit des mi
nisters redevoering halen kon. Vooral bij
een algemeen debat over ©en wetsont
werp of over de begrooting was dit be
wonderenswaardig
Bij ©en dezer gelegenheden kwam een
en ander welsprekend uit.
Boor den heer Staalman (niet den
tegenwoordigea concurrent van den heer
Henri ter Hall, maar den welbekenden
afgevaaidigde uit Dien Helder, die tot de
dissidenten der rechterzijde behoorde)
(Uit het Engelsch.)
hagar schreide zoo, dat zij niet kon
spreken. Dit had zooveel van ©en te
huiskomst, ©n toch was zij niet thuis.
Abbott wist niets van haar en van hare
groote zonde, en als hij het wist, zou
dan hij en deze goede, vriendelijke vrouw
niet met afschuw van haar vervuld ra
ken? Zulk een trouw, sterk, goed man
als hij zou nooit haar wanhoop kunnen
begrijpen of haar kunnen vergeven, dat
zlS er aan toegegeven had. En 0, waar
waren ze nu, haar vader ©u Dotje? Ter-
wrjl zij zelve omringd was door zooveel
goedheid en vriendelijkheid, waren zij
misschien stervende van koude en hon
ger, indien zij ten minste al niet lang
"j het .graf rustten. Zij kon het niet
uitstaan, dat zij het zoo goed had. Zij
xou nog gelukkiger zijn, dacht zij, als zij
°°k maar "hongerig en ellendig door de
straten zwierf. Zoodra zij Abbott zag,
zou zij hem alles vertellen, en de gevol
gen van die bekentenis op zich nemen.
Abbott kwam haar dienzelfden avond
bezoeken. Z,oodra zij hem aan de deur
was de minister op minder nette wijze
bejegend; hij was er in geslaagd het debat
werkelijk een oogenblik onaangenaam te
maken.
Hc-t zwarte luisterblok had evenwel
door niets getoond, dat het hem hinderde,
maar ieder dacht: zoo straks krijgt hij
z'n vet wel. D|it geschiedde dan ook,
maar hoe!
In de antwoordrede van den minister
kreeg ieder afgevaardigde, al werd niet
ieder genoemd, wat 'm toekwam, met
uitzondering van den heer Staalman.
Ook deze werd niet genoemd, maar even
min werd aangeroerd wat hij: behandeld
had. Zoo volslagen werd hij genegeerd
dat het algemeen opviel, terwijl hij toch
gfeen reden kon vinden zich vertoornd
te toonen want wat aan de orde w,as,
weid zoo grondig "behandeld, dat men
zeggen moest: 'tis af.
Onnoodig te zeggen, dat een minister
die aldus de kunst van debatteeren ver
stond, een geducht tegenstander was, als
hij zijn partner de moeite waard oor
deelde. En ook besefte men, dat debatten
waarbij dr Kuyper betrokken was, gaarne,
werden bijgewoond.
1
Er zijn meer doove. staatslieden ten
Biimenhove geweest, o.a. minister Gode-
froi, omtrent wien ik evenwel geen per
soonlijke herinnering heb, want hij be
heerde de portefeuille van Justitie in de
jaren 1860—'62, iets te lang geleden
dus om et bij geweest te zijn. Toen deze
bekwame bewindsman zijn wet op de
rechterlijke organisatie had te verdedigen,
moest hij ('t scheen dat rondwandelen hem
niet eens scheen te baten of toen mis
schien niet bon ton werd geacht) reke
nen oip de hulp van anderen. Meestal
toekende de D|irecteur der Stenografische
Inrichting voor hem hiet wetenswaardige
op en daarop bouwde de kundige man
dan zijin replieken, die aan helderheid,
volledigheid en zakelijkheid niets te wen-
schen. overlieten. Dat is ook een heelo
prestatie. Als Kamerlid kon hiji natuurlijk
niet zoo licht beslag leggen op genoem
den directeur, maar dan placht hiji met de
hand aan de oorschelp vlak voor de mi
nisterstafel te gaan staan, aldus toch
oen voorlooper zijnd© van den minister
Kuyper.
In den lateren tijd kreeg hiji in de Kar
mcr een lotgenoot in den heer Saaymans
Vader. En dan gebeurde het wel, dat
de regeeringstafel werd geflankeerd door
deze beide hardhoorigen; ter rechterzijde
en ,'fen den linkerkant zoo'n luisteraar
met verlengde oorschelpen. Over phy-
sieke eigenschappen sprekende, mag ook
worden herdacht de heer Roelman, die
hoewel het gezichtsvermogen missende,
toch gedurende enkele jaren met ijver
en trouw zijn mandaat vervolde.
Elen eigenschap van geheel anderen
aard bezat minister Van Lyndon San-
denburg (ook een uit de tweede helft
der vorige eeuw), die de jaarlijiksche
millioenenspeech geheel memoreerde en
uit het hoofd voordroeg zonder oök maar
een enkel cijfer te vergeten; men zegt
zelf dat hij alle halve centen, die toen
nog niet verwaarloosd mochten worden
trouw vermeldde. Tegenwoordig kan zulk
een krachttoer niet meer vertoond wor
den want de speech wordt nu gewoonweg
overgelegd aan de Kamer, wat ook wel
zoo verstandig is: waartoe dat voorlezen,
dat niemand volgen kan.
Ik herinher me intusschen nog wel
zoo'n groot cijfexgeheugen. Die heer Re-
gout, lid der Eerste Kamer, had het.
Die kon een begrootingsrede houden, door
spekt met allerlei cijfers, zonder ©en enkel
papier te raadplegen. 'tWas gewoonweg
verbluffend. Nu moge hij de cijfers eerst
gememoreerd hebben, het blijft toch maar
een toer ze te onthouden. Vermelding
verdient hierbij ook, dat deze senator,
een bijzonder elegante welsprekendheid
bezat, welk© zelfs het luisteren naar zoo'n
cijferred© tot een genot maakte.
Wie hoelemaal geen spreektalent bezat:
de heer Tydeman, welbekend leider der
sindsdien verdwenen Liberale RartijL D|io
las alles voor en gaf zich daarbij niet
eens de moeite, sommige passages bij
zonder te beklemtonen. Integendeel: men
moest goed opletten om te weten wat hij
nu eigenlijk met eenigen nadruk wilde
zeggen, want ook dat las hij zoo droogweg
voor. Maar- men kwam ©r wel achter,
want hij was iemand naar wiens woord
ta luisteren wel de moeite loonde. Dit
hoorde kloppen, stond zij op en bleef
bevend voor hem staan in hare armoe
dige gelapte kleeding en met een uit
drukking van zorg ©n angst op haar bleek
en vervallen gelaat.
Hij had haar slechts ééns vroeger ge
zien, want men had hem nooit weer
toegestaan, haar in het gasthuis te be
zoeken, nadat hij door zijn gesprek haar
toestand 200 verergerd had.
Nooit had hij een meer medelijdens
waardig schepsel aanschouwd, want har©
lang© ziekte en groote zielsangst hadden
een uitdrukking van diepgaand lijden op
haar gelaat gegrift.
„Ga zitten", zeide hij vriendelijk, „gij
zijt niet sterk genoeg om te staan."
„Ik heb u iets te zeggen," stamelde
zij. „Het is iets, dat ik u behoor te ver
tellen, want ik verdien niet Wat ge voor
mij doet."
„Laat ons gaan zitten en liet eens
bepiaten", antwoordde hij, den eenigen
anderen stoel aan de overzijde van den
smallen haard plaatsend. „Vertél miji al
wat ge wilt."
„Ik was heel ongelukkig", zeide Ila-
gar, hare handen samendrukkend, „en
mijn blinde vader en mijn twee kin-
dertjes hadden niemand om voor hen
l to zorgen dan mij. Ik deed mijn best,
maar kon niet genoeg voor allen verdie-
zit heusch niet altijd in de luidruchtig
heid!
Een merkwaardige eigenschap bezat de
beer Fock, thans gouverneur-generaal,
zoodat eigenlijk wel mag gezegd: bezit.
Die zeide in het parlement alles dubbel.
En wel in dezen trant: „D|e geachte af
gevaardigd© heeft betoogd, heeft in het
licht gesteld, dat de zaak, welke ons
thans bezig houdt, welke thans aan de
Old© is, niet van belang ontbloot mgg
worden geacht, onze groote belangstelling
verdient. Ik ben dit geheel met hem eens,
ik ga hierin volkomen met hem accoord."
Nu overdrijf ik hier wel wat, om de eigen
aardigheid te beter te doen uitkomen,
maar onophoudelijk kon men hem toch
op dergelijke herhalingen betrappen, 't Zat
hem zelfs zoozeer in het bloed, dat ik
hem eenmaal een rede als volgt hoorde
beginnen: „Meneer de Voorzitter, meneer
de president", waarna hiji verwonderd in
'trond keieik, wijl hij maar niet begreep,
wat hij voor vroolijks had gezegd.
Een aanval op Stijn Streuvels.
Naar aanleiding van de benoeming van
Stijn Streuvels tot officier in de Leopolds
orde, had het liberale antL-Viaamsch-ge-
zinde Kamerlid Buyl, in den vorm van
oen vraag protest tegen deze onderschei
ding aangeteekend bij Gamille Huysmans
den minister van Kunsten en Wetenschap
pen, onder voorwendsel dat Streuvels
zich tijdens den oorlog onwaardig zou
hebben gedragen, dat hij medegewerkt
had aan de activistische „Vlaamsche
Rost" en zich Duitschgezind getoond had
in zijn oorlogsdagboek.
Op deze voor Streuvels beleedigende
vraag van den heer Ruyl verwachtte men
in Vlaamsche kringen ©en niet minder
scherp antwoord ypn Huysmans.
Het antwoord van den Minister, dat
hier moge volgen, 'is inderdaad ©en uni
cum in de parlementaire annalen van
België.
„Degenen, die zich de moeite hebben
gegeven met eenige oplettendheid de let
terkunde van de oorlogsperiode te lezen"
aldus minister Huysmans, „weten dat
Stijn Streuvels, die in het bezette gebied
gebleven was, op eenige kilometers af
stand van het front, een der eersten was,
die heftig protest heeft aangeteekend
tegen den vreemden inval, die gewezen
heeft op de lastercampagne om dezen
aanval te rechtvaardigen en de Vlaam-
isch© jeugd heeft gewaarschuwd jagen de
gevaren van de activistische politiek.
Zonder ophouden is hij opgekomen voor
het herstel van Bielgië's eenheid en on
afhankelijkheid, Hij heeft het gezegd, ge
schreven en herhaald en indien de heer
Buyl den tijd niet heeft gehad om de
oorspronkelijk© teksten te lezen, dan ver
wijs ik hem naar de bladzijden, die on
langs zijn uitgegeven ter eere van Streu
vels door verschillende organen van het
Vlaamsche land, zoowel liberale a.ls ka
tholieke en socialistische.
Het belieft nu den hoer Buyl Streuvels
te doen voorkomen, zooals hij niet is.
Op lichtzinnige wijze herhaalt hij be
schuldigingen, die reeds hebben gediend
en hij herbegint een zaak, die door haar
belachelijkheid in het niet is verzonken.
Hij rukt zinnen uit hun verband en aar
zelt niet teksten in te lasschen. Hij maakt
er Streuvels een verwijt van, dat deze
de legende van de franctireurs heeft weer
legd in bladen die later een anderen
koers zijn ingeslagen en, zonderling ge
noeg, verwijlt hij hem de wankelenden te
hebben willen sterken. Aan den kunste
naar legt hij vooral ten laste, dat hij soms
een menschelijke ziel heeft ontdekt, zelfs
bij degenen, die het werktuig waren van
een slechte zaak. Kortom de heer Buyl
stelt ons Streuvels voor zooals het hem
belieft dezen kunstenaar te zien, wat niet
beteiekent, dat hij zoo is. Het staat den
heer Buyl vrij de voorkeur te geven aan
zulk een methode van historische kritiek.
Het is ueze niet, die onderwezen wordt
aan onze hoogescholen en het ligt niet
in mijn bedoeling haar aan te bevelen.
Indien de heer Buyl werkelijk overtuigd
was van de waarheid der stelling, die hij
verdedigt, dan had hij aan de Koninklijke
Vlaamsche Academie moeten vragen om
Streuvels uit te sluiten en indien hij
geen vertrouwen had in den geest van
nen; en mijn vader wou er niet van
hooren, in 't armhuis te gaan. Wij hadden
het vroeger beter gehad, moet ge weten;
hij kon er niet toe besluiten, neen, al
moesten wij ook allen van honger omko
men. Hij riep al maar dat hij nog liever
als een hond zou sterven; en toen werd
ik 'heelemaal wanhopig."
„Vraagdet ge God om. hulp? Hebt ge
niet getracht, uw© zorgen op Hem te
werpen?" zeide Abbot, toen zij1 .ophield),
te bevreesd en beschaamd om voort te
gaan.
„Ik heb geen oogenblik aan Hem ge
dacht", antwoordde zij. „Ik had nooit
aan Hem gedacht, toen wij het goed
hadden en gelukkig waren; en dan komt
men er niet toe als men geen krui
mel brood heeft en twee kinderen van
honger schreien. Ik had God vergeten;,
en nu vergat Hij mij. Als Hij' mij toen
nog niet verlaten had, moet hij mij nu wel
verlaten hebben."
„Menschen verlaten ons," zeide Ab-
both, „maar God nooit."
„O, ge weet nog niet alles," ging Ha-
gar voort, met droge lippen en hee-
sche stem. „Ik bracht mijn ouden blinden
vader en mijn kleine lieve Dotje pas
zóó groot naar 't Kensington-park, en
daar liet ik ze staan. Wij waren zonder
dak, en ik had geen brood meer voor
objectiviteit van deze instelling, dan had
hij zich kunnen richten tot mijn voor
ganger, die tot de regeering behoorde,
welke veeleer de sympathie van den heer
Buyl genoot.
De heer Buyl heeft dat njet gedaan
en de reden is duidelijk. Het is niet den
heer Streuvels, dien hij in werkelijkheid
tracht te treffen; de heer Buyl brengt
hulde aan het talent van dezen ras-sclirij-
ver en het is met groot genoegen, dat
ik mij bij dit huldebewijs aansluit, terwijl
ik het nochtans betreur, dat het Kamer
lid zich van tusschenpersonen bedient om
kracht bij te zetten aan zijn politiek spel."
Kerkklokken. Het gebruik van
kerkklokken dagteekent reeds vanuit de
7e of 8e eeuw. Haar voornaamste be
stemming was geen andere, dan het be
gin der godsdienstoefening aan te kon
digen. Niet lang na haar instelling ont
stond ook de gewoonte de klokken te
doopen, welk gebruik evenwel door Ka
rei den Groote, bij verordening in 789
is verboden geworden en door paus Ja-
hannes XIII (965972) weder schijnt
te zijn ingevoerd.
Klokken van groote afmeting werden
vervaardigd, nadat men nevens kerkge
bouwen hooge torens begon te bouwen
en deze aan het gebruik van klokken
dienstbaar te maken.
Tot de oudste en werkw'aardigste to
rens behoort o.a. die, welke naast de
in do lldo eeuw gebouwde Domkerk te
Pisa zich bevindt, en welk spits 12 voet
overhelt. Deze toren is geheel uit marmer
in ronden vorm opgetrokken en van 7
gangen voorzien. Dan heeft men de Mun
stertoren te Straatsburg, gebouwd tus-
schen 1277 en 1365, welks spits 142 M.
M. hoog is ©n langs 725 trappen wordt
bereikt; de Domtoren te Utrecht in 1321
gebouwd en aan welks bouw 60 jaren
is gearbeid; de Stephanustoren te Wee-
nen; de St. Marcustoren te Venetië, die
geen opgang van binnen heeft, maar bui
tenom beklommen moet worden.
Groote en beroemde klokken zijn inzon
derheid die der St. Ivvanskerk te Mos
kou welke 7000 K.G. zwaar isdie van de
Munsterkerk te Straatsburg, welke 10.000
K.G., van de Elisabethskerk te Breslau,
die 11.000 K.G., en die van de Hofkerk
te Berlijn, welke 14.000 K.G. Weegt. De
klok van de Steplianuskerk te Weenen,
in 1711 uit Turksch geschut gegoten,
is 18,000 K.G. zwaar; 12 man zijn noodig
om den klepel in beweging te brengen.
Midden in de stad Moskou, binnen
het terrein van het vroegere paleis van
den Czaar, ligt in een gracht de bekende
klok, welke in het begin der 18e eeuw
gegoten is. Zij bestaat uit een helderwit
mengsel van metaal, waaronder naar
men vermoedt veel zilver en goud zich
moet bevinden. Nimmer werd zij in een
toren opgehangen of diende zij tot ker
kelijk gebruik. Haar gewicht Wordt ge
schat op 215.000 K.G. Onder de Russen
is deze klok een voorwerp van bijzonde
ren eerbied.
In de Roomsche kerk is de klokken
doop in gebruik. Deze geschiedt door
den bisschop, door besprenkeling met
zout water en zalving met gewijde oliën.
Het gewone doopformulier w'ordt daarbij
uitgesproken, de klok ontvangt den een
of anderen naam, terwijl gezongen wórdt
het kerklied „Miserere" en Psalm 28.
Vacantiereisjes. Ze hadden,
vertelt „Ons Schild" er jarenlang over
gesproken. Elk jaar weer als de vacantie
in zicht kwam, dan begon, eerst mijnheer
heel schuchter te zinspelen op het mooie
van .een buitenlandsche reis en daarna
beaamde mevrouw, dat het toch wel aar
dig zou .zijn zooiets eens te ondernemen.
Ze konden zooiets wel ondernemen, want
mijnheer sprak Duitsch en Fransch als
zijn moedertaal en al kende mevrouw
mets dan haar eigen stadstaallje, mijh-
heer zou in de moeilijkheid voorzien.
Maar van al de plannen kwam niets, Want
al leverde de taal geen moeilijkheden,
de portemonnaie hield ze binnen de
landsgrenzen en men vergenoegde zich
met een dagje naar IJmuiden of naar
Artis.
De kinderen werden grooter. Miesje, de
oudste, was al enkele jaren winkeljuf
frouw, en Henk, de eenige zoon, w'as al
2 jaar op de H.B.S. Het buitenlandsche
hen, en ik was doodmoede, en toen liet ik
ze in den steek."
„Arme moeder!" riep Abbott uit,
was ik daar maar bij geweest!"!
Hij gevoelde, gelijk zoo dikwijls, Wan
neer hijl een verhaal van jammer hoorde,
dat hij, indien hij er bij geweest was,
hen wel zou geholpen hebben. Beiden
zwegen stil; intusschen staarde Hagar
met droge oogen in het vuur, daar zij
hem niet "in het gelaat waagde te zien,
waarop een uitdrukking van smart en me
degevoel met haar diep© droefheid stond
te lezen.
„Ik verdien niet hier te zijn!' 'riep
zij uit, het kamertje rondziende. „Ik
behoorde ook in den kouden nacht bui
ten te zijd, onder de donkere druipende
boomen, waar ik hen verlietik ging
ze wel Weer zoeken, maar toen was het
te laat. Ik klom over den muur in het
park, nadat de hekken gesloten waren,
en liep den ganschen nacht al roepende
heen en weer, en toen werd ik overreden
en mijn kindje gedood. Nu ben ik geheel
alleen; dat is Gods straf."
„Ge zöudt het niet weder Willen
doen?" zeide hij.
„Ik zou liever honderdmaal sterven"
snikte zij. „Er zijn veel dingen, erger
dan de dood. Ik heb nooit zulk een
ellende gekend als deze is. Als uw eigen
reizen begon moer en meer in trek te
komen en het moest dan nu maar eens
gebeuren dat de familie 'n reis naar Zwit
serland zou ondernemen.
Toen alles vastgesteld was, genoot men
reeds vooruit. Tegen vrienden en kennis
sen werd alles haarfijn verteld en me
vrouw legde fer nadruk op, dat zij geheel
op zichzelf konden reizen. Mijnheer kende
immers Fransch en waar het maar even
mogelijk was, verzekerde Henk, dat hij
met alle taalmoeilijkheden de draak stak.
Hij kende ook Fransch.
In den trein ging alles goed. Passen
enz. waren aardig in orde. Stiekum had
papa in „Help uzelf op reis met Fransch"
do douanetermen geleerd en het liep
alles goed af, hij behoefde slechts „oui"
of „non" te zeggen. Mevrouw glom daar
bij al. Aan het laatste station strubbelde
het even. Mevrouw wilde een rijtuig ne
men en mijnheer wilde maar gaan loopen
naar het hotel. Eerlijk gezegd wist hij
niet hoe zich tegen een "koetsier uit te
drukken en in de drukte van het plan
nen-maken hadden zij vergeten oen hotel
•te bespreken. Mevrouw gaf toe en suk
kelde de straat op. Gedienstige pakjes
dragers werden afgewezen. 'tWerd een
zeulen en sjokken door de stad en het
begon al aardig donker te worden. Me
vrouw werd zeurig en Miesje liet zich on
gepaste uitdrukkingen ontglippen. Einde
lijk onder pressie van het heele gezin ver
mande papa zich om, natuurlijk in het
Fransch, aan een voorbijganger naar een
hotel te vragen. Die man, een volbloedl
'Fransch-Zwitser, begreep er niets van,
papa vroeg nog eens en weer eens, zoon
Henk vroeg ook, voorbijgangers bleven
staan, papa gesticuleerde, Henk gesticu
leerde, de onbekende mijnheer gesticu
leerde, alles was in beweging, maar nie
mand begreep er iets van. De omstanders
grinnikten, dachten aan een geval van
huisuitzetting wegens huurschuld of zoo
iets.
Eindelijk zuchtte mevrouw, een beetje
bits en plat Amsterdamsch „dat spreekt
Fransch en Buitsch en kan met zijn
beiden nog geen hotel vinden." Waarop
dadelijk een Amsterdamsche kellner ben
terecht hielp.
Voor het verdere van de reis regelde
mevrouw de zaken.
Al vroeg winter. Gelezen in
„De Amsterdammer" van 3 Sept. j.l.
„Voor het eerst in dit winterseizoen)
hield de a£d. Groningen van Patrimonium
weer haar gewone ledenvergadering."
't Is toph wel een beetje mal, om
September bij het winterseizoen in te
deelen. En noodig is 'took niet, want
we kunnen van Oct. tot en met Maart
(dat is een half jaar) nog genoeg vergar
deren.
Laten we de andere helft van 'tjaar
maar eens vergader-vrij houden of ma
ken! We vergaderen al meer dan genoeg!
De kielen en dewielen en de
rand van 'tland. Rij feestelijke sa
menkomsten stelden onze vaderen een
dronk in op wat hierboven staat.
Het land toch had (heeft) zijn bestaan
te danken aan landbouw, veeteelt, han
del en scheepvaart. Handel en scheep
vaart nu gebruikten de kielen, land
bouw en veeteelt de wielen, maar deze
welvaart zou spoedig verdwijnen zoo de
rand van 'tland d.z. de dijken, niet
beschermd werden.
Des pudels (poedels) kern.
Uitdrukking aan Goethes Faust ontleend.
Een hond wordt bij het lezen van een
gedeelte uit den Bijbel al onrustiger en
grooter om straks als damp te verdwijnen,
doch dan hlijift een duivel over. Diat was
das pudels kern. Het wil dus zeggen
wat overblijft, waar het om gaat, na
ontdaan te zijn van- allen bolster.
Holland Holtland d.i. hout-
land. Denk aan Oldeholtpade oude
houtpaden, d.i. bosch.
Groote inkomens in Ame
rika. De Ford Cy betaalt aan inkom
stenbelasting 16.250.0C0, de hoogste be
lasting van alle vennootschappen of maat
schappijen in da Unie. Die maatschappij
is het uitsluitend eigendom van den heer
en mevr. Henry Ford en van hun zoon
Edsel. Bovendien betaalt H- Ford nog
»»wiini II Mluruj^j
hart u al maar door beschuldigt, er
ge u al maar moet afvragen, waar zij
toch wel zijd, en bedenken wat voor vree1
selijke dingen er- misschien met hen ge
beurd zijn, waarvan ik nooit iets te wietèn
zal komen, dat is ellende."
„Als ge maar tot onzen Heer© Jezus
Christus wildet gaan en Hem alles ver
tellen", zeide Abbott, op zachten ont
roerden toon, „en maar net tot Hem
spreken, als of ge Hem zaagt, en Hem
vragen u te vergeven, en hen door u
te laten wedervinden, als Hij het goed
vindt, dan geloof ik vast, dat gij uw
ellende beter zoudt kunnen dragen. Kom
tot mij, zegt Hij, gij allen die vermoeid
en beladen zijt, en ik zal u rust géven.
En gij zijt vermoeid en beladen. Hij
gevoelt voor u en heeft medelijden met
u, net als ik, alleen maar honderdmaal
meer. Niets helpt zóó, als tot Hem te
gaan."
„Ik weet niet wat ik zeggen moet,"
antwoordde zij. „Ik heb nooit iets ge
beden dan "het Onze Vader, en dat nog
niet eens dikwijls. Wilt gij voor mij
tot Hem spreken?"
„Nu?" vraagde hij.
1 !T'
(Wordt vervolgd.)
1
-R tl
'li