DE ZEEUW m m met Woning, s Smidsknecht EEN DOORNIG PAD. Hls "tweede blad. I hmachine en Motor, lil de bind Ie top entenierswoning, vosbles Merrie, loudster. dienstbod®- Eigenhui8' nwoordig111^ FEUILLETON. él ii KOOP: >eden staat zijnde rijs, bij .1. DE NOOD, Middelburg. aangebodeni jor Koemelkers- en Irijf, waarbij in u 9 Gemet Bouw- Weiland, ir letter A aan het Blad te Goes. HUUR: vers en S Gemeten den Wissenkerke- ienkerke Inschrjj- 1 September 1925, BERG, LaDgeviele- urg. ije poort, grootei er enz., voor alle :hikt. jn tegen November bevragen Bureau loes, onder letter C. KOOK: éénjarige, bil J JAAR te Oudelande, KOOR: >r alle werkzaam- rom drachtig IOENEWEGEN, Hoedekenskerke, jlaatsing voor: i inwonende, den Directeur der inderzorg" te 1 September enstbode. EeUWENHUlJZBN, uit den ge8' uishoudste1" ïstand, lee^-„nst- Geref. g?dsd feeD )ij overeenkom- MTareau va» oaar *stroï Kitty8Homt lishuis. VAN ZATERDAG 15 AUG 1925- No. 267. DE TOEKOMST DER LAGERE SCHOOL. De heer dr v. d. Vaart Smit heeft in, liet voorjaar een vlugschrift in het licht gegeven, waarin hij dit belangrijke vraag stuk in bespreking brengt- Minister Colijn voorzag het van „een woord vooraf"; doch ook zonder dat zou 't geschrift de moeite der bespreking dubbel waard zijn. Der lange rede korte zin is dat de Lager-Onderwijswet van 1920 moet ge wijzigd, beter nog dat een heel nieuwe Lager Onderwijswet dient ontworpen. De schrijver, en ook de inleider, bewe ren herhaaldelijk dat de Lager 'Onder wijswet van 1920 veelszins onbillijk be oordeeld is geworden. „Ze was", aldus minister Colijn, „niet alleen noodzake lijk, maar ze kon, op het tijdstip, waarop zij tot stand kwam, bezwaarlijk anders hebben geluid, dan nu het geval is ge weest- Men moet deze dingen weten te zien in het licht van alle omstandig heden"- „Maar" zoo gaat hij' voort, „ze draagt de noodzakelijkheid van her ziening in zichzelf". Dit laatste zal wel door allen, die het onderwijs liefhebben, en vooral door de voorstanders der vrije school, minister de Visser zelve voorop, worden beaamd- Mits dit vooral blijve.vastgehouden, dat in 1920 de Wet, vrucht van geboden be trekkelijk haastige voorbereiding, niet an ders er uitzien kon, dan zij op 't oogen- blik nog doet, kan ook door ons de noodzakelijkheid harer herziening, beter nog: de construeering van een nieuw ont werp op een aadere basis, worden toe gegeven. Tevens wcnschen wij er op gelet te zien, dat ook minister Colijn met nadruk van oordeel is dat men de door den schrijver aanbevolen oplossing niet maar zoo dadelijk als practisch zou kunnen aanvaarden. De schrijver zelve vordert dit trou wens van niemand- Hetgeen echter niet wegneemt dat de door hem getrokken lijnen dienen te worden bezien met al den ernst dien zij verdienen. Minister Colijn sprak zijn .meening uit op den Ben Mei jl-, toen hij nog niet wist of welen kon, dat hij straks zou ge roepen worden om als tijdelijk voorzitter van een nieuwen ministerraad op te treden. Moest hij nu nog zijn oordeel uitspre ken, hij zou het allicht in nog voor zichtiger gestelde bewoordingen doen. De schrijver der brochure is van mce- ning dat de door hem aanbevolen weg spoedig tot een afdoende herziening zul len kunnen leiden. Wij deelen deze meening niet. Men kan wel van een wet op goede gronden beweren, ook wanneer zij nog slechts enkele jaren liep, dat zij op de helling moet. Maar daarom is zij nog niet op de helling. Ook voor de herziening van deze wet zal een lange voorbereiding noodig blijken. Ware 't alleen er om te dg en deze wet wat op te kalefateren, allicht, zou men hiermee spoedig kaar kunnen zijn. Maar met opkalefateren is men er niet. Men moet een andere wet hebben, opgebouwd naar een gansch ander sy steem, en op een gansch anderen grond slag, en dan tevens een wet die de be langen van, niet drie vijfden, maar vijf vijf den in het oog vat. Waarmee wij. echter niet zeggen wil len dat dr v. d. Waart Smit te vroeg kwam mot de ontwikkeling zijner denk beelden. Trouwens mannen als Wiirtz in zijn „Onbevredigende Bevrediging", ds Fiersou in zijn presidiale Unierede van 1921, Kamerleden als mr. Rutgers en mr van Wijnbergen in hunne redevoeringen van 12 Ttec. 1922, door den schrijver aangehaald, hadden reeds den waarschu wenden vinger opgeheven. Aan den schrijver komt da,n ook de eer toe, dat hij liet eerst, scherper dan zij, de lijnen trok, waarlangs het andere systeem zou kunnen worden uitgewerkt. En, ofschoon nog niet in staat te oordeelen of het do juiste lijnen zijn, en of er geen (Uit het Engelsch.) o «Juffrouw Clack", zei Tion treurig, u vvec-t, dat er van mij ook een man moet groeten; ik zou onmogelijk een vrouw Kunnen worden. En hij is een heel oud man, en blind, en hij heeft zoo'n ho-nger °n is zoo koud. En zijn eigen dochter is weggeloopen. en heeft hem alleen gelaten. 1 kon h'em ©n Dot toch niet alleen in act park laten staan om dood te vrie zen; kon ik wél? Geloof mij, het zal u mets kosten, als u ze voor een klein poosje inneemt, totdat hij: weer wat ver mond heeft. Zie eens, hoe oud hij is. 'tls naast geem man meer. R'J zal niet gaan drinken en rooken on geld verkwisten. Ik heb hem gezegd at u de knapste vrouw in heel Londen z'Jt, en dat hij maar eens met u moest 'omen praten. Wilt u hem niet even aten binnenkomen en er eens over te denken?" stemmen van Don en juffrouw ack klonken den ouden Lister als een teemd gegons in het oor. "Wankelend betere zijn, durven wij het minister Co lijn nazeggen, dat het „thans reeds ge oorloofd (is) voor de herziening van de Lager Onderwijswet van 1920 de publieke aandacht te vragen". Natuurlijk geldt van deze wet, gelijk van alle wetten, dat zijl niet iedereen, voldeed. Er is geen enkele wet moge lijk, die niet door meerdere of mindere mopperaars op dit of dat bepaald punt wordt goedgekeurd; of ook wel met recht en reden wordt veroordeeld. Zoo is 'took met de wet op het Lager Onderwijs. Den een voldoet zij niet op een bepaald ondergeschikt punt, bij den ander vindt zij in een ander minbedai- dend opzicht bezwaar. Dioch hun critiek raakt de groote lijnen niet. Die groote lijnen vindt men wel in de onderhavig© brochure aangeraakt. Een der groote bezwaren tegen deze wet is haar „te geprononceerd centralis tisch karakter", merkt minister Colijn voorzichtig op. D© schrijver zegt het even wel veel sterker. Verwijzend naar het geen „De Standaard" in December 1922 schroef„een centralistische Üver- hcidsschool met vrijheid van richting, voorzoover deze laatste althans niet be perkt werd door dit centralistisch karakter zelf; dat was het wat 1920 ons bracht", acht hij daarmede in be ginsel „het beginsel „de school aan de ouders" verloochend, ja in zijn tegendeel verkeerd". „D|e wet oordeelt hij elders, „is centralistisch gedacht en cen tralistisch geconstrueerd, wijzende naar da eenvormige staatsschool". „De grooto centralisatie is èn voor het openbaar èn voor het bijlzonder onderwijs op het ©ogenblik de grootste fout". En elders: „In plaats van „van boven af", dat 'is „van Dien Haag uit", moet „van onderen op" dezelfde bouw opnieuw, en dan gedecentraliseerd worden ondernomen." In deze laatste woorden vindt de lezer de boteekenis der woorden centralisatie en, decentralisatie toegelicht. Oentraliseeren is een zaak behandelen vanuit een centrum, een middelpunt, van waaruit zij den naaste met de hand die de macht heeft, „van boven wordt opgelegd. Décentraliseeren is het tegenoverge stelde. Het is de dingen van onder die macht uit halen en ze doen opkomen van onder af, da,t wil zeggen uit het (volks)leiven zelf. Laten wij in ©en volgend artikel zien hoe dit bezwaar tegen centralisatie door den schrijver wordt toegelicht. Spitsbergen. a/b van „de Tjerirnai". 79 gr. N.B. Woensdag 5 ©n Donderd. 6 Aug. Deze dagen hébben mij als Zeeuw goed gedaan en daarom achtte ik het niet ondienstig om mijn provincie-genooten op de hoogte te stellen van een plechtigheid, dij© heden in het 'hooge Noorden op Smeerenburg, een vroegere Hollandsche bezetting op Spitsbergen, plaats had. De ondernemende, voortvarende heer Ruysch, een der directeuren van den Rotterdamschen Lloyd, heeft het initiatief genomen een der Java-boioten, „de Tje rirnai" uit den gewonen dienst te nemen om daarmee een toieristenreis naar het hor ge Noorden to maken. Zij-, die van deze gelegenheid gebruik wenschten te maken, konden zich reeds in de maand Febiuari aanmelden en hl spoedig ver namen wij, dat de belangstelling zóó groot was, dat velen moesten afgewezen wer den, wijl men het getal tot hoogstens 120 wilde beperken, opdat uitsluitend van de silons en zalen der Te klasse gebruik zou worden gemaakt. Na een reis naar Rome, Venetië en Florence in het vorige jaar, lokte nu het land der middernacht^ zon ons aan ©n zoo scheepten 'w(j ons met onze medepassagiers Vrijdagavond 24 Juli in. 's Nachts om 1 uur staken we van wal en bij kalm weer zagen we Zondagmorgen vroeg Tn de verte de Ifust van Noorwegen uit den morgennevel op doemen. Om 10 uur kwam de loods aan boord en om 4 uur 's middags lieten we het anker in een der vele fjorden vallen. Dien volgenden dag stonden er een zestigtal Noorsche karretjes op twee wielen voor ons klaar, (de voerman zit achterop en ment tusschen ons door) en daar ging het bergopwaarts tot "1000 M- hoog, langs donderende watervallen en soms diepe afgronden het woeste berg- stond hij daar achter Dlot en Don, rillend van koude en verbijstering; en toen juf frouw Olack hem aanzag, strekte hij zijn bevende handen naar haar uit. „Laat mij niet sterven als 'n hond!" klaagde hij. „Noen, neen, neen", antwoordde juf frouw Olack. „Arm oud schepsel! kom maar hier. Ik zou hem niet kunnen weg sturen. Dion, al is hij een man, de arupe ziel. Kom binnen, wij zullen het van nacht zoo goed mogelijk zien te schikken." HOOFDSTUK III. Een lange nacht. Toen Hagar den groeten weg bereikt en 'Zich in den rusteloos woelenden stroom van voorbijgangers geworpen, had ging zij werktuigelijk met snelle schreden voort, zonder iemand te zien of iets te hooren van al het gedruisch en de be weging rondom haar. Zij was verzonken in zulk ©en diepte van ellende, dat zij1 geen bewustheid had van iets dan van haar eigen rampzaligheid. Sedert den vo- rigen avond had zij niets gebruikt, maar zij wist niet meer, dat zij hongerig en flauw was. Do modder van de vuile straten doorweekte hare versleten laar landschap door tot Fösise, waarheen on- dertusschen onze boot gevaren was om ons weer op te nemen. Daarop tusschen de ontelbare rotseilanden, met hoog© steile wanden naar Aandalsnes, waar onze koningin voor kort ook in het Park hotel vertoefd heeft en waar opnieuw een tocht in het vriendelijke Romsdal, omringd 'door besneeuwde bergen van 1500 M. hoog in de bekende karretjes „Stolkjaerres" geheeten, gedaan werd. We stoomden nu door naar Tromsö, de belangrijkste stad van Noord-Noor- wegen. Vandaar uit brachten we even ©en bezoek aan een rendierenkamp, waar hij zich Lappen in hun eigenaardige jklee- derdracht, wonende in schamele hutten bevonden. Ik denk, dat mijn vrienden schik zouden hebben, als ze de photo zagen, waar op mijn vrouw en ik met ©enige Lappen naast ons, voorkomen. Toen weer de wijde, wijde, eindelooze zee in. Dioch nu was ze onvriendelijk geworden. Niet dat het stormde, doch er was veel deining, zoodat de boot aar dig schommelde en vele passagiers in hun hut en op bed hieven. Wij hebben om ons te bedienen en voor de hutten te zorgen 65 Indische jongens en mannen aan boord; toen ik Rais mijn hutjongen Zaterdagmorgen vroeg; „Rais, hoe is hef weer?" antwoordde hij: koud, koud, veel koud menèèr! Bij het diner, 's avonds om ,half acht telde ik nog 40 afwezigen! 's Avonds werd het beter. Nu is het mijt) lezers wellicht bekend, dat in den zomer de zon in de Poolstreken niet ondergaat. .G© kunt u niet voorstellen, hoe vreemd dat isDei zon daalt wel naar het Westen, doch blijft hoven den horizon en hoe- verder wo uaar het Noorden gaan, hoe hoogcr. Stel u eens voor Zaterdagavond 1 Aug. liepen ©enige dames voor .de aardigheid met een parasol, begunstigd door ©en heerlijken zonneschijn besloten we 's nachts 12 uur een telegram van gelukwensch aan H. M. de Koningin- Moeder te zenden. Wij! moeten 's avonds beslist zeggen, denk er eens óm, dat w© ook naar bed moeten, anders 'bleef men op, want het is den heelen nacht helder licht. Om 12 uur maken wa nog vaak een wandeling rond het schip, ons koes terend in de heerlijk warme zon. Komt daar in Zeeland of Groningen eens om! Dioch daartegenover staat, dat het ook straks maanden lang nacht blijft! Zondag 2 Aug. des middags ankerden we in Green Harbaar op Spitsbergen. 78 gr. N.R. Spitsbergen is weinig bekend, in den laatsten tijd is het door de op stijging van Amundsen (de plaats voeren we ook voorbij) weer wat binnen den kring onzer belangstelling: getrokken. Ba,- rendtsz en Heemskerk zijn de ontdekkers dezer eilanden geweest, wegens de vele spitsen der bergen door hen Spitsbergen genoemd. Die groep bestaat uit een vijftal West-Spitsbergen, waar wij lagen, is het ©Wst-Spitsbergen, waar wij1 lagen, is het meest belangrijke omdat de warme Golf stroom ©r langs stroomt, het is ongeveer zooi groot als Nederland ©n België samen. Na de Hollanders kwam er ook een En- gelschman Henry Hudson, die een' zoo overvloedigen voorraad walvisschen rap porteerde', dat Hollandsche en Engelsche walvischvaarders naar het Noorden trok ken om daar uit de gevangen walvisschen o.,a. traan ta bereiden. Zoo kwam er <>.a. in 1617 op het .Amsterdam-eiland een belangrijke: nederzetting, Smeerenburg ge naamd, (smeer is vet, traan immers?) waar verschillende steden als Middel burg, Amsterdam, Delft, Roermond, hun eigen traankokerijbn hadden. Soms waren daar 10.000 man bijl «lkaar, honderden schepen ieder met een bemanning van 60 .tot 100 man. Tal van winkels, bakke rijen en herbergen verrezen daar, boven dien werd er ook een fort gebouwd. Die stad werd in den winter verlaten. Weldra kwam eerst de Engelsche, later de Fran- sche concurrentie opzetten. ffevolg: twis ten en gevechten. Hfet werd noodig des winters een kleine bezetting achter te laten ter bescherming onzer eigendom men. D|e bezetting van Jan Mayen Eiland kwam om, di© op Spitsbergen overleefden de proef schitterend, dank zij! de bekwame leiding van Jacob Seegersz (een naam nog in Zeeland bekend); in Mei van -het volgend jaar werden ze dan ook allen in goede conditie aangetroffen. In het daarop volgend jaar weiden 'opnieuw 7 mannen achtergelaten, doch blijkbaar weer menschen, van minder weerstandsvermogen en veerkracht, die zen en de motregen van den guren No vemberavond drong door den dunnen vui- lem omslagdoek, dien zij zorgvuldig had toegeslagen om het kindje, dat op haar arm in slaap was gevallen. Maar Hagar gevoelde het niet, dat zij door en door nat en koud was. Zij had geen "schuil plaats voör den invallenden avond, maar daaraan dacht zij niet. Zwarte wanhoop even ondoordringbaar en zwaar als de loodkleurige wolken, die den hemel ver donkerden, omringde haar van alle zijden; z[ij was zich slechts bewust van een onbestemd gevoel van verlatenheid. Een flauwe kreet van het half slapende kind, dat zij droeg, was bet eerste geluid, dat haar tot de werkelijkheid terugvoer de. Zij drukte het vaster aan haar hart, terwijl zij de andere hand uitstak, alsof zij Dot wilde vasthouden, en onwillekeu rig omzag, of die ergens in de nabijheid was. Zij wist, dat haar dochtertje niet naast haar kon voorthuppelen, want zij had niet vergeten, wat zij daareven had gedaan. Het heeld van haren ouden blin den hulpeloozen vader, zooals hij: daar stilstond onder de hoornen, en van Diot, zooals zij wegliep om volgens haar bevel te gaan spelen, bleef haar steeds voor oogen, zonder dat zij het van zich af kon zetten. Zij was nu een goed eind van tillen stierven. Zij stonden onder leiding I van Adriaen Jansz van Middelburg, (lie het hieronder volgende zeer verkort journaal achterlieten: S. S. „Tjerirnai", 3 Augustus 1925. Onder leiding van Adriaen Jansz. van Mid delburg, bleven 11 September 1634 6 man achter op Smeerenburg om djjar gebouwen enz. te bewaken, dit zevental is echter om gekomen, nalatende bet hieronder volgen de zeer verkort Journaal. „Den 11 September 1634 gingen de sche pen na Patria, die wjj geluck op de Reys wenschten. Den 20 of '21 October verliet ons de Zon. Den 24 November begosl de scheurbuyck sig onder ons te openbaren, waerdoor wij vlij tigh uylsagen na verversinghge van Groen te, Beeren of Vossen, maer konden niet op doen tot ons groote droefheydt, dan wij troosten malkander, dat God ons es groente en verversinghe wesen sou, en dat hij 't ver zien sou. Den 23 December sagen wij den eersten Beer; so de Koek water uytgoot stont hi] voor 't Venster, maer gherucht hoorende stel den 't op de loop. Den 24 vernamen wij wederom oen beer, daer wij met ons drie nae toe liepen, dio hem dalelyck tegben ons schrap stelden, op sijn achterste pooten, toonden hem seer vrees lyck, doch wiert met een musketkogel dooi sijn lijf geschoolen, daer op hij begost te bloe den en te krijten en stelden hem doen op 't loopen; wij volgden hem nae met tweo Lantaernen, maer konden hem niet krijghen. Wil het niet beter worden, so ztfn wij jilte- mael doot eer de Schepen weer -komen, dan God weet wat ons van nooden is. Den 14 Januari 1635 sturf Adriaen Jansz van Delft, zijnde de eerste van ons sevenen, doch zijn voort al te maol vol pijn en heel sieck. Den 15 sturf Feye Otjes. Den. 17 sturf Cornelis ïhaysz. Den 28 saghen wij de eersto Vos, doch konden hem niet krijgen. Den 29 dooden wfj: ons roode Vlissingei Hond, daer van w(j 's avonds aten. Den 23 February lagen meest plat te Koy; gaven hot op in Godts fiandt. Den 24 sagen wij de Sonne weder, daar over wij God loofden, want wij. hem zedert den 20 of 21. October des voorleden jaers niet gesien hadden. Den 26 February wij leggen met ons vieren, die noch in 't leven zijn plat te Koy; wij bidden Godt met gevouwen handen, dat hij ons uyt dese droeve werelt verlossen; als 't hem belieft zoo sijn wij gereet." Toen de schepen eindelijk terug kwamen klom een der mannen door een luik op zol der, waar nog stukken van een hond te drogen hingen; voor de zoldertrap vond hij den tweeden hond, dood liggen. Toen Hij diet woonvertrek binnentrad om de voordeur te openen, strompelde hij over de dooden. Drie er van lagen in kisten; twee in een kribbe, twee anderen op den vloer op eenige zeilen, met de knieën opgetrokken le gen de -kin. Zij werden begraven „alle seven aen malkanders zijde, leijden steenen op haer -kiste, omdat zij van 't wild niet gegeten souden worden". Het doel was de nagedachtenis di-er mannen te 'huldigen door een lauerkrans op hun graf te leggen. D|och daarover straks. Spitsbergen is door de Spitsbergen- Conferentie van 1920 aan Noorwegen toe gewezen. Walvisschen zijn zoo góed als weggevangen, zoo ook de robben, zoodat alle visscherijl hier is gestaakt en alleen enkele fundamenten van gebouwen,- net aangelegde kerkhoven, waar soms 200 graven geteld worden, ons aan het groote verleden berinneren. Deze graven werden soms door beren, vossen, sneeuwvallen, slroomen, derwijs gehavend, dat beende ren en schedels overal heen verstrooid werden. In 1878 zond de Ilegeering de „Willem Barendtsz" onder luitenant ter zee Koolemans Bieynen uit om een ge denkplaat op te richten op de plaats, waar Seegersz. met zijn mannen over winterden en het volgende jaar Middeb burg met zijn mannen stierven. De ge denkplaat werd opgericht met het op schrift „In memoriam. Spitsbergen of Nieuw- land ontdekt op- 79 gr. 30 min. Noorder breedte door de Hollanders. Hier overwin terden 16331634 Jacob Seegersz. en '6 anderen." „Hier overwinterden en stierven 1634 Kensingtonpark afgeraakt en dwaalde van de ééne straat in de andere, maar onop houdelijk zag zij voor zich de hooge kal© boometn, van wier natte takken de regen droppel ©n afvielen, en daaronder den ouden man en het kleine kind, verlaten en ellendig. Nu en dan waagde Hagar in een stille straat ©en oogenblik te rusten op de stoe-p van een onbewoond huis, waar zij ongestoord kon blijven zitten. Héns viel zij in slaap. Hoelang zij sliep, wist zij niet, maar werd wakker door het schreien van haar kind: zulk een droe vig geschrei, dat haar moederhart er door verscheurd werd. Het was haar bijna' onmogelijk het kleine schepseltje tot be daren te brengen; en toen het eindelijk weder sliep, was zij zelve klaar wakker en nog meer doordrongen van haar wan- hopigen toestand. Maar zij bedacht, dat het beter was, 'hier niet den ganschen nacht te "blijven zitten; daarom deed zij zich geweld aan, strekte hare pijnlijke verstijfde ledematen uit, en zette met. wankelende schreden haar doelloozen zwerftocht voort. Zij bewoog zich enkel om warm te blijven, want zij had geen tehuis, waar zij heen kon gaan, en wist niet, waar zij ©en schuilplaats moest zoeken. 1635 Andries Jansz. van Middelburg en 6 anderen." In 1906 zond onze Regeering den krui ser „Friesland" om zooveel mogelijk de graven te herstellen. Behalve op de De nen-, Doodemans- en Amsterdameilanden werden op het vasteland nog een 400- tal graven ontdekt, allen dateerend uit de 18e eeuw. De bemanning van de „Fries land" verzamelde de verstrooide been deren in een groot graf, waarop een groote steenhoop werd opgericht. En nu bleek het noodig hier en daar weer wat te herstellen, daarom stoomde „de Tjeri rnai" er heen. Vooraf wachtte ons nog een verrassing. We verlieten de tegenwoor dige Hollandsche bezetting: op Barendsz- burg, waar steenkolen worden gegraven (we brachten o.m. ook een bezoek aan of liever i n deze mijn '(temperatuur 2 A 3 gr. onder nul), Zondagnacht om naar Smeerenburg te koersen, doch de directie van de Lloyd, ook aan boord, bereidde ons de verrassing, dat we eerst zouden doorvaren tot we het Poolijs zouden be reiken. Zoo zijn we onder spannende belang stelling, zelfs van onze Javaantjes, door gestoomd tot 80 gr. 32 min. N.B., zoodat we geen 10 gr. van de Noordpool waren. Een onafzienbare ijsvlakte verspert ons den doortocht, hier en daar getopt door hooge ijsbergen, die we ook wel passeer- den. En daarbij een middernaehtszom, alles overgietend met gouden gloed; 'tis en blijft een onvergetelijk oogenblik. Daarop klonk weer het command©' „zacht aan achteruit, roer geheel naar bakboord", en toen hadden we onze aan raking met het ijls van de Noordpool ver loren. We stevenden nu terug en wel op Smeerenburg aan, waar 's nachts het anker in <je Mauritius-baai uitgeworpen ,werd. Die lawines donderden in de omge ving van de gletschers tusschen de rot sen naar beneden, doch wij lagen veilig in het midden der baai. 's Morgens wer den de sloepen uitgezet en allen naar het Amsterdameiland vervoerd, waarop Smee renburg ligt. Ik vond al spoedig een stukje van een dakpan, dat ik als herinnering met eenige bloempjes meenam. Het was er zoo warm, dat ik niet alleen mijn winterjas uit moest trekken, doch zelfs mijn pet afzette. Wij verzamelden ons bij het ge- denkteeken en om 12 uur gaf onze ka pitein het woord aan baron v. Haersolte, die in herinnering bracht de ontdekking dezer eilanden door Hollanders, den bloei en het verval der walvischvangst, de zelfopoffering en de ontberingen van onze onversaagde voorvaderen, die niet weinig hebben bijgedragen tot den bloei van on zen handel en de uitbreiding van ons grondgebied en ten slotte een woord van dankbare waardeering en groote hul de wijdde aan de nagedachtenis der kloe ke helden, die hier begraven liggen. Daarop verzocht de kapitein de da mes Ruysch en Stahl den prachtigen krans namens den Rotterdamschen Lloyd aan den voet van het monument neer te leggen, aan welk verzoek gaarne voldaan werd- Met een kort woord van dank werd deze plechtigheid besloten. Daarop keerden we naar „de Tjerirnai" terug, ik persoonlijk met 'de gedachte: Waren alle Zeeuwen hierbij tegenwoordig geweest! Toen we de baai verlieten, blikten we nog lang naar die gedenkwaardige plaats- Vandaag doorklieven we weer de onaf zienbare Poolzee, 'twee uur geleden pas seerden we het Bereneiland en zetten nu koers naar de Noordkaap, de noor delijkste .punt van bet vasteland van Europa. Daar hoop ik dezen 'brief mor gen, Vrijdag 7 Aug., te posten. Vandaar gaan we D. V. naar Hammerfest, de noor delijkste stad der haven, stevenen door naar Bergen, terwijl we op nog 4 plaat sen aanleggen om de prachtigste 'dee len van het berglandschap met zijn glet schers en majestueuse watervallen te gaan bezien. Voor 18 Aug. hopen we weer in het vaderland terug te zijn. We meenden den lezers van „de Zeeuw" geen ondienst te 'doen door hier een kort relaas vap onzen tocht naar d« Noordpoolstreken te .geven. Vaartwel! A. BOOT. Deze belangrijke brief, verzonden uit het stadje Geiranger, aan de Noordkaap, eenmaal door Jacob van Heemskerk en Willem Barentsz omgezeild, en geschre ven door een zoo kranig verteller als den oud-Zeeuw Boot, oud-onderwijzer te Als haar vader ©n Dot Hij haar ge weest waren, zou zij om hunnentwil naar heit armhuis gegaan zijn, maar voor haar zelve vond zij dit niet de moeite waard en ook niet voor haar zuigeling, want, als zij omkwam, zou di© wel mèt haar omkomen. Sterven zou nog zoo kwaad niet .zijn, dacht zij. Als zij, evenals haar man een half jaar geleden, zoo vredig kon sterven in haar bed met zorgvul dige vriendelijke menschen om zich heen Maar op een stoep dood te vriezen of op het 'laatste oogenblik naar een hos pitaal onder vreemden gebracht te wor den, dat was hard. D(at zou zijn: ster ven als een hond, zooals haar vader zoo dikwijls gezegd had. Eindelijk kwam zij weer uit op den grooten weg dicht bij Hyde Park, waar dit aan Kensington-park grenst. In Hyde- park, dat altijd toegankelijk is, brandden de gaslichten vroolijk; maar donker en eenzaam stak daartegen af de omsloten ruimte van Kensingtonpark. Langzaam sloop zij den breeden rijweg in. Over den ©enigszins verzakten muur zag zij de sombere dichte boomgroepen uitsteken. (Wordt vervolgd.) ■-1 tl. 'k- 'li,: f I lii I i -J K

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1925 | | pagina 5