DE ZEEUW
m
m
met Woning,
s Smidsknecht
EEN DOORNIG PAD.
Hls
"tweede blad.
I
hmachine en Motor,
lil de bind Ie top
entenierswoning,
vosbles Merrie,
loudster.
dienstbod®-
Eigenhui8'
nwoordig111^
FEUILLETON.
él
ii
KOOP:
>eden staat zijnde
rijs, bij .1. DE NOOD,
Middelburg.
aangebodeni
jor Koemelkers- en
Irijf, waarbij in
u 9 Gemet Bouw-
Weiland,
ir letter A aan het
Blad te Goes.
HUUR:
vers en S Gemeten
den Wissenkerke-
ienkerke Inschrjj-
1 September 1925,
BERG, LaDgeviele-
urg.
ije poort, grootei
er enz., voor alle
:hikt.
jn tegen November
bevragen Bureau
loes, onder letter C.
KOOK:
éénjarige, bil J
JAAR te Oudelande,
KOOR:
>r alle werkzaam-
rom drachtig
IOENEWEGEN,
Hoedekenskerke,
jlaatsing voor:
i inwonende,
den Directeur der
inderzorg" te
1 September
enstbode.
EeUWENHUlJZBN,
uit den ge8'
uishoudste1"
ïstand, lee^-„nst-
Geref. g?dsd feeD
)ij overeenkom-
MTareau va»
oaar *stroï
Kitty8Homt
lishuis.
VAN
ZATERDAG 15 AUG 1925- No. 267.
DE TOEKOMST DER LAGERE SCHOOL.
De heer dr v. d. Vaart Smit heeft in,
liet voorjaar een vlugschrift in het licht
gegeven, waarin hij dit belangrijke vraag
stuk in bespreking brengt- Minister Colijn
voorzag het van „een woord vooraf";
doch ook zonder dat zou 't geschrift de
moeite der bespreking dubbel waard zijn.
Der lange rede korte zin is dat de
Lager-Onderwijswet van 1920 moet ge
wijzigd, beter nog dat een heel nieuwe
Lager Onderwijswet dient ontworpen.
De schrijver, en ook de inleider, bewe
ren herhaaldelijk dat de Lager 'Onder
wijswet van 1920 veelszins onbillijk be
oordeeld is geworden. „Ze was", aldus
minister Colijn, „niet alleen noodzake
lijk, maar ze kon, op het tijdstip, waarop
zij tot stand kwam, bezwaarlijk anders
hebben geluid, dan nu het geval is ge
weest- Men moet deze dingen weten te
zien in het licht van alle omstandig
heden"- „Maar" zoo gaat hij' voort,
„ze draagt de noodzakelijkheid van her
ziening in zichzelf".
Dit laatste zal wel door allen, die het
onderwijs liefhebben, en vooral door de
voorstanders der vrije school, minister
de Visser zelve voorop, worden beaamd-
Mits dit vooral blijve.vastgehouden, dat
in 1920 de Wet, vrucht van geboden be
trekkelijk haastige voorbereiding, niet an
ders er uitzien kon, dan zij op 't oogen-
blik nog doet, kan ook door ons de
noodzakelijkheid harer herziening, beter
nog: de construeering van een nieuw ont
werp op een aadere basis, worden toe
gegeven.
Tevens wcnschen wij er op gelet te
zien, dat ook minister Colijn met nadruk
van oordeel is dat men de door den
schrijver aanbevolen oplossing niet maar
zoo dadelijk als practisch zou kunnen
aanvaarden.
De schrijver zelve vordert dit trou
wens van niemand- Hetgeen echter niet
wegneemt dat de door hem getrokken
lijnen dienen te worden bezien met al
den ernst dien zij verdienen.
Minister Colijn sprak zijn .meening uit
op den Ben Mei jl-, toen hij nog niet
wist of welen kon, dat hij straks zou ge
roepen worden om als tijdelijk voorzitter
van een nieuwen ministerraad op te
treden.
Moest hij nu nog zijn oordeel uitspre
ken, hij zou het allicht in nog voor
zichtiger gestelde bewoordingen doen.
De schrijver der brochure is van mce-
ning dat de door hem aanbevolen weg
spoedig tot een afdoende herziening zul
len kunnen leiden.
Wij deelen deze meening niet.
Men kan wel van een wet op goede
gronden beweren, ook wanneer zij nog
slechts enkele jaren liep, dat zij op de
helling moet. Maar daarom is zij nog
niet op de helling.
Ook voor de herziening van deze wet
zal een lange voorbereiding noodig
blijken.
Ware 't alleen er om te dg en deze
wet wat op te kalefateren, allicht, zou
men hiermee spoedig kaar kunnen zijn.
Maar met opkalefateren is men er
niet. Men moet een andere wet hebben,
opgebouwd naar een gansch ander sy
steem, en op een gansch anderen grond
slag, en dan tevens een wet die de be
langen van, niet drie vijfden, maar vijf vijf
den in het oog vat.
Waarmee wij. echter niet zeggen wil
len dat dr v. d. Waart Smit te vroeg
kwam mot de ontwikkeling zijner denk
beelden. Trouwens mannen als Wiirtz in
zijn „Onbevredigende Bevrediging", ds
Fiersou in zijn presidiale Unierede van
1921, Kamerleden als mr. Rutgers en mr
van Wijnbergen in hunne redevoeringen
van 12 Ttec. 1922, door den schrijver
aangehaald, hadden reeds den waarschu
wenden vinger opgeheven. Aan den
schrijver komt da,n ook de eer toe, dat hij
liet eerst, scherper dan zij, de lijnen
trok, waarlangs het andere systeem zou
kunnen worden uitgewerkt. En, ofschoon
nog niet in staat te oordeelen of het
do juiste lijnen zijn, en of er geen
(Uit het Engelsch.)
o
«Juffrouw Clack", zei Tion treurig, u
vvec-t, dat er van mij ook een man moet
groeten; ik zou onmogelijk een vrouw
Kunnen worden. En hij is een heel oud
man, en blind, en hij heeft zoo'n ho-nger
°n is zoo koud. En zijn eigen dochter is
weggeloopen. en heeft hem alleen gelaten.
1 kon h'em ©n Dot toch niet alleen in
act park laten staan om dood te vrie
zen; kon ik wél? Geloof mij, het zal
u mets kosten, als u ze voor een klein
poosje inneemt, totdat hij: weer wat ver
mond heeft. Zie eens, hoe oud hij is. 'tls
naast geem man meer.
R'J zal niet gaan drinken en rooken
on geld verkwisten. Ik heb hem gezegd
at u de knapste vrouw in heel Londen
z'Jt, en dat hij maar eens met u moest
'omen praten. Wilt u hem niet even
aten binnenkomen en er eens over te
denken?"
stemmen van Don en juffrouw
ack klonken den ouden Lister als een
teemd gegons in het oor. "Wankelend
betere zijn, durven wij het minister Co
lijn nazeggen, dat het „thans reeds ge
oorloofd (is) voor de herziening van de
Lager Onderwijswet van 1920 de publieke
aandacht te vragen".
Natuurlijk geldt van deze wet, gelijk
van alle wetten, dat zijl niet iedereen,
voldeed. Er is geen enkele wet moge
lijk, die niet door meerdere of mindere
mopperaars op dit of dat bepaald punt
wordt goedgekeurd; of ook wel met recht
en reden wordt veroordeeld.
Zoo is 'took met de wet op het Lager
Onderwijs. Den een voldoet zij niet op
een bepaald ondergeschikt punt, bij den
ander vindt zij in een ander minbedai-
dend opzicht bezwaar. Dioch hun critiek
raakt de groote lijnen niet. Die groote
lijnen vindt men wel in de onderhavig©
brochure aangeraakt.
Een der groote bezwaren tegen deze
wet is haar „te geprononceerd centralis
tisch karakter", merkt minister Colijn
voorzichtig op. D© schrijver zegt het even
wel veel sterker. Verwijzend naar het
geen „De Standaard" in December 1922
schroef„een centralistische Üver-
hcidsschool met vrijheid van richting,
voorzoover deze laatste althans niet be
perkt werd door dit centralistisch
karakter zelf; dat was het wat 1920
ons bracht", acht hij daarmede in be
ginsel „het beginsel „de school aan de
ouders" verloochend, ja in zijn tegendeel
verkeerd". „D|e wet oordeelt hij elders,
„is centralistisch gedacht en cen
tralistisch geconstrueerd, wijzende
naar da eenvormige staatsschool". „De
grooto centralisatie is èn voor het
openbaar èn voor het bijlzonder onderwijs
op het ©ogenblik de grootste fout". En
elders: „In plaats van „van boven af",
dat 'is „van Dien Haag uit", moet „van
onderen op" dezelfde bouw opnieuw, en
dan gedecentraliseerd worden
ondernomen."
In deze laatste woorden vindt de lezer
de boteekenis der woorden centralisatie
en, decentralisatie toegelicht.
Oentraliseeren is een zaak behandelen
vanuit een centrum, een middelpunt, van
waaruit zij den naaste met de hand
die de macht heeft, „van boven wordt
opgelegd.
Décentraliseeren is het tegenoverge
stelde. Het is de dingen van onder die
macht uit halen en ze doen opkomen
van onder af, da,t wil zeggen uit het
(volks)leiven zelf.
Laten wij in ©en volgend artikel zien
hoe dit bezwaar tegen centralisatie door
den schrijver wordt toegelicht.
Spitsbergen.
a/b van „de Tjerirnai". 79 gr. N.B.
Woensdag 5 ©n Donderd. 6 Aug.
Deze dagen hébben mij als Zeeuw goed
gedaan en daarom achtte ik het niet
ondienstig om mijn provincie-genooten op
de hoogte te stellen van een plechtigheid,
dij© heden in het 'hooge Noorden op
Smeerenburg, een vroegere Hollandsche
bezetting op Spitsbergen, plaats had.
De ondernemende, voortvarende heer
Ruysch, een der directeuren van den
Rotterdamschen Lloyd, heeft het initiatief
genomen een der Java-boioten, „de Tje
rirnai" uit den gewonen dienst te nemen
om daarmee een toieristenreis naar het
hor ge Noorden to maken. Zij-, die van
deze gelegenheid gebruik wenschten te
maken, konden zich reeds in de maand
Febiuari aanmelden en hl spoedig ver
namen wij, dat de belangstelling zóó groot
was, dat velen moesten afgewezen wer
den, wijl men het getal tot hoogstens
120 wilde beperken, opdat uitsluitend van
de silons en zalen der Te klasse gebruik
zou worden gemaakt. Na een reis naar
Rome, Venetië en Florence in het vorige
jaar, lokte nu het land der middernacht^
zon ons aan ©n zoo scheepten 'w(j ons
met onze medepassagiers Vrijdagavond
24 Juli in. 's Nachts om 1 uur staken we
van wal en bij kalm weer zagen we
Zondagmorgen vroeg Tn de verte de Ifust
van Noorwegen uit den morgennevel op
doemen. Om 10 uur kwam de loods
aan boord en om 4 uur 's middags lieten
we het anker in een der vele fjorden
vallen. Dien volgenden dag stonden er
een zestigtal Noorsche karretjes op twee
wielen voor ons klaar, (de voerman zit
achterop en ment tusschen ons door) en
daar ging het bergopwaarts tot "1000 M-
hoog, langs donderende watervallen en
soms diepe afgronden het woeste berg-
stond hij daar achter Dlot en Don, rillend
van koude en verbijstering; en toen juf
frouw Olack hem aanzag, strekte hij zijn
bevende handen naar haar uit.
„Laat mij niet sterven als 'n hond!"
klaagde hij.
„Noen, neen, neen", antwoordde juf
frouw Olack. „Arm oud schepsel! kom
maar hier. Ik zou hem niet kunnen weg
sturen. Dion, al is hij een man, de arupe
ziel. Kom binnen, wij zullen het van
nacht zoo goed mogelijk zien te
schikken."
HOOFDSTUK III.
Een lange nacht.
Toen Hagar den groeten weg bereikt
en 'Zich in den rusteloos woelenden
stroom van voorbijgangers geworpen, had
ging zij werktuigelijk met snelle schreden
voort, zonder iemand te zien of iets te
hooren van al het gedruisch en de be
weging rondom haar. Zij was verzonken
in zulk ©en diepte van ellende, dat zij1
geen bewustheid had van iets dan van
haar eigen rampzaligheid. Sedert den vo-
rigen avond had zij niets gebruikt, maar
zij wist niet meer, dat zij hongerig en
flauw was. Do modder van de vuile
straten doorweekte hare versleten laar
landschap door tot Fösise, waarheen on-
dertusschen onze boot gevaren was om
ons weer op te nemen. Daarop tusschen
de ontelbare rotseilanden, met hoog©
steile wanden naar Aandalsnes, waar
onze koningin voor kort ook in het Park
hotel vertoefd heeft en waar opnieuw
een tocht in het vriendelijke Romsdal,
omringd 'door besneeuwde bergen van
1500 M. hoog in de bekende karretjes
„Stolkjaerres" geheeten, gedaan werd.
We stoomden nu door naar Tromsö,
de belangrijkste stad van Noord-Noor-
wegen. Vandaar uit brachten we even
©en bezoek aan een rendierenkamp, waar
hij zich Lappen in hun eigenaardige jklee-
derdracht, wonende in schamele hutten
bevonden. Ik denk, dat mijn vrienden
schik zouden hebben, als ze de photo
zagen, waar op mijn vrouw en ik met
©enige Lappen naast ons, voorkomen.
Toen weer de wijde, wijde, eindelooze
zee in. Dioch nu was ze onvriendelijk
geworden. Niet dat het stormde, doch
er was veel deining, zoodat de boot aar
dig schommelde en vele passagiers in
hun hut en op bed hieven. Wij hebben
om ons te bedienen en voor de hutten
te zorgen 65 Indische jongens en mannen
aan boord; toen ik Rais mijn hutjongen
Zaterdagmorgen vroeg; „Rais, hoe is hef
weer?" antwoordde hij: koud, koud, veel
koud menèèr! Bij het diner, 's avonds om
,half acht telde ik nog 40 afwezigen!
's Avonds werd het beter. Nu is het mijt)
lezers wellicht bekend, dat in den zomer
de zon in de Poolstreken niet ondergaat.
.G© kunt u niet voorstellen, hoe vreemd
dat isDei zon daalt wel naar het Westen,
doch blijft hoven den horizon en hoe-
verder wo uaar het Noorden gaan, hoe
hoogcr. Stel u eens voor Zaterdagavond
1 Aug. liepen ©enige dames voor .de
aardigheid met een parasol, begunstigd
door ©en heerlijken zonneschijn besloten
we 's nachts 12 uur een telegram van
gelukwensch aan H. M. de Koningin-
Moeder te zenden. Wij! moeten 's avonds
beslist zeggen, denk er eens óm, dat w©
ook naar bed moeten, anders 'bleef men
op, want het is den heelen nacht helder
licht. Om 12 uur maken wa nog vaak
een wandeling rond het schip, ons koes
terend in de heerlijk warme zon. Komt
daar in Zeeland of Groningen eens om!
Dioch daartegenover staat, dat het ook
straks maanden lang nacht blijft!
Zondag 2 Aug. des middags ankerden
we in Green Harbaar op Spitsbergen. 78
gr. N.R. Spitsbergen is weinig bekend,
in den laatsten tijd is het door de op
stijging van Amundsen (de plaats voeren
we ook voorbij) weer wat binnen den
kring onzer belangstelling: getrokken. Ba,-
rendtsz en Heemskerk zijn de ontdekkers
dezer eilanden geweest, wegens de vele
spitsen der bergen door hen Spitsbergen
genoemd. Die groep bestaat uit een vijftal
West-Spitsbergen, waar wij lagen, is het
©Wst-Spitsbergen, waar wij1 lagen, is het
meest belangrijke omdat de warme Golf
stroom ©r langs stroomt, het is ongeveer
zooi groot als Nederland ©n België samen.
Na de Hollanders kwam er ook een En-
gelschman Henry Hudson, die een' zoo
overvloedigen voorraad walvisschen rap
porteerde', dat Hollandsche en Engelsche
walvischvaarders naar het Noorden trok
ken om daar uit de gevangen walvisschen
o.,a. traan ta bereiden. Zoo kwam er <>.a.
in 1617 op het .Amsterdam-eiland een
belangrijke: nederzetting, Smeerenburg ge
naamd, (smeer is vet, traan immers?)
waar verschillende steden als Middel
burg, Amsterdam, Delft, Roermond, hun
eigen traankokerijbn hadden. Soms waren
daar 10.000 man bijl «lkaar, honderden
schepen ieder met een bemanning van
60 .tot 100 man. Tal van winkels, bakke
rijen en herbergen verrezen daar, boven
dien werd er ook een fort gebouwd. Die
stad werd in den winter verlaten. Weldra
kwam eerst de Engelsche, later de Fran-
sche concurrentie opzetten. ffevolg: twis
ten en gevechten. Hfet werd noodig des
winters een kleine bezetting achter te
laten ter bescherming onzer eigendom
men. D|e bezetting van Jan Mayen Eiland
kwam om, di© op Spitsbergen overleefden
de proef schitterend, dank zij! de bekwame
leiding van Jacob Seegersz (een naam
nog in Zeeland bekend); in Mei van -het
volgend jaar werden ze dan ook allen in
goede conditie aangetroffen.
In het daarop volgend jaar weiden
'opnieuw 7 mannen achtergelaten, doch
blijkbaar weer menschen, van minder
weerstandsvermogen en veerkracht, die
zen en de motregen van den guren No
vemberavond drong door den dunnen vui-
lem omslagdoek, dien zij zorgvuldig had
toegeslagen om het kindje, dat op haar
arm in slaap was gevallen. Maar Hagar
gevoelde het niet, dat zij door en door
nat en koud was. Zij had geen "schuil
plaats voör den invallenden avond, maar
daaraan dacht zij niet. Zwarte wanhoop
even ondoordringbaar en zwaar als de
loodkleurige wolken, die den hemel ver
donkerden, omringde haar van alle zijden;
z[ij was zich slechts bewust van een
onbestemd gevoel van verlatenheid.
Een flauwe kreet van het half slapende
kind, dat zij droeg, was bet eerste geluid,
dat haar tot de werkelijkheid terugvoer
de. Zij drukte het vaster aan haar hart,
terwijl zij de andere hand uitstak, alsof
zij Dot wilde vasthouden, en onwillekeu
rig omzag, of die ergens in de nabijheid
was. Zij wist, dat haar dochtertje niet
naast haar kon voorthuppelen, want zij
had niet vergeten, wat zij daareven had
gedaan. Het heeld van haren ouden blin
den hulpeloozen vader, zooals hij: daar
stilstond onder de hoornen, en van Diot,
zooals zij wegliep om volgens haar bevel
te gaan spelen, bleef haar steeds voor
oogen, zonder dat zij het van zich af kon
zetten. Zij was nu een goed eind van
tillen stierven. Zij stonden onder leiding I
van Adriaen Jansz van Middelburg,
(lie het hieronder volgende zeer verkort
journaal achterlieten:
S. S. „Tjerirnai", 3 Augustus 1925.
Onder leiding van Adriaen Jansz. van Mid
delburg, bleven 11 September 1634 6 man
achter op Smeerenburg om djjar gebouwen
enz. te bewaken, dit zevental is echter om
gekomen, nalatende bet hieronder volgen
de zeer verkort Journaal.
„Den 11 September 1634 gingen de sche
pen na Patria, die wjj geluck op de Reys
wenschten.
Den 20 of '21 October verliet ons de Zon.
Den 24 November begosl de scheurbuyck
sig onder ons te openbaren, waerdoor wij
vlij tigh uylsagen na verversinghge van Groen
te, Beeren of Vossen, maer konden niet op
doen tot ons groote droefheydt, dan wij
troosten malkander, dat God ons es groente
en verversinghe wesen sou, en dat hij 't ver
zien sou.
Den 23 December sagen wij den eersten
Beer; so de Koek water uytgoot stont hi]
voor 't Venster, maer gherucht hoorende stel
den 't op de loop.
Den 24 vernamen wij wederom oen beer,
daer wij met ons drie nae toe liepen, dio
hem dalelyck tegben ons schrap stelden, op
sijn achterste pooten, toonden hem seer vrees
lyck, doch wiert met een musketkogel dooi
sijn lijf geschoolen, daer op hij begost te bloe
den en te krijten en stelden hem doen op
't loopen; wij volgden hem nae met tweo
Lantaernen, maer konden hem niet krijghen.
Wil het niet beter worden, so ztfn wij jilte-
mael doot eer de Schepen weer -komen, dan
God weet wat ons van nooden is.
Den 14 Januari 1635 sturf Adriaen Jansz
van Delft, zijnde de eerste van ons sevenen,
doch zijn voort al te maol vol pijn en heel
sieck.
Den 15 sturf Feye Otjes.
Den. 17 sturf Cornelis ïhaysz.
Den 28 saghen wij de eersto Vos, doch
konden hem niet krijgen.
Den 29 dooden wfj: ons roode Vlissingei
Hond, daer van w(j 's avonds aten.
Den 23 February lagen meest plat te Koy;
gaven hot op in Godts fiandt.
Den 24 sagen wij de Sonne weder, daar
over wij God loofden, want wij. hem zedert
den 20 of 21. October des voorleden jaers
niet gesien hadden.
Den 26 February wij leggen met ons vieren,
die noch in 't leven zijn plat te Koy; wij
bidden Godt met gevouwen handen, dat hij
ons uyt dese droeve werelt verlossen; als
't hem belieft zoo sijn wij gereet."
Toen de schepen eindelijk terug kwamen
klom een der mannen door een luik op zol
der, waar nog stukken van een hond te
drogen hingen; voor de zoldertrap vond hij
den tweeden hond, dood liggen.
Toen Hij diet woonvertrek binnentrad om
de voordeur te openen, strompelde hij over de
dooden. Drie er van lagen in kisten; twee
in een kribbe, twee anderen op den vloer op
eenige zeilen, met de knieën opgetrokken le
gen de -kin.
Zij werden begraven
„alle seven aen malkanders zijde, leijden
steenen op haer -kiste, omdat zij van 't wild
niet gegeten souden worden".
Het doel was de nagedachtenis di-er
mannen te 'huldigen door een lauerkrans
op hun graf te leggen. D|och daarover
straks.
Spitsbergen is door de Spitsbergen-
Conferentie van 1920 aan Noorwegen toe
gewezen. Walvisschen zijn zoo góed als
weggevangen, zoo ook de robben, zoodat
alle visscherijl hier is gestaakt en alleen
enkele fundamenten van gebouwen,- net
aangelegde kerkhoven, waar soms 200
graven geteld worden, ons aan het groote
verleden berinneren. Deze graven werden
soms door beren, vossen, sneeuwvallen,
slroomen, derwijs gehavend, dat beende
ren en schedels overal heen verstrooid
werden. In 1878 zond de Ilegeering de
„Willem Barendtsz" onder luitenant ter
zee Koolemans Bieynen uit om een ge
denkplaat op te richten op de plaats,
waar Seegersz. met zijn mannen over
winterden en het volgende jaar Middeb
burg met zijn mannen stierven. De ge
denkplaat werd opgericht met het op
schrift
„In memoriam. Spitsbergen of Nieuw-
land ontdekt op- 79 gr. 30 min. Noorder
breedte door de Hollanders. Hier overwin
terden 16331634 Jacob Seegersz. en
'6 anderen."
„Hier overwinterden en stierven 1634
Kensingtonpark afgeraakt en dwaalde van
de ééne straat in de andere, maar onop
houdelijk zag zij voor zich de hooge kal©
boometn, van wier natte takken de regen
droppel ©n afvielen, en daaronder den
ouden man en het kleine kind, verlaten
en ellendig.
Nu en dan waagde Hagar in een
stille straat ©en oogenblik te rusten op
de stoe-p van een onbewoond huis, waar
zij ongestoord kon blijven zitten. Héns
viel zij in slaap. Hoelang zij sliep, wist
zij niet, maar werd wakker door het
schreien van haar kind: zulk een droe
vig geschrei, dat haar moederhart er door
verscheurd werd. Het was haar bijna'
onmogelijk het kleine schepseltje tot be
daren te brengen; en toen het eindelijk
weder sliep, was zij zelve klaar wakker
en nog meer doordrongen van haar wan-
hopigen toestand. Maar zij bedacht, dat
het beter was, 'hier niet den ganschen
nacht te "blijven zitten; daarom deed zij
zich geweld aan, strekte hare pijnlijke
verstijfde ledematen uit, en zette met.
wankelende schreden haar doelloozen
zwerftocht voort. Zij bewoog zich enkel
om warm te blijven, want zij had geen
tehuis, waar zij heen kon gaan, en wist
niet, waar zij ©en schuilplaats moest
zoeken.
1635 Andries Jansz. van Middelburg
en 6 anderen."
In 1906 zond onze Regeering den krui
ser „Friesland" om zooveel mogelijk de
graven te herstellen. Behalve op de De
nen-, Doodemans- en Amsterdameilanden
werden op het vasteland nog een 400-
tal graven ontdekt, allen dateerend uit de
18e eeuw. De bemanning van de „Fries
land" verzamelde de verstrooide been
deren in een groot graf, waarop een
groote steenhoop werd opgericht. En nu
bleek het noodig hier en daar weer wat te
herstellen, daarom stoomde „de Tjeri
rnai" er heen. Vooraf wachtte ons nog een
verrassing. We verlieten de tegenwoor
dige Hollandsche bezetting: op Barendsz-
burg, waar steenkolen worden gegraven
(we brachten o.m. ook een bezoek aan of
liever i n deze mijn '(temperatuur 2 A
3 gr. onder nul), Zondagnacht om naar
Smeerenburg te koersen, doch de directie
van de Lloyd, ook aan boord, bereidde
ons de verrassing, dat we eerst zouden
doorvaren tot we het Poolijs zouden be
reiken.
Zoo zijn we onder spannende belang
stelling, zelfs van onze Javaantjes, door
gestoomd tot 80 gr. 32 min. N.B., zoodat
we geen 10 gr. van de Noordpool waren.
Een onafzienbare ijsvlakte verspert ons
den doortocht, hier en daar getopt door
hooge ijsbergen, die we ook wel passeer-
den. En daarbij een middernaehtszom,
alles overgietend met gouden gloed; 'tis
en blijft een onvergetelijk oogenblik.
Daarop klonk weer het command©'
„zacht aan achteruit, roer geheel naar
bakboord", en toen hadden we onze aan
raking met het ijls van de Noordpool ver
loren. We stevenden nu terug en wel
op Smeerenburg aan, waar 's nachts het
anker in <je Mauritius-baai uitgeworpen
,werd. Die lawines donderden in de omge
ving van de gletschers tusschen de rot
sen naar beneden, doch wij lagen veilig
in het midden der baai. 's Morgens wer
den de sloepen uitgezet en allen naar het
Amsterdameiland vervoerd, waarop Smee
renburg ligt.
Ik vond al spoedig een stukje van een
dakpan, dat ik als herinnering met eenige
bloempjes meenam. Het was er zoo
warm, dat ik niet alleen mijn winterjas
uit moest trekken, doch zelfs mijn pet
afzette. Wij verzamelden ons bij het ge-
denkteeken en om 12 uur gaf onze ka
pitein het woord aan baron v. Haersolte,
die in herinnering bracht de ontdekking
dezer eilanden door Hollanders, den bloei
en het verval der walvischvangst, de
zelfopoffering en de ontberingen van onze
onversaagde voorvaderen, die niet weinig
hebben bijgedragen tot den bloei van on
zen handel en de uitbreiding van ons
grondgebied en ten slotte een woord
van dankbare waardeering en groote hul
de wijdde aan de nagedachtenis der kloe
ke helden, die hier begraven liggen.
Daarop verzocht de kapitein de da
mes Ruysch en Stahl den prachtigen krans
namens den Rotterdamschen Lloyd aan
den voet van het monument neer te
leggen, aan welk verzoek gaarne voldaan
werd- Met een kort woord van dank
werd deze plechtigheid besloten. Daarop
keerden we naar „de Tjerirnai" terug, ik
persoonlijk met 'de gedachte: Waren alle
Zeeuwen hierbij tegenwoordig geweest!
Toen we de baai verlieten, blikten we
nog lang naar die gedenkwaardige plaats-
Vandaag doorklieven we weer de onaf
zienbare Poolzee, 'twee uur geleden pas
seerden we het Bereneiland en zetten
nu koers naar de Noordkaap, de noor
delijkste .punt van bet vasteland van
Europa. Daar hoop ik dezen 'brief mor
gen, Vrijdag 7 Aug., te posten. Vandaar
gaan we D. V. naar Hammerfest, de noor
delijkste stad der haven, stevenen door
naar Bergen, terwijl we op nog 4 plaat
sen aanleggen om de prachtigste 'dee
len van het berglandschap met zijn glet
schers en majestueuse watervallen te
gaan bezien. Voor 18 Aug. hopen we
weer in het vaderland terug te zijn. We
meenden den lezers van „de Zeeuw"
geen ondienst te 'doen door hier een
kort relaas vap onzen tocht naar d«
Noordpoolstreken te .geven.
Vaartwel!
A. BOOT.
Deze belangrijke brief, verzonden uit
het stadje Geiranger, aan de Noordkaap,
eenmaal door Jacob van Heemskerk en
Willem Barentsz omgezeild, en geschre
ven door een zoo kranig verteller als
den oud-Zeeuw Boot, oud-onderwijzer te
Als haar vader ©n Dot Hij haar ge
weest waren, zou zij om hunnentwil naar
heit armhuis gegaan zijn, maar voor haar
zelve vond zij dit niet de moeite waard
en ook niet voor haar zuigeling, want,
als zij omkwam, zou di© wel mèt haar
omkomen. Sterven zou nog zoo kwaad
niet .zijn, dacht zij. Als zij, evenals haar
man een half jaar geleden, zoo vredig
kon sterven in haar bed met zorgvul
dige vriendelijke menschen om zich heen
Maar op een stoep dood te vriezen of
op het 'laatste oogenblik naar een hos
pitaal onder vreemden gebracht te wor
den, dat was hard. D(at zou zijn: ster
ven als een hond, zooals haar vader zoo
dikwijls gezegd had.
Eindelijk kwam zij weer uit op den
grooten weg dicht bij Hyde Park, waar
dit aan Kensington-park grenst. In Hyde-
park, dat altijd toegankelijk is, brandden
de gaslichten vroolijk; maar donker en
eenzaam stak daartegen af de omsloten
ruimte van Kensingtonpark. Langzaam
sloop zij den breeden rijweg in. Over den
©enigszins verzakten muur zag zij de
sombere dichte boomgroepen uitsteken.
(Wordt vervolgd.)
■-1
tl.
'k-
'li,:
f I
lii I
i -J
K