0E ZEEUW "tweede blad. de hemelloods. FEUILLETON. G. F. CALLENBACH te NIJKERK DE HEMELLOODS VAN ZATERDAG 2 AUG. 1925. No. 255. 0E VERBLOEMING VAN DEN DOOD, Een uitheemscb insluipsel, waartegen reeds in 1892 „De Standaard" haar ern- stifg protest deed uitgaan. Wierd het sinds dien tijd beter? Het protest heeft ook nu nog, ruim een kwarteeuw! daarna, recht te worden gehoord. Het is een feit dat ook in ons land het graf en de uitvaart onzer dooden akneer dat karakter van ernst en eenvoud verliezen, dat de Calvinistische geest er eenmaal opi gedrukt had. Zelfs de Réveil had voor het schoon van 'dien ernst nog een open oog; en meer dan 'één van onze groote Réveil mannen heeft vóór zijn sterven uitdruk kelijk verklaard, dat geen krans en geen festoen op zijn lijkbaar noch op zijn graf mocht geduld worden. Maar toch mag niet ontkend, dat in de laatste jaren die uitheemsche en on- gereformeerde gewoonte, om bij de uit vaart onzer geliefde dooden hun lijk baar met kransen te omhangen, op ver ontrustende wijze toenam. Toen dit voor het eerst insloop1, wierd er tegen gewaarschuwd. Er is toentertijd op gewezen, hoe dit ornamenteer en van het graf ons een weg op zou leiden, die den ernst aan het graf ontstelen zou. Maar er werd geantwoord: Geen gevaar biji onzen lcal- men landsaard; een enkele bloemkrans kan toch geen kwaad! Reeds nu echter, na zoo korte jaren, ziet men, hoe zonder grond die gerust stellende verzekering was. Immers nu reeds is het gebruik van kransen en bloe men zóó hand over hand op den Godsak ker toegenomen, dat we Diuitschland, zelfs, Zuid-D'iiitschland, bijna op zijde streven. Het is, helaas, Weinig meer dan een quaestie van geld! En indien in den kring van den gestorvene maar over ge noegzame middelen kan beschikt worden, begint het reeds voor goeden toon te gelden, dat ieder bloedverwant en vriend een krans voor de lijkbaar aan het sterf huis zendt. Dit gebeurt niet alleen wanneer een beroemde doode ten grave wordt uit gedragen, maar evenzeer bij de uitvaart van personen zonder beteelcenis. Soms zelfs wies de menigte der kran sen reeds zoozeer aan, dat de arme groef bidder niet wist, hoe ze aan zijn. beide armen te .itjjgen, noch de aanspreken hoe ze te hechten aan de baar. Een lijkbaar zonder kransen gaat reeds bijna niet meer. Dat zou wezen, of men zijn lieven doode niet had liefgehad. En indien het vorig jaar het stoffelijk overschot van buurman met vijf kran sen uit werd gedragen, oordeel zelf, of de naast aanwonende, nu ook haar het weduw'e-kleed om de leden hing, het voor haar man met minder dan zes kan doen. En zoo komt men al verder en verder. In München kon men reeds voor jaren in het lijkenhuis, op een prachtige tafel', hij dozijnen zeker soort monsterruikers' zien liggen, in elk waarvan een kin derlijkje stak. Natuurlijk, zoo'n klein Wichtje is te klein om de kransen te dragen, en nu draagt de krans of da ruiker het lieve wicht. Te Leiden en elders biedt men u geen schop of spade meer aan, om aarde op de kist te werpen, maar een keurige schaal met losse .bloempjes er op; en elk der omstanders neemt dan een bloempje tus- schen duim en vinger, en laat dat zijgen op 4e kist. Evenzoo over delft men de grafzerken, al prachtiger grafmonumenten, met kransen van „evergreen", wat symbool Een verhaal uit het Verre Westen. (Nadruk verboden..) 52) _0_ HOOFDSTUK XXIII. Naar huis gegaan. In vroeger jaren beschouwde men in het ZwaanKreekisch'e 0011 begrafenis als •een plechtige feestelijkheid. Liet meeren- ■deiel der mannen stierf in hun schoenen, ■Cm werd met veel eerbetoon ten grave (gebracht, terwijl na afloop daarvan de flesch duchtig werd aangesproken. 't Ge helmde menigmaal dat er noch lij'klaken noch doodkist aanwezig was. In het Verre 'Westen ligt menige arme jongen beg'ra- fen in d,e kleeren, waarin hij viel, ge wikkeld in zijn eigen wollen deken, "of wel in die van een vriend. 'tWas de opzichter van de .hoeve der vereeniging Algemeen Belang, die krip invoerde, en wel hij gelegenheid der be grafenis van een harer veedrijvers, ver ongelukt door een trap van zijn pony. Toen de dragers met krippen vlaggen en wimpels verschenen, werd. dat. door de •noeste aanwezigen veroordeeld, als veel te vroolijk. Dieze omstandigheid alleen zon reeds op zichzelf voldoende zij|n, om die begrafenis onvergetelijk te maken; •haai' er was nog iets anders voorgevalr 'en, dat veel aanstoot gegeven had. Nie- •tand zou zoo kleingeestig zijn om er zich S,an te ergeren, dat de stoet na afloop hor plechtigheid in wilde vaart terug- tew. 't Werd gewoonlijk vanzelf een hard draverij, waarvan de toko en een dritik- der onsterfelijkheid moet heeten'. En, over mits het zoo vaal en verlept staat, als die kransen er straks verdord neerliggen, wordt de hovenier dan 'met de taak be last, om ze op gezette tijden te verver- schen. Een voor geld gekocht liefde betoon, waardoor de ijzergieter op den in val kwam, om dan maar liever bloem kransen van ijzer te gieten. Zulke ij z e r n bloemkransen die verleppen en verdorren nooit. Ja, zelfs bij die kransen blijft het niet- Eenmaal den weg op, om het graf door versiering aantrekkelijk te maken, heeft men een beginsel aanvaard, dat vér strekt, en waarbij de baatzucht der nij verheid de sentimentaliteit van het droeve hart tegemoet komt- Vooral 'in onze steden verandert men almeer onze kerkhoven" in lustwaran den. Golvend wordt het terrein afgegra ven en opgehoogd. Sierlijke slingerpaden worden door het erf getrokken. Prachtige bloemperken aangelegd- Effecten van licht en schaduw getooverd. Als een lust prieel welft het keurigst loover er een dak over u heen. En vriendelijk verscholen in een grasperk ligt daar dan het grafbed van uw doode. Bijna romanesk! Met heel uw lusthof en uw bloemenweelde in on gestoorde harmonie Zoo wordt die kleine plek in of bij uw stad, .waar al do ernst van het eeuwige u eens zoo ontzettend toe sprak, een speelplaats voor uw lieve klei nen, die, o, zoo graag met hun „bonne" naar het „mooie" graf gaan. De wezenlijke bedroefde, die, in de ^vorsteling van zijn rouw, er meer heenkroop dan heenliep, om hog eens uit te weenen bij het dierbaar graf, keert er teleurgesteld van terug- Men kan op onze graven niet meer weenen; bij onze graven niet meer knielen; bij onze graf zerken de volle ziel niet meer uitgieten- Want wie kan er droef zijn, waar alles om hem speelt en lacht? Wie in gepeins verzinken, waar nieuwsgierigheid u van alle zijden begluurt? Och, een weduwe, die diep bedroefd nog eens op het haar zoo teeder graf wilde uitweenen, ze zou een schouwspel voor de drentelaars wor den, en wie haar liefhad, zou haar stil toefluisteren: „Diep bedroefde vrouwe, ga liever van hier!" o, We zijn op dien weg der „versiering van onze graven" reeds zoover voortge schreden; en ons onaesthetisch volk, zijns ondanks op dien weg gedrongen, voegt aan dien opschik (jan nog zoo vaak het ergerende van' den^wansmaak toe- Ook uw oog heeft o*p witte zuilen soms wel photographieën van de begra- venen zien hangen. Eens zag ons oog een verkleurde photographie, in afgeschil ferde zwarte lijst, voorstellende een dame met gekapt haar en gekleed met den crinolinewansmaak van voor twintig jaren- We bidden u, als dit euvel steeds ver der voortkruipt, waar, waar gaan we met onze gtille, nuchtere bevolking op onze graven dan toch heen? Kondt ge ons hier de Campi Santi van Italië overtooveren, o, we zeggen niet, dat we het wenschen' zouden, maar dan schiept ge ons althans iets dat het oog niet beleedigl, den ernst van het graf niet wraakt, noch vloekt met de ontzettende majesteit, die God op u werpt in den dood. Stond liet in uw macht, de wilde, weel derige natuur van zuidelijker oorden om onze steden te doen opbloeien, o, gewis- selijk het zou min plechtig, maar toch dragelijk zijn, om in zulk een wild natuur- paradijs een kuil te graven voor uw lieven. Of ook, stond de zorge voor de leven den niet in den weg, en kondt ge nog maals onze kerken haar ingewand doen openen, .om onze afgestorvenen onder haar zerken te besluiten, licht dat er in de praalgraven weer te veel ijdelheid, in-de nissen te veel weelde ontlook; maar het plechtige zou althans behouden blij ven en het onnatuurlijke, onharmonische ons worden gespaard. gelag het einddoel waren. Maar van een harddraverij met de lijkkist was natuur lijk nooit sprake. Toch kon bij1 de hoven- vermelde begrafenis de koetsier van den lijkwagen, hier -een slede, niet aansprak kelijk gesteld worden voor het gebeulde. 'Z-ijn aangewezen plaats was aan het hoofd van den stoet, en het was punt van eer die plaats te behouden. D'e fout lag klaarblijkelijk hij den koetsier van de slede der Vereeniging, waarin de klagers gezeten waren een nieuwigheid welke zich beleedigd achtten, dat Hi Kendal, die met een span paarden van Ashley-hoeve de slippendragers reed ook een nieuwigheid de eereplaats •kreeg achter de baar. De koetsier der Vereeniging vroeg wat ter wereld Ashley-Hoeve te maken had met deze begrafenis. Aan wien behoorde het lijk? Immers aan Algemeen Belang? Hi daarentegen hield vol, dat het lijk onder de hoede stond van de dragers. Zij moesten er voor zorgen, dat het be hoorlijk in een graf werd gelegd, en .als zij niet bij! de hand waren op het rechte oogenblik, hoe moest het er dan in ko men? Zij verwachtten toch niet, dat het zou opstaan en er zelf naar toe wandelen? Diachton zij dat misschien? Hi duldde niet, dat die weergasche klagers bij het graf zouden scharrelen, zoolang de begrafenis niet behoorlijk was afgeloopen. Daarna, mochten zij aan bet werk tijgen. Maar de koetsier der Vereeniging was van een andere opinie, en zoodra hij zijn kans schoon zag, schoot hij Hi' en zijn slippen- dragers voorbij en nam de plaats in naast de slede, die de kist droeg. 'tls best mogelijk, dat Hi deze be- leediging en het verlies van de eereplaats ten slotte toch nog goedmoedig over zijln Maar in een land, dat ons geen anïdere oppervlakte biedt dan het gras zijner vel den of de kluit zijtier akkers of het zand zijner duinen, het „stof zijt ge en tot stof zult ge wederkee-i ren" onkenbaar te maken onder een gekunsteld plantsoen, of wansmakelijk brolc steen, of onder een vloed van kran sen en gestrooide bloemen; och, we ho pen niet dat We er iemand zeer mee zullen doen, maar het wil er niet bij ons in. Het maakt al den pijnlijken indruk van het onware, van het v a 1 s c h e, van verbloeming ook in overdrach- telijken zin. Het leven om ons been is zoo on diep, zoo oppervlakkig, zoo vluchtig. Het gedruisch en rumoer en gejubel neemt geen einde. Haast ontbreekt elke kans, dat nog een enkele bede om hooger ernst gehoor zal vinden. En zie, terwijl dusver althans het kerk hof, de godsakker, het graf nog onge deerd en ongehinderd dien plechtigen in druk van onuitsprekelijlken ernst op ieders hprt kon maken., .gaat whct thans almeer den weg op, om ook over dat laatste memonto mori een prachtig, .gebor- duurden sluier te werpen. Dan ziet men van. dpn dood niets meer. Men spreekt er niet meer van. Alleen als men zelf sterft, maakt men er dan. kennis mede. En 'dan glijdt men half bedwelmd, eigenlijk niet Wetend wat er komende is, de eeuwige eeuwigheid in. En zal men het nu onteeder, zal men het min kiesch vinden, dat w|e dit onder werp ter sprake brachten? Dit zou het zijn, 'indien bedoeld ware hen, die dusver aan deze verbloe ming van den dood meededen, van dit pogen hunner liefde 'een verwijt te maken. Maar waar dit verre van ons ligt, (en hoe zouden we het bedoelen kunnen?) daar mag ons door eerbied voor het sentimenteele toch geen zwijgen worden opgelegd. Achten ook sommige Christenen in don lande het metterdaad oirbaar, dat ze aan dit sieren onzer graven meedoen, welnu, dat ze zich dan uitspreken, en het ons doen inzien, op wat grond en waarom ze zoo doen. Stil en onnadenkend de wereld na bootsen, kan nooit goed zijln. Nooit goed vooral in het aangezicht van den Dood. En daarom wagen We het ook in zoo tcedere zaak een zacht protest te doen hoeren tegen wlat ons in strijd met onze tradition, en in strijd met onzen land-, aard 'dunkt. In dat protest, We weten het, zulten we niet alleen staan; en als men voort gaat den Godsakker voor ons Calvinisten onbruikbaar te maken, is de tijd niet verre meer, da,t We evenals de Joden, en ovenals de Roomschen, vragen zullen om een eigen kerkhof. Een verjaardag. Morgen, 2 Augustus, mag H. M. de Ko ningin-Moeder: Adelheid Emma Wilhel- mina Theresia, Prinses van Waldeck en Pyrmont, haar 67en verjaardag vieren. Geboren 2 Aug. 1858 te Arolsen', ge huwd 1879 met wijten onzen laatsten Ko ning Willem, is deze Duitsche Vorstin met grooten spoed een Nederlan^sche Verstin geworden, die zich met groote liefde aan den landaard der Nederlandsche natie wist aan te passen, en nu al se dert bijna een halve eeuw op de liefde van haar volk mag staat maken. Zij heeft vooral door werken van lief dadigheid zich een eerezuil gesticht in het hart der natie. (Dankzeggingen en gebeden van tien duizenden zullen haar vergezellen. Zij moge met hare Kinderen en hare Kleindochter nog een reeks van jaren gespaard en gezegend blijven en zij zelve kant zou hebben laten gaan; maar de spotachtige opmerkingen van de klagers toen zij zegevierend voorbijschoten, wa ren meer dan hij kon verdragen, en het volgende oogenblik renden de pony's van de drie steden in dolle vaart naast elk ander over den weg, alsof de vijand h'un op de hielen zat. D|e slede met de kist had het geluk van op den beloopen weg te rijden, en liet d'us spoedig de heide andere achter die n'u om de tweede plaats kampten, welke ten slotte do-or Hi be machtigd werd, en behouden tot aan het igraf, in weerwil van alle pogingen der klagers.- Iedereen was verontwaardigd over het. gebeurde en 's avonds had men het er in den toko heel druk over. Na einde loos heen en weer praten kwam men tot de slotsom, dat de koetsier, die het lijk vervoerde, de hoofdschuldige was. Hij erkende, dat hiji een doode niet zoo; hard had mogen rijden; maar zij begrepen toc.h zeker ook wel, dat .hij niet verantwoord was, zoo hij een doode de tweede plaats liet innemen bij zijn eigen begrafenis? Neen, zoolang hij iets te zegden had, zou dat niet gebeuren. Bn wat de anderen betreft, hij vond, dat de slippendragers vrijwat meier hadden te doen bij een be grafenis, dan die malle klagers. Toen diezelfde mannon bijeenkwamen op de hoeve van Meredith, om het stof felijk omhulsel van den Loods naar zijn laatste rustplaats te brengen, bemerkte men dadelijk, dat Laag Heuvelland een nieuwe ervaring opdeed. Zij waren allen opgekomen. De leden van „Hercules" en de mannen van achter het Fort; het politiecorps met den inspecteur aan het hoofd; al de landbouwers van twintig mijlen in dear omtrek, en natuurlijk ai bovenal veel zegen om zich heen sprei den. i Leve onze Koningin-Moeder I Met onwaarheid. Er kan geen Kamer- of Statenverkiezing komen of men verneemt van leugenach tige voorspiegelingen door soc.-dem. huis bezoekers ten beste gegeven biji de pro paganda voor hun candidaat. Het algemeen stemrecht heeft de kans op wélslagen van dergelijke praktijken on gemeen verhoogd. Tal van eenvoudigen laten zich door groote of kleine jokkentjes van dergelijke menschen inpakken. Zij beschuldigen ons van valsche leuzen en tegenstellingen, waarmee wij de opper- vlakkigen inpakken. Doch veel meer is aan hunne zijde de vrijmoedigheid in het uit stallen van scheeve argumenten. „De Proletarische Vrouw" van 16 Juli j.l." levert er ons ongevraagd een staaltje van. Bij het openen van een deur ver schijnt een vrouw van 75 jaar. Do huisbezoekster: „Dag moedertje, hebt u al over de verkiezing gedacht?" „Ja, juffrouw, wil u binnen komen, want ziet U, ilc word door mijn doch ter geheel onderhouden, dus moet ik stemmen wat zij zegt." De huisbezoekster: „Ja moedertje, dat kan wel waar zijn, maar hebt u ouderdomspensioen?" Een glans van vreugde kwam op het oude gelaat. „Dat, juffrouw, dat is toch zoo echt, want ziet u, dat is dan zoo van mij zelf." De huisbezoekster: „Dan moet u op passen, want Colijn is voor alles in staat." „O, juffrouw, ik wil graag stemmen op Ter Laan, maar zal U het dan aan niemand zeggen, vertel er mij nog eens van." De huisbezoekster, onder den indruk, legde het deze oude moeder nog eens hit. Een stevige handdruk, en nogmaals bedankt, gingen wij weer verder, maar in de overtuiging, dat wij nooit moeten ophouden te werken voor de zorg voor de ouden van dagen." „D'e Nieuwe Leidsche Courant" hoorde zoo schrijft de redactie hetzelfde omtrent roode huisbezoekers te Leiden. Iets dergelijks vernamen ook sommige onzer huisbezoekers in zoogenaamde zelf kantkringen. In 1918 was 't o.a. dan wordt 't brood goedkoopcr. En in latere jaren: anders verlies je je staatspensioen; en je hebt toch aan de sociaal-democraten te danken dat je dat pensioen hebt, en 't zal nog hooger worden. Dit zijn enkele van de hier en elders vernomen onjuistheden van de roode huis bezoekers. Het doet denken aan bepaalde van hooger hand, althans van zekere hand, verschafte instructies. „Colijn is tot alles in staaf." Zoo heette het. Zoo heet het nog. En dat zoo merkt onze Leidsche collega terecht op Dat durven zeggen en schrijven men schen, die in staat zijn de kiezers op de meest ergerlijke manier te mis leiden en dié nog dom genoeg zijn, bo vendien, om z'ulk een leugemcampagne in het publiek te verheerlijken. Tot alles in staat. En dat wordt gezegd van den man die schier 't onmogelijke heeft gedaan en die smaad en hoon heeft verdragen om te voorkomen dat de toegezegde en toegekende rentehedragen hunne volle waarde zouden behouden. s Tegen de Ontwapeningsleuzen. Die bazuin onzer Chr. Onderofficieren tegen de ontwapeningsleuzen der demo- de veefokkers en drijvers van bet district Zwaankreefc. Hier behoefde men niet om stilte te verzoeken. O neen, dat was niet noodi'g, want voor db eerste maal in h'un leven hadden de veedrijvers geen lust om gekheid te maken. Zelfs bij hun aankomst hoorde men geen luidruchtige 'opmerkingen. Zwijgend bonden zij h'un pony's aan het hek; of zooi zij met sleden kwamen, reden zij den hof binnen, na men de paarden hiun bellen af, en schaar den zich zonder grappen of kwinkslagen tusschen de anderen voor het hui's, of gingen door naar de keuken. De leden van „Hercules" konden die sombere stilte niet best begrijpen. Zoo iets was nog nooit vertoond in het land waa,r men de zorgen weglachte en den dood met een goedmoedig knikje be groette. Maar zij voelden altijd ga'uwwaar de wind vandaan kwam, en schikten zich met eigenaardige beleefdheid naar de heerschende stemming, hoe vreemd .die hun ook toescheen. Bijna nergens heb ik die gave in zoo boog© mate aange troffen, als juist daar in het Verre Westen. 't Waren bovenal de veedrijvers, die den slag diep voelden. Voor de andore leden der gemeente Was de Loods in de eerste plaats evangelieprediker, maar zij verloren in hem een makker en vriend. Niet gauw hadden zij hem hun vertrou wen geschonken, voet voor voet had hij zijn plaats onder hen veroverd, totdat zij hem als een der hunnen waren gaan beschouwen. Hij had met hen over de prairie gezworven, geslapen in hun blok huizen, zijn potje gekookt op hun vuur, en dan Bill vereerde hem. Dat alleen was reeds genoeg, om hem recht te geven op alles wat zij bezaten. Hij Was van craten van alle gading, heeft geen onzeker geluid gegeven. Het standpunt 'der Nationale Christen- Onderofficierenvereeniging tegenover de nationale en internationale ontwapenings leuzen werd door het hoofdbestuurslici den heer A. de Ridder in een referaat op 30 April in de to Utrecht gehouden algemeene vergadering krachtig naar vo ren gebracht. Do rede ervoer van alle zijden toejuiching. En toen zij pp veler verzoek in druk verscheen, was het nie mand minder dan onze oud-minister, oud gouverneur-generaal, oud-gouverneur van Suriname en oud lid der Tweede Kamer, lid van den Raad van State, den heer Idenburg, die er een inleidend woord aan deed voorafgaan. De referent mocht vaststellen dat zijn ver eeniging nog altijd staat op 't standpunt, omschreven in Ar.t. 3 harer Beginselver klaring „Zonder zich uit te spreken over de technische organisatie der le vende en doode weerkrachten acht zij', zoolang een vertrouwbare internationale! regeling daarin niet voorziet, de instand houding van meerdere organen, zoowel ter handhaving van 's Lands onafhanke lijkheid en neutraliteit tegenover oorlog voerende vreemde mogendheden als ter beveiliging der Staatkundige en Maat schappelijke orde bij binnenlandsche be roeringen, noodzakelijk." De schrijver toont uit de Schrift het onhoudbare aan van het bedenksel dat in deze bedeeling langs den weg van Vol kenbond en dergelijke de oorlog onmo gelijk kan worden gemaakt; wel zal hij bij vereend optreuen kunnen worden voorkomen of beperkt. Hij protesteert ook tegen de averechtsche tekstverklaring en Schriftverkrachting der ontwapenaars, be roept zich op de Goddelijke instelling der Overheid,, en op bekende schrijvers van allerlei richting, ook uit den soc.-dem. hoek; releveert nog eens het Dierentuin- debat, roept tevens op tot aansluiting bij 'de internationale regelingen tot be perking van den oorlog, en eindigt met een kfachtigen oproep tot eerbied voor het gezag en weerstandbieding aan bols jewistische en andere machten. Dit vlugschriftje moge veel verspreid en gelezen worden. Nederland en Oranje. Zouden alle kiesvereenigingen die de zen schoonen naam voeren al op het maandschrift dat bovenstaanden naam draagt geabonneerd zijn? Het is liet offi cieel orgaan van het Verband van A.-R. propagandacl'ubs in Nederland. Aan deze uitgaaf wordt meegewerkt door de Dr A. Kuyperstichting en het Centraal Comité. Ook het Julinommer bevat weer een paar Uitnemende artikelen. Leugen ©n waarheid over het Calvinisme is een opstel waarin dr D'ooyeweerd de denkbeelden tracht te weerleggen, welke door mr Kropman, een Roomschen geleerde in ©en door dezen uitgesproken rede zijn neergelegd. D'an volgt een opstel over art. 36 door R. A. den Ouden. Dit artikel behoort door alle Staatkundig Gereformeerden gelezen te worden. Hun leiders hebben op gezag van hün leider onze partij vervolgd met de beschuldiging dat zij dit artikel heeft ontkracht, doch zij hebben deze arrogantie doen vergezeld gaan van de verklaring, dat hün partij dit vraagstuk van art. 36 nog niet bestudeerd had. Welnu, in de verwachting, dat het aandeel hetwelk de dwaling heeft in de menschelijfce han delingen altijd veel grooter is dan dat der kwade trouw, wekken wij deze leiders op hün studie over dit vraagstuk aan te vanigen met de lezing van dit Uitnemend gedocumenteerde opstel van den adjunct secretaris van het Centraal Comité. Als toegift volgt voor onze Anti-Revo lutionaire Clubs en Kiesvereenigingen een drietal tabellen met toelichting omtrent de feitelijke en prooentsgewijz© vermin dering onzer stemmen in elk der 18 Kies kringen. I Alleen Den Helder hield zijn stemmen- hen, en zij waren juist tot het besef ge komen, dat zij heel trotsch op hem moch ten zijn, toen hij van hen werd Weggenoi men, een leegte in hun leven nalatende, zooals zij nog nooit gekend hadden. Nie mand in deze streken had zich ooit om hen bekommerd; 'tWas trouwens nooit in hen opgekomen, dat iemand iets om hen zou moeten geven, totdat de Loods kwam. Het had lang geduurd, eer zij ge loofden, dat de belangstelling, die Rij hun toonde, eerlïjik gemeend was en niet al leen ambtshalve. Voorts verwachtten zijl van een prediker voornamelijk medelij-t den, waarschuwing, berisping. De Loods verbaasde hen door zijn beleefdheidy waardeering, bewondering en oprechte ge negenheid. Maanden lang hadden zij er hem van verdacht, dat bijl hen eigenlijk voor den gek hield. Toen ziji eindelijk van het tegenovergestelde overtuigd wa ren, beloonden zij hem met hun volle vertrouwen en gaven hem een groote plaats in hun hart. Sommigen had hij een nieuwen blik op het leven hier hene den gegeven en allen een kijkje in het toekomende, 't Was dus niet te verwonde ren, dat zij zwijgend geschaard ston den bij het huis, Waar de man, die zoo veel voor hen had gedaan ,en zooveel voor hen was geweest, op het doodsbed lag. (Wordt vervolgd.) Bovenstaand verhaal verscheen in boekformaat bij den Uitgever onder den titel door RALPH COHOOR Prijs gebonden ff 1.40

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1925 | | pagina 5