0E ZEEUW
"tweede blad.
de hemelloods.
FEUILLETON.
G. F. CALLENBACH te NIJKERK
DE HEMELLOODS
VAN
ZATERDAG 2 AUG. 1925. No. 255.
0E VERBLOEMING VAN DEN DOOD,
Een uitheemscb insluipsel, waartegen
reeds in 1892 „De Standaard" haar ern-
stifg protest deed uitgaan.
Wierd het sinds dien tijd beter?
Het protest heeft ook nu nog, ruim
een kwarteeuw! daarna, recht te worden
gehoord.
Het is een feit dat ook in ons land
het graf en de uitvaart onzer dooden
akneer dat karakter van ernst en eenvoud
verliezen, dat de Calvinistische geest er
eenmaal opi gedrukt had.
Zelfs de Réveil had voor het schoon
van 'dien ernst nog een open oog; en
meer dan 'één van onze groote Réveil
mannen heeft vóór zijn sterven uitdruk
kelijk verklaard, dat geen krans en
geen festoen op zijn lijkbaar noch
op zijn graf mocht geduld worden.
Maar toch mag niet ontkend, dat in
de laatste jaren die uitheemsche en on-
gereformeerde gewoonte, om bij de uit
vaart onzer geliefde dooden hun lijk
baar met kransen te omhangen, op ver
ontrustende wijze toenam.
Toen dit voor het eerst insloop1, wierd
er tegen gewaarschuwd.
Er is toentertijd op gewezen, hoe dit
ornamenteer en van het graf ons een
weg op zou leiden, die den ernst aan
het graf ontstelen zou. Maar er werd
geantwoord: Geen gevaar biji onzen lcal-
men landsaard; een enkele bloemkrans
kan toch geen kwaad!
Reeds nu echter, na zoo korte jaren,
ziet men, hoe zonder grond die gerust
stellende verzekering was. Immers nu
reeds is het gebruik van kransen en bloe
men zóó hand over hand op den Godsak
ker toegenomen, dat we Diuitschland, zelfs,
Zuid-D'iiitschland, bijna op zijde streven.
Het is, helaas, Weinig meer dan een
quaestie van geld! En indien in den
kring van den gestorvene maar over ge
noegzame middelen kan beschikt worden,
begint het reeds voor goeden toon te
gelden, dat ieder bloedverwant en vriend
een krans voor de lijkbaar aan het sterf
huis zendt.
Dit gebeurt niet alleen wanneer een
beroemde doode ten grave wordt uit
gedragen, maar evenzeer bij de uitvaart
van personen zonder beteelcenis.
Soms zelfs wies de menigte der kran
sen reeds zoozeer aan, dat de arme groef
bidder niet wist, hoe ze aan zijn. beide
armen te .itjjgen, noch de aanspreken
hoe ze te hechten aan de baar.
Een lijkbaar zonder kransen gaat
reeds bijna niet meer. Dat zou wezen, of
men zijn lieven doode niet had liefgehad.
En indien het vorig jaar het stoffelijk
overschot van buurman met vijf kran
sen uit werd gedragen, oordeel zelf, of
de naast aanwonende, nu ook haar het
weduw'e-kleed om de leden hing, het voor
haar man met minder dan zes kan
doen.
En zoo komt men al verder en verder.
In München kon men reeds voor jaren
in het lijkenhuis, op een prachtige tafel',
hij dozijnen zeker soort monsterruikers'
zien liggen, in elk waarvan een kin
derlijkje stak. Natuurlijk, zoo'n klein
Wichtje is te klein om de kransen te
dragen, en nu draagt de krans of da
ruiker het lieve wicht.
Te Leiden en elders biedt men u geen
schop of spade meer aan, om aarde op de
kist te werpen, maar een keurige schaal
met losse .bloempjes er op; en elk der
omstanders neemt dan een bloempje tus-
schen duim en vinger, en laat dat zijgen
op 4e kist.
Evenzoo over delft men de grafzerken,
al prachtiger grafmonumenten, met
kransen van „evergreen", wat symbool
Een verhaal uit het Verre Westen.
(Nadruk verboden..)
52) _0_
HOOFDSTUK XXIII.
Naar huis gegaan.
In vroeger jaren beschouwde men in
het ZwaanKreekisch'e 0011 begrafenis als
•een plechtige feestelijkheid. Liet meeren-
■deiel der mannen stierf in hun schoenen,
■Cm werd met veel eerbetoon ten grave
(gebracht, terwijl na afloop daarvan de
flesch duchtig werd aangesproken. 't Ge
helmde menigmaal dat er noch lij'klaken
noch doodkist aanwezig was. In het Verre
'Westen ligt menige arme jongen beg'ra-
fen in d,e kleeren, waarin hij viel, ge
wikkeld in zijn eigen wollen deken, "of
wel in die van een vriend.
'tWas de opzichter van de .hoeve der
vereeniging Algemeen Belang, die krip
invoerde, en wel hij gelegenheid der be
grafenis van een harer veedrijvers, ver
ongelukt door een trap van zijn pony.
Toen de dragers met krippen vlaggen en
wimpels verschenen, werd. dat. door de
•noeste aanwezigen veroordeeld, als veel
te vroolijk. Dieze omstandigheid alleen
zon reeds op zichzelf voldoende zij|n, om
die begrafenis onvergetelijk te maken;
•haai' er was nog iets anders voorgevalr
'en, dat veel aanstoot gegeven had. Nie-
•tand zou zoo kleingeestig zijn om er zich
S,an te ergeren, dat de stoet na afloop
hor plechtigheid in wilde vaart terug-
tew. 't Werd gewoonlijk vanzelf een hard
draverij, waarvan de toko en een dritik-
der onsterfelijkheid moet heeten'. En, over
mits het zoo vaal en verlept staat, als die
kransen er straks verdord neerliggen,
wordt de hovenier dan 'met de taak be
last, om ze op gezette tijden te verver-
schen. Een voor geld gekocht liefde
betoon, waardoor de ijzergieter op den in
val kwam, om dan maar liever bloem
kransen van ijzer te gieten. Zulke
ij z e r n bloemkransen die verleppen en
verdorren nooit.
Ja, zelfs bij die kransen blijft het niet-
Eenmaal den weg op, om het graf door
versiering aantrekkelijk te maken, heeft
men een beginsel aanvaard, dat vér
strekt, en waarbij de baatzucht der nij
verheid de sentimentaliteit van het droeve
hart tegemoet komt-
Vooral 'in onze steden verandert men
almeer onze kerkhoven" in lustwaran
den. Golvend wordt het terrein afgegra
ven en opgehoogd. Sierlijke slingerpaden
worden door het erf getrokken. Prachtige
bloemperken aangelegd- Effecten van licht
en schaduw getooverd. Als een lust
prieel welft het keurigst loover er een dak
over u heen. En vriendelijk verscholen
in een grasperk ligt daar dan het grafbed
van uw doode. Bijna romanesk! Met heel
uw lusthof en uw bloemenweelde in on
gestoorde harmonie
Zoo wordt die kleine plek in of bij
uw stad, .waar al do ernst van het
eeuwige u eens zoo ontzettend toe
sprak, een speelplaats voor uw lieve klei
nen, die, o, zoo graag met hun „bonne"
naar het „mooie" graf gaan.
De wezenlijke bedroefde, die, in
de ^vorsteling van zijn rouw, er meer
heenkroop dan heenliep, om hog eens
uit te weenen bij het dierbaar graf, keert
er teleurgesteld van terug- Men kan op
onze graven niet meer weenen; bij onze
graven niet meer knielen; bij onze graf
zerken de volle ziel niet meer uitgieten-
Want wie kan er droef zijn, waar alles
om hem speelt en lacht? Wie in gepeins
verzinken, waar nieuwsgierigheid u van
alle zijden begluurt? Och, een weduwe,
die diep bedroefd nog eens op het haar
zoo teeder graf wilde uitweenen, ze zou
een schouwspel voor de drentelaars wor
den, en wie haar liefhad, zou haar stil
toefluisteren: „Diep bedroefde vrouwe, ga
liever van hier!"
o, We zijn op dien weg der „versiering
van onze graven" reeds zoover voortge
schreden; en ons onaesthetisch volk, zijns
ondanks op dien weg gedrongen, voegt
aan dien opschik (jan nog zoo vaak het
ergerende van' den^wansmaak toe-
Ook uw oog heeft o*p witte zuilen soms
wel photographieën van de begra-
venen zien hangen. Eens zag ons oog
een verkleurde photographie, in afgeschil
ferde zwarte lijst, voorstellende een dame
met gekapt haar en gekleed met den
crinolinewansmaak van voor twintig jaren-
We bidden u, als dit euvel steeds ver
der voortkruipt, waar, waar gaan we met
onze gtille, nuchtere bevolking op onze
graven dan toch heen?
Kondt ge ons hier de Campi Santi
van Italië overtooveren, o, we zeggen niet,
dat we het wenschen' zouden, maar dan
schiept ge ons althans iets dat het oog
niet beleedigl, den ernst van het graf niet
wraakt, noch vloekt met de ontzettende
majesteit, die God op u werpt in den
dood.
Stond liet in uw macht, de wilde, weel
derige natuur van zuidelijker oorden om
onze steden te doen opbloeien, o, gewis-
selijk het zou min plechtig, maar toch
dragelijk zijn, om in zulk een wild natuur-
paradijs een kuil te graven voor uw
lieven.
Of ook, stond de zorge voor de leven
den niet in den weg, en kondt ge nog
maals onze kerken haar ingewand doen
openen, .om onze afgestorvenen onder
haar zerken te besluiten, licht dat er
in de praalgraven weer te veel ijdelheid,
in-de nissen te veel weelde ontlook; maar
het plechtige zou althans behouden blij
ven en het onnatuurlijke, onharmonische
ons worden gespaard.
gelag het einddoel waren. Maar van een
harddraverij met de lijkkist was natuur
lijk nooit sprake. Toch kon bij1 de hoven-
vermelde begrafenis de koetsier van den
lijkwagen, hier -een slede, niet aansprak
kelijk gesteld worden voor het gebeulde.
'Z-ijn aangewezen plaats was aan het
hoofd van den stoet, en het was punt
van eer die plaats te behouden. D'e fout
lag klaarblijkelijk hij den koetsier van
de slede der Vereeniging, waarin de
klagers gezeten waren een nieuwigheid
welke zich beleedigd achtten, dat Hi
Kendal, die met een span paarden van
Ashley-hoeve de slippendragers reed
ook een nieuwigheid de eereplaats
•kreeg achter de baar.
De koetsier der Vereeniging vroeg wat
ter wereld Ashley-Hoeve te maken had
met deze begrafenis. Aan wien behoorde
het lijk? Immers aan Algemeen Belang?
Hi daarentegen hield vol, dat het lijk
onder de hoede stond van de dragers.
Zij moesten er voor zorgen, dat het be
hoorlijk in een graf werd gelegd, en .als
zij niet bij! de hand waren op het rechte
oogenblik, hoe moest het er dan in ko
men? Zij verwachtten toch niet, dat het
zou opstaan en er zelf naar toe wandelen?
Diachton zij dat misschien? Hi duldde niet,
dat die weergasche klagers bij het graf
zouden scharrelen, zoolang de begrafenis
niet behoorlijk was afgeloopen. Daarna,
mochten zij aan bet werk tijgen. Maar de
koetsier der Vereeniging was van een
andere opinie, en zoodra hij zijn kans
schoon zag, schoot hij Hi' en zijn slippen-
dragers voorbij en nam de plaats in naast
de slede, die de kist droeg.
'tls best mogelijk, dat Hi deze be-
leediging en het verlies van de eereplaats
ten slotte toch nog goedmoedig over zijln
Maar in een land, dat ons geen anïdere
oppervlakte biedt dan het gras zijner vel
den of de kluit zijtier akkers of het
zand zijner duinen, het „stof zijt ge
en tot stof zult ge wederkee-i
ren" onkenbaar te maken onder een
gekunsteld plantsoen, of wansmakelijk
brolc steen, of onder een vloed van kran
sen en gestrooide bloemen; och, we ho
pen niet dat We er iemand zeer mee
zullen doen, maar het wil er niet bij
ons in.
Het maakt al den pijnlijken indruk
van het onware, van het v a 1 s c h e,
van verbloeming ook in overdrach-
telijken zin.
Het leven om ons been is zoo on
diep, zoo oppervlakkig, zoo vluchtig. Het
gedruisch en rumoer en gejubel neemt
geen einde.
Haast ontbreekt elke kans, dat nog een
enkele bede om hooger ernst gehoor
zal vinden.
En zie, terwijl dusver althans het kerk
hof, de godsakker, het graf nog onge
deerd en ongehinderd dien plechtigen in
druk van onuitsprekelijlken ernst op ieders
hprt kon maken., .gaat whct thans almeer
den weg op, om ook over dat laatste
memonto mori een prachtig, .gebor-
duurden sluier te werpen.
Dan ziet men van. dpn dood niets
meer.
Men spreekt er niet meer van.
Alleen als men zelf sterft, maakt men
er dan. kennis mede. En 'dan glijdt men
half bedwelmd, eigenlijk niet Wetend wat
er komende is, de eeuwige eeuwigheid in.
En zal men het nu onteeder, zal men
het min kiesch vinden, dat w|e dit onder
werp ter sprake brachten?
Dit zou het zijn, 'indien bedoeld ware
hen, die dusver aan deze verbloe
ming van den dood meededen, van
dit pogen hunner liefde 'een verwijt te
maken.
Maar waar dit verre van ons ligt, (en
hoe zouden we het bedoelen kunnen?)
daar mag ons door eerbied voor het
sentimenteele toch geen zwijgen worden
opgelegd.
Achten ook sommige Christenen in don
lande het metterdaad oirbaar, dat ze
aan dit sieren onzer graven meedoen,
welnu, dat ze zich dan uitspreken, en
het ons doen inzien, op wat grond en
waarom ze zoo doen.
Stil en onnadenkend de wereld na
bootsen, kan nooit goed zijln.
Nooit goed vooral in het aangezicht
van den Dood.
En daarom wagen We het ook in zoo
tcedere zaak een zacht protest te doen
hoeren tegen wlat ons in strijd met onze
tradition, en in strijd met onzen land-,
aard 'dunkt.
In dat protest, We weten het, zulten
we niet alleen staan; en als men voort
gaat den Godsakker voor ons Calvinisten
onbruikbaar te maken, is de tijd niet
verre meer, da,t We evenals de Joden,
en ovenals de Roomschen, vragen zullen
om een eigen kerkhof.
Een verjaardag.
Morgen, 2 Augustus, mag H. M. de Ko
ningin-Moeder: Adelheid Emma Wilhel-
mina Theresia, Prinses van Waldeck en
Pyrmont, haar 67en verjaardag vieren.
Geboren 2 Aug. 1858 te Arolsen', ge
huwd 1879 met wijten onzen laatsten Ko
ning Willem, is deze Duitsche Vorstin
met grooten spoed een Nederlan^sche
Verstin geworden, die zich met groote
liefde aan den landaard der Nederlandsche
natie wist aan te passen, en nu al se
dert bijna een halve eeuw op de liefde
van haar volk mag staat maken.
Zij heeft vooral door werken van lief
dadigheid zich een eerezuil gesticht in
het hart der natie.
(Dankzeggingen en gebeden van tien
duizenden zullen haar vergezellen.
Zij moge met hare Kinderen en hare
Kleindochter nog een reeks van jaren
gespaard en gezegend blijven en zij zelve
kant zou hebben laten gaan; maar de
spotachtige opmerkingen van de klagers
toen zij zegevierend voorbijschoten, wa
ren meer dan hij kon verdragen, en het
volgende oogenblik renden de pony's van
de drie steden in dolle vaart naast elk
ander over den weg, alsof de vijand h'un
op de hielen zat. D|e slede met de kist
had het geluk van op den beloopen weg
te rijden, en liet d'us spoedig de heide
andere achter die n'u om de tweede plaats
kampten, welke ten slotte do-or Hi be
machtigd werd, en behouden tot aan het
igraf, in weerwil van alle pogingen der
klagers.-
Iedereen was verontwaardigd over het.
gebeurde en 's avonds had men het er
in den toko heel druk over. Na einde
loos heen en weer praten kwam men
tot de slotsom, dat de koetsier, die het
lijk vervoerde, de hoofdschuldige was. Hij
erkende, dat hiji een doode niet zoo; hard
had mogen rijden; maar zij begrepen toc.h
zeker ook wel, dat .hij niet verantwoord
was, zoo hij een doode de tweede plaats
liet innemen bij zijn eigen begrafenis?
Neen, zoolang hij iets te zegden had, zou
dat niet gebeuren. Bn wat de anderen
betreft, hij vond, dat de slippendragers
vrijwat meier hadden te doen bij een be
grafenis, dan die malle klagers.
Toen diezelfde mannon bijeenkwamen
op de hoeve van Meredith, om het stof
felijk omhulsel van den Loods naar zijn
laatste rustplaats te brengen, bemerkte
men dadelijk, dat Laag Heuvelland een
nieuwe ervaring opdeed. Zij waren allen
opgekomen. De leden van „Hercules" en
de mannen van achter het Fort; het
politiecorps met den inspecteur aan het
hoofd; al de landbouwers van twintig
mijlen in dear omtrek, en natuurlijk ai
bovenal veel zegen om zich heen sprei
den. i
Leve onze Koningin-Moeder I
Met onwaarheid.
Er kan geen Kamer- of Statenverkiezing
komen of men verneemt van leugenach
tige voorspiegelingen door soc.-dem. huis
bezoekers ten beste gegeven biji de pro
paganda voor hun candidaat.
Het algemeen stemrecht heeft de kans
op wélslagen van dergelijke praktijken on
gemeen verhoogd.
Tal van eenvoudigen laten zich door
groote of kleine jokkentjes van dergelijke
menschen inpakken.
Zij beschuldigen ons van valsche leuzen
en tegenstellingen, waarmee wij de opper-
vlakkigen inpakken. Doch veel meer is aan
hunne zijde de vrijmoedigheid in het uit
stallen van scheeve argumenten.
„De Proletarische Vrouw" van 16 Juli
j.l." levert er ons ongevraagd een staaltje
van.
Bij het openen van een deur ver
schijnt een vrouw van 75 jaar.
Do huisbezoekster: „Dag moedertje,
hebt u al over de verkiezing gedacht?"
„Ja, juffrouw, wil u binnen komen,
want ziet U, ilc word door mijn doch
ter geheel onderhouden, dus moet ik
stemmen wat zij zegt."
De huisbezoekster: „Ja moedertje,
dat kan wel waar zijn, maar hebt u
ouderdomspensioen?"
Een glans van vreugde kwam op
het oude gelaat.
„Dat, juffrouw, dat is toch zoo echt,
want ziet u, dat is dan zoo van mij
zelf."
De huisbezoekster: „Dan moet u op
passen, want Colijn is voor alles in
staat."
„O, juffrouw, ik wil graag stemmen
op Ter Laan, maar zal U het dan aan
niemand zeggen, vertel er mij nog eens
van."
De huisbezoekster, onder den indruk,
legde het deze oude moeder nog eens
hit.
Een stevige handdruk, en nogmaals
bedankt, gingen wij weer verder, maar
in de overtuiging, dat wij nooit moeten
ophouden te werken voor de zorg voor
de ouden van dagen."
„D'e Nieuwe Leidsche Courant" hoorde
zoo schrijft de redactie hetzelfde
omtrent roode huisbezoekers te Leiden.
Iets dergelijks vernamen ook sommige
onzer huisbezoekers in zoogenaamde zelf
kantkringen. In 1918 was 't o.a. dan
wordt 't brood goedkoopcr. En in latere
jaren: anders verlies je je staatspensioen;
en je hebt toch aan de sociaal-democraten
te danken dat je dat pensioen hebt, en
't zal nog hooger worden.
Dit zijn enkele van de hier en elders
vernomen onjuistheden van de roode huis
bezoekers.
Het doet denken aan bepaalde van
hooger hand, althans van zekere hand,
verschafte instructies.
„Colijn is tot alles in staaf." Zoo heette
het. Zoo heet het nog.
En dat zoo merkt onze Leidsche
collega terecht op
Dat durven zeggen en schrijven men
schen, die in staat zijn de kiezers
op de meest ergerlijke manier te mis
leiden en dié nog dom genoeg zijn, bo
vendien, om z'ulk een leugemcampagne
in het publiek te verheerlijken.
Tot alles in staat.
En dat wordt gezegd van den man
die schier 't onmogelijke heeft gedaan
en die smaad en hoon heeft verdragen
om te voorkomen dat de toegezegde en
toegekende rentehedragen hunne volle
waarde zouden behouden.
s
Tegen de Ontwapeningsleuzen.
Die bazuin onzer Chr. Onderofficieren
tegen de ontwapeningsleuzen der demo-
de veefokkers en drijvers van bet district
Zwaankreefc. Hier behoefde men niet om
stilte te verzoeken. O neen, dat was niet
noodi'g, want voor db eerste maal in
h'un leven hadden de veedrijvers geen
lust om gekheid te maken. Zelfs bij hun
aankomst hoorde men geen luidruchtige
'opmerkingen. Zwijgend bonden zij h'un
pony's aan het hek; of zooi zij met sleden
kwamen, reden zij den hof binnen, na
men de paarden hiun bellen af, en schaar
den zich zonder grappen of kwinkslagen
tusschen de anderen voor het hui's, of
gingen door naar de keuken.
De leden van „Hercules" konden die
sombere stilte niet best begrijpen. Zoo
iets was nog nooit vertoond in het land
waa,r men de zorgen weglachte en den
dood met een goedmoedig knikje be
groette. Maar zij voelden altijd ga'uwwaar
de wind vandaan kwam, en schikten zich
met eigenaardige beleefdheid naar de
heerschende stemming, hoe vreemd .die
hun ook toescheen. Bijna nergens heb
ik die gave in zoo boog© mate aange
troffen, als juist daar in het Verre
Westen.
't Waren bovenal de veedrijvers, die
den slag diep voelden. Voor de andore
leden der gemeente Was de Loods in
de eerste plaats evangelieprediker, maar
zij verloren in hem een makker en vriend.
Niet gauw hadden zij hem hun vertrou
wen geschonken, voet voor voet had hij
zijn plaats onder hen veroverd, totdat
zij hem als een der hunnen waren gaan
beschouwen. Hij had met hen over de
prairie gezworven, geslapen in hun blok
huizen, zijn potje gekookt op hun vuur,
en dan Bill vereerde hem. Dat alleen
was reeds genoeg, om hem recht te geven
op alles wat zij bezaten. Hij Was van
craten van alle gading, heeft geen onzeker
geluid gegeven.
Het standpunt 'der Nationale Christen-
Onderofficierenvereeniging tegenover de
nationale en internationale ontwapenings
leuzen werd door het hoofdbestuurslici
den heer A. de Ridder in een referaat
op 30 April in de to Utrecht gehouden
algemeene vergadering krachtig naar vo
ren gebracht. Do rede ervoer van alle
zijden toejuiching. En toen zij pp veler
verzoek in druk verscheen, was het nie
mand minder dan onze oud-minister, oud
gouverneur-generaal, oud-gouverneur van
Suriname en oud lid der Tweede Kamer,
lid van den Raad van State, den heer
Idenburg, die er een inleidend woord
aan deed voorafgaan.
De referent mocht vaststellen dat zijn ver
eeniging nog altijd staat op 't standpunt,
omschreven in Ar.t. 3 harer Beginselver
klaring „Zonder zich uit te spreken
over de technische organisatie der le
vende en doode weerkrachten acht zij',
zoolang een vertrouwbare internationale!
regeling daarin niet voorziet, de instand
houding van meerdere organen, zoowel
ter handhaving van 's Lands onafhanke
lijkheid en neutraliteit tegenover oorlog
voerende vreemde mogendheden als ter
beveiliging der Staatkundige en Maat
schappelijke orde bij binnenlandsche be
roeringen, noodzakelijk."
De schrijver toont uit de Schrift het
onhoudbare aan van het bedenksel dat in
deze bedeeling langs den weg van Vol
kenbond en dergelijke de oorlog onmo
gelijk kan worden gemaakt; wel zal hij
bij vereend optreuen kunnen worden
voorkomen of beperkt. Hij protesteert ook
tegen de averechtsche tekstverklaring en
Schriftverkrachting der ontwapenaars, be
roept zich op de Goddelijke instelling der
Overheid,, en op bekende schrijvers van
allerlei richting, ook uit den soc.-dem.
hoek; releveert nog eens het Dierentuin-
debat, roept tevens op tot aansluiting
bij 'de internationale regelingen tot be
perking van den oorlog, en eindigt met
een kfachtigen oproep tot eerbied voor
het gezag en weerstandbieding aan bols
jewistische en andere machten.
Dit vlugschriftje moge veel verspreid
en gelezen worden.
Nederland en Oranje.
Zouden alle kiesvereenigingen die de
zen schoonen naam voeren al op het
maandschrift dat bovenstaanden naam
draagt geabonneerd zijn? Het is liet offi
cieel orgaan van het Verband van A.-R.
propagandacl'ubs in Nederland. Aan deze
uitgaaf wordt meegewerkt door de Dr A.
Kuyperstichting en het Centraal Comité.
Ook het Julinommer bevat weer een paar
Uitnemende artikelen. Leugen ©n waarheid
over het Calvinisme is een opstel waarin
dr D'ooyeweerd de denkbeelden tracht te
weerleggen, welke door mr Kropman,
een Roomschen geleerde in ©en door
dezen uitgesproken rede zijn neergelegd.
D'an volgt een opstel over art. 36 door R.
A. den Ouden. Dit artikel behoort door
alle Staatkundig Gereformeerden gelezen
te worden. Hun leiders hebben op gezag
van hün leider onze partij vervolgd met
de beschuldiging dat zij dit artikel heeft
ontkracht, doch zij hebben deze arrogantie
doen vergezeld gaan van de verklaring,
dat hün partij dit vraagstuk van art. 36
nog niet bestudeerd had. Welnu, in de
verwachting, dat het aandeel hetwelk de
dwaling heeft in de menschelijfce han
delingen altijd veel grooter is dan dat
der kwade trouw, wekken wij deze leiders
op hün studie over dit vraagstuk aan
te vanigen met de lezing van dit Uitnemend
gedocumenteerde opstel van den adjunct
secretaris van het Centraal Comité.
Als toegift volgt voor onze Anti-Revo
lutionaire Clubs en Kiesvereenigingen een
drietal tabellen met toelichting omtrent
de feitelijke en prooentsgewijz© vermin
dering onzer stemmen in elk der 18 Kies
kringen. I
Alleen Den Helder hield zijn stemmen-
hen, en zij waren juist tot het besef ge
komen, dat zij heel trotsch op hem moch
ten zijn, toen hij van hen werd Weggenoi
men, een leegte in hun leven nalatende,
zooals zij nog nooit gekend hadden. Nie
mand in deze streken had zich ooit om
hen bekommerd; 'tWas trouwens nooit in
hen opgekomen, dat iemand iets om hen
zou moeten geven, totdat de Loods
kwam. Het had lang geduurd, eer zij ge
loofden, dat de belangstelling, die Rij hun
toonde, eerlïjik gemeend was en niet al
leen ambtshalve. Voorts verwachtten zijl
van een prediker voornamelijk medelij-t
den, waarschuwing, berisping. De Loods
verbaasde hen door zijn beleefdheidy
waardeering, bewondering en oprechte ge
negenheid. Maanden lang hadden zij er
hem van verdacht, dat bijl hen eigenlijk
voor den gek hield. Toen ziji eindelijk
van het tegenovergestelde overtuigd wa
ren, beloonden zij hem met hun volle
vertrouwen en gaven hem een groote
plaats in hun hart. Sommigen had hij
een nieuwen blik op het leven hier hene
den gegeven en allen een kijkje in het
toekomende, 't Was dus niet te verwonde
ren, dat zij zwijgend geschaard ston
den bij het huis, Waar de man, die zoo
veel voor hen had gedaan ,en zooveel
voor hen was geweest, op het doodsbed
lag. (Wordt vervolgd.)
Bovenstaand verhaal verscheen in
boekformaat bij den Uitgever
onder den titel
door RALPH COHOOR
Prijs gebonden ff 1.40