1>E ZEEUW
TWEEDE BLAD.
DE HEMELLOODS.
IGELIE
iTOEL
ILPOT
e KAMPEN
k k e r
>ienstbode,
Dienstbode
FEUILLETON.
Ijkomende
rjvers wa-
f 19.800;
J. de
I; A. v. d.
P. Dek-
ïijl, Vlis-
door not.
ibestuur
72.68 H.A.
Iten Nisse
som van
irieerden
t>t f96 en
f73 per
VAN
DONDERDAG 25 JUNI 1925. No. 223.
p5. P/oste-
-87, Snij-
(ardbeien
[wider stè-
Aardap-
Tuinboo-
J53 et., aJ-
|t. per 10'
lakooi 10
]iers 10
lerie 5
-11, Ra-
Ramme-
4—6 et.,
-35, An-
|4, Piieter-
Bloem-
Imajnd.
In f 15.21
24 J unï
-t" 15.50.
■65—f78,
Blanche
31—f42,
lietjes f36
*4, Ploste-
Dpelen
rl— f.150,
oolplanten
Kipeieren
leide per
iRICHT.
|n ochtend
door het
Ie Rilt.
1760.2 te
Haparanda.
lid van 26
uit Noor-
lair bewolkt
Invaakehjk
rerdag.
lingsschoof.
agegeven, alom
gebruiken zoo-
eomsten.
COINTRE
itderde druk
aal formaat
|in 3 deel en
men stempel-
evat 36 pree-
aekenden en
rediker. Deze
de beste, die
ILPOT ver-
rig prospectus
ordt op aan-
franco toe
den Uitgever
Augustus a. s. in
der, Krabbendijkc-
n een Arbeider
beschikbaar, bij
R, Veerseheweg,
DER VLUGT,
ust", Bergen op
en 1 September
mTEMPERMAN,
irkt 9, Goes.
MOGEN WIJ ZWIJGEN?
Een woord aan de Staat
kundig Geref. Partij.
Zoolang mogelijk hebben we gezwegen
over het doen en laten van de Staat
kundig Gereformeerde Partij. Allereerst
omdat de roeping van een Christen op
het politiek terrein is zijn eigen begin
selen te verbreiden en niet vermeende
fouten van een na verwante Christelijke
partij op te sommen; echter ook omdat
we het standpunt innemen, dat ons aller
streven steeds moet zijn gericht op meer
dere eenheid in Christus en wij verdeeld
heid van wat bij elkander kan behooren,
verderfelijk achten.
Het kan echter te erg worden. Dun
komt het oogenblik, dat we niet langer
mogen' zwijgen.
En dat oogenblik is naar mijn mee
ning meer dan gekomen.
Wilt ge bewijs V
Neem een 100-tal nummers van „De
Standaard", ons A.R. politiek hoofdor
gaan. Ge zult lang moeten zoeken naar
een artikel waar over of tegen de St.
Ger. partij wordt geschreven en vindt men
er een, dan zal het waarschijnlijk nog zijn
een weerlegging van wat van St. Geref.
zijde is naar voren gebracht.
Neem ook een aantal nummers' van
„De Banier", officieel orgaan van de St.
Ger. partij, hoeveel' komt er niet op
aan, en ge zult in elk nummer meer
dere artikelen vinden waarin op
minder aangenamen toon over de Anti-
Rev. partij' of Anti-Rev. manieren wordt
geschreven.
Nog steeds vraag ik me af hoe dit kan
worden gerijmd met wat de St. Geref.
partij belijdt in art. 2 van haar Program,
waar We lezen:
„De Staatkundig Gereformeerde paitij
stelt zich ten doel de beginselen van Gods
Woord op staatkundig terrein tot meer
dere erkenning te brengen in den lande."
Ik vraag sléchts:
Meent de St. Ger. Partij dit haar doel'
het best te kunnen bereiken door een
bestriding van de Anti-Rev. partij?
Zou het niet beter niet Christelijker
zijn wanneer deze partij zich bepaalde
bij het verbreiden van hare eigen be
ginselen, of is het niet mogelijk die
beginselen te verbreiden zonder telkens
de Anti-Rev. partij of Anti-Rev. mannen
te trappen?
Dé Staatkundig Geref. Partij noemt zich
de partij, die strijdt voor de eere Gods.
Maar, zoo vraag ik weer, kent men
daar zichzelven wel?'
De leuze, het doel is mooi; we lezen
immers in de Schrift:
„Hetzij dan dat gijlieden eet, hetzij
dat gij drinkt, h e t z ij d a t g ij iets a n-
ders doet, doet het ALLES, ter
eere Gods. (1 Cor. 10:31.)
We willen niet oordeelen. „Oordeelt
niet, opdat gij niet geoordeeld zult wor
den I"
Een iegelijk boude zich aan dit woord,
ook vjrj.
Maar wel mogen we vragen: Kan de
Staatkundig Gereformeerde Partiji en in
't bijzonder hun voorman Ijs Kersten, uit
volle overtuiging verklaren, dat het is ter
eere Gods, wanneer zij week op Week de
A.R partij en hare mannen tracht zwart
te maken?
En voor het geval, dat men het aan
die zijde nog niet mocht inzien, willen
we het wel eens openlijk en. ronduit
zeggen: Ret grieft iedere ernstige Anti-
Revolutionair, dat het optreden van de
Staatkundig Ger. partij voor 't grootste
deel bestaat in het bekladden van de
Anti-Rev. partij en hare mannen.
Wel' begrijp ik, dat men dit zal willen
vergoelijken, maai- dan vraag ik slechts:
Is het niet bijzonder opmerkelijk, dat
van de Christelijk Protestantsche partijen
bijna uitsluitend de A.R. partij
wordt afgekamd? Is het soms omdat
getracht moet worden uit die partij de
meeste aanhangers voor de Staatk. Ger.
partij te winnen? Deze handelwijze van
de St Ger. partij geeft veel te denken.
Wij Anti-Rev. zijn er heusch niet op
Een verhaal uit het Verre Westen.
(Nadruk verboden.)
27.) _0-
De Prins zweeg. Zóó had ik hem
nog nooit gezien, zoo geheel van streek
bevende over 'tgeheele lichaam. Hij las
mijn verbazing op mijn gielaat, en zeide:
„Je moet mij niet voor heel'emaal stapel
aanzien, ouwe jongen, maar jij kunt niet
weten wat die kleine meid al deze ja
ren voor mij geweest is. Haai- vertrouwen
in mij, en 'tis werkelijk iets buiten
gewoons, zoo volkomen als zij mij ver
trouwt, heeft mij in zekeren zin
staande gehouden. Zonder haar was ik
cd lang te gronde gegaan, 'tls het eenige
lichtpunt in mijn leven hier. Ieder ander
vindt mij een duivel, van de vermakelijke
ol de onvermakelijke soort, al naar gelang
van omstandigheden."
Ik kwam hier natuurlek tegen op, maar
mijn protest klonk tameljjk flauw,
„0, doe je geweten, maar geen ge
wei!!! aan", antwoordde hij met een prijn-
3ijfc lachje. „Als je mij beter, kendef, zoo
gesteld dat steeds op onvriende-
lijke, ja dikwijls hatelijke wijze over
ons wordt gesproken. Laten de Staatk.
Gereformeerden maar eerst eens het on
kruid in 'hun eigen tuin wieden en als
dat gebeurd is, en men verzekerd is,
dat het niet meer zal opkomen, laat ze
dan hare hulp eens bieden aan de A.-
R. partij, maar dan een welwillende,
broederlijke hulp.
Hier voor me ligt „De Banier" van 7
Mei; we willen er enkele grepen uit doen
om ons A.R. volk, voor zoover het hun
nog niet bekend mocht zijn, met de
praktijken van de Staatk. Geref. wat op
de "hoogte te brengen en tevens om te
dienen als een waarschuwing.
Het gaat dan over de Olympische Spe
len. Gretig wordt den St. Geref. volke
kond gedaan, dat voor dat wetsontwerp
de Chr. Hist, minister de Visser niet
alleen verantwoordelijk is; volstrekt niet.
Geheel het ministerie
Ook de A.R. ministers zijn er bij betrok
ken geweest. Het heet een aanklacht
tegen de A.R. partij, dat liare ministers!
niet met kracht zijn opgekomen Legen
dit ontwerp. Gewis dan was het er niet
gekomen! Tot zoover „Die Banier".
Nu zou men verwachten, dat zij hare
blijdschap tenminste zou uitspreken, dat
alle Anti-Rev. leden van de
Tweede Kamer tegen dit ontwerp
hebben gestemd. Neen hoor! É)|at zou
te veel goeds vertellen zijn van de A.Il.'s.
Zij schijnt er dan ook niet meer van te
kunnen schrijven dan het volgende:
„Ook al pleiten nu verschillende leden
in de Tweede Kamer tegen het Wetsont?
werp, hun optreden maakt niet ongedaan
de houding der Ministers."
Dat is ook een gave: iets goeds voor te
stellen op een wijlze, dat het niet goed,
eerder slecht gelijkt. De schrijver weet,
dat het geen gewoonte is, dat alle
leden van een Kamerfractie over éénzelf
de onderwerp het woord voeren, daarom
voerden slechts verschillende A.R. leden
het woord, maal- tegen- de subsidie
voor de Olympische Spelen hebben alle
Anti-Revolutionaire Kamerle
den gepleit door hun stem er
tegen uit te brengen.
Was dit niet verheugend, ook voor de
Staatk. Gereformeerden? Men zou denken
van ja; waarom dan daar niet eens uiting
aan gegeven, of zou dat niet in het voor
deel' zijn van de St, Geref. partij? Gezien
de praktijk, lijkt het ons ook wel wat
al te mooi, dat. een Staatk. Ger. waar-
deerend spreekt over de AntURevoIutio-
nairen.
Het is voorls wel de moeite waard nog
even de aandacht te vestigen op de be
sprekingen op de Al'g. Vergadering der
St. Ger. Partij over art 36 der Ned.
Gel. Bel.
Wien het verschil tusschen het Anti-
Rev. en Staatk. Ger. Program nog nim
mer duidelijk is geweest, kan het nu ver
nemen. We lezen daar, dat het program
der St. Ger. Partij gebouwd is op het
oude art. 36 en in dezen tegengesteld is
aan het program der Anti-Rev. Partij.
Hoe opmerkelijk is echter dat de Com
missie uit de St. Ger. Partij, een jaar
gel'eden ingesteld om een duidelijk rap
port over art. 36 te geven, nog gansch
niet gereed is met dien arbeid, ja zelfs
vreest een afgevaardigde, dat het nog
wet zeven jaar duren zal eer een omlijnd
rapport verschijnen zal'. Zou het, gezien
wat op deze vergadering over dit art. 36
werd gezegd, niet beter zijn, dat de Staat
kundig Ger. Partij in deze moeilijke kwes
tie wat minder hoog van den toren blies?
Zelfs zijn ze het lang nog" niet eens;
wat ze echter wel kunnen is de A.R.
partij bij voortduring aanvallen over ait.
36, hoewel deze partij zich hierover dui
delijk heeft uitgesproken. Laten de St.
Geref. dit nu ook eens eerst doen en
dan desnoods eerlijk meening tegenover
meening stellen.
Op diezelfde vergadering wordt de A.R.
partij een verwijt gemaakt, dat de A.R.
Kamerclub geen voorstel indient tot in
voering van de doodstraf, omdat ze van
te voren weef, dat er toch geen meerder
heid voor te vinden is.
Daarom acht de voorzitter tegenover de
A.R. opvatting een getuigenis geboden.
Nu zou men pen uiteenzetting verwach
ten, welken weg men in dezen moet in
slaan. Mis hoor.
Een voorstel om in iedere parlemen
je precies zoo oordeelen."
Weer zweeg hij een poosje; toen zeide
hij; „Als Gwen sterft, nik ik uit. Ik zou
het hier niet kunnen uithouden zonder
haai-."
Toen wij bij de hoeve stilhielden, kwam
de dokter juist naar buiten.
„Wat denkt u er van, dokter?" vroeg
de Prins.
„Ik kan er nog niets van zeggen. Voor
1 oogenblik slecht. Goedenavond.
Zoo gemakkelijk zou hij er echter niet
afkomen. De Prins hield hem bij den
schouder vast, met een greep, die tipt.
op het been moet zijn doorgedrongen,
en vraagde met heesche stem; „Zen zij
in 'tleven blijven?"
Do dokter kromp ineen, maar kon dien
ijzeren greep niet afschudden. „Laat loe,
wildeman, laat los! Waar denk je dat ik
van gemaakt ben?" riep hij toornig. „Had
ik geweten, dat ik hier in het hol van
een beer terecht zou komen, voorwaar-,
ik had mijn geweer meegebracht!"
De Prins bood hem dadelijk zijn ver
ontschuldiging aan; maar het kostte nog
heel wat moeite hem genoegzaam in zijn
humeur te krijgen, om urt te spreken
wat hg er van dacht.
„Neen, z| zal niet sterven, 'n Flinke
taire periode (4 jaar) door indiening eener
motie van Staatk. Ger. zijde de Regee
ring te verzoeken wel met voorstellen te
komen, werd sterk afgeraden.
Ja, men mag inderdaad bij de Staatk.
Ger. wel eens meer indenken, dat prak
tijk iets anders is dan theorie, dat het
gemakkelijk is te opponeeren', maar dat
vruchtdragende werkzaamheden soms
langs moeilijke wegen gaan. Zeker ten
einde raad wordt dan ook de verzuch
ting geslaakt: „Het hoe, de wijze waarop,
hebbe men over te laten aan de Kamer
leden" (n.l. de Staatk. Ger.).
Fraai gezegd, maar waarom het hoe
en de wijze waarop, wet overgelaten aan
Staatk. Ger. Kamerleden en waarom niet
aan A.-R.? Is liet soms omdat laatst
genoemden in die zaken meer geschoold
zijn door jarenlange praktijk?
We gaan verder.
Onder de ingezonden stukken komt als
eerste voor hetgeen hier volgt:
Om de bewaring van het parui.
Mijnheer de Redacteur,
Er is in de Deputatenrede van den
lieer Colijn „Om dc bewaring van het
pand" nog een ontbrekende bladzijde- Die
luidt
Hoe men het pand niet bewaart.
Het wordt niet bewaard:
door vrouwenkiesrecht:
met bewaard door dc vrouw sfeeds
meer heenlokken uit haar eigen sfeer
naar clubs en vergaderingen, waar za
ken behandeld worden die alleen den
man opgedragen zijn;
niet bewaard door vaccinedwang;
niet bewaard door gezantschappen bij
den Paus
niet bewaard door heidensche sport-
feesten
niet bewaard door 10 mi),al honderd
duizend gulden subsidie voor z.g.n. be
langen, die de godsvreeze schaden;
niet bewaard door het inleggen van
extra-treinen op den dag des Ileeren voor
socialistische meetings, of voor sport
wedstrijden te Antwerpen;
niet bewaard door tegenhouding van
de doodstraf, zooals een prof. aan de
Vrije Universiteit leert;
niet bewaard door afgevaardigden te
zenden van de regoerhrg bij de begrafenis
van mannen die de zedelijke grondslagen
van ons volk ondermijnen;
niet bewaard door benoeming van
Roomsche overheidspersonen (b.v. Com
missaris der Koningin) in de plaats van
aftredende protestanten
niet bewaard door het geweten ver
krachtende verplichte verzekeringen-
Om deze en vele andere redenen vind
ik ter bewaring van het pand het daarom;
veiliger om op Ds Kersten te stemmen.
Een trouwe lezer.
Allereerst deze vraag: Is er iemand
zoo onnoozel te denken, dat wanneer hij
stemt op Ds Kersten, dan b.v.
bet vrouwenkiesrecht zal verdwijnen;
er op Zondag geen extra treinen meer.
zullen rijden;
dat professoren aan de Vrije Univer
siteit tegen hun overtuiging in zullen
spreken, enz. enz.
Neen, ilr geloof eerder, dat als er in
de Deputatenrede van onzen leider een
ontbrekende bladzijde is, deze eerder zou
luidenHoe men het pand niet
bewaart
Door te zeggen, dat. men als poli
tieke partij strijdt voor de eere Gods,
maar dien strijd voor 't grootste ge
deelte doet bestaan niet in het belijden
van eigen beginselen maar in het in
een onjuist daglicht stellen van ver
wante Christelijke partijen;
door ergernis te verwekken, hierbij
ingaande tegen het Woord Gods: „Laat
ons dan elkander niet meer oordeelen;
maar oordeelt dit liever, namelijk dat gij
den broeder geen aanstoot of ergernis
geeft";
door tweedracht te zaaien, ondanks
de vermaning van den Apostel Paulus:
„Weest eensgezind onder elkander".
Nog een opmerking.
Door de Staatk. Ger. wordt ontzettend
afgegeven op het Christelijk Ministerie.
Keer op keer wordt geklaagd, dat het
Christelijk Ministerie niet Christelijk re
geert. Zie b.v. weer „De Banier" van
11 Juni j.l. Klacht op klacht; over rijden
van extra treinen op Zondag; over de
niet invoering van de doodstraf; over
den vaccinedwang, enz.
Allereerst deze vraag:
meid. 'tZou misschien te wenschen zijn
dat zij stierf. In de eerste veertien dagen
kan ik er niets van zeggen. Maar weet
dit", voegde hij er bij, den prins, die
als verplet stond, scherp aanziende, „zij1
mag in geen geval den moed verliezen.
Tk heb h'un allen met een vrpolijk gezicht
brutaal voorgelogen. Dat moet gij ook
doen."
Weg stapte de dokter, luid roepende:
„Joe! Joe! Waar zit de jangen dan toch?
Joe, hoor je me niet?.... Wonderbare
beschikkingen soms van de Voorzienig
heid. Wij zouden geen traan gelaten heb
ben om dien luien halfbloed. O. ben je
daar? Weergasclie jongen...."
De dokter liield eensklaps op. Dp diepe
smart op het donkerkleurig gelaat was
te veel, zelfs voor den ruwen dokter.
Stram en onbeweeglijk hield Joe het paard
vast, totdat de dokter opgestegen was;
toen vroeg hij in zichtbare spanning:
.Kleine juffie, zaJ zij sterven?"
„Sterven? Beware!" riep de dokter,
met een blik naar het open raam. „Neen,
zeker niet. Zij zal je mettertija nog voor
doen, hos je een stier bij de horens moet
vatte*."
Jote kwpa wat dichter bij en vroeg
op 1 fluisterenden toon: ,-Zegt dokter de
Hebben de Staatk. Ger. die klachten
ook niet beluisterd buiten hun partij,
met name bij de Anti-Revolutionairen?
Moeten zij niet erkennen, dat te dezen
opzichte de Anti-Rev. gansch niet stil
zitten?
Maar dan vervolgens een tweede:
Wie is zoo dom te denken, dat het
anders zou zijn, als b.v. de Staatk. Ger.
in de Tweede Kamer een aantal zetels
hadden als nu de Anti-Rev. en de A.-R.
er 1 als nu de St. Ger.-? Ieder, die na
denkt en billijk is, weet, dat als men
geen combinatie van minstens de helft
plus één stem heeft, men zijn zin toch
niet kan krijgen.
En dan ten slotte een derde vraag
Wat is het nu eigenlijk, politieke on
kunde of politieke verdachtmaking om
telkens zoo over 'iet Christelijk Ministe
rie te sputteren?
Want men dient toch bij de Staatk.
Ger. te weten, dat al willen' de Anti-
Rev. nog zoovéél (en ze hebben nog
heel wat onvervulde wenschen, wat Ds
Kersten ook wel weet) zij niets kunnen
bereiken, wanneer ze voor hun voorstel
len geen meerderheid kunnen vinden.
Wat is nu beter, te doen zooals de
Anti-Rev. doen, n.l. zooveel mogelijk hun
invloed te doen gelden en zien te berei
ken, wat in de sfeer der werkelijkheid
ligt, of hun tijd te verbeuzelen met din
gen, waarvan liet onbereikbare van te
voren vast staat? Zou dat Christelijk zijn;
neen, dat zou meer den indruk geven van
den mooien jongen te willen uithangen,
maar het zou gaan ten koste van veel
anders, dat nu niet verloren behoeft te
gaan, juist, omdat de Anti-Rev. rekening
houden met de praktijk, zooals jaren
lange ondervinding hen heeft geleerd.
Het is te wenschen, dat rle Staatk.
Ger. nog eens zooveel Kamerzetels be
zet krijgen, dat ze geroepen worden tot
medeverantwoordelijkheid in de regee-
ring des lands. En dit staat vast, als ze
die verantwoording dan aanvaarden, dat
ze dan wel een' toontje lager zullen zin
gen én met schaamte zullen terugzien op
wat üe thans van de Anti-Rev. zeggen.
Voor ditmaal genoeg. Onze oprechte
wenscli. is, dat we niet weder genood
zaakt zullen worden over de Staatk. Ger.
Partij te schrijven. Laten we nooit ver
geten, dat voor ons allen staat ge
schreven
„Doch de God der lijdzaamheid en der
vort) oosting geve li, dat gij eensgezind
zift onder elkander naar Christus Jezus,
opdat gij eendrachtiglijk met éénen mond
moogt verheerlijken den God en Vader
onzes Hoeren Jez'us Christus".
Dat alle aantijgingen verstommen en
dtel harten elkander vinden. Moge het
spoedig worden een samen opgaan, zij!
hel: langs wogen naast elkaar, maar loch
met hel: ééne doel voor oog en, elkander
vindende in dien heerlijken broederzang:
Kcrnt reiken wij elkander
De. trouwe broederhand
Wat wissel' of verander
Ons trouw verbond houdt stand!
Eén woord heeft ons verlxmden,
Wij dragen ééne vaan,
Eén Redder van de zonden
Eén. Koning voert ons aan.
St. Lalurens.
VAN 't. HOFF.
Socialisme en Godsdienst.
Wij kennen tal van uitspraken van Ne-
deriandsche en buitenlandsche socialis
ten, waarin deze menschen zich tegen
den godsdienst verklaren; 't loyaal uit
spreken dat socialisme en godsdienst on-
vereenigbaar zijn; dat zij zich verhouden
als water en vuur, dat er in hun partiji
voor godsdienst geen plaats is; enz.
Maar wat zeggen de leiders der S. D.
A. P. wanneer ge hun deze uitspraken
voor houdt.
Dat zij te oud zijn.
Alsof zij ze daarmee onuitgesproken
of onwaar kunnen maken.
Natuurlijk zullen deze menschen, toen
zij zagen dat van hunne uitspraken zoo
druk, voor hen en hun partij ongewenscht
gebruik werd gemaakt, wel hebben ge
zegd: wij moeten wat op onze woorden
gaan passen. Wij moeten wat meer gaan
zeggen dat wij tegen den godsdienst geen
bezwaar hebben, dat wie tot ons uit de
Christelijke kringen overkomt, zijn geloof
niet behoeft vaarwel te zeggen-
Daarom komen er niet zooveel uit
spraken meer bij.
waarheid aan mij? Ik een man, ik geen
kind."
De doordringende zwarte oogen zagen
den dokter onderzoekend aan. Deze aar
zelde een oogenblik en zeide toen schijn
baar volkomen te goeder trouw en. met
de grootste opgewektheid: „Wees maar
gerust, Joe. Jij en je oude pony zullen
het nog menigmaal afleggen tegen juf
frouw Gwen. Maar één ding, denk er om,
je moet. haar eiken dag a,an 't lachen
maken. Begrepen?"
Joe kruiste de armen over de bórst
en bleef, een standbeeld gelijk, staan
totdat de dokter het erf verlaten had.
Toen keerde hij zich tot ons met d©
verzekering: „Goede man, hij; nietwaar?"
„Een opperste beste" antwoordde de
Pi'ins „Onthoud maar goed wat hij je
gezegd heeft. Je moet haar eiken dag
aan 'tlachen maken."
Arme Joe! In grappen had hij het niet
ver gebracht en zijn pogingen daarto©
zouden belachelijk zijn geweest, zoo zij
niet zoo innig aandoenlijk waren. Hoe ik
mrjn rol speelde kan ik niet zeggen. Pie
weken zijn mij bijgebleven als een ake
lige drocm. De door smart gebogen vader,
de ziekenkamer in- en uitgaande zonder
iets tot verlichting te kunnen annbren-
Maar als een kat „zijn" nagels intrekty
heeft „hij" er dan daarom geen' meer?
Doch zij 't zoo. Wij willen dan nu
ditmaal onze oude aanhalingen achter
wege laten.
Maar dan vergunne men ons, om den
geest der S- D. A. P. duidelijk in het
licht te stellen, één enkel citaat uit den
jongsten tijd den kiezers voor te leggen.
Uit een artikel in „Het Volk", geschreve*
ter gelegenheid van het Paaschfeest 1925-
Wij zullen uit dit artikel de heilig-
schcnnende woorden, die er in voorkomen
niet opni men. Alleen datgene zullen wij
noemen wat ons de groot© tegenstelling
tusschen sociaal-democratie en het. Chris
tendom duidelijk maakt.
Van het Paaschfeest der Christenheid
wordt gezegd:
„Toen begonnen de Paaschklokken (e
luiden. Do vrome menigte stroomde ter
kerke, het orgel zette diep zijn dreun in,
en berustend in vertrouwen zong de de
gemeente:
,,'tOog omhoog, het hart naar boven,
Hier benalen is het niet!"
Neen, laat ons het feest der Opstanding,
door dezulken gevierd, gerust beschouwen
als een doode formaliteit, als een pralend
kleed, met nog zooveel eerlijke toewij
ding geweven, maar uitgespreid over oen
doode. En „niet de dooden prijzen den
IIeere, en niet wie afdalen in de stilte!"
Maar van het Paaschfeest der sociaal-
democratie. heet het:
„Wij echter willen andei's ons Pasclun
vieren. Als een feest van Opstanding in
derdaad, voorhof ©ener heilige opstan
digheid, van een opwaarts willend verzet
tegen al wat den geest belet op te stijgei i
en het lichaam beknelt in den greep van
stofvergoders. En al is het dan bij ons
niet gebruikelijk, den naam van Christus
als 'uithangbord te bezigen b'oven onze
daden, het besef nochtans van in zijn
sfeer van amenschelijkheid te blijven, oan-
Tuistert onze stoet, die optrekt naai- betere
wereld.'
Zied aar hit socialisme in zijn ware
gedaante. Het wil een te gen kerk zijn,
ten kerk lijnrecht staande tegenover het
Christendom.
En dat is zijn grootste gevaar.
Hetwelk zijin propagandisten bij de ver
kiezingen heel voorzichtig verzwijgen.
Wie echter dit gevaar ziet. weerstaat
dit An ti-On ristend om met alle kracht die
in hem is.
En van alle kiezer? zoo mannen
ais vrouwen die dit gevaar zien.
mag men verwachten dat zij 1 Juli gaan
stemmen op Lijst 27, een puntje ïood
maken, hel eerste van aie lijst waar 217
boven staat.
Recht gezel.
Wanneer daar een leugen rondgaat, is
het altijd een voorrecht wanneer hij dien
hij geldt, hem achterhalen en recht zet
ten kan.
Het, zal den sociaal-democraten, die
„het volk" nog moeten voorlichten, eer
deze maand uit is, zeker een genoegen
zijn dat zij de menschen kunnen gerust
stellen met de volgende mededeeling van
minister Colijn.
De minister heeft namelijk in de kie
zersvergadering te Vlissingen Dinsdag
avond blijkens liet verslag zijner rede,,
in de Vlissingsche Courant, gezegd
Nu wordt beweerd, dat ik gezegd
heb dat de sociale wetgeving voor 10
jaar stop gezet zal worden'. Dit is ech
ter absoluut niet uit mijn woorden te
halen. De laak der sociale wetgeving
mag niet uit handen worden gegeven.
Er is op sociaal gebied veel arbeid te
verrichten, met name ter bevordering
van den bedrijfsvredo, die geen geld
kost.
Van heden af zal nu wel in de ver
gaderingen der sociaal- en vrijzinnig-
democraten liet blijde woord weerklin
ken: de sociale wetgeving wordt niet stop,
gezet; zij gaat ongestoord door!
Dit onder anderen aan het adres van
de redactie van „Het Volk", die in haar
Dinsdagnommer nog schreef: „Jawel,
maar dat neemt niet weg, dat Colijn ver
kondigd heeft dat tien jaar lang de so
ciale wetgeving stopgezet moest worden
en dat de ach (urendag verlengd moet
worden".
gen; Ponka's wanhoop als zijl zich on
bespied waande; Joe's goedgemeende mis
lukte aardigheden; de onverstoorbare op
gewektheid van den Prins, dit alles
te zamen brengt licht en schaduw aan
voor het beeld, dat de herinnering in mij1
wakker roept van Gwen, tijdens die dagen
van spanning.
Jn de eerste twee weken was zij be
wonderenswaardig moedig. Zij verdroeg
de pijnen zonder klagen, en onderwierp
zich met engelachtig geduld aan de ge
vangenschap, die haai- zwaarder viel dan
de pijn. Joe, de Prins en ik volvoerden
onze opdracht met de grootste nauw
gezetheid. Zij twijfelde er geen oogenblik
aan, en wij stijfden haai- in dien waan,
dat zij binnen een paai- weken weer op
haar pinto achter het vee zön draven.
Zij liet het ons op ons eerewoord beloven,
meer dan eens zelfs. Het had er veel
van, of zij de leugens op ons voorhoofd
las. „Als zij mij zoo ernstig aankijkt,
Inboort er heel wat toe om blijmoedig te
kannen liegen", zei de Prins op zekeren
dag. „De- dokter mocht .ons wel een op
wekkend middeltje geven. 'tValt mjj ver
ba zend zwaar."
(TTc*ai* vervolgd.)
i :l
f:'