DE ZEEUW
Uit de Pers.
Rechtszaken.
Land- en Tuinbouw.
TWEEDE BLAD.
KRAKEUNGENVERF
KRAKEUNGENVERF
KRAKEUNGENVERF
Alweer een nieuw toilet
Wei neen, man, ik heb met
mijn oude NIEUW gemaakt.
IN DE SCHOONMAAKTIJD
i§ alles als NIEUW te maken
met
Alle mogelijke Kleedingstukken
VAN
ZATERDAG 9 Mei 1925. No. 185.
DE VERSCHIJNING AAN JACOBUS.
Daarna is Ilij gezien van Jacobus.
1 Cor. 15:7a.
Wie is deze Jacobus? Natuurlijk niet
de broeder van .Toliannes, de zoon van
Zebedeüs. Ook niet de andere Jacobus, de
zoon van Alfeüs. Er was alle aanleiding,
dat Jezus zich eerst levend vertoonde aan
Petrus, vóórdat Hij aan de andere discipe
len verscheen. Maar er bestond niet de
minste reden waarom Hij dat ook zou ge
daan hebben aan een van deze beide.
Jacobussen.
Er blijft dan maar één Jacobus over,
van wien hier sprake kan wezen, n.l.
Jacobus, de broeder des IJeeren, die als
de oudste genoemd wordt, wanneer de
schare bij het hooren van Jezus' woorden
en het zien van Jezus' daden vol verba
zing uitroept: „Is deze niet de timmer
man, de zoon van Maria en de broeder
van Jacobus, Joses, Judas qn Simon; en
zijn zijne zusters hier niet bij ons?"
'Van Jozef is dan geen sprake meer,
evenmin als b.v. op de bruiloft te Kana-
En we zullen wel niet verkeerd zien,
wanneer Jacobus na. den dood van zijn
vader Jozef als gezinshoofd voor onze
oogen treedt. Hij heeft de zorg voor het
gezin op zich genomen en het bestuur
berust in zijn hand. Heel zijn karakter
brengt mede, dat alles zoo wettisch mo
gelijk wordt ingericht. Hij weet, wat. tot
do Ouden gezegd is, en de voorschriften
der Mozaïsche instellingen moeten zoo
nauwkeurig mogelijk waargenomen wor
den. Streng is zijn hand, scherp zijn oog.
Wee de jongere broeder of zuster, die te
gen zijn beschikkingen in verzet komt!
Zoo lang mogelijk houdt hij Jezus on
der de macht van zijn persoonlijkheid,
en wie zal zeggen, hoe dikwijls Maria
baar heilig kind in bescherming heeft
moeten nemen tegen zijn farizeesclie op
merkingen en berispingen. Als eindelijk
het oogenblik aanbreekt, dat Jezus als
lcoraar optreedt, dan zal 't wel mee om
Jacobus geweest zijn, dat Jezus Nazareth
verlaat en zich te Knpernaüm vestigt.
Ook daar weet echter Jacobus hém te
vinden. Er wordt druk gepraat over des
Hoeren werkzaamheid. In Nazareth hoort
men, hoe de menschenzeggen„Hij is
buiten zijn zinnen", „Hij heeft Beëlzebub,
en door den overste der duivelen werpt
Hij de duivels uit", „Hij heeft een on-
rcinën geest". „Hoort ge 't moeder (roept
.Tacobus) kom mede! Hoort ge 't, mijn
broeders, komt mede! Wij moeten hem
weder thuis halen. We kunnen niet toe
laten, dat hij op die manier voortgaat!)'
Zoo komen zijn broeders en' zijne
moeder bij het huis, waarbinnen Jezus
predikt. Zij gaan niet naar binnen, maar
laten Hem roepen. De schare zat rondom
Hem (Marcus 3) en zij zeidon tot Hem:
„Zie, uwe moeder en uwe broeders daar
buiten zoeken u". En Hij antwoordde zeg
gende: „Wie is mijne moeder of mijne
broeders. Zoo wie den wil van God doet,
die is mijn broeder en zuster en moeder!"
Hoe zal de ziel van Jezus om zijne ge
liefden geschreid hebben in dit oogenblik
en hoe zal de Heiland tevens voor hen
gebeden hebben, in 't bijzonder voor Ja
cobus, die de oorzaak was van deze on
vermijdelijke breuk
Nog lieten Jacobus en de andere broe
ders den Heere Jezus niet met rust. Zij
geloofden niet in Hem. Ze ontmoetten
Hem ten tijde van het Loofhuttenfeest en
willen Hem dwingen met hen op 'te gaan
naar Jeruzalem. Jezus wil echter niet
met hen opgaan. Hij gaat zoo heel anders
tempelwaarts dan zij.
Denk u in: Jezus naast Jacobus naar
den tempel gaande!
.Tacobus gehuld in een gewaad met
breede zoomen, waarop teksten gebor
duurd, zich voelende in al de gewichtig
heid van zijn ïarizeër-zijn. Hij is een
voorbeeldig en rechtschapen Israëliet. Hij
vast tweemaal per week en geeft tienden
van de munt en de dille en de komijn.
Als de gebedsure begint, blijft hij staan
op oen hoek van de straat om te bidden
Daarbij dankt hij, dat hij niet is als de
andere menschen en ook niet als die
Jezus, sabbathschender die vriend
van tollenaren en zondaren, die ver
leider der schare die ongelukkige broe
der, die niet bleef in alles, wat Mozes
en de profeten toch zoo duidelijk hadden
geleerd!
Wanneer Jezus ten slotte sterft op
Golgotha, is zijn moeder daar tegenwoor-
dig. Zij heeft zich niet door Jacobus la
ten terughouden. Er ging een zwaard door
hare ziel en Jacobus zal dat zwaard nog
wel wat dieper hebben ingedrongen door
bittere verwijten. Het was voor Jezus niet
verborgen. Daarom geeft Hij haar met
zijn „Wrouw, zie uw zoon!" en „Zoon,
zie uw moeder" aan Johannes over en
deze discipel neemt haar in zijn huis.
Het zou te vreeselijk voor Maria geweest
zijn, wanneer zij op dien dag weer naar
bet huis van Jacobus terug had moeten
gaan.
Maar nu de groote verrassing! het on
gedachte en ondoorgrondelijke wonder!
het wonder der opstanding!
Na de hemelvaart van -Jezus is deze
zelfde Jacobus in den kleinen kring, die
biddende de uitstorting van den Heiligen
Geest verwacht. Later zien wij, dat hij
onder de oudsten der Jeruzalemsche ge
meente een man van grooten invloed is-
Op het Aposlclconvent (Hand 15) wordt
gesproken over de voorwaarden waarop
de Heidenen tot de Christelijke gemeente
zullen worden toegelaten. Er is dan ver
schil van opinie. Petrus schaart zich
aan de zijde van Paulus en verdedigt het
beginsel der vrijheid. Dat hadden velen
van de Christenen uit de Joden van Pe
trus niet gedacht. Zij hopen, dat Jaco
bus de oude paden verdedigen zal. Maar
Jacobus staat op en hij spreekt het ver
zoenende woord, waardoor de vergade
ring tot overeenstemming wordt gebracht.
Wanneer Jacobus, de broeder van Johan
nes, door Ilerodes Agrippa I is onthoofd
en ook Petrus de vlucht heeft moet.cn
nemen, komt Jacobus, de broeder des
Hoeren met bijna Apostolische macht aan
het hoofd der Jeruzalemsche gemeente te
staan. In den brief aan de Galaten noemt
Paulus hem onder de pilaren dor kerk.
Geschiedschrijvers uit de eerste eeuwen
van het Christendom deelen ons mede,
dat zijne knieën door het aanhoudend
bidden voor zijne gemeente vereelt waren
en dat vele menschen door zijn woord
en werk tot liet geloof in Jezus Christus
werden gebracht. De Joden hierover ver
stoord stelden hem op de tinne des tem
pels en wilden hem dwingen tot het volk
te zeggen, dat het de grootste dwaling
was den gekruisigden Jezus na te volgen.
Hij riep echter: „Wat vraagt gij mij aan
gaande Jezus, den Zoon des menschen?
Hij is in den hemel gezeten aan de rech
terhand der groote kracht, en Hij zal ko
men op de wolken des hemels". Toen
wierpen de Joden hem naar beneden, zij
steenigden hem vervolgens en bleven hem
mishandelen tótdat er geen leven meer
in hem was.
Zoo ging Jacobus, de Jjroeder des Ilee-
ren, de heerlijkheid in. Nog spreekt hij,
nadat hij gestorven is, want, uit zijn zend
brief putten eeuw na eeuw alle Christcn-
geloovigen de ware levenspractijk. Uitzijn
schrijven klinkt een eenigszins andere
toon dan uit de brieven van Paulus. Geen
wonder! Beidé Apostelen waren zeer ver
schillend, wat aanleg en karakter betreft.
Met. groote dankbaarheid getuigt Paulus
echter, 'dat de levende Christus ook van
Jacobus is gezien, want hoe groet het
verschil tusschen hem en Jacobus mocht
wezen, hierin kwamen ,zjj toch overeen,
dat zij beiden uit een dood Farizeïsme
bekeerd waren tot een levend Christen
dom.
(Ds B. Tichelman in „De Nederlander").
Krabbenüijke.
Hot wordt tijld dat wij 't debat over
'de Krabbendijksche schoolquaestic slui
ten. Zij is nu van alle kanten toegelicht.
Alle partijen hebben zich voldoende uit
gesproken, ook de voiorstanders der open
bare school.
Wettelijk hadden de oprichters der
jongste bijzondere scholen volkomen
recht; of zij er moreel zuiver mee staan,
laten wij in 't midden. Het doet ons
inderdaad leed, ook na de geschiedkun
dige toelichting van den hoor P. van
Ham, dat de oorspronkelijk eenige Chr.
school door de herhaalde, ook onzes in
ziens met 't oog op- de richting van het
onderwijs aan genoemde school, onnoo-
dige aderlating zoozeer is gedupeerd
geworden.
Wij hopen dat alle toekomstige stich
ters van Chr. Scholen zullen waken tegen
onnoodige schoolsplitsing'.
De burgemeesters en de gedeputeerden
kunnen en daar zijin we blij om
er niets aan doen.
Zij mogen op grond van art. 192 der
Grondwet, de schoolstichting niet tegen
houden, tenzij dan om 'redenon, welke
de wet aangeeft.
Trouwe lezers van ons blad zullen
zich herinneren dat bij do behandeling
van het scho-olwetontwerp' opi 20 Deccm-
p-er 1922 een amendement-Gerhard, strek
kende om aan de gemeenteraden.' behou
dens hooger beroep, de bevoegdheid te
geven bij gemotiveerde beslissing ook
andere dan de in. de wet genoemde
redenen hunne medewerking tot school
stichting te weigeren, met groote meer
derheid werd verworpen, ook met de
stemmen der vrijzinnig-democraten, wier
deskundige woordvoerder de heer Kete
laar het amendement bestreed in de vol
gende bewoordingen:
„De uitwassen bij' de oprichting van
bijzondere scholen kennen wij allemaal
op allerlei gebied. Dat vind ik werke
lijk uitwassen, maar ik geloof dat, wan
neer de heer Gerhard zijn doel zou
willen bereiken en een andere formu
leering zou kunnen vinden, ik dan
nog tegen zou stemmen, omdat het
in s t r ij d is met artikel 192 van
de Grondwet. Ik vind het jammer,
dat het mogelijk is, dat er van tijd tot
tijd scholen worden opgericht, waarvan
men moet ontkennen, dat ze noodig
zijn, zoodat men alle vrijheid laat aan
de menschen, die door de mazen van
de wet heen kruipen. Ik kan echter
niet aan de gemeentebesturen een
macht geven zooals de heer Gerhard
dat wil, omdat verschillende van die
besturen daarvan gebruik zouden ma
ken om geheel andere redenen.
„Ik zal dus tegen het amendement
stemmen.'/
En voorts dat bij de behandeling van
het. ontwerp wijziging leerplichtwet en lager
onderwijswet op 5 Juni 1924 een amen
dement-Westerman-Dresselhuijs, beoogen-
de om aan Gedeputeerde Staten de be
voegdheid te geven de samenvoeging van
bijzondere scholen van gelijke of ver
wante richting te gelasten, wanneer die
scholen minder dan 4 K.M. van elkander
verwijderd zijn, en ook om de stichting
van een bijzondere school te verhinderen,
wanneer op minder dan 4 K.M. een
school van gelijke of verwante richting
te vinden is, eveneens verworpen werd,
op dezelfde grondenstrijd met de Grond
wet. Waarmee, mirabile dictu, toen
evenwel de heer Ketelaar 't weer niet
eens was.
Over de indiening en handhaving van
dit amendement en over de stem van den
heer Ketelaar, gansch tegengesteld aan
zijn advies van 1922, terwijl toch het
voorstel Wcsterrnan evenzeer als het
voorstel-Gerhard in strijd was met do
uitdrukkelijke woorden der Grondwet,
hebben velen zich destijds grootelijks ver
wonderd.
Doch dit in 't voorbijgaan.
Wij hopen dat nog meer Chr. scholen
zullen verrijzen, doch niet ten koste van
oen bestaande, gelijk te Krabbendijke'.
Het zal echter nu wol duidelijk zijn,
.dat „uitwassen" als daar gezien zijn,
moeilijk zijn te voorkomen.
En hiermee stappe men van de Krab
bendijksche schoolquaestie af.
Voldaan.
Ongeveer een jaar ge Ie ci en, 17 Juni
192-4, schreef de President van de Neder-
landsche Bank in zij'n verslag over onze
landsl'inanciën onder meer liet volgende:
„Met groote waaideering is thans le
constateeren, dat de Nederlandsche re
geering met veel ernst zich toelegt op
het deen verdwijnen van tiet tekort op de
Staatsbegrooting. Drastische maatregelen
worden daarvoor genomen, weikei natuur
lijk in velerlei richting ontstemming wok
ken. Wij mee-nen echter te mogen ver
wachten, dat de Rege-o-ring in de hoofd-
kwestiën vc-et bij stuk «al houden en
haar doel, een sluitend budget in of
kort na 1925, zal weten te hereiken.
Zij zal daarmede aan het land in zijn
geheel de grootste weldaad kunnen be
wijzen, welke thans verschaft kan wor
den; de kwestie toch van de handha
ving van d e w aard©~v'as t h eid
van den gulden is op het oogen
blik het grootste 1 a n d s b e 1 a n g.
dat bestaat; zou dit doel niet bereikt wor
den, dan staat ons land op den duur
evenzeer open voor al de vreesolijke avon
turen, die op nagenoeg alle klassen der
bevolking op vernietigende wijlze zullen
inwerken, in de eerste plaats cp de
klassen der z.g.n. intelloctueelen, der
arbeiders, en die veel erger gevolgen zul
len medebrengen dan de thans doorge
voerde inperking der uitgaven, 'hoe pijn
lijk die maatregel op zich zelf ook op
het oogenblik voor velen moge zijn.
Wij1 zijn thans op den goeden weg
gekomen, dat van vele zijden dat aller
grootste landsbelang wordt ingezien. Ka
raktervastheid en verstandig overleg moe
ten ons thans veirder langs- dien
cenig juisten weg leiden."
En nu nog geen jaar Jaarna is dat.
doel bereikt, liet belang „dei intellectu-
eele-n, der. kleine spaarders on der ar
beiders is bevorderd. Vooral der .arbei
ders. Immers, indien de gulden zijln
waarde had verloren had een .algemeene
loonsverhooiging hierop noodzakelijk moe
ten volgen. Ben algemeene loonsverhooe
ging, die tot algemeene verarming had
geleid. E;n karaktervastheid, in de eerste-
plaats van onze regeering, is bezig ons
„verder langs diene-enig juiste-n weg
(te) leiden".
Laten ook onze menschen, in .all© ran
gen en standen dit meer en meer inzien.
Dit is het beste wapen tegen de mis
leiding, waarmede de tegenpartij in de
volksvergaderingen werkt.
Hindenburg.
„Het eenvoudige, om niet te zeggen
harde leven van den Pruisischien land
jonker of officier, hetwelk in kern en
wezen arbeid en plichtvervulling om
vatte, gaf aan ons geslacht -als logisch
gevolg zijn karakter. Ook mijn vader ging
volkomen op in zijn bc-roep. Toch vond
bij nog den tijd, om, hand aan hand met
mijn moeder, zich te wijden aan de op
voeding der kinderen. Het zedelijk op
boog peil staande leven mijner ouders,
dat echter ook een sterken zin had voor
de practischo zijde der dingen gaf een
beeld van. volkomen harmonie. Als een
wede-rzijidsche aanvulling stond tegenover
de ernstige, tot zorgen geneigde levens
opvatting mijner moeder de kalme levens
opvatting van mijn vader. Het is daarom
moeilijk te zeggen, aan wien ik meer heb
te danken, welke richting meer door mijn
vaclc-r of do-or mijn moeder is bevorderd.
Beiden waren e-r o-p uit, o-m hun kinderen
een gezond lichaam en oen sterken wil tot
plichtsvervulling mee te geven op der.
levensweg. Niet minder waren zij; er op
uit, o-m ons door aansporing en ont
wikkeling der teeder-e snaren van het
menschelijk gevoel bet beste te geven, wat
ouders kunnen meegeven: een stil ver
trouwen op God den Ileere en een on
begrensde liefde voor het vaderland."
In dezen soberen, onopgesmukten vorm
vertelde, (aldus „De Nederlander"), nog
niet zoo heel lang geleden Duitscbland's
groote veldmaarschalk, Raul von Hin
denburg van zijn jeugdtijd. Toon hij dezo
mem oir en neerschreef, was dit stellig door
hemzelf bedoeld als een waardige af
sluiting van zijin werkzaam leven en onder
de Duitschers, die hem terecht vereeren,
zullen er ook wel weinigen zijn geweest,
die, dit lezende, daarbij dachten, dat deze
hoogbejaarde auteur aan zijln levensbe
schrijving later nog een belangrijk mis
schien wel het, belangrijkste hoofdstuk
zou hebben toe te voegen.
O! Mevrouw! WAT PRACHTIG
verft die
Met geen enkele andere verf bereikte
ik dit resultaat.
„Pensioen", Ds Kersten en de A.-R. Partij.
Aannemers-gewoonten. Voor
de rechtbank te Groningen is de volgende
zaak behandeld:
H. Wi. K., 45 jaar, aannemer te Haren,
had in 1924 voor de gemeente Haren wer
ken aangenomen voor een aannemingssom
van f29.600. Voor werken in Helder had
hij f 12.000 noodig, welk bedrag hij van
de firma Mees te Groningen leende, waar
voor "hij een vordering op de gemeente
Haren tot dat bedrag overdroeg bij acte
van cessie onderteekend door de heeren
Mees en Bakker, borg van bekl. Zijn an
dere borg, Hensema, had nog niet ge-
teekend. Nu heeft bekl. zelf het stuk met
Hensema's naam onderteekend. Getuige
Hensema verklaarde, dat het onder aan
nemers wel vaker voorkomt, dat bij borg
tochten de een voor den ander teekent
in goed vertrouwen dat de belanghebben
de er wel mee accoord zal gaan.
kan men thans gemakkelijk verven,
door het gebruik van
Zèg maardal z(jn er d r i e I
Ds Kersten schuwt de A.-lt. partij.
„Ganschelijk afgeweken", zegt hij.
En dat wel 't ergst en 't scherpst, wat
betreft het verzekeringswezen, zoo-
wel particulier als 't geen dat van Over
heidswege wordt opgelegd.
Nu blijve 't eerste rusten
Dat is 'n particuliere zaak.
Maar 't andere bebo-ort tot het politieke
terrein en omdat w ij vóór dn „Verzeke
ringswetten" zijn, staat Ds K. tegenover ons.
Laten we hem zeil er over hooren.
Op 12 Febr. j 1. schreef Ds Ivcrsloif* in
„De Danier":
De verzekering zelve oordeel ik in strijd
met. het. geloof in de Voorzienigheid Gods
te zijn. D-r Kuypcr's Gemeen© Gratie (met
welks opzet ik het geheel eens bon) heeft
in(j ook in dezen niet overtuigd. Hot ver
zekeringswezen kan ik niet v^reenigen met
het geloof, dat niet alleen dankbaarheid
in voorspoed en geduld in tegonheên, doch
als vrucht ook afwerpt, dat wij in alles,
dat ons nog toekom en kan een goed
toevoorzicht hebben op onzen getrouwen
God en Vader, dat ons geen schepsel van
Z(jn liefde scheiden zal, aangezien dat alle
schepselen alzoo in Zijne hand zijn, dat
zij tegen Zijn wil zich noch roeren, noch
bewegen -kunnen. (Hcid, Cat. Zond. 10).
Of vuur dreigt dan wel Waterpokken
of invaliditeit en ouderdom, ons leven is
in Gods hand, en wij hebben ons voor de
toekomst Hem te onderwerpen, zonder ljj-
deliik te zijn.
Geheel de wereld spitst zich op het
uitdenken van allerlei verzekering, on den
mensch sust zij in slaaphij is als Moab
van zijn jeugd aan gerust geweest en hij
heeft op zijn heffe stil gelegen en .is 'van
vat in vat niet geledigd, en heeft, niet ge
wandeld in gevangenis; daarom is zijin
smaak in hem gebleven en zijn rouk niet
veranderd.
Neergezonken op zijn droesem! D-oodelijk
gerust. Voorwaar, op de jjdelc zorg, die
aan de verzekering ton grondslag ligt past
het woord des Hoeren: „Zulk© dingen doen
de Heidenen".
Nietwaar, dat is nogal -kras.
Doch nu over het „pensioen".
Dat is óók verzekering
Onderwijzers-pensioen en ambténaren-pensi
oen en Kamerleden-p-ensi-oen is net zoo
goed „verzekering", als arbeiders
pensioen
Wie de premie betaalt, maakt voor het
beginsel geen verschil. En daarom schrijft
het maandschrift „Nederland en Oranje" zoo
volkomen terecht
Thans lezen we in „De Banier van 16
April 1925
Onze strijd gaat niet tegen .pensioen als
zoodanig, maar tegen de wijze, waarop liet
pensioen geregeld is
„Niet tegen pensioen als zoodanig".
Dat was wel bekend', want Ds Kersten
is ais lid der Tweede Kamer verzekerd
voor pensioen voor zich en z(jn weduwe,
onderwerpt er zich oo-k aan, dat de pre
mie voor dit laatste hem van zijn schade
loosstelling wordt ingehouden. De Staatk.
Geref. Partij stelde ook in 1922 twee man
nen candidaat, die als onderwijzers ver
zekerd zijn van pensioen bij invaliditeit en
ouderdom.
Maaris er nu princ-ipiëel verschil
tusschen dit (staats)pensioen en de inva-
liditeits en ouderdomsverzekering volgens
de wetten van 1913 Is „pensioen" wel
vereenigbaar met het „geloof in de Voor
zienigheid Gods Zoo ja, dan zal de Staatk.
Geref. Partij het principiëele verschil moe
ten duidelijk maken.
't Lijkt er echter meer op, of Ds Kersten
langzamerhand begint overtuigd te wor
den, dat zijn standpunt te dezen opzichte
toch niet houdbaar is. Hij begint zijn draai
te nemen.
Dat laatste zal nog wel even duren, want
als Ds Kersten moet toegeven, dat. er van
z ij n eigen candidaten en dat feite
lijk hijzelf reeds in het net der verzekering
verstrikt zitten, dan is hij een heel scherp
wapen tegen de A. R. partij k w ij t.
Toch zal hij op- den duur er toe moeten
-komen, om es duidelijk uiteen te zetten,
waarom een onderwijzer wèl tegen de gelde
lijke gevolgen va-n ouderdom en invaliditeit
mag verzekerd wezen on een arbeider nietl
Maar eer het zoover komt en dat is zoo
ongelukkig, zal hij onder de „onvaste zielen"
nog heel wat tweedracht hebben aangericht.
(Friesch Dagblad)
Verkrijgbaar bij alle Drogisten.
Het 0- M. vindt dit een zeer verderfelijk
gebruik, waaraan niet spoedig en grondig
genoeg een eind kan worden gemaakt.
Spr. heeft dan ook de zaak aangebracht
om aan deze gewoonte, welke hij een
maatschappelijk gevaar acht, den kop in
te drukken. Bekl. heeft geheel te goeder
trouw gehandeld. Maar dit neemt niet
weg, dat hij zich aan een strafbaar feit
heeft schuldig gemaakt, daar hierbij kwa
de trouw geen vereischte is en het ge
schrift, waarop de valsche handteekening
gesteld is, geheel is een geschrift in den
zin van art. 225 W. v- S. Spr. eischt een
voorwaardelijke veroordeeling tot een ge
vangenisstraf van 4 maanden met een
proeftijd van 1 jaar.
Goes. Wij- meldden gisteren reeds den
uitslag van 't overgangs- en eindexamen
aan de Rijks Landbouw Wiinterschool. De
einddiploma's werden gisterenmiddag in
een der lokalen uitgereikt door den in
specteur van het Landbouw-onderwijs,
den heer dr v. d. Zande. Spr. wees op
het verheugende feit, dat weer 9 jongelui
na 2 winterhalfjaren van studie aan den
practischen landbouw worden afgeleverd.
Toch vindt spr., dat het er heel wat meer
konden zijn. Spr. heeft nagegaan, dat er
zeker wel 90 jongelui in deze provincie
voor het onderwijs aan deze school in
aanmerking komen. Het percentage der
deelnemers is dus nu maar klein. Het
verblijdt spr. dat de klasse die nu komt,
weer grooter is.
Het landbouwonderwijs is noodig. Er
komt voor den landbouwer heel wat kij
ken. En in twee winters kan de noodige
kennis op verre na niet worden bijge
bracht. Hier kan dan ook alleen de grond
slag gelegd worden, terwijl ook middelen
en wegen kunnen worden aangegeven om
zelfstandig verder te kunnen gaan.
De landbouw heeft een belangrijke taak
in de maatschappij te vervullen. De bo
dem moet gedwongen worden tot de
hoogst mogelijke productie. Spr. wenscht
den geslaagden geluk met hun diploma
en hoopt, dat het hun in 't bedrijfsleven,
goed moge gaan.
Geeft aldus Spr. ook uw krach
ten .en gaven aan de landbouwgemeen-
schap -en aan de landbouw-organisatie.
De geslaagden werden daarna achter
eenvolgens geluk gewenscht door de hee
ren H. A. Ilanken, voorz- der comm. van
toezicht, Ir Boerendonk, namens liet Dag.
Bestuur der Z. L. M._, Stevens namens
't personeel, den Burgemeester van Goes
en dhr. D. W. Lindenbergh namens de
ver. van oud-leerlingen.
Dhr. Hanken wees ook nog op de hooge
waarde van goed landbouw-onderwijs als
grondslag van verdere ontwikkeling en op
de noodzakelijkheid van saamhoorigheid
en eendrachtige samenwerking in den
landbouw. Ook dhr. Boerendonk wekte Je
geslaagden op tot steun aan de Z- L. M-
en bracht tevens hulde aan den arbeid
van directeur en leeraren. Dhr. D. WL
Lindenbergh wekte op tot aansluiting aan
de vereen, van oud-leerlingen.
De directeur, dhr Stevens, mocht con-
stateeren, dat er door de geslaagden flink
is gewerkt. Spr. verklaard© zich met de
leeraren gaarne 'bereid zo-o noodig de
oud-leerlingen te dienen van advies. Spr.,
hoopt, dat de oud-leerlingen in 't belang
der school zullen werkzaam zijn. Zij im
mers zijn de beste propagandisten. De
school verkeert op een moment, dat steun
van het Gemeentebestuur dringend noo
dig is. Spr. hoopt, dat die verleend zal
kunnen worden en dat aan een zekere
expansie lucht zal kunnen worden ge
geven.
De burgemeester van Goes kan in de
zen geen toezegging doen, maar Spr.
hoopt, dat, wanneer de Raad van Goes
aan bescheiden wenschen kan tegemoet
komen, dit ook zal geschieden.
Ten slotte dankte- een. der geslaagden,
dhr Klompe uit Wolf aartsdijk, directeur
en leeraren voor het onderwijs. Spr. wees
op den gezellige,n tijd, hier doorgebracht
en hoopte, dat de school in de toekomst
moge bloeien.