DE ZEEUW Uit de Pers. Rechtszaken. Land- en Tuinbouw. TWEEDE BLAD. KRAKEUNGENVERF KRAKEUNGENVERF KRAKEUNGENVERF Alweer een nieuw toilet Wei neen, man, ik heb met mijn oude NIEUW gemaakt. IN DE SCHOONMAAKTIJD i§ alles als NIEUW te maken met Alle mogelijke Kleedingstukken VAN ZATERDAG 9 Mei 1925. No. 185. DE VERSCHIJNING AAN JACOBUS. Daarna is Ilij gezien van Jacobus. 1 Cor. 15:7a. Wie is deze Jacobus? Natuurlijk niet de broeder van .Toliannes, de zoon van Zebedeüs. Ook niet de andere Jacobus, de zoon van Alfeüs. Er was alle aanleiding, dat Jezus zich eerst levend vertoonde aan Petrus, vóórdat Hij aan de andere discipe len verscheen. Maar er bestond niet de minste reden waarom Hij dat ook zou ge daan hebben aan een van deze beide. Jacobussen. Er blijft dan maar één Jacobus over, van wien hier sprake kan wezen, n.l. Jacobus, de broeder des IJeeren, die als de oudste genoemd wordt, wanneer de schare bij het hooren van Jezus' woorden en het zien van Jezus' daden vol verba zing uitroept: „Is deze niet de timmer man, de zoon van Maria en de broeder van Jacobus, Joses, Judas qn Simon; en zijn zijne zusters hier niet bij ons?" 'Van Jozef is dan geen sprake meer, evenmin als b.v. op de bruiloft te Kana- En we zullen wel niet verkeerd zien, wanneer Jacobus na. den dood van zijn vader Jozef als gezinshoofd voor onze oogen treedt. Hij heeft de zorg voor het gezin op zich genomen en het bestuur berust in zijn hand. Heel zijn karakter brengt mede, dat alles zoo wettisch mo gelijk wordt ingericht. Hij weet, wat. tot do Ouden gezegd is, en de voorschriften der Mozaïsche instellingen moeten zoo nauwkeurig mogelijk waargenomen wor den. Streng is zijn hand, scherp zijn oog. Wee de jongere broeder of zuster, die te gen zijn beschikkingen in verzet komt! Zoo lang mogelijk houdt hij Jezus on der de macht van zijn persoonlijkheid, en wie zal zeggen, hoe dikwijls Maria baar heilig kind in bescherming heeft moeten nemen tegen zijn farizeesclie op merkingen en berispingen. Als eindelijk het oogenblik aanbreekt, dat Jezus als lcoraar optreedt, dan zal 't wel mee om Jacobus geweest zijn, dat Jezus Nazareth verlaat en zich te Knpernaüm vestigt. Ook daar weet echter Jacobus hém te vinden. Er wordt druk gepraat over des Hoeren werkzaamheid. In Nazareth hoort men, hoe de menschenzeggen„Hij is buiten zijn zinnen", „Hij heeft Beëlzebub, en door den overste der duivelen werpt Hij de duivels uit", „Hij heeft een on- rcinën geest". „Hoort ge 't moeder (roept .Tacobus) kom mede! Hoort ge 't, mijn broeders, komt mede! Wij moeten hem weder thuis halen. We kunnen niet toe laten, dat hij op die manier voortgaat!)' Zoo komen zijn broeders en' zijne moeder bij het huis, waarbinnen Jezus predikt. Zij gaan niet naar binnen, maar laten Hem roepen. De schare zat rondom Hem (Marcus 3) en zij zeidon tot Hem: „Zie, uwe moeder en uwe broeders daar buiten zoeken u". En Hij antwoordde zeg gende: „Wie is mijne moeder of mijne broeders. Zoo wie den wil van God doet, die is mijn broeder en zuster en moeder!" Hoe zal de ziel van Jezus om zijne ge liefden geschreid hebben in dit oogenblik en hoe zal de Heiland tevens voor hen gebeden hebben, in 't bijzonder voor Ja cobus, die de oorzaak was van deze on vermijdelijke breuk Nog lieten Jacobus en de andere broe ders den Heere Jezus niet met rust. Zij geloofden niet in Hem. Ze ontmoetten Hem ten tijde van het Loofhuttenfeest en willen Hem dwingen met hen op 'te gaan naar Jeruzalem. Jezus wil echter niet met hen opgaan. Hij gaat zoo heel anders tempelwaarts dan zij. Denk u in: Jezus naast Jacobus naar den tempel gaande! .Tacobus gehuld in een gewaad met breede zoomen, waarop teksten gebor duurd, zich voelende in al de gewichtig heid van zijn ïarizeër-zijn. Hij is een voorbeeldig en rechtschapen Israëliet. Hij vast tweemaal per week en geeft tienden van de munt en de dille en de komijn. Als de gebedsure begint, blijft hij staan op oen hoek van de straat om te bidden Daarbij dankt hij, dat hij niet is als de andere menschen en ook niet als die Jezus, sabbathschender die vriend van tollenaren en zondaren, die ver leider der schare die ongelukkige broe der, die niet bleef in alles, wat Mozes en de profeten toch zoo duidelijk hadden geleerd! Wanneer Jezus ten slotte sterft op Golgotha, is zijn moeder daar tegenwoor- dig. Zij heeft zich niet door Jacobus la ten terughouden. Er ging een zwaard door hare ziel en Jacobus zal dat zwaard nog wel wat dieper hebben ingedrongen door bittere verwijten. Het was voor Jezus niet verborgen. Daarom geeft Hij haar met zijn „Wrouw, zie uw zoon!" en „Zoon, zie uw moeder" aan Johannes over en deze discipel neemt haar in zijn huis. Het zou te vreeselijk voor Maria geweest zijn, wanneer zij op dien dag weer naar bet huis van Jacobus terug had moeten gaan. Maar nu de groote verrassing! het on gedachte en ondoorgrondelijke wonder! het wonder der opstanding! Na de hemelvaart van -Jezus is deze zelfde Jacobus in den kleinen kring, die biddende de uitstorting van den Heiligen Geest verwacht. Later zien wij, dat hij onder de oudsten der Jeruzalemsche ge meente een man van grooten invloed is- Op het Aposlclconvent (Hand 15) wordt gesproken over de voorwaarden waarop de Heidenen tot de Christelijke gemeente zullen worden toegelaten. Er is dan ver schil van opinie. Petrus schaart zich aan de zijde van Paulus en verdedigt het beginsel der vrijheid. Dat hadden velen van de Christenen uit de Joden van Pe trus niet gedacht. Zij hopen, dat Jaco bus de oude paden verdedigen zal. Maar Jacobus staat op en hij spreekt het ver zoenende woord, waardoor de vergade ring tot overeenstemming wordt gebracht. Wanneer Jacobus, de broeder van Johan nes, door Ilerodes Agrippa I is onthoofd en ook Petrus de vlucht heeft moet.cn nemen, komt Jacobus, de broeder des Hoeren met bijna Apostolische macht aan het hoofd der Jeruzalemsche gemeente te staan. In den brief aan de Galaten noemt Paulus hem onder de pilaren dor kerk. Geschiedschrijvers uit de eerste eeuwen van het Christendom deelen ons mede, dat zijne knieën door het aanhoudend bidden voor zijne gemeente vereelt waren en dat vele menschen door zijn woord en werk tot liet geloof in Jezus Christus werden gebracht. De Joden hierover ver stoord stelden hem op de tinne des tem pels en wilden hem dwingen tot het volk te zeggen, dat het de grootste dwaling was den gekruisigden Jezus na te volgen. Hij riep echter: „Wat vraagt gij mij aan gaande Jezus, den Zoon des menschen? Hij is in den hemel gezeten aan de rech terhand der groote kracht, en Hij zal ko men op de wolken des hemels". Toen wierpen de Joden hem naar beneden, zij steenigden hem vervolgens en bleven hem mishandelen tótdat er geen leven meer in hem was. Zoo ging Jacobus, de Jjroeder des Ilee- ren, de heerlijkheid in. Nog spreekt hij, nadat hij gestorven is, want, uit zijn zend brief putten eeuw na eeuw alle Christcn- geloovigen de ware levenspractijk. Uitzijn schrijven klinkt een eenigszins andere toon dan uit de brieven van Paulus. Geen wonder! Beidé Apostelen waren zeer ver schillend, wat aanleg en karakter betreft. Met. groote dankbaarheid getuigt Paulus echter, 'dat de levende Christus ook van Jacobus is gezien, want hoe groet het verschil tusschen hem en Jacobus mocht wezen, hierin kwamen ,zjj toch overeen, dat zij beiden uit een dood Farizeïsme bekeerd waren tot een levend Christen dom. (Ds B. Tichelman in „De Nederlander"). Krabbenüijke. Hot wordt tijld dat wij 't debat over 'de Krabbendijksche schoolquaestic slui ten. Zij is nu van alle kanten toegelicht. Alle partijen hebben zich voldoende uit gesproken, ook de voiorstanders der open bare school. Wettelijk hadden de oprichters der jongste bijzondere scholen volkomen recht; of zij er moreel zuiver mee staan, laten wij in 't midden. Het doet ons inderdaad leed, ook na de geschiedkun dige toelichting van den hoor P. van Ham, dat de oorspronkelijk eenige Chr. school door de herhaalde, ook onzes in ziens met 't oog op- de richting van het onderwijs aan genoemde school, onnoo- dige aderlating zoozeer is gedupeerd geworden. Wij hopen dat alle toekomstige stich ters van Chr. Scholen zullen waken tegen onnoodige schoolsplitsing'. De burgemeesters en de gedeputeerden kunnen en daar zijin we blij om er niets aan doen. Zij mogen op grond van art. 192 der Grondwet, de schoolstichting niet tegen houden, tenzij dan om 'redenon, welke de wet aangeeft. Trouwe lezers van ons blad zullen zich herinneren dat bij do behandeling van het scho-olwetontwerp' opi 20 Deccm- p-er 1922 een amendement-Gerhard, strek kende om aan de gemeenteraden.' behou dens hooger beroep, de bevoegdheid te geven bij gemotiveerde beslissing ook andere dan de in. de wet genoemde redenen hunne medewerking tot school stichting te weigeren, met groote meer derheid werd verworpen, ook met de stemmen der vrijzinnig-democraten, wier deskundige woordvoerder de heer Kete laar het amendement bestreed in de vol gende bewoordingen: „De uitwassen bij' de oprichting van bijzondere scholen kennen wij allemaal op allerlei gebied. Dat vind ik werke lijk uitwassen, maar ik geloof dat, wan neer de heer Gerhard zijn doel zou willen bereiken en een andere formu leering zou kunnen vinden, ik dan nog tegen zou stemmen, omdat het in s t r ij d is met artikel 192 van de Grondwet. Ik vind het jammer, dat het mogelijk is, dat er van tijd tot tijd scholen worden opgericht, waarvan men moet ontkennen, dat ze noodig zijn, zoodat men alle vrijheid laat aan de menschen, die door de mazen van de wet heen kruipen. Ik kan echter niet aan de gemeentebesturen een macht geven zooals de heer Gerhard dat wil, omdat verschillende van die besturen daarvan gebruik zouden ma ken om geheel andere redenen. „Ik zal dus tegen het amendement stemmen.'/ En voorts dat bij de behandeling van het. ontwerp wijziging leerplichtwet en lager onderwijswet op 5 Juni 1924 een amen dement-Westerman-Dresselhuijs, beoogen- de om aan Gedeputeerde Staten de be voegdheid te geven de samenvoeging van bijzondere scholen van gelijke of ver wante richting te gelasten, wanneer die scholen minder dan 4 K.M. van elkander verwijderd zijn, en ook om de stichting van een bijzondere school te verhinderen, wanneer op minder dan 4 K.M. een school van gelijke of verwante richting te vinden is, eveneens verworpen werd, op dezelfde grondenstrijd met de Grond wet. Waarmee, mirabile dictu, toen evenwel de heer Ketelaar 't weer niet eens was. Over de indiening en handhaving van dit amendement en over de stem van den heer Ketelaar, gansch tegengesteld aan zijn advies van 1922, terwijl toch het voorstel Wcsterrnan evenzeer als het voorstel-Gerhard in strijd was met do uitdrukkelijke woorden der Grondwet, hebben velen zich destijds grootelijks ver wonderd. Doch dit in 't voorbijgaan. Wij hopen dat nog meer Chr. scholen zullen verrijzen, doch niet ten koste van oen bestaande, gelijk te Krabbendijke'. Het zal echter nu wol duidelijk zijn, .dat „uitwassen" als daar gezien zijn, moeilijk zijn te voorkomen. En hiermee stappe men van de Krab bendijksche schoolquaestie af. Voldaan. Ongeveer een jaar ge Ie ci en, 17 Juni 192-4, schreef de President van de Neder- landsche Bank in zij'n verslag over onze landsl'inanciën onder meer liet volgende: „Met groote waaideering is thans le constateeren, dat de Nederlandsche re geering met veel ernst zich toelegt op het deen verdwijnen van tiet tekort op de Staatsbegrooting. Drastische maatregelen worden daarvoor genomen, weikei natuur lijk in velerlei richting ontstemming wok ken. Wij mee-nen echter te mogen ver wachten, dat de Rege-o-ring in de hoofd- kwestiën vc-et bij stuk «al houden en haar doel, een sluitend budget in of kort na 1925, zal weten te hereiken. Zij zal daarmede aan het land in zijn geheel de grootste weldaad kunnen be wijzen, welke thans verschaft kan wor den; de kwestie toch van de handha ving van d e w aard©~v'as t h eid van den gulden is op het oogen blik het grootste 1 a n d s b e 1 a n g. dat bestaat; zou dit doel niet bereikt wor den, dan staat ons land op den duur evenzeer open voor al de vreesolijke avon turen, die op nagenoeg alle klassen der bevolking op vernietigende wijlze zullen inwerken, in de eerste plaats cp de klassen der z.g.n. intelloctueelen, der arbeiders, en die veel erger gevolgen zul len medebrengen dan de thans doorge voerde inperking der uitgaven, 'hoe pijn lijk die maatregel op zich zelf ook op het oogenblik voor velen moge zijn. Wij1 zijn thans op den goeden weg gekomen, dat van vele zijden dat aller grootste landsbelang wordt ingezien. Ka raktervastheid en verstandig overleg moe ten ons thans veirder langs- dien cenig juisten weg leiden." En nu nog geen jaar Jaarna is dat. doel bereikt, liet belang „dei intellectu- eele-n, der. kleine spaarders on der ar beiders is bevorderd. Vooral der .arbei ders. Immers, indien de gulden zijln waarde had verloren had een .algemeene loonsverhooiging hierop noodzakelijk moe ten volgen. Ben algemeene loonsverhooe ging, die tot algemeene verarming had geleid. E;n karaktervastheid, in de eerste- plaats van onze regeering, is bezig ons „verder langs diene-enig juiste-n weg (te) leiden". Laten ook onze menschen, in .all© ran gen en standen dit meer en meer inzien. Dit is het beste wapen tegen de mis leiding, waarmede de tegenpartij in de volksvergaderingen werkt. Hindenburg. „Het eenvoudige, om niet te zeggen harde leven van den Pruisischien land jonker of officier, hetwelk in kern en wezen arbeid en plichtvervulling om vatte, gaf aan ons geslacht -als logisch gevolg zijn karakter. Ook mijn vader ging volkomen op in zijn bc-roep. Toch vond bij nog den tijd, om, hand aan hand met mijn moeder, zich te wijden aan de op voeding der kinderen. Het zedelijk op boog peil staande leven mijner ouders, dat echter ook een sterken zin had voor de practischo zijde der dingen gaf een beeld van. volkomen harmonie. Als een wede-rzijidsche aanvulling stond tegenover de ernstige, tot zorgen geneigde levens opvatting mijner moeder de kalme levens opvatting van mijn vader. Het is daarom moeilijk te zeggen, aan wien ik meer heb te danken, welke richting meer door mijn vaclc-r of do-or mijn moeder is bevorderd. Beiden waren e-r o-p uit, o-m hun kinderen een gezond lichaam en oen sterken wil tot plichtsvervulling mee te geven op der. levensweg. Niet minder waren zij; er op uit, o-m ons door aansporing en ont wikkeling der teeder-e snaren van het menschelijk gevoel bet beste te geven, wat ouders kunnen meegeven: een stil ver trouwen op God den Ileere en een on begrensde liefde voor het vaderland." In dezen soberen, onopgesmukten vorm vertelde, (aldus „De Nederlander"), nog niet zoo heel lang geleden Duitscbland's groote veldmaarschalk, Raul von Hin denburg van zijn jeugdtijd. Toon hij dezo mem oir en neerschreef, was dit stellig door hemzelf bedoeld als een waardige af sluiting van zijin werkzaam leven en onder de Duitschers, die hem terecht vereeren, zullen er ook wel weinigen zijn geweest, die, dit lezende, daarbij dachten, dat deze hoogbejaarde auteur aan zijln levensbe schrijving later nog een belangrijk mis schien wel het, belangrijkste hoofdstuk zou hebben toe te voegen. O! Mevrouw! WAT PRACHTIG verft die Met geen enkele andere verf bereikte ik dit resultaat. „Pensioen", Ds Kersten en de A.-R. Partij. Aannemers-gewoonten. Voor de rechtbank te Groningen is de volgende zaak behandeld: H. Wi. K., 45 jaar, aannemer te Haren, had in 1924 voor de gemeente Haren wer ken aangenomen voor een aannemingssom van f29.600. Voor werken in Helder had hij f 12.000 noodig, welk bedrag hij van de firma Mees te Groningen leende, waar voor "hij een vordering op de gemeente Haren tot dat bedrag overdroeg bij acte van cessie onderteekend door de heeren Mees en Bakker, borg van bekl. Zijn an dere borg, Hensema, had nog niet ge- teekend. Nu heeft bekl. zelf het stuk met Hensema's naam onderteekend. Getuige Hensema verklaarde, dat het onder aan nemers wel vaker voorkomt, dat bij borg tochten de een voor den ander teekent in goed vertrouwen dat de belanghebben de er wel mee accoord zal gaan. kan men thans gemakkelijk verven, door het gebruik van Zèg maardal z(jn er d r i e I Ds Kersten schuwt de A.-lt. partij. „Ganschelijk afgeweken", zegt hij. En dat wel 't ergst en 't scherpst, wat betreft het verzekeringswezen, zoo- wel particulier als 't geen dat van Over heidswege wordt opgelegd. Nu blijve 't eerste rusten Dat is 'n particuliere zaak. Maar 't andere bebo-ort tot het politieke terrein en omdat w ij vóór dn „Verzeke ringswetten" zijn, staat Ds K. tegenover ons. Laten we hem zeil er over hooren. Op 12 Febr. j 1. schreef Ds Ivcrsloif* in „De Danier": De verzekering zelve oordeel ik in strijd met. het. geloof in de Voorzienigheid Gods te zijn. D-r Kuypcr's Gemeen© Gratie (met welks opzet ik het geheel eens bon) heeft in(j ook in dezen niet overtuigd. Hot ver zekeringswezen kan ik niet v^reenigen met het geloof, dat niet alleen dankbaarheid in voorspoed en geduld in tegonheên, doch als vrucht ook afwerpt, dat wij in alles, dat ons nog toekom en kan een goed toevoorzicht hebben op onzen getrouwen God en Vader, dat ons geen schepsel van Z(jn liefde scheiden zal, aangezien dat alle schepselen alzoo in Zijne hand zijn, dat zij tegen Zijn wil zich noch roeren, noch bewegen -kunnen. (Hcid, Cat. Zond. 10). Of vuur dreigt dan wel Waterpokken of invaliditeit en ouderdom, ons leven is in Gods hand, en wij hebben ons voor de toekomst Hem te onderwerpen, zonder ljj- deliik te zijn. Geheel de wereld spitst zich op het uitdenken van allerlei verzekering, on den mensch sust zij in slaaphij is als Moab van zijn jeugd aan gerust geweest en hij heeft op zijn heffe stil gelegen en .is 'van vat in vat niet geledigd, en heeft, niet ge wandeld in gevangenis; daarom is zijin smaak in hem gebleven en zijn rouk niet veranderd. Neergezonken op zijn droesem! D-oodelijk gerust. Voorwaar, op de jjdelc zorg, die aan de verzekering ton grondslag ligt past het woord des Hoeren: „Zulk© dingen doen de Heidenen". Nietwaar, dat is nogal -kras. Doch nu over het „pensioen". Dat is óók verzekering Onderwijzers-pensioen en ambténaren-pensi oen en Kamerleden-p-ensi-oen is net zoo goed „verzekering", als arbeiders pensioen Wie de premie betaalt, maakt voor het beginsel geen verschil. En daarom schrijft het maandschrift „Nederland en Oranje" zoo volkomen terecht Thans lezen we in „De Banier van 16 April 1925 Onze strijd gaat niet tegen .pensioen als zoodanig, maar tegen de wijze, waarop liet pensioen geregeld is „Niet tegen pensioen als zoodanig". Dat was wel bekend', want Ds Kersten is ais lid der Tweede Kamer verzekerd voor pensioen voor zich en z(jn weduwe, onderwerpt er zich oo-k aan, dat de pre mie voor dit laatste hem van zijn schade loosstelling wordt ingehouden. De Staatk. Geref. Partij stelde ook in 1922 twee man nen candidaat, die als onderwijzers ver zekerd zijn van pensioen bij invaliditeit en ouderdom. Maaris er nu princ-ipiëel verschil tusschen dit (staats)pensioen en de inva- liditeits en ouderdomsverzekering volgens de wetten van 1913 Is „pensioen" wel vereenigbaar met het „geloof in de Voor zienigheid Gods Zoo ja, dan zal de Staatk. Geref. Partij het principiëele verschil moe ten duidelijk maken. 't Lijkt er echter meer op, of Ds Kersten langzamerhand begint overtuigd te wor den, dat zijn standpunt te dezen opzichte toch niet houdbaar is. Hij begint zijn draai te nemen. Dat laatste zal nog wel even duren, want als Ds Kersten moet toegeven, dat. er van z ij n eigen candidaten en dat feite lijk hijzelf reeds in het net der verzekering verstrikt zitten, dan is hij een heel scherp wapen tegen de A. R. partij k w ij t. Toch zal hij op- den duur er toe moeten -komen, om es duidelijk uiteen te zetten, waarom een onderwijzer wèl tegen de gelde lijke gevolgen va-n ouderdom en invaliditeit mag verzekerd wezen on een arbeider nietl Maar eer het zoover komt en dat is zoo ongelukkig, zal hij onder de „onvaste zielen" nog heel wat tweedracht hebben aangericht. (Friesch Dagblad) Verkrijgbaar bij alle Drogisten. Het 0- M. vindt dit een zeer verderfelijk gebruik, waaraan niet spoedig en grondig genoeg een eind kan worden gemaakt. Spr. heeft dan ook de zaak aangebracht om aan deze gewoonte, welke hij een maatschappelijk gevaar acht, den kop in te drukken. Bekl. heeft geheel te goeder trouw gehandeld. Maar dit neemt niet weg, dat hij zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, daar hierbij kwa de trouw geen vereischte is en het ge schrift, waarop de valsche handteekening gesteld is, geheel is een geschrift in den zin van art. 225 W. v- S. Spr. eischt een voorwaardelijke veroordeeling tot een ge vangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 1 jaar. Goes. Wij- meldden gisteren reeds den uitslag van 't overgangs- en eindexamen aan de Rijks Landbouw Wiinterschool. De einddiploma's werden gisterenmiddag in een der lokalen uitgereikt door den in specteur van het Landbouw-onderwijs, den heer dr v. d. Zande. Spr. wees op het verheugende feit, dat weer 9 jongelui na 2 winterhalfjaren van studie aan den practischen landbouw worden afgeleverd. Toch vindt spr., dat het er heel wat meer konden zijn. Spr. heeft nagegaan, dat er zeker wel 90 jongelui in deze provincie voor het onderwijs aan deze school in aanmerking komen. Het percentage der deelnemers is dus nu maar klein. Het verblijdt spr. dat de klasse die nu komt, weer grooter is. Het landbouwonderwijs is noodig. Er komt voor den landbouwer heel wat kij ken. En in twee winters kan de noodige kennis op verre na niet worden bijge bracht. Hier kan dan ook alleen de grond slag gelegd worden, terwijl ook middelen en wegen kunnen worden aangegeven om zelfstandig verder te kunnen gaan. De landbouw heeft een belangrijke taak in de maatschappij te vervullen. De bo dem moet gedwongen worden tot de hoogst mogelijke productie. Spr. wenscht den geslaagden geluk met hun diploma en hoopt, dat het hun in 't bedrijfsleven, goed moge gaan. Geeft aldus Spr. ook uw krach ten .en gaven aan de landbouwgemeen- schap -en aan de landbouw-organisatie. De geslaagden werden daarna achter eenvolgens geluk gewenscht door de hee ren H. A. Ilanken, voorz- der comm. van toezicht, Ir Boerendonk, namens liet Dag. Bestuur der Z. L. M._, Stevens namens 't personeel, den Burgemeester van Goes en dhr. D. W. Lindenbergh namens de ver. van oud-leerlingen. Dhr. Hanken wees ook nog op de hooge waarde van goed landbouw-onderwijs als grondslag van verdere ontwikkeling en op de noodzakelijkheid van saamhoorigheid en eendrachtige samenwerking in den landbouw. Ook dhr. Boerendonk wekte Je geslaagden op tot steun aan de Z- L. M- en bracht tevens hulde aan den arbeid van directeur en leeraren. Dhr. D. WL Lindenbergh wekte op tot aansluiting aan de vereen, van oud-leerlingen. De directeur, dhr Stevens, mocht con- stateeren, dat er door de geslaagden flink is gewerkt. Spr. verklaard© zich met de leeraren gaarne 'bereid zo-o noodig de oud-leerlingen te dienen van advies. Spr., hoopt, dat de oud-leerlingen in 't belang der school zullen werkzaam zijn. Zij im mers zijn de beste propagandisten. De school verkeert op een moment, dat steun van het Gemeentebestuur dringend noo dig is. Spr. hoopt, dat die verleend zal kunnen worden en dat aan een zekere expansie lucht zal kunnen worden ge geven. De burgemeester van Goes kan in de zen geen toezegging doen, maar Spr. hoopt, dat, wanneer de Raad van Goes aan bescheiden wenschen kan tegemoet komen, dit ook zal geschieden. Ten slotte dankte- een. der geslaagden, dhr Klompe uit Wolf aartsdijk, directeur en leeraren voor het onderwijs. Spr. wees op den gezellige,n tijd, hier doorgebracht en hoopte, dat de school in de toekomst moge bloeien.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1925 | | pagina 5