DE ZEEUW
TWEEDE BLAD.
Uit de Pers.
ARABIË.
KRAKELINGENVERF
Ingezonden Stukken.
KRAKELINGENVERF
Staal-Tabletten
^Maag-Tabletten..Tl
Zenuw-Tabletten.Ts»
Laxeer-Tabletten
KRAKELINGENVERF.
KRAKELINGENVERF
FEUILLETON.
Alweer een nieuw toilet
Wel neen, man, ik heb met
mijn oude NIEUW gemaakt.
MIJNHARDT»
Hoofdpijn-Tabletten eo*
Alle mogelijke Kledingstukken
IN DE SCHOONMAAKTIJD
is alles als NIEUW te maken
met
VAN
ZATERDAG 2 MEI 1925. No, 179.
Onjuiste voorlichting.
,De heer ds M- van Grieken, Ned. Herv.
Predikant te Rotterdam, schrijft ouder
bovenstaand kopje het volgende:
Het doet ons grootelijks leed, dat wij
in ons blad, waartoe helaas ook andere
bladen werden verplicht, moeten opkomen
togen de onjuiste voorstellingen, om geen
andere uitdrukking te bezigen, welke ds
Kersten in zijn politiek weekblad „D|o
Banier" zoo telkens geeft van de begin
selen der Antirevolutionaire partij en van
de door die partij gevolgde gedragslijn.
Zoo schrijdt ds Kersten, in „Da Banier"
van 16 April naar aanleiding van de de,
batten, welke op 19 Juni van het vorige
jAar in de Tweede Kamer bij de Dage-
raadskwesiie plaats, hadden
,',Ik deelde in de Kamer mede, een
wagen gezien te hebben in Den Haag
in de Wagenstraat, waarop een bord werd
rondgereden dat met groote. letters te
lezen gaf: God is het grootste kwaad.
Ik wilde dat de regeering ingreep tegen
deze schennis van Gods heiligheid.
Maar het And-Revolutionair beginsel (let
wel, niet de gedachte van dezen of dien
A--R.. maar het princiep der A.-R,. p;artijl)
bracht mee, zoo werd verdedigd, dat. die
man vrij mocht propageeren zijn ongeloof''.
Deze beschuldiging heeft ds Kersten
meermalen geuit;; maar zou hij nu niet
eens duidelijk en precies deze vraag wil
len beantwoorden: welke Antirevolutio
nair het verdedigd heeft, dat op de open-
li,are straat een berd mag worden rond
gedragen, waarop het schandelijk op
schrift vermeld stond, waarvan hierboven
werd. gewag gemaakt?
Ds Kersten schijnt zich er wel voor
to.- wachten om aan de lezers van zijn
blad kennis te geven, dat het juist dei
Antirevolutionaire minister van Justitie
was," die weigerde zijne medewerking te
verleenen om de Haagsche afdeeling der
Vereeniging „D|e Dageraad" do konink
lijke goedkeuring op hare gewijzigde sta
tuten te verschaffen.
Nog minder blijkt hij genegen te zijn
om zijnen, vrienden mede te doelen wat
ile reden van Minister Heemskerk voer
deze weigering wel was, n.l.r
Het (Statuut) stelt uitdrukkelijk de in.
God haar oorsprong vindende normen ter
zijde. Het stelt aan de Vereeniging ten
doel de menschelijke persoonlijkheid, los
van ieder geloof in God, zich vrij te doen
ontwikkelen en haar eigen heer en mees
ter te zijn. Dat is anarchie.
Ging bij daartoe over, dan zou hij;
den Staatkundig Gereformeerden een te
gunstigen indruk van de Anti-revolutio
nairen geven en dit mag onder geen
enkele voorwaarde geschieden.
Waarom wordt ook niet medegedeeld,
dal bij de stemming over de beide moties
welke va,n vrijzinnig-democratische zijde
bij het Dagera.adsdebat werden gesteld,
ds Kersten niet anders stemde dan de
Antirevolutionairen
Een tweede punt in hetzelfde nummer
van „De Banier" loopt over h:et Zondags-
vraagstuk. Daarbij gaatde grief tegen
het Christelijk Kabinet, dat moedwillig
den Zondag deed ontheiligen door het
op diein dag laten loopen van.extra-trei
nen. Ook voor deze daad worden de
Antirevolutionairen door ds Kersten aan
sprakelijk gesteld. i
Onze vraag is, met welk recht ds Ker
sten dit dojeit.
Het moet hem bekend zijn, dat bet
juist de Anti-revolutionairen waren, die
met kracht tegen deze Zondagsontheiliging:
hebben geprotesteerd.
Weet ds Kersten niet, dat in de avond-
zitting van da Tw-eed-e Kamor van 16
December 1924 bijl gelegenheid van bet
Spocrwegdebat van de zijde der Anti
revolutionairen een zeer scherpe critiek
tan aanzien van heit laten loopen van
extra-treinen op Zondag, op het beleid
van den Minister van Waterstaat werd
geoefend?
Toen dit geschiedde, was echter het
lid der Tweede Kamer, Kersten, afwezig'.
Heeft hij dan recht van spreken?
Een derde punt, dat ds Kersten in het
Arabië is wel tachtigmaal zoo groot
als Nederland, doch heeft maai' vier milli-
oen inwoners. Het is grootenileels een
zandige-; hoogvlakte en daarom zonder
boscli, zonder regen, zonder rvieron, on
vruchtbaar, zonder menscben en weinig
bekend. Slechts hier en daar vindt men
in de wij'de zandzee water en grasrijke,
vruchtbare eilanden, die men oasen
noemt. In het noorden ligt de berg. Gods,
Horeb, of juister: het gebergte; want hiji
heeft eenige uren in omvang en ver
scheidene toppen. De top', die de Sinaï
heet, is iets hooger dan Horeb en hij is.
ongeveer 8000 voet hoog. Daar, w.aar
Mozes voor God trad, staat een cypres,
en waai' Elia bad een huis- Aan en tus
schen de bergen beeft men verscheidene
kapellen en moskeeën en in een rotskloof
het vermaarde Katharijnen klooster.
Mpcht ge er maar ©ens inkijken! O ja;
dat naoogt ge, mits ge ©en toegangsbrief
hebt van den patriarch v,an Komstanti-
no-pel.
blad aan de orde stelt, is de kwestie
van de Olympische spelen.
Deze zaak is nog hangende.
Hel is dan ook niet duidelijk, op wel
ken grond de predikant van de Gerefor
meerde Gemeente te Iérsekc de Anti
revolutionairen nu reeds verdacht maakt
niet zuiver voor dit vraagstuk te staan.
Hij zal toch weten, dat juist de Anti
revolutionaire partij zich bet krachtigst
van alle partijen tegen het desbetreffend
wetsontwerp beeft uitgesproken.
Den lezers van „De Banier" kan mein
den indruk van halfheid en beginselloos
heid der Anti-revolutionairen met veel
omhaal van woorden en met allerlei drog
redenen wel bijbrengen, maar daarmede
wordt de waarheid en de politieke eer
lijkheid niet gediend.
Een vierde onderwerp, dat „De Banier"
in bespreking brengt, loopt over het vrou
wenkiesrecht.
Ook daarin hebben zoo luidt hot
bezwaar de Antirevolutionairen niet
naai Gods Woord gehandeld.
Maar kent ds Kersten dan niet den
volhardenden strijld die door de A.-R.
partij in de Tweede Kamer gevoerd is
legen bet Vrouwenkiesrecht? En weet bijl
niet wat Artikel XI van het Program
van Beginselen der A.-R. partij inhoudt?
Staat daar niet:
„Krachtens beginsel wraakt zij (d.i. do,
A.R. partij) een staatkundig vrouwenkies
recht"?
Ditmaal was het niet het A.R. princiep,
dat cis Kersten gebruiken kon, maar
kwam in zijn kraam te pas hoe deze of
die Antirevolutionair over het vrouwen
kiesrecht denkt.
Een uitspraak van dr Bavinck moest
hem hier helpen.
Waarom niet open en rond geschre
ven: zóó en zóó denkt de A. R. partij
over het vrouwenkiesrecht, doch er zijn
ook Antirevolutionairen, die een afwijt
kende meening zijn toegedaan?
D'S Kersten is meer politicus dan ge
schiedschrijver.
Maar wat deed nu het Kamerlid
Kersten?
Hij schrijft in „De Banier":
„D-ie de eeuwige beginselen van Gods
Woord belijdt op het staatkundig torrein,
diende met vuur en vlam tegen het vrou
wenkiesrecht te strijden."
Nog onlangs, twee maanden geleden,
op 26 Februari 1925, hooft ds Kersten
volle gelegenheid gehad met vuur cn
vlam tegen het Vrouwenkiesrecht te strij
den; bot was bij1 de behandeling van liet
wetsontwerp tot Herziening van liet Reg
lement op; het beleid der Regeering van
Ned. Intië". Artikel 20 b van dit Regle
ment hield in:
„Lid van den Volksraad kunnen alleen
zijn ingezetenen 'van Nederl.-lndië, die
enz."
Blijkens den inhoud van dit artikel
zouden dus ook vrouwelijke ingezetenen
lid van den Volksraad kunnen zijn.
En wat gebeurde nu?
Het A.R. Kamerlid dr Schcurer stelde
een amendement voor Jdus weer een
wenkiesreclit, er ook A. R. Kamerleden
waren, die tegen het gezantschap stem
den, maar nu wordt weer de generale
regel genomen: hel princiep van de A.R.
Partij.
Diaarvan heet ligt: do A.R. Partij is
voor de handhaving van het gezantschap
bij den Paus.
Doch ds Kersten weet wel beter.
Itij zal niet onbekend zijn met wat
de A.R. Partij in haar program van ac
tie van 1922 schroef en in haar stem
busprogram van 1925 opnieuw opnam:
„dat de Kamerclub zich het recht
voorbehoudt om c.q. tot opheffing van
liet gezantschap bij liet Vaticaan mede
te werken".
Waarom ook hier wéér niet eerlijk
gezegd hoe het met deze zaak bij de A.
11. Partij staat?
Wij zijn ©enigszins breedvoerig op het
stuk van ds Kersten in „De Banier"
van de vorige week, ingegaan.
Ilij, schreef liet artikel naar aanleiding
van oen spreekbeurt, welke ds Jonge-
leon, do Christelijk 'Gereformeerde pre
dikant van Hilversum, voor de A. R.
Kies vereeniging te 's Graveland had ge-
honden.
Do vraag, welke ds Kersten boven zijn
stuk stelde, luidde: „Zou ds Jongeleeni
dat kunnen verdedigen?"
D;s Kersten beantwoordde deze vraag
ontkennend. Onze lezers weten nu wel
beter.
Zeker, men kan alles wel zóó draaien
dat zelfs wat wit is, zwjart w'ordt.
Maar zulk oen wijze van doen mag niet
van een leider van een partij vervracht
worden. En als dan deze zijln artikel be
sluit met de woorden: „En de Heere
op-ene der duizenden oogen voor het diep
verval van land en volk" teneinde
een niet helderziend Antirevolutionair op
tie partij der Staatkundig Gereformeerden
te doen~"Stemmen, dan grenst dit aan pro-
fanie.
Mocht dit nu eens anders worden
Wij vingen ons artikel aan met de be
tuiging, dat het ons -grootelijks leed doet
tegen een geestverwant als ds Kersten
■te m-oeten -opponeeren.
Maar de nood was ons' ditmaal op
gelegd.
Het liep dezen koer te bar.
Hoe heerlijk zo-u het zijn als eens alle
'man van Calvinistischon huize onder één
en dezelfde banier optrok.
Is er dan reden tot verbrokkeling?
Immers neen!
Herinneren we -ons ten slotte het
scboono en ernstige woord -dat As J. J.
Knap van Groningen in 1918 sprak:
„Ik zegen het -oo-genblik, dat ik mij pu
bliekelijk -onder bet Antirevolutionaire
vaandel geschaard heb; omdat juist deze
-groep- zoo kloek opkomt voor de heer
schappij der heilige ordinantiën in het
menschelijk leven en daarmede voor de
eere onzes Gods." (Waarheidsvriend.)
Hoe lang moet een kind
naar school gaan. De Kantonrechter
to Vian-en schrijft o-ver artikel 11 der
Leerplichtwet als volgt
Gemeld artikel bepaalt, dat tot en met
31 December 1929 art'. '3 der Leerplicht
wet wordt gelezen als volgt: „do ver
plichting eindigt, zo-odra het kind zes ja-
het nog geen twaalf jaar oud is maar
wel zes klassen dier school doorloopen
heeft, of moet men aannemen, dat een
kind zoodanige school niet mag verlaten,
voordat het twaalf jaar is en de klasse,
waarin het dan zit, doorloopen heeft.
Laatstbedoelde meening is dan hierop
gegrond, dat art. 3 zegt: „met dien ver
stande, dat in het laatste geval" (het ge
val dus dat het onderwijs wordt gegeven
in klassen, die samen een langeren leer
tijd dan zes jaren innemen wat dus
ook het geval is als een school met
jaarklassen een zevende leerjaar heeft
„do verplichting niet eindigt, voor
dat het kind den twaalfjarigen leeftijd
bereikt en de klasse, waarin het bij
liet bereiken van dien leeftijd geplaatst
was, doorloopen heeft."
Naar het mij voorkomt mag een kind
hoe oud ook of, beter gezegd, lioe jong
nog, een school met jaarklassen ver
laten als het daar zes achtereenvolgende
klassen heeft doorloop-en.
In het algemeen toch moet de leerver
plichting voor alle kinderen denzelfden
duur hebben, zoodat die ïluur niet kan
afhangen van het aantal klassen, dat een
school heeft. Wjel kan van den tijd, die
oen klasse heeft '(b.v. negen maanden,
enz.) afhangen hoevele klassen doorloo
pen moeten worden voordat die- duur
is bereikt.
Nu heeft de wet den duur der leer
verplichting gesteld o-p zes leerjaren. Dit
blijkt uit den aanhef van art. 3, waar
wordt gezegd: „de leerverplichting ein
digt als 'tkind zes jaren leerling eener
lagere school is g'ewecst en het alle
klassen doorloopen heeft", en voorts uit
de in dat artikel voorkomende zinsnede:
„zoovele klassen, als samen een leeriijid
van zes jaren omvatten".
Houdt men nu in het oog, 'dat de wet
den duur der leerverplichting o-p1 zes
leerjaren heeft gesteld, dan moet art. 3
ook dienovereenkomstig worden opgevat,
en dan kan dat artikel m.i. niet anders
worden gelezen, dan dat die zes leerjaren
(duur der leerverplichting) worden ver
kregen door zes jaren leerling' te zijn
op een school met jaarklassen van zes
(of meer) leerjaren,' of door o-p een
school, die geen jaarklassen heeft, zoo
vele klassen te doorloopen, als samen
een leertijd van z-es jaren -omvatten. In
het laatste geval nu mag'een Vind de
school niet verlaten, voor dat het twaalf
jaren oud is -en de klasse waarin het
dan zit heeft doorloopen.
Heeft de wet iets anders bedoeld dan
uit art. 3, naar liet mijl voorkomt, dui
delijk blijkt, dan had dat artikel anders
moeten worden geredigeerd.
De Nationale Unie.
Haar resolutie.
De Nationale Unie heeft in hare leden
vergadering van 25 April 1.1. op voorstel
van liet be-stuur met 'algemeene stemmen
besloten bij de a.s. verkiezingen niet
met -eigen candidaten uit te komen.
Voor de velen, die op een „daad" hacf-
den gehoopt, voor de vele malcontenten,
de vele partij-loozen, die hoopten op-
„de" candidaluur, waarop, zij met volle
overtuiging hun stem zouden kunnen uit
brengen, befceekent dit besluit een teleur
stelling.
Wie echter verder ziet dan deze ver
kiezingen kan niet anders dan het Be
stuur prijzen, da.t. het niet heeft toege
geven aan den aandrang van uit de
vergadering er op uitgeoefend.
Wat toch is het geval?
Zoowel in de pers als bijl de leiders
van verschillende partijen, met wie be-
0! Mevrouw! WAT PRACHTIG
verft die
Met geen enkele andere verf bereikte
ik dit resultaat.
sprekingen zijn gevoerd, is het streven
der N. U. zooal met groot© reserve, dan
toch geenszins met. volkomen afwijzing
overwogen.
Verschillende uitlatingen van vooraan
staande personen zoowel in dagbladarti
kelen als in redevoeringen zijn evenvele
aanwijzingen van een langzaam verande»
en zendt he-m vriendelijk verder. Hoe
is dit nochtans overeen to brengen met
hunne roofzucht, en wat is daarvan de
oorzaak? Niets -dan dei bitterste armoede.
„Uw zuster is arm: uw broeder is niet
gekleed!" ro-ept de B-edo-nïn den reiziger
toe, en trekt hem zijne kl-eederen uit.
Zijn -er dan in Arabië in het geheel1
geien steden? Toch wel; enkele, maar niet
veel, -en dan nog kleine. In M|ekka staat
■da Kaaba. Da-t is- het kleine, vierkante
huis Goid-s, -dat reeds, naar men wil, door
Abraham is gebouwd. Verder verhaalt
men, -dat -de Engel Gabriël -ee-n witten
steen to-t de-n bouw heeft aangedragen:
dat deze nochtans uit spijt over de zon
den -der me-nschen zwart geworden is.
Elke Muzelman zoekt dezen steen eer
biedig to kussen o-f ten minste aan te
raken. Als de geboorteplaats van Mo
hammed is Mekka het middelpunt va,n
zijnen godsdienst geworden; hier ten
minste ©ens in zijn lev-en -een bezoek af
te leggen, is d-e vijfde plicht van ©en
Mohammedaan. Wie niet kan, mag ook.
-een andier v-oor zich zenden. In de nahijg
beid der stad toont men nog de ruïnen
van het kasteel, waarin de koningin van
Scbeha wponde, die tot Salomo kwam.
BQ Apslh. «a OrtglMM
rende mentaliteit in de richting, die door
de N. U. wordt voorgestaan.
Aan den anderen kant heeft het der
N. U. nog aan tijd en gelegenheid ont
broken om haar beginselen in wijderen,
kring ingang te doen vinden en hare
organisatie uit te bouwen.
Thans reeds met eigen candidaten voor
den dag te komen zou de kans op een
échec vergrooten en een de zaak willen
forceeren zijn.
D© vrucht moet rijp zijn wil men
haar plukken.
De taak, die der N. U. beschoren is,
is het rijpen der vrucht zooveel doenlijk
te bevorderen.
Teneinde dat doel te bereiken wil zij
als „staatkundige vereeniging" er naar
streven hare beginselen steeds meer in
gang te doen vinden in die partijen,
waaruit zij hare leden heeft gerecruteerd,
en tevens hare organisatie op zoodanige
wijze uitbouwen, dat zij, indien zulks
noodig of wenschelijk mocht blijken, bij
de eerstvolgende verkiezingen welbewust
en zeker van baar succes met eigen
candidaten zal kunnen uitkomen.
Dat haar ijver en hare belangstelling
voor de nationale zaak na den afloop der
verkiezingen geenszins zal verflauwen en
ziji die belangstelling ook bij hare leden
zal weten wakker te houden, daarvoor
staan het bestuur en de eensgezindheid
en vaste wil, waarvan de algemeene ver
gadering blijk gaf, borg.
De beginselen, waarvan de N. U. in
hunnen onderlingen samen
hang de draagster is in onderscheiding
van alle andere partijen, zijn de volgende:
t. het streven om de politieke anti
these waar mogelijk en op een zoo ruim
mogelijk terrein le overbruggen, en bij
de vóórbehandeling van alle mogelijke
onderwerpen van nationaal belang sa
menwerking tusschen rechts en links te
bevorderen.
2. herstel van de waarlijk liberale
gedachte, „eerbiediging van de oneindige
waarde der menschelijke persoonlijkheid
in de sfeer der vrijheid, wars van elk dog-
matisme"J), waarbij dus ook in de po
litiek rekening wordt gehouden met den
christelijken grondslag onzer natie en het
verlangen van -ons volk naar zelfbestem
ming; en
3. bijl onvoorwaardelijken steun aan een
krachtig centraal gouvernement bevorde
ring eener -organische democra
tie, in tegenstelling met welken vorm
-o-ok van staatssocialisme.
De liberale gedachte.
IWie Colijn's deputaten-rede over „de
bewaring van het pand" heeft gelezen,
die zal wel versterkt zijn in het besef,
dat de geestelijke antithese zich wel
krachtig moet do-en gelden ook op het
terrein der staatkunde, en aan een blij
vende samenwerking tusschen rechts en
links op belemmerende wijze in den weg
staat. En wanneer men daar tegenover
opmerkt, dat b.v. in Engeland een der
gelijke tegenstelling op politiek gebied
toch niet bestaat, dan antwoordt de 0.-
II. Jlir Mr de Geer in een rede te Middel
burg, „dat zulks te danken is aan het
feit, dat in Engeland de Christelijke leer
zóó doorgedrongen is in de staatsinstel
lingen, dat ieder ze respecteert, ook hg,
die persoonlijk de zegeningen van het
Christelijk geloof niet deelachtig is ge
worden".
Ik meen, dat Jhr. de Geer hier in zoo
verre den spijker op den kop: slaat, dat
juist uit dit n i e t-respecteeren van de
behoeften van het Christelijk deel van.
ons volle door de toenmalige liberalen
ónze politieke antithese is geboren.
Inderdaad, wanneer een liberaal Mi
nisterie een wetsvoorstel zou indienen,
kan men thans gemakkelijk verven,
door het gebruik van
Verkrijgbaar bij alle Drogisten.
Medina, met het graf van Mohammed,
is -een© andere bedevaartsplaats.
Mokka, -een stad, die sedert de invoe
ring van den ko-ffi-ebo-om in Jemen van
veel beteebenis werd, is door de op
komst van Aden en door d© verplaatsing
van haren eenmaal bloeiend-en hand-el
naar het noordelijker gelegen Hodeïda
zeer achteruit gegaan, hoe belangrijk zij-
ook was om den uitvoer van koffie en
'den handel in go-m, wierook en mirre.
Die bewoners d-er steden, en dorpen zijd
veel igering-er in getal, dan de Be-do-uïnen.
Evenmin als deze een enkelen staat vor
men, gehoorzamen zij aan een menigte
vorsten van welke er geen -een onbeperkt
heerscht. Die Arabieren bezitten een merk
waardige tegenwoordigheid van geest, veel
sluwheid en scherpzinnigheid; ook ont
breekt het hun niet aan bevattingsver
mogen en aanleg voor de wetenschappen.
Hunne hartstochten zijln heftig, hun toorn
is verschrikkelijk, wraak een plicht; ver
giffenis -eener be-l-eediging strekt tof hun
schande. Hij een gloeiende fantasie ge
bruiken zij in het spreken veel beelden
en houden bij voorkeur van sprookjes
en wonderbare vertellingen.
vernieuwe poging van verz-et tegen liet
Vrouwenkiesrecht) luidende
„Lid van den Volksraad kunnen alleen
zijn mannelijke ingezetenen van Nederl.-
lndië, dieenz."
terwijl ds Kersten, die do presentielijst
van de Kamer geteekend had, naar huis
was.
Waarom krijgt nu de A.R. afgevaardig
de dr Schemer van ds Kersten geen lof,
dat hij met vuur en vlam tegen het
Vrouwenkiesrecht streed on. de leider der
Staatkundig Gereformeerden geen blaam,
dat hij op het kritieke moment man
keerde?
Het eenige antwoord, dat op deze vraag
te geven is, is, dat zoo iets niet kon,
omdat dan daarmede hot separatistisch
optreden van ds Kersten en zijne vrien
den in do politiek zou zijn veroordeeld.
En nu ten slotte het laatste punt,
dat „De Banier" in het geding brengt:
„Het gezantschap bij den Paus".
Merkwaardig is het dat nu niet wordt
mede-gedeeld, dat, evenals dr Bavinck
zich voorstander toonde van het Vr-o-n-
Roept -den wachter maai' aan, die bo-ve-n
op den muur staat, en hij! laat aanstonds
een lintje naar beneden en trekt uw brief
naar hoven. Wordt -deze in orde bevonden,
dan laat men een touw naar beneden en
een -dwarshout zit er onder aan. Dparop
mo-ogt ge gaan zitten en gij wordt naar
boven getrokken. Hé, hoe zonderling! En
waartoe die voorzorg? Di,e i® zeker wel
noodzakelijk; want ron-dom heen wonen
niets dan arme Arabieren, die dikwijls
van de monniken bro-o-d bedelen, niet
zelden hunne tuinen plunderen en het
zonder twijfel no-g verder zouden drijven,
als -de muren van het klooster niet te hoog
-en d-e poorten niet altijd gesloten waren.
Dicht aan den Sinaï zijn bronnen, en
daar is het land zeer vruchtbaar, maar
mijlen ver in de rondte is niets dan
woestenij, de woestijn, waar God zijn volk
veertig jaren lang spijsde en drenkte, en
waar Hij het hun aan niets, deed ont
breken.
De Arabieren stammen af van Abra
ham en zijn gelijk hunne broeders de
Joden, zeer ver verspreid, do-or het g-e-
heiel-e Oosten. „Uw zaad zal worden a,ls
het zand aan de zee!" ziet men aan hen
vervuld. Zij zij'n een schoon .en kralchtigi
BBaOöHMKegnKHHHHBHaHBBI
ren leerling eener lagere school is ge
weest en het alle klassen doorloopen
heeft, óf, voor zoover het onderwijs ge
geven wordt in klassen, die samen een
langeren leertijd dan zes jaren innemen,
zoovele klassen als samen een leertijd
van zes jaren omvatten, met dien ver
stande, dat in het laatste geval de ver
plichting niet eindigt, voordat het kind
den twaalfjarigen leeftijd bereikt en de
klas-se, waarin het bij het bereiken van
dien leeftijd geplaatst was, do-orloo-p'en
heeft", enz. Mag nu een kind dat zes
jaren leerling is geweest op1 een school
met jaarklasse-n van meer dan zes klas
sen (een school eins b.v. die een zevende
leerjaar heeft) die school verlaten als
volk. Die in 't Zuidwesten en zuidoosten
won-en, verbouwen aan hunne bergen de
vermaarde Arabische koffie, graan, da
dels en gomboom-e-n, welker taaie, kleve
rige hars u wel bekend za,l zijn. Zij1, die
op de oasen wonen he-eten Bedouïne-n,
(kinderen der woestijn), en weiden hunne
kameelen en uitmuntende paarden,
de taaiste in de wereld en koeien en
leiden een hoogst armoedig leven. Is een
streek afgegraasd, dan trekken zij met
hunne tent-en -en hunne kudden verde-r.
Steden -en dorpen zijn er niet. Voorbijr
Irekkende reizigers worden geplunderd,
wanneer zij niet zoo sterk in ge-tal zijn
om weerstand te bieden.
Roeven houdt de Badouïn voo-r geoor
loofd, „zijn-a hand is tegen iedereen".
„Zij stammen af van Ismaël, en hem
kwam het erfdeel toe, dat Isaak ten deel
werd; wij willen het Weder terecht bren
gen 1" zeggen deze roevers, en daarmede
rekenen zij hunne daad v-oor verontschul
digd. Komt -er een arme door hun land
■dan w-or-clt hij gastvrij opgenomen, ©n de
Emir (d-e overste in het .te-ntendorp) moet
hem een herberg voor den nacht aan
wijzen en hem- onthalen. „God ze-gene
ui" zegt men hem den anderen morgen