DE ZEEUW TWEEDE BLAD. Uit de Pers. ARABIË. KRAKELINGENVERF Ingezonden Stukken. KRAKELINGENVERF Staal-Tabletten ^Maag-Tabletten..Tl Zenuw-Tabletten.Ts» Laxeer-Tabletten KRAKELINGENVERF. KRAKELINGENVERF FEUILLETON. Alweer een nieuw toilet Wel neen, man, ik heb met mijn oude NIEUW gemaakt. MIJNHARDT» Hoofdpijn-Tabletten eo* Alle mogelijke Kledingstukken IN DE SCHOONMAAKTIJD is alles als NIEUW te maken met VAN ZATERDAG 2 MEI 1925. No, 179. Onjuiste voorlichting. ,De heer ds M- van Grieken, Ned. Herv. Predikant te Rotterdam, schrijft ouder bovenstaand kopje het volgende: Het doet ons grootelijks leed, dat wij in ons blad, waartoe helaas ook andere bladen werden verplicht, moeten opkomen togen de onjuiste voorstellingen, om geen andere uitdrukking te bezigen, welke ds Kersten in zijn politiek weekblad „D|o Banier" zoo telkens geeft van de begin selen der Antirevolutionaire partij en van de door die partij gevolgde gedragslijn. Zoo schrijdt ds Kersten, in „Da Banier" van 16 April naar aanleiding van de de, batten, welke op 19 Juni van het vorige jAar in de Tweede Kamer bij de Dage- raadskwesiie plaats, hadden ,',Ik deelde in de Kamer mede, een wagen gezien te hebben in Den Haag in de Wagenstraat, waarop een bord werd rondgereden dat met groote. letters te lezen gaf: God is het grootste kwaad. Ik wilde dat de regeering ingreep tegen deze schennis van Gods heiligheid. Maar het And-Revolutionair beginsel (let wel, niet de gedachte van dezen of dien A--R.. maar het princiep der A.-R,. p;artijl) bracht mee, zoo werd verdedigd, dat. die man vrij mocht propageeren zijn ongeloof''. Deze beschuldiging heeft ds Kersten meermalen geuit;; maar zou hij nu niet eens duidelijk en precies deze vraag wil len beantwoorden: welke Antirevolutio nair het verdedigd heeft, dat op de open- li,are straat een berd mag worden rond gedragen, waarop het schandelijk op schrift vermeld stond, waarvan hierboven werd. gewag gemaakt? Ds Kersten schijnt zich er wel voor to.- wachten om aan de lezers van zijn blad kennis te geven, dat het juist dei Antirevolutionaire minister van Justitie was," die weigerde zijne medewerking te verleenen om de Haagsche afdeeling der Vereeniging „D|e Dageraad" do konink lijke goedkeuring op hare gewijzigde sta tuten te verschaffen. Nog minder blijkt hij genegen te zijn om zijnen, vrienden mede te doelen wat ile reden van Minister Heemskerk voer deze weigering wel was, n.l.r Het (Statuut) stelt uitdrukkelijk de in. God haar oorsprong vindende normen ter zijde. Het stelt aan de Vereeniging ten doel de menschelijke persoonlijkheid, los van ieder geloof in God, zich vrij te doen ontwikkelen en haar eigen heer en mees ter te zijn. Dat is anarchie. Ging bij daartoe over, dan zou hij; den Staatkundig Gereformeerden een te gunstigen indruk van de Anti-revolutio nairen geven en dit mag onder geen enkele voorwaarde geschieden. Waarom wordt ook niet medegedeeld, dal bij de stemming over de beide moties welke va,n vrijzinnig-democratische zijde bij het Dagera.adsdebat werden gesteld, ds Kersten niet anders stemde dan de Antirevolutionairen Een tweede punt in hetzelfde nummer van „De Banier" loopt over h:et Zondags- vraagstuk. Daarbij gaatde grief tegen het Christelijk Kabinet, dat moedwillig den Zondag deed ontheiligen door het op diein dag laten loopen van.extra-trei nen. Ook voor deze daad worden de Antirevolutionairen door ds Kersten aan sprakelijk gesteld. i Onze vraag is, met welk recht ds Ker sten dit dojeit. Het moet hem bekend zijn, dat bet juist de Anti-revolutionairen waren, die met kracht tegen deze Zondagsontheiliging: hebben geprotesteerd. Weet ds Kersten niet, dat in de avond- zitting van da Tw-eed-e Kamor van 16 December 1924 bijl gelegenheid van bet Spocrwegdebat van de zijde der Anti revolutionairen een zeer scherpe critiek tan aanzien van heit laten loopen van extra-treinen op Zondag, op het beleid van den Minister van Waterstaat werd geoefend? Toen dit geschiedde, was echter het lid der Tweede Kamer, Kersten, afwezig'. Heeft hij dan recht van spreken? Een derde punt, dat ds Kersten in het Arabië is wel tachtigmaal zoo groot als Nederland, doch heeft maai' vier milli- oen inwoners. Het is grootenileels een zandige-; hoogvlakte en daarom zonder boscli, zonder regen, zonder rvieron, on vruchtbaar, zonder menscben en weinig bekend. Slechts hier en daar vindt men in de wij'de zandzee water en grasrijke, vruchtbare eilanden, die men oasen noemt. In het noorden ligt de berg. Gods, Horeb, of juister: het gebergte; want hiji heeft eenige uren in omvang en ver scheidene toppen. De top', die de Sinaï heet, is iets hooger dan Horeb en hij is. ongeveer 8000 voet hoog. Daar, w.aar Mozes voor God trad, staat een cypres, en waai' Elia bad een huis- Aan en tus schen de bergen beeft men verscheidene kapellen en moskeeën en in een rotskloof het vermaarde Katharijnen klooster. Mpcht ge er maar ©ens inkijken! O ja; dat naoogt ge, mits ge ©en toegangsbrief hebt van den patriarch v,an Komstanti- no-pel. blad aan de orde stelt, is de kwestie van de Olympische spelen. Deze zaak is nog hangende. Hel is dan ook niet duidelijk, op wel ken grond de predikant van de Gerefor meerde Gemeente te Iérsekc de Anti revolutionairen nu reeds verdacht maakt niet zuiver voor dit vraagstuk te staan. Hij zal toch weten, dat juist de Anti revolutionaire partij zich bet krachtigst van alle partijen tegen het desbetreffend wetsontwerp beeft uitgesproken. Den lezers van „De Banier" kan mein den indruk van halfheid en beginselloos heid der Anti-revolutionairen met veel omhaal van woorden en met allerlei drog redenen wel bijbrengen, maar daarmede wordt de waarheid en de politieke eer lijkheid niet gediend. Een vierde onderwerp, dat „De Banier" in bespreking brengt, loopt over het vrou wenkiesrecht. Ook daarin hebben zoo luidt hot bezwaar de Antirevolutionairen niet naai Gods Woord gehandeld. Maar kent ds Kersten dan niet den volhardenden strijld die door de A.-R. partij in de Tweede Kamer gevoerd is legen bet Vrouwenkiesrecht? En weet bijl niet wat Artikel XI van het Program van Beginselen der A.-R. partij inhoudt? Staat daar niet: „Krachtens beginsel wraakt zij (d.i. do, A.R. partij) een staatkundig vrouwenkies recht"? Ditmaal was het niet het A.R. princiep, dat cis Kersten gebruiken kon, maar kwam in zijn kraam te pas hoe deze of die Antirevolutionair over het vrouwen kiesrecht denkt. Een uitspraak van dr Bavinck moest hem hier helpen. Waarom niet open en rond geschre ven: zóó en zóó denkt de A. R. partij over het vrouwenkiesrecht, doch er zijn ook Antirevolutionairen, die een afwijt kende meening zijn toegedaan? D'S Kersten is meer politicus dan ge schiedschrijver. Maar wat deed nu het Kamerlid Kersten? Hij schrijft in „De Banier": „D-ie de eeuwige beginselen van Gods Woord belijdt op het staatkundig torrein, diende met vuur en vlam tegen het vrou wenkiesrecht te strijden." Nog onlangs, twee maanden geleden, op 26 Februari 1925, hooft ds Kersten volle gelegenheid gehad met vuur cn vlam tegen het Vrouwenkiesrecht te strij den; bot was bij1 de behandeling van liet wetsontwerp tot Herziening van liet Reg lement op; het beleid der Regeering van Ned. Intië". Artikel 20 b van dit Regle ment hield in: „Lid van den Volksraad kunnen alleen zijn ingezetenen 'van Nederl.-lndië, die enz." Blijkens den inhoud van dit artikel zouden dus ook vrouwelijke ingezetenen lid van den Volksraad kunnen zijn. En wat gebeurde nu? Het A.R. Kamerlid dr Schcurer stelde een amendement voor Jdus weer een wenkiesreclit, er ook A. R. Kamerleden waren, die tegen het gezantschap stem den, maar nu wordt weer de generale regel genomen: hel princiep van de A.R. Partij. Diaarvan heet ligt: do A.R. Partij is voor de handhaving van het gezantschap bij den Paus. Doch ds Kersten weet wel beter. Itij zal niet onbekend zijn met wat de A.R. Partij in haar program van ac tie van 1922 schroef en in haar stem busprogram van 1925 opnieuw opnam: „dat de Kamerclub zich het recht voorbehoudt om c.q. tot opheffing van liet gezantschap bij liet Vaticaan mede te werken". Waarom ook hier wéér niet eerlijk gezegd hoe het met deze zaak bij de A. 11. Partij staat? Wij zijn ©enigszins breedvoerig op het stuk van ds Kersten in „De Banier" van de vorige week, ingegaan. Ilij, schreef liet artikel naar aanleiding van oen spreekbeurt, welke ds Jonge- leon, do Christelijk 'Gereformeerde pre dikant van Hilversum, voor de A. R. Kies vereeniging te 's Graveland had ge- honden. Do vraag, welke ds Kersten boven zijn stuk stelde, luidde: „Zou ds Jongeleeni dat kunnen verdedigen?" D;s Kersten beantwoordde deze vraag ontkennend. Onze lezers weten nu wel beter. Zeker, men kan alles wel zóó draaien dat zelfs wat wit is, zwjart w'ordt. Maar zulk oen wijze van doen mag niet van een leider van een partij vervracht worden. En als dan deze zijln artikel be sluit met de woorden: „En de Heere op-ene der duizenden oogen voor het diep verval van land en volk" teneinde een niet helderziend Antirevolutionair op tie partij der Staatkundig Gereformeerden te doen~"Stemmen, dan grenst dit aan pro- fanie. Mocht dit nu eens anders worden Wij vingen ons artikel aan met de be tuiging, dat het ons -grootelijks leed doet tegen een geestverwant als ds Kersten ■te m-oeten -opponeeren. Maar de nood was ons' ditmaal op gelegd. Het liep dezen koer te bar. Hoe heerlijk zo-u het zijn als eens alle 'man van Calvinistischon huize onder één en dezelfde banier optrok. Is er dan reden tot verbrokkeling? Immers neen! Herinneren we -ons ten slotte het scboono en ernstige woord -dat As J. J. Knap van Groningen in 1918 sprak: „Ik zegen het -oo-genblik, dat ik mij pu bliekelijk -onder bet Antirevolutionaire vaandel geschaard heb; omdat juist deze -groep- zoo kloek opkomt voor de heer schappij der heilige ordinantiën in het menschelijk leven en daarmede voor de eere onzes Gods." (Waarheidsvriend.) Hoe lang moet een kind naar school gaan. De Kantonrechter to Vian-en schrijft o-ver artikel 11 der Leerplichtwet als volgt Gemeld artikel bepaalt, dat tot en met 31 December 1929 art'. '3 der Leerplicht wet wordt gelezen als volgt: „do ver plichting eindigt, zo-odra het kind zes ja- het nog geen twaalf jaar oud is maar wel zes klassen dier school doorloopen heeft, of moet men aannemen, dat een kind zoodanige school niet mag verlaten, voordat het twaalf jaar is en de klasse, waarin het dan zit, doorloopen heeft. Laatstbedoelde meening is dan hierop gegrond, dat art. 3 zegt: „met dien ver stande, dat in het laatste geval" (het ge val dus dat het onderwijs wordt gegeven in klassen, die samen een langeren leer tijd dan zes jaren innemen wat dus ook het geval is als een school met jaarklassen een zevende leerjaar heeft „do verplichting niet eindigt, voor dat het kind den twaalfjarigen leeftijd bereikt en de klasse, waarin het bij liet bereiken van dien leeftijd geplaatst was, doorloopen heeft." Naar het mij voorkomt mag een kind hoe oud ook of, beter gezegd, lioe jong nog, een school met jaarklassen ver laten als het daar zes achtereenvolgende klassen heeft doorloop-en. In het algemeen toch moet de leerver plichting voor alle kinderen denzelfden duur hebben, zoodat die ïluur niet kan afhangen van het aantal klassen, dat een school heeft. Wjel kan van den tijd, die oen klasse heeft '(b.v. negen maanden, enz.) afhangen hoevele klassen doorloo pen moeten worden voordat die- duur is bereikt. Nu heeft de wet den duur der leer verplichting gesteld o-p zes leerjaren. Dit blijkt uit den aanhef van art. 3, waar wordt gezegd: „de leerverplichting ein digt als 'tkind zes jaren leerling eener lagere school is g'ewecst en het alle klassen doorloopen heeft", en voorts uit de in dat artikel voorkomende zinsnede: „zoovele klassen, als samen een leeriijid van zes jaren omvatten". Houdt men nu in het oog, 'dat de wet den duur der leerverplichting o-p1 zes leerjaren heeft gesteld, dan moet art. 3 ook dienovereenkomstig worden opgevat, en dan kan dat artikel m.i. niet anders worden gelezen, dan dat die zes leerjaren (duur der leerverplichting) worden ver kregen door zes jaren leerling' te zijn op een school met jaarklassen van zes (of meer) leerjaren,' of door o-p een school, die geen jaarklassen heeft, zoo vele klassen te doorloopen, als samen een leertijd van z-es jaren -omvatten. In het laatste geval nu mag'een Vind de school niet verlaten, voor dat het twaalf jaren oud is -en de klasse waarin het dan zit heeft doorloopen. Heeft de wet iets anders bedoeld dan uit art. 3, naar liet mijl voorkomt, dui delijk blijkt, dan had dat artikel anders moeten worden geredigeerd. De Nationale Unie. Haar resolutie. De Nationale Unie heeft in hare leden vergadering van 25 April 1.1. op voorstel van liet be-stuur met 'algemeene stemmen besloten bij de a.s. verkiezingen niet met -eigen candidaten uit te komen. Voor de velen, die op een „daad" hacf- den gehoopt, voor de vele malcontenten, de vele partij-loozen, die hoopten op- „de" candidaluur, waarop, zij met volle overtuiging hun stem zouden kunnen uit brengen, befceekent dit besluit een teleur stelling. Wie echter verder ziet dan deze ver kiezingen kan niet anders dan het Be stuur prijzen, da.t. het niet heeft toege geven aan den aandrang van uit de vergadering er op uitgeoefend. Wat toch is het geval? Zoowel in de pers als bijl de leiders van verschillende partijen, met wie be- 0! Mevrouw! WAT PRACHTIG verft die Met geen enkele andere verf bereikte ik dit resultaat. sprekingen zijn gevoerd, is het streven der N. U. zooal met groot© reserve, dan toch geenszins met. volkomen afwijzing overwogen. Verschillende uitlatingen van vooraan staande personen zoowel in dagbladarti kelen als in redevoeringen zijn evenvele aanwijzingen van een langzaam verande» en zendt he-m vriendelijk verder. Hoe is dit nochtans overeen to brengen met hunne roofzucht, en wat is daarvan de oorzaak? Niets -dan dei bitterste armoede. „Uw zuster is arm: uw broeder is niet gekleed!" ro-ept de B-edo-nïn den reiziger toe, en trekt hem zijne kl-eederen uit. Zijn -er dan in Arabië in het geheel1 geien steden? Toch wel; enkele, maar niet veel, -en dan nog kleine. In M|ekka staat ■da Kaaba. Da-t is- het kleine, vierkante huis Goid-s, -dat reeds, naar men wil, door Abraham is gebouwd. Verder verhaalt men, -dat -de Engel Gabriël -ee-n witten steen to-t de-n bouw heeft aangedragen: dat deze nochtans uit spijt over de zon den -der me-nschen zwart geworden is. Elke Muzelman zoekt dezen steen eer biedig to kussen o-f ten minste aan te raken. Als de geboorteplaats van Mo hammed is Mekka het middelpunt va,n zijnen godsdienst geworden; hier ten minste ©ens in zijn lev-en -een bezoek af te leggen, is d-e vijfde plicht van ©en Mohammedaan. Wie niet kan, mag ook. -een andier v-oor zich zenden. In de nahijg beid der stad toont men nog de ruïnen van het kasteel, waarin de koningin van Scbeha wponde, die tot Salomo kwam. BQ Apslh. «a OrtglMM rende mentaliteit in de richting, die door de N. U. wordt voorgestaan. Aan den anderen kant heeft het der N. U. nog aan tijd en gelegenheid ont broken om haar beginselen in wijderen, kring ingang te doen vinden en hare organisatie uit te bouwen. Thans reeds met eigen candidaten voor den dag te komen zou de kans op een échec vergrooten en een de zaak willen forceeren zijn. D© vrucht moet rijp zijn wil men haar plukken. De taak, die der N. U. beschoren is, is het rijpen der vrucht zooveel doenlijk te bevorderen. Teneinde dat doel te bereiken wil zij als „staatkundige vereeniging" er naar streven hare beginselen steeds meer in gang te doen vinden in die partijen, waaruit zij hare leden heeft gerecruteerd, en tevens hare organisatie op zoodanige wijze uitbouwen, dat zij, indien zulks noodig of wenschelijk mocht blijken, bij de eerstvolgende verkiezingen welbewust en zeker van baar succes met eigen candidaten zal kunnen uitkomen. Dat haar ijver en hare belangstelling voor de nationale zaak na den afloop der verkiezingen geenszins zal verflauwen en ziji die belangstelling ook bij hare leden zal weten wakker te houden, daarvoor staan het bestuur en de eensgezindheid en vaste wil, waarvan de algemeene ver gadering blijk gaf, borg. De beginselen, waarvan de N. U. in hunnen onderlingen samen hang de draagster is in onderscheiding van alle andere partijen, zijn de volgende: t. het streven om de politieke anti these waar mogelijk en op een zoo ruim mogelijk terrein le overbruggen, en bij de vóórbehandeling van alle mogelijke onderwerpen van nationaal belang sa menwerking tusschen rechts en links te bevorderen. 2. herstel van de waarlijk liberale gedachte, „eerbiediging van de oneindige waarde der menschelijke persoonlijkheid in de sfeer der vrijheid, wars van elk dog- matisme"J), waarbij dus ook in de po litiek rekening wordt gehouden met den christelijken grondslag onzer natie en het verlangen van -ons volk naar zelfbestem ming; en 3. bijl onvoorwaardelijken steun aan een krachtig centraal gouvernement bevorde ring eener -organische democra tie, in tegenstelling met welken vorm -o-ok van staatssocialisme. De liberale gedachte. IWie Colijn's deputaten-rede over „de bewaring van het pand" heeft gelezen, die zal wel versterkt zijn in het besef, dat de geestelijke antithese zich wel krachtig moet do-en gelden ook op het terrein der staatkunde, en aan een blij vende samenwerking tusschen rechts en links op belemmerende wijze in den weg staat. En wanneer men daar tegenover opmerkt, dat b.v. in Engeland een der gelijke tegenstelling op politiek gebied toch niet bestaat, dan antwoordt de 0.- II. Jlir Mr de Geer in een rede te Middel burg, „dat zulks te danken is aan het feit, dat in Engeland de Christelijke leer zóó doorgedrongen is in de staatsinstel lingen, dat ieder ze respecteert, ook hg, die persoonlijk de zegeningen van het Christelijk geloof niet deelachtig is ge worden". Ik meen, dat Jhr. de Geer hier in zoo verre den spijker op den kop: slaat, dat juist uit dit n i e t-respecteeren van de behoeften van het Christelijk deel van. ons volle door de toenmalige liberalen ónze politieke antithese is geboren. Inderdaad, wanneer een liberaal Mi nisterie een wetsvoorstel zou indienen, kan men thans gemakkelijk verven, door het gebruik van Verkrijgbaar bij alle Drogisten. Medina, met het graf van Mohammed, is -een© andere bedevaartsplaats. Mokka, -een stad, die sedert de invoe ring van den ko-ffi-ebo-om in Jemen van veel beteebenis werd, is door de op komst van Aden en door d© verplaatsing van haren eenmaal bloeiend-en hand-el naar het noordelijker gelegen Hodeïda zeer achteruit gegaan, hoe belangrijk zij- ook was om den uitvoer van koffie en 'den handel in go-m, wierook en mirre. Die bewoners d-er steden, en dorpen zijd veel igering-er in getal, dan de Be-do-uïnen. Evenmin als deze een enkelen staat vor men, gehoorzamen zij aan een menigte vorsten van welke er geen -een onbeperkt heerscht. Die Arabieren bezitten een merk waardige tegenwoordigheid van geest, veel sluwheid en scherpzinnigheid; ook ont breekt het hun niet aan bevattingsver mogen en aanleg voor de wetenschappen. Hunne hartstochten zijln heftig, hun toorn is verschrikkelijk, wraak een plicht; ver giffenis -eener be-l-eediging strekt tof hun schande. Hij een gloeiende fantasie ge bruiken zij in het spreken veel beelden en houden bij voorkeur van sprookjes en wonderbare vertellingen. vernieuwe poging van verz-et tegen liet Vrouwenkiesrecht) luidende „Lid van den Volksraad kunnen alleen zijn mannelijke ingezetenen van Nederl.- lndië, dieenz." terwijl ds Kersten, die do presentielijst van de Kamer geteekend had, naar huis was. Waarom krijgt nu de A.R. afgevaardig de dr Schemer van ds Kersten geen lof, dat hij met vuur en vlam tegen het Vrouwenkiesrecht streed on. de leider der Staatkundig Gereformeerden geen blaam, dat hij op het kritieke moment man keerde? Het eenige antwoord, dat op deze vraag te geven is, is, dat zoo iets niet kon, omdat dan daarmede hot separatistisch optreden van ds Kersten en zijne vrien den in do politiek zou zijn veroordeeld. En nu ten slotte het laatste punt, dat „De Banier" in het geding brengt: „Het gezantschap bij den Paus". Merkwaardig is het dat nu niet wordt mede-gedeeld, dat, evenals dr Bavinck zich voorstander toonde van het Vr-o-n- Roept -den wachter maai' aan, die bo-ve-n op den muur staat, en hij! laat aanstonds een lintje naar beneden en trekt uw brief naar hoven. Wordt -deze in orde bevonden, dan laat men een touw naar beneden en een -dwarshout zit er onder aan. Dparop mo-ogt ge gaan zitten en gij wordt naar boven getrokken. Hé, hoe zonderling! En waartoe die voorzorg? Di,e i® zeker wel noodzakelijk; want ron-dom heen wonen niets dan arme Arabieren, die dikwijls van de monniken bro-o-d bedelen, niet zelden hunne tuinen plunderen en het zonder twijfel no-g verder zouden drijven, als -de muren van het klooster niet te hoog -en d-e poorten niet altijd gesloten waren. Dicht aan den Sinaï zijn bronnen, en daar is het land zeer vruchtbaar, maar mijlen ver in de rondte is niets dan woestenij, de woestijn, waar God zijn volk veertig jaren lang spijsde en drenkte, en waar Hij het hun aan niets, deed ont breken. De Arabieren stammen af van Abra ham en zijn gelijk hunne broeders de Joden, zeer ver verspreid, do-or het g-e- heiel-e Oosten. „Uw zaad zal worden a,ls het zand aan de zee!" ziet men aan hen vervuld. Zij zij'n een schoon .en kralchtigi BBaOöHMKegnKHHHHBHaHBBI ren leerling eener lagere school is ge weest en het alle klassen doorloopen heeft, óf, voor zoover het onderwijs ge geven wordt in klassen, die samen een langeren leertijd dan zes jaren innemen, zoovele klassen als samen een leertijd van zes jaren omvatten, met dien ver stande, dat in het laatste geval de ver plichting niet eindigt, voordat het kind den twaalfjarigen leeftijd bereikt en de klas-se, waarin het bij het bereiken van dien leeftijd geplaatst was, do-orloo-p'en heeft", enz. Mag nu een kind dat zes jaren leerling is geweest op1 een school met jaarklasse-n van meer dan zes klas sen (een school eins b.v. die een zevende leerjaar heeft) die school verlaten als volk. Die in 't Zuidwesten en zuidoosten won-en, verbouwen aan hunne bergen de vermaarde Arabische koffie, graan, da dels en gomboom-e-n, welker taaie, kleve rige hars u wel bekend za,l zijn. Zij1, die op de oasen wonen he-eten Bedouïne-n, (kinderen der woestijn), en weiden hunne kameelen en uitmuntende paarden, de taaiste in de wereld en koeien en leiden een hoogst armoedig leven. Is een streek afgegraasd, dan trekken zij met hunne tent-en -en hunne kudden verde-r. Steden -en dorpen zijn er niet. Voorbijr Irekkende reizigers worden geplunderd, wanneer zij niet zoo sterk in ge-tal zijn om weerstand te bieden. Roeven houdt de Badouïn voo-r geoor loofd, „zijn-a hand is tegen iedereen". „Zij stammen af van Ismaël, en hem kwam het erfdeel toe, dat Isaak ten deel werd; wij willen het Weder terecht bren gen 1" zeggen deze roevers, en daarmede rekenen zij hunne daad v-oor verontschul digd. Komt -er een arme door hun land ■dan w-or-clt hij gastvrij opgenomen, ©n de Emir (d-e overste in het .te-ntendorp) moet hem een herberg voor den nacht aan wijzen en hem- onthalen. „God ze-gene ui" zegt men hem den anderen morgen

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1925 | | pagina 5